Base description which applies to whole site

2.1 DE BELEIDSAGENDA

1. Inleiding

De Nederlandse economie verkeert in zwaar weer. Sinds het begin van de financiële crisis in 2008 bevindt onze economie zich voor de derde keer in een recessie. In de eerste helft van dit jaar ging een recordaantal van 4.983 aan bedrijven en instellingen failliet. De werkloosheid is ook sterk gestegen; in de eerste zeven maanden van dit jaar liep deze (volgens de internationale definitie) op met 106 duizend naar 626 duizend personen in juli; dit is 7% van de beroepsbevolking. Naar verwachting van het Centraal Planbureau (CPB) zal de economie in 2013, net als in 2012, economische krimp vertonen.

De ongunstige ontwikkeling van de Nederlandse economie heeft zowel buitenlandse als binnenlandse oorzaken. De groei van de wereldeconomie en daarmee de wereldhandel is beperkt. Dit raakt de Nederlandse economie fors, doordat het een open economie is die sterk afhankelijk is van de export. Tegelijkertijd hebben bedrijven en burgers te maken met ongunstige financiële balansen, waardoor er beperkt ruimte is voor bestedingen. Consumenten hebben te maken met lagere beschikbare inkomens en dalende huizenprijzen. Bedrijven zien de vraag terugvallen, waardoor de noodzaak tot investeringen beperkt is. De particuliere consumptie en bedrijfsinvesteringen dragen dan ook niet of nauwelijks bij aan de economische groei.

Wel is er zicht op economisch herstel. Ook al is het broos, er zijn voorzichtig positieve signalen voor de nabije toekomst. De export is en blijft de bron van economische groei in Nederland. Het eurogebied heeft in het tweede kwartaal al groei laten zien. Bovendien zijn Europese producenten en consumenten de afgelopen maanden optimistischer geworden en ook in Nederland ligt het consumentenvertrouwen hoger dan een half jaar geleden. De Nederlandse economie moet hier via een aantrekkende groei van de export van kunnen profiteren. In 2014 zal de Nederlandse economie volgens de ramingen van het CPB weer groeien.

Aanpak kabinet

De huidige economische ontwikkelingen zijn ontstaan door een financiële crisis die is uitgemond in een schuldencrisis bij overheid, bedrijven en burgers. Het kabinet stelt daarom financieel orde op zaken. De tijd van een crisis opvangen door meer geld uit te geven is voorbij. Gezonde overheidsfinanciën zijn een essentiële voorwaarde voor een gezonde economische ontwikkeling. Ook burgers, banken en in mindere mate bedrijven zijn hun financiële balansen aan het herstellen. Het herstructureren van financiële balansen is geen makkelijk proces, maar wel een noodzakelijke stap voor robuust economisch herstel.

Het is onvermijdelijk dat hiermee bestedingsuitval optreedt, maar het kabinet spant zich in om dit aanpassingsproces zo goed mogelijk te accommoderen voor ondernemers en burgers. In de eerste plaats treffen we maatregelen om de hoge hypotheekschulden op een verantwoorde wijze af te bouwen en nemen we tijdelijke maatregelen voor huishoudens met een restschuld. Daarnaast borgen we de toegang tot krediet voor ondernemers met een Garantie Ondernemingsfinanciering, een borgstellingsregeling voor MKB-kredieten (BMKB), Qredits en geven we met de tijdelijke willekeurige afschrijving een liquiditeitsimpuls aan bedrijven. Hiermee wordt voorkomen dat het noodzakelijke balansherstel van de financiële sector de investeringsruimte voor bedrijven beperkt. Bovendien ondernemen we actie om institutionele beleggers meer te betrekken bij investeringen in de Nederlandse economie. Tegenover hoge private schulden staan immers ook veel financiële bezittingen, voornamelijk in de vorm van pensioenvermogen. Met gerichte stimuleringen zoals de tijdelijke BTW-verlaging op verbouw- en renovatiewerkzaamheden in de bestaande bouw wordt bovendien de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in de bouwsector ondersteund.

Het kabinet werkt verder aan structurele versterking van de Nederlandse economie. Samen met het bedrijfsleven, het onderwijsveld en de vakbeweging zetten we ons voor een goed opgeleide beroepsbevolking en een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Om ervoor te zorgen dat talenten optimaal benut worden, verbeteren we de werking van de arbeidsmarkt door hervormingen van de WW, het ontslagrecht en het verhogen van de AOW-leeftijd. Met een op lange termijn krimpende beroepsbevolking zullen we bovendien meer nadruk moeten leggen op andere bronnen van groei: innovatie en arbeidsproductiviteit. Dat vraagt om het wegnemen van belemmeringen om te ondernemen en te investeren en het aanjagen van innovatie. Dit zorgt voor een uitstekend vestigingsklimaat. Instituties op de arbeidsmarkt, zorg en woningmarkt worden hervormd om de wendbaarheid van de economie te vergroten. Al met al is er sprake van een brede economische agenda om de Nederlandse economie sterk te houden, ook in de toekomst.

Het Ministerie van Economische Zaken

Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) staat voor een ondernemend Nederland waar oog is voor duurzaamheid en waar een uitstekend ondernemersklimaat heerst. Dit wordt bereikt door de juiste randvoorwaarden te creëren, ondernemers de ruimte te geven en aandacht te hebben voor onze natuur en leefomgeving. Samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers wordt gestimuleerd, waarmee verder wordt gebouwd aan onze topposities in landbouw, industrie, diensten en energie. Dit zorgt voor een krachtig en duurzaam Nederland.

Het beleid van Economische Zaken is te onderscheiden in vier actielijnen, waarlangs ook in 2014 wordt gewerkt:

  • 1. Inzetten op de top en ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie;

  • 2. Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur;

  • 3. Werken aan duurzame productie en ketens in land- en tuinbouw en visserij;

  • 4. Werken aan een toekomstbestendige energievoorziening.

1. Inzetten op de top en ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie

De Nederlandse economie heeft alle mogelijkheden om sterk uit de crisis te komen. De uitgangspositie van de Nederlandse economie is namelijk sterk. We behoren tot de top van de kenniseconomieën in de wereld, zijn het vijfde exportland, de tweede agro-exporteur en beschikken over unieke internationaal concurrerende sectoren. De geografische ligging is gunstig met een goede (ICT)-infrastructuur en erkende internationale knooppunten (Schiphol, Rotterdamse haven en Brainport Zuid-Oost Nederland).

Het inspelen op uitdagingen met nieuwe vindingen, producten, diensten en concepten vraagt om ondernemers met pioniersgeest die niet bang zijn om hun nek uit te steken en om talent dat de vernieuwing tot stand brengt. Dit betreft zowel wetenschappers die excellente kennis ontwikkelen als talent in bedrijven dat de nieuwe producten en diensten realiseert. Hierdoor wordt gezorgd voor nieuwe technologieën, producten, banen en onze welvaart. Nederland moet daarom nog meer dé plek worden in Europa om te ondernemen, onderzoeken, investeren en innoveren.

Om dit te bereiken, volgen we twee sporen:

  • Topsectorenbeleid: gericht op samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en overheid in de sectoren waarin Nederland tot de top van de wereld behoort.

  • Bedrijfslevenbeleid: zorg dragen voor een sterk ondernemersklimaat, waarin onder andere het MKB ruimte heeft om te ondernemen en toegang heeft tot financiering.

a) Topsectorenbeleid

Maatschappelijke opgaven zoals vergrijzing, grondstoffenschaarste en klimaatverandering zijn een belangrijke bron voor het toekomstig verdienvermogen van de Nederlandse economie. Immers, deze opgaven leiden tot vraag naar onder meer schone energie en drinkwater, duurzaam geproduceerd voedsel, betaalbare gezondheidszorg en veilige delta's. Het Nederlandse bedrijfsleven behoort in verschillende sectoren die voor deze oplossingen kunnen zorgen, tot de wereldtop. Denk aan de inzet van Nederlandse bedrijven in New Orleans voor de bescherming tegen water, het gebruik van hoogwaardige uitgangsmaterialen in ontwikkelingslanden en aan de Nederlandse machines die wereldwijd in de halfgeleiderindustrie worden ingezet. Mondiale uitdagingen vragen dan ook vaak om Nederlandse oplossingen.

Om deze kansen te kunnen verzilveren, is in de afgelopen jaren het topsectorenbeleid opgezet. Topsectoren zijn de negen sectoren waarin Nederland uitblinkt in de wereld: chemie, energie, water, life sciences and health, agri&food, tuinbouw en uitgangsmaterialen, creatieve industrie, high tech systemen en logistiek. Door slimme samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers kan Nederland op wereldschaal het verschil maken. Het is immers niet de technologie van vandaag, maar de technologie van morgen en overmorgen die bepalend is voor de vraag of Nederland leidend kan zijn en blijven in de wereld. Via gerichte inzet op de hele keten van onderzoek tot valorisatie en innovatie, menselijk kapitaal, internationalisering en vermindering van regeldruk versterken wij de concurrentiekracht van de topsectoren en daarmee van de economie als geheel. Om deze redenen is met het topsectorenbeleid ingezet op structurele verankering van de samenwerking in de kennisinfrastructuur. Bedrijven, overheden en kennisinstellingen in alle negen topsectoren stellen innovatiecontracten op. Deze innovatiecontracten beslaan de hele keten van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en valorisatie en hebben als doel om investeringen in onderzoek en ontwikkeling te stimuleren.

Mede om de ambitie in de innovatiecontracten te realiseren, zijn in 2012 binnen de topsectoren Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) van start gegaan. Dit zijn structurele verbanden waarin partijen uit het bedrijfsleven, de wetenschap en de (semi-)publieke sector samenwerken om richting te geven aan onderzoek, innovatie en valorisatie (kennis, kunde, kassa). In de TKI’s komen alle samenwerkingsinitiatieven samen waaraan door bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk bijdragen worden geleverd. We hebben als ambitie neergelegd dat in TKI-verband in 2015 jaarlijks minimaal € 500 mln omgaat, waarvan 40% bestaat uit private bijdragen. Met de TKI-toeslag wordt deze privaatpublieke samenwerking verder gestimuleerd. In 2014 is hiervoor circa € 100 mln beschikbaar. In de verdere vormgeving van de privaatpublieke programmering door de TKI’s wordt een samenhang met de Europese programma’s binnen Horizon 2020 gestimuleerd. Ook wordt de subsidierelatie met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) bestendigd en de oprichting van nieuwe ROM’s in de Noord- en Zuidvleugel ondersteund.

Het beleid staat nu ruim twee jaar en begint vruchten af te werpen. Dat betekent niet dat het werk klaar is. We nemen voor 2014 een aantal vervolgstappen:

  • De samenwerkingsverbanden in de topsectoren («ecosystemen») worden sterker verbonden aan de maatschappelijke opgaven die ook in het nieuwe Europese onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 een grote rol spelen.

  • Ter bevordering van ambitieus ondernemerschap worden extra financieringsmogelijkheden ontwikkeld voor ondernemers in de «vroege fase»: ambitieuze startende ondernemers en bestaande MKB bedrijven die in de eerste fase zitten van het lanceren van nieuwe producten. Ook worden de mogelijkheden verruimd om innovatieve ondernemers aan Nederland te binden, onder andere met speciale visa voor internationale startups.

  • We gaan verder met het stroomlijnen en vereenvoudigen van het kennisland, onder andere door inbedding van waardevolle activiteiten van de Technologische Topinstituten in de bestaande kennisinfrastructuur en vereenvoudiging van de TKI-toeslagregeling.

  • Nederland profileert zich internationaal als een land dat innovatieve oplossingen biedt voor versterking van concurrentievermogen en internationale maatschappelijke opgaven. Belangrijk is om de boodschap «Global Challenges, Dutch Solutions» vanuit zowel het rijk, de regionale overheden als de topsectoren eensluidend uit te dragen en inhoud te geven door middel van de strategische reisagenda en de internationaliseringsoffensieven van de topsectoren.

b) Bedrijfslevenbeleid: een sterk ondernemersklimaat

We zorgen er met het bedrijfslevenbeleid voor dat ondernemers de ruimte krijgen om te innoveren, te investeren en te exporteren. Dit is gericht op randvoorwaarden voor alle ondernemers in Nederland (starters, snelle groeiers, MKB, grote bedrijven).

Bedrijfsfinanciering

In deze financiële crisis vraagt kredietverlening aan ondernemers om bijzondere aandacht. Ondernemers hebben financiering nodig om hun groeiplannen te realiseren, maar sommigen kunnen dat in de huidige tijd moeilijker krijgen. EZ helpt ondernemers via verschillende instrumenten aan betere toegang tot kapitaal, waaronder de algemene garantieregelingen als de Borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB), de garantieregelingen Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifinancieringsfaciliteit en door Qredits Microfinanciering Nederland.

Daarbij is in het bijzonder aandacht voor de toegankelijkheid voor het MKB. Om ervoor te zorgen dat in de kern gezonde bedrijven in deze moeilijke tijden kunnen blijven investeren nemen we verschillende aanvullende maatregelen om de kredietverlening aan bedrijven te ondersteunen. Zo wordt onder andere de BMKB tot uiterlijk 31 december 2014 verruimd door het borgstellingspercentage te verhogen van 45% naar 67,5% met een maximum borgstelling van € 200.000 en door het maximumbedrag waarvoor de overheid borg staat te verhogen van € 1 mln naar € 1,5 mln. In aanvulling op de pilot van de openstelling BMKB voor niet-bancaire financiers wordt de GO nu ook in eerste instantie als pilot tot 31 december 2014 opengesteld voor niet-banken. Daarnaast wordt de maximumgarantie van de GO op individuele leningen deze periode verhoogd van € 25 mln naar € 75 mln, wat correspondeert met leningen tot € 150 mln. Voor microkrediet komt € 30 mln beschikbaar via Qredits. Het kredietplafond voor stichting Qredits wordt zo verhoogd tot € 100.000 á € 150.000, waarmee zo’n 3.000 kleine bedrijven financiering krijgen die zij anders niet zouden verwerven.

Om het aanbod van financiering voor met name het MKB te verbreden en minder afhankelijk te maken van bankkrediet, zullen we alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding ondersteunen via promotie, wegnemen van belemmeringen in de regelgeving, de inzet van kennis en bestaande instrumenten. Er komt in 2013 € 5 mln beschikbaar voor financiële en organisatorische ondersteuning van nieuwe financieringsvormen zoals crowdfunding en kredietunies en voor voorlichting en kennisvergroting bij het MKB over (alternatieve) financiering. Bovendien komt er een nieuwe faciliteit voor informele investeerders en voor startende innovatieve bedrijven en bestaande innovatieve Midden- en Klein Bedrijven (vroege fase financiering). We maken in 2013 € 75 mln vrij voor deze twee zaken. Hierbij wordt maximale aansluiting gezocht bij het MKB-investeringsfonds verzekeraars (bijvoorbeeld door een financiële bijdrage van het Rijk van € 20 mln).

Samen met marktpartijen wordt een Nederlandse Investeringsinstelling (NII) opgericht. Een intermediair die een makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod van (lange termijn) financiering voor institutionele beleggers gaat vervullen. Dit versterkt het financieringsvermogen en daarmee de structuur van de Nederlandse economie. In dit kader beziet het kabinet tevens de mogelijkheden om een Nationale Hypotheekinstelling op te richten, die eventueel in een NII geplaatst zou kunnen worden. Voor de ondersteuning bij de oprichting wordt € 10 mln gereserveerd.

Ook is het in dit verband van belang dat institutionele beleggers een grotere rol gaan spelen in de financiering van het Nederlandse bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB. In het verlengde hiervan zal het kabinet ook onderzoeken of en zo ja, onder welke voorwaarden het verlenen van een funding-garantie onder de GO (in plaats van een garantie op leningbasis) aan niet-bancaire partijen zoals institutionele beleggers wenselijk is. In alle gevallen zal gelden dat dergelijke funding-garantie kostendekkend zal dienen te zijn en inpasbaar binnen de beschikbare garantieruimte van de regeling.

Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt: het Techniekpact

Een belangrijke mijlpaal van het afgelopen jaar was de ondertekening van het Nationaal Techniekpact 2020. Hiermee wordt gewerkt aan een verbeterde aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch personeel. Daarbij gaat het zowel om de kwantiteit (meer bèta/technisch personeel) als de kwaliteit (leerlingen en werkenden opleiden in die competenties waar de arbeidsmarkt om vraagt). In de kern is het Nationaal Techniekpact 2020 de beweging van werkgevers, werknemers, onderwijs, de jongeren zelf, de regio en het Rijk. Wat uniek is, is dat het Techniekpact in een brede coalitie van meer dan 60 partijen, uit alle sectoren van de economie, alle regio’s van Nederland en alle geledingen van het onderwijs tot stand is gekomen.

In het kader van het Techniekpact wordt in 2014 door Rijk en regio een investeringsfonds voor het mbo gestart met een omvang van € 200 mln. Hiermee wordt € 100 mln aan private investeringen in publiek-private samenwerking uitgelokt. Wetenschap en Technologie wordt vanaf 2014 geïntegreerd in het curriculum op de pabo’s. Dat betekent dat toekomstige leraren met kennis over techniek voor de klas zullen staan en leerlingen beter kunnen inspireren voor techniek te kiezen. Verder stelt het kabinet in 2014 € 300 mln beschikbaar voor (regionale) sectorplannen gericht op arbeidsinstroom en begeleiding van (jonge) werknemers, versnelde herinstroom van recent werkloos geworden technici, op- en bijscholing, doorstroming en begeleiding van nieuwe werknemers door ervaren werknemers. Ook worden in 2014 de eerste 350 van in totaal 1.000 topsectorbeurzen uitgereikt. Dat met het Techniekpact resultaten worden bereikt is voor alle partijen van groot belang. We zullen daarom jaarlijks rapporteren over de voortgang. De eerste voortgangsrapportage wordt in februari 2014 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Bevorderen van innovatie

Innovatie is onontbeerlijk voor productiviteitsgroei, vandaar dat EZ inzet op het bevorderen van innovatie. Ondernemers krijgen via de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)1 een belastingvoordeel voor de loonkosten van R&D-personeel. De Research & Development Aftrek (RDA) is een extra belastingaftrek in de inkomsten- of vennootschapsbelasting voor de overige R&D-kosten en uitgaven. Waar de WBSO is gekoppeld aan de loonkosten voor S&O-activiteiten, ondersteunt de RDA investeringen in het niet-loon component van onderzoek en innovatie, zoals de aanschaf van laboratoriumapparatuur. Het doel is om innovatie te stimuleren, waarbij ondernemers in de WBSO over de eerste € 200.000 aan R&D-loonkosten profiteren van een verhoogd percentagevoordeel. Bedrijven die winst maken uit octrooien, of activiteiten die onder de WBSO en RDA regeling vallen kunnen gebruik maken van een lager tarief binnen de vennootschapsbelasting: de innovatiebox. Dit is een optionele regeling, die de mogelijkheid biedt om zelf ontwikkelde immateriële activa toe te delen aan een fiscale box waarin, onder voorwaarden, de netto voordelen zijn belast met een effectief tarief van 5%.

Bovendien geven we een aanvullende investeringsimpuls met de regeling voor tijdelijke willekeurige afschrijving. Ondernemers kunnen vanaf 1 juli 2013 tot het einde van dit jaar de helft van nieuwe bedrijfsinvesteringen afschrijven en van de belasting aftrekken. Dit maakt het aantrekkelijk om nu te investeren en geeft het bedrijfsleven een liquiditeitsimpuls van opgeteld € 400 mln in 2013/2014.

Via het revolverende Innovatiefonds MKB+ voor innovatiefinanciering is voor een periode van 4 jaar (2012 tot en met 2015) € 500 mln beschikbaar voor risicokapitaal en leningen. Met het Europees Investeringsfonds/EIF, dochterinstelling van de Europese Investeringsbank/EIB, is in 2013 de derde pijler van het Innovatiefonds MKB+, het Fund-of-funds, opgezet. In samenwerking met het EIF zullen via dit Fund-of-funds van € 150 mln ook in 2014 fondsvoorstellen worden beoordeeld en zal risicokapitaal beschikbaar komen voor snel groeiende innovatieve bedrijven. We nemen aanvullende maatregelen om innovatie te stimuleren. Zo wordt het Innovatiekrediet tot uiterlijk 31-12-2014 verruimd door het kredietpercentage voor kleine bedrijven te verhogen van 35% naar 50%. Het Innovatiekrediet stimuleert ontwikkelingsprojecten waaraan financiële risico's zijn verbonden. Bij de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zal worden bezien hoe het beschikbare kapitaal zo kan worden ingezet over de regio’s dat behoefte en beschikbaarheid beter op elkaar aansluiten.

Meedoen met Europese programma’s biedt belangrijke kansen voor het Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven. Het kabinet zorgt voor cofinanciering van Europese publieke en publiekprivate programma's voor R&D die in 2014 starten (onder andere Eurostars voor high tech MKB en programma’s voor nano-elektronica en embedded computing systems). Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) draagt bij aan innovatie, werkgelegenheid en duurzame economische groei in specifieke regio’s. Op 1 januari 2014 komen de operationele programma’s (OP’s) voor de nieuwe EFRO-periode 2014–2020 in uitvoering. Het Rijk stelt middelen beschikbaar voor de nationale cofinanciering.

Ruimtevaart krijgt bijzondere aandacht binnen het beleid gericht op innovatie. Ter voorbereiding op de komende ESA-ministersconferenties (2014 en 2016) zal in het voorjaar van 2014 een nieuwe beleidsvisie ruimtevaart 2015–2020 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. In deze visie zullen de doelen en instrumenten van het ruimtevaartbeleid nader gedefinieerd worden. Deze beleidsvisie zal de basis vormen voor de latere vaststelling van de Nederlandse inzet bij de komende ESA-ministersconferenties. Het kabinet heeft € 86 mln extra beschikbaar gesteld voor de conferentie in 2014 voor de jaren 2015–2017.

Minder regels voor en betere dienstverlening aan ondernemers

Om ondernemers de ruimte te geven, zet het kabinet zich er voor in om de regeldruk fors te verlagen. Doelstelling is om deze kabinetsperiode de regeldruk met € 2,5 mld te verlagen. Vanaf 2011 is de regeldruk al verlaagd met ruim € 1,2 mld. Het (digitale) ondernemingsdossier heeft aanvraagprocedures voor ondernemers een stuk eenvoudiger gemaakt. De Omgevingswet moet in de toekomst drempels voor ondernemen verminderen. Met vermindering van de regeldruk (ondermeer via de Crisis- en Herstelwet, vereenvoudiging Omgevingswet) en betere dienstverlening (ondernemingsdossier, digitale overheid) aan ondernemers neemt het kabinet belemmeringen weg om door te groeien en verlaagt het de drempels voor nieuwe spelers om de markt te betreden.

Ook ICT biedt belangrijke mogelijkheden voor meer soepele en snelle processen. We jagen innovatie en vernieuwing van ICT aan door 10 ICT-doorbraakprojecten in verschillende sectoren. In 2014 treedt de nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel in werking. Deze legt de basis voor de Ondernemerspleinen, waardoor de dienstverlening aan ondernemers wordt verbeterd.

Door de achterblijvende consumentenbestedingen heeft de detailhandel, met name de non-food, het bovengemiddeld zwaar. De sector heeft te maken met structurele veranderingen, zoals de opkomst van e-commerce. We zorgen daarom voor betere toegang tot financiering, voorlichting aan het MKB en de vermindering van regeldruk. De detailhandel maakt hier veel gebruik van. Daarnaast wordt in overleg met de sector gewerkt aan het wegnemen van specifieke belemmeringen, zoals de hinder die de sector ondervindt bij internationale uitbreidingen. Tijdens de rondetafelbijeenkomst in juli 2013 is besloten tot het oprichten van de «Taskforce Leegstand» waarin alle partijen (regionale overheden, Rijk en marktpartijen) deelnemen. De oprichting van de Taskforce is één van de 11 afspraken, die de sector en de overheid in 2013 en daarna ten uitvoer zullen brengen.

Aantrekken van buitenlandse bedrijven

We stimuleren buitenlandse bedrijven om zich in Nederland te vestigen. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) helpt en adviseert bedrijven uit het buitenland bij het opzetten, uitrollen, uitbreiden en behouden van hun activiteiten in Nederland. Hierbij wordt vooral ingezet op hoogwaardige, strategische investeringen zoals hoofdkantoren en R&D-centra. De doelstelling is dat 55% van de bedrijven een hoogwaardig karakter heeft. Hier wordt aan gewerkt samen met bedrijven en kennisinstellingen uit de topsectoren alsmede de regionale acquisitiepartners.

Consumentenbescherming en digitale economie

In een moderne economie speelt ook een adequate bescherming van consumenten een belangrijke rol. EZ zal eind 2013 een middellangetermijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie en het Internet uitbrengen met als doel beleid en regelgeving te laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeften in de samenleving. Op basis van deze visie zal in 2014 worden gekeken naar de convergentie van telecom met de mediasector en andere sectoren (Groenboek convergentie audiovisuele diensten van de Europese Commissie). Ook zal de volgende frequentie-uitgifte worden voorbereid om investeringen in de mobiele infrastructuur te stimuleren. De plannen van de Europese Commissie ter versterking van een Interne Telecommarkt worden behandeld.

Tenslotte wordt gewerkt aan een betere bescherming van de consument in de telecom- en internetmarkt (onder andere tegen onnodige pop-ups). In dat kader wordt de cookiewet zodanig aangepast dat geen toestemming meer hoeft te worden gevraagd voor cookies die niet privacygevoelig zijn. Hierbij wordt uiteraard de verhoogde bescherming van eindgebruikers tegen het volgen van hun surfgedrag behouden. De gewijzigde cookiewet zal na behandeling door de Tweede en Eerste Kamer naar verwachting medio 2014 in werking treden. Daarnaast werken we in 2014 aan de verdere implementatie van de Nationale Cyber Security Strategie 2.0. We continueren in 2014 het Platform Internetveiligheid en het programma Digiveilig. De doelen blijven het vergroten van bewustwording rondom digitale veiligheid en het verbeteren van de maatschappelijke weerbaarheid van burgers, MKB en ZZP-ers. Binnen het programma Digiveilig worden de activiteiten op het gebied van privacy geïntensiveerd.

Door bestendig en voorspelbaar frequentiebeleid willen we bijdragen aan effectieve concurrentie op de markt voor mobiele communicatie, ook op de langere termijn. Het hogere doel is een mobiele communicatiemarkt waar sprake is van blijvend betaalbare toegang tot hoogwaardige mobiele dienstverlening voor alle gebruikers in Nederland. In het frequentiebeleid blijft het accent liggen op het stimuleren van economische activiteiten in de telecommunicatie. In 2014 komt dit tot onder meer tot uitdrukking in de beleidsvoorbereiding voor de verdeling van de 2 GHz-frequenties waarvan de huidige vergunningen van de mobiele operators op 31 december 2016 aflopen. Het uitgiftebeleid wordt medio 2014 geformuleerd en wordt voorafgegaan door een evaluatie van de Multibandveiling (van 2012) waardoor leerpunten uit deze veiling kunnen worden meegenomen. Daarnaast wordt 2014 een belangrijk jaar voor de uitrol van digitale radio. We zullen de partijen ondersteunen bij de promotie daarvan.

De overheid waarborgt voor consumenten en kleine ondernemers een betaalbare en toegankelijke basisvoorziening voor de post. Deze universele postdienst (UPD) kan alleen in stand blijven als deze op een economisch verantwoorde wijze kan worden aangeboden. Om dit te borgen, wordt begin 2014 een wetsvoorstel voor modernisering van de UPD ingediend.

2. Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur2

Om de welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden, is het toenemende noodzaak om economische groei op een duurzame manier vorm te geven. Deze transitie vergt een forse inspanning, maar creëert ook kansen op terreinen als drinkwater, schone lucht, schaarse grondstoffen en voedsel. In 2014 werkt EZ – samen met onder andere I&M, W&R en BH&OS – de kabinetstrategie groene groei (waaronder biobased economy) verder uit door slimme inzet van marktprikkels, een stimulerend wettelijk en regelgevend kader, innovatie en door op te treden als faciliterende en stimulerende netwerkpartner. We willen hiermee het concurrentievermogen van Nederland versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie terugdringen in internationaal verband. Daarnaast vergen welvaart en welzijn in Nederland ook meer dan een uitmuntend ondernemingsklimaat. Een aantrekkelijke leefomgeving, voldoende bescherming voor consumenten, een duurzame economische ontwikkeling en een brede verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen zijn alle van belang.

Natuur draagt bij aan een welvarende samenleving en aan duurzame economische groei. Daarbij gaat het om een goede balans tussen adequate bescherming van de natuur en voldoende ruimte voor economische ontwikkeling. In de begroting zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor natuur en duurzame economie. De inzet van de natuurmiddelen zal met name gericht zijn op versterking en beheer van de bestaande natuur, maatregelen voor de aanpak van de stikstofproblematiek en investeringen in enkele herkenbare natuurontwikkelingsprojecten. Daarbij zijn de internationale verplichtingen leidend. Met de provincies en maatschappelijke partners werken we aan een robuust Natuurnetwerk Nederland, door realisatie van de ambities uit de hoofdlijnennotitie Ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De milieu- en watercondities van natuurgebieden worden op orde gebracht, terreinbeherende organisaties en particulieren beheren de natuur adequaat en we werken aan herkenbare natuurontwikkelingsprojecten. Voor beschermde en bedreigde soorten verbeteren daarmee de leefomstandigheden. In het kader van het natuurherstel Westerschelde wordt in 2014 het Rijksinpassingsplan voor de ontpoldering van de Hedwigepolder vastgesteld.

We ontwikkelen een maatschappelijke visie op de toekomst van het natuurbeleid, die de energie uit de samenleving bundelt en synergie zoekt tussen natuurdoelen en andere maatschappelijke belangen zoals waterbeheer, recreatie, ondernemerschap, gezondheid, energie en klimaat. Het herziene voorstel Wet Natuurbescherming (inclusief uitvoeringsregelgeving) treedt in 2014 in werking. In samenwerking met provincies en gemeenten wordt ingezet op een soepele implementatie van de wet. Dit moet bijdragen aan een snelle en deskundige behandeling van aanvragen van vergunningen en ontheffingen en aan een vermindering van de regeldruk. Ook worden voorbereidingen getroffen voor de introductie van het nieuwe stelsel van Agrarisch Natuurbeheer, met collectieven van boeren en natuurbeschermers, per 2016.

Met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt de natuur versterkt (herstel- en emissiereducerende maatregelen), economische ontwikkeling mogelijk gemaakt en de vergunningverlening voor ondernemers vereenvoudigd. Besluitvorming over de aanwijzingen van de meeste Natura2000-gebieden heeft in 2013 plaatsgevonden. De beheerplannen zijn in 2013 voorbereid en worden grotendeels in 2014 vastgesteld. De Natuurbeschermingswet moet nog van toepassing worden verklaard in de Exclusieve Economische Zone alvorens mogelijk een 3-tal gebieden op de Noordzee kunnen worden aangewezen.

Een belangrijke vorm van publiekprivate samenwerking op het terrein van duurzaamheid is de Green Deal3. Het kabinet helpt met Green Deals burgers, bedrijven, organisaties of andere overheden bij het realiseren van duurzame initiatieven die moeilijk van de grond komen. Dit met oog op de gewenste versnelling en opschaling van de transitie naar een duurzame economie. De overheid stimuleert de totstandkoming van deze afspraken op verschillende manieren: door partijen aan elkaar te koppelen, informatie te verstrekken, onduidelijke regels te schrappen of onduidelijkheden in vergunningverlening waar mogelijk weg te nemen. Doelstelling is een constante meerjarige portfolio van circa 150–200 kwalitatief sterke Green Deals, waarbij het effect van deals vergroot wordt door uitbreiding van succesvolle Green Deals naar andere locaties, partijen en sectoren.

Het kabinet streeft naar een circulaire economie en groene groei waarmee welvaart ook voor toekomstige generaties wordt behouden. We willen dit bereiken door voortdurend vooruit te kijken naar kansen om te groeien, te innoveren en te concurreren op een duurzame manier. Deze transitie vraagt forse inspanning, maar creëert ook kansen op velerlei terreinen. We kunnen onze economie alleen blijvend versterken als de innovatiekracht van het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid optimaal wordt benut om onze economie meer duurzaam te maken en waarbij «groen» en «groei» hand in hand gaan. In het programma Groene groei werken vier departementen (EZ, I&M, Wonen en Rijksdienst en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) de strategie uit. Met deze aanpak ondersteunt het kabinet de transitie op acht domeinen: Energie, Biobased Economy, Klimaat, Afval, Bouw, Voedsel, Mobiliteit en Water om te bevorderen dat de belangrijke maatschappelijke uitdagingen van vandaag (vergrijzing, voedselzekerheid, grondstoffenschaarste, verlies aan biodiversiteit en klimaatverandering) kunnen uitgroeien tot de groeimarkten van morgen. Een internationale aanpak is essentieel, zodat Nederland met zijn open economie sterk kan profiteren van kansen op het terrein van groene groei. Tegelijkertijd is het nodig voor het opereren binnen een gelijk speelveld. Er zal worden voortgebouwd op de lopende acties van de grondstoffennotitie waarin de duurzame grondstoffenvoorzieningszekerheid van het Nederlandse bedrijfsleven centraal staat.

In 2014 blijven we ons inzetten voor praktische afspraken met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden om groene groei te bevorderen en een betere balans te bereiken tussen economie en ecologie (biodiversiteit en ecosysteemdiensten). We zullen een bijdrage leveren aan internationale biodiversiteitsdoelen door de acties uit de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal uit te voeren. Onder andere wordt een internationale ronde tafel duurzaam hout georganiseerd en bescherming van Caribisch koraal tegen landerosie4. Daarnaast wordt het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland geïmplementeerd. Het Rijk stelt voor de komende vier jaar € 7,5 mln beschikbaar voor natuurprojecten. Bij die projecten wordt nadrukkelijk de verbinding gezocht met toerisme/economische ontwikkeling, energie en milieu.

Het kabinet zet zich ook in voor het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder meer via voorlichting door MVO Nederland, de uitvoering van de jaarlijkse Transparantiebenchmark en het uitvoeren van een sectorrisico-analyse5.

3. Werken aan duurzame productie en ketens in land- en tuinbouw en visserij6

Een duurzame landbouwproductie is essentieel voor duurzame welvaart in de toekomst en een belangrijke motor van de Nederlandse economie. De topsectoren Agrifood en Tuinbouw leveren een cruciale bijdrage aan de economie. Nederland is de tweede agro-exporteur ter wereld en het agrocomplex verdient zijn geld voor een groot deel in het buitenland. Om deze internationale toppositie te behouden, zetten we ons onder andere in om opkomende markten te verkennen, kennis te delen en in samenwerking met de Wereldbank en anderen voedselzekerheid te ondersteunen.

De onderhandelingen voor een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn afgerond. We werken aan de implementatie en nationale uitvoering van een sterk, groen en vereenvoudigd landbouwbeleid. Verduurzaming en vergroening zijn hierbij belangrijke thema’s. Onderlinge verschillen in de inkomenssteun zullen in de periode tot 2020 geleidelijk verdwijnen. In dit kader zal ook worden gezorgd voor een herijking van het beleid voor jonge landbouwers, zij zijn de agrarische ondernemers van de toekomst. Betaalorgaan Dienst Regelingen (DR) zal 2014 voorbereidingen treffen voor de uitvoering van het nieuwe stelsel van directe betalingen per 2015. In 2014 zal na goedkeuring door de Europese Commissie gestart worden met uitvoering van het nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma POP-3.

We werken in 2014 aan de invoering van het herziene Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Doel is de stimulans van een concurrerende visserijketen die de natuur ontziet. Voor Nederland zijn duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen van groot belang. In het herziene GVB is de introductie van een verbod op het teruggooien van bijvangst door middel van een aanlandingsplicht (de verplichting om alle gevangen vis aan wal te brengen) een fundamentele aanpassing. Dit stelt de visserijketen voor grote uitdagingen. Het gaat hier om voorkomen van ongewenste bijvangsten door een grotere inzet op selectieve visserij en de ontwikkeling van markten voor afzet ongewenste bijvangsten. We willen deze omschakeling zoveel mogelijk ondersteunen door innovatie te stimuleren.

In het beheer van visbestanden zal de komende jaren gewerkt worden aan het behalen van de Maximum Sustainable Yield (MSY) doelstellingen. Ook zal verder inhoud gegeven worden aan de mogelijkheden die een meer regionale aanpak in het GVB biedt. Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2014–2020 is erop gericht het herziene GVB te ondersteunen. Dit fonds volgt op het Europees Visserijfonds (2007–2013) en zal de Nederlandse aanpak en strategie van innovatie en samenwerking in de visserij voortzetten.

Gezonde, welzijnsvriendelijk gehouden dieren, gezonde planten en gezond plantmateriaal zijn van belang voor de Nederlandse concurrentiepositie. Inzet is een verdere afname van het antibioticagebruik in de veehouderij. De doelstelling voor 2015 is een reductie van 70% ten opzichte van 2009 voor de veehouderij als geheel.

In overleg met de partijen van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij (UDV) werken we in 2014 de ambitie uit om ervoor te zorgen dat alle nieuwbouwstallen vanaf 2015 integraal duurzaam zijn. De Beleidsbrief dierenwelzijn wordt aangevuld met acties die duidelijke effecten hebben op de duurzame (vee)houderij (geen ingrepen, verbeteren transport van dieren, aangepaste fokkerij bij gezelschapsdieren en tegengaan van impulsaankopen van gezelschapsdieren). We werken aan een duurzaam gewasbeschermingsbeleid voor 2013–2023 onder het motto: «Gezonde groei, duurzame oogst».

In Nederland wordt meer mest geproduceerd dan milieuverantwoord op Nederlandse bodem kan worden geplaatst. Doel is het overschot op de Nederlandse mestmarkt te verlagen door boeren te verplichten een vastgesteld – regionaal gedifferentieerd – deel van het mestoverschot van hun bedrijf te verwerken. Eind 2013 zal op basis van een ex ante evaluatie van de verwerkingscapaciteit worden bepaald of de huidige sturing op dieraantallen vanaf 2015 kan worden beëindigd. Daarnaast maken we ons op EU-niveau sterk voor een geaccordeerd vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2014–2017) en op basis daarvan een derogatie op mestnormen uit de Nitraatrichtlijn.

De Taskforce Voedselvertrouwen zet zich in voor een versterking van het systeem voor de voedselveiligheid en -integriteit in de vlees- en zuivelsector. Daartoe verricht deze acties die zijn gericht op robuuste, sluitende en beter gewaarborgde kwaliteitssystemen van het bedrijfsleven, verbeterde informatievoorziening tussen overheid en het bedrijfsleven en betere communicatie met consumenten. De overheid zorgt voor een efficiëntere publiekrechtelijke sanctionering en handhaving in de vleesketen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid doet op ons verzoek onderzoek naar de risico’s voor de voedselveiligheid bij de productie en verwerking van en handel in vlees. Zij gaat daarbij na hoe overheid en betrokken bedrijven zijn omgegaan met de risico's voor de voedselveiligheid. De Onderzoeksraad zal mogelijkerwijs nog besluiten om deze focus aan te passen als haar voorlopige bevindingen daartoe aanleiding geven. De Taskforce betref zal de aanbevelingen die de Raad eind 2013 zal doen, betrekken in de uitwerking van zijn acties.

Verdere verduurzaming van de voedselproductie is noodzakelijk om te beantwoorden aan maatschappelijke, milieu- en economische verwachtingen. Hiervoor ligt de bal primair bij het bedrijfsleven, maar we ondersteunen deze verduurzaming onder andere door samenwerking met de Alliantie Verduurzaming Voedsel.

Nederland kan de positie als tweede agro-exporteur alleen behouden door wereldwijd innovatieve oplossingen te bieden voor duurzame landbouwontwikkeling. Met onze grote expertise over de landbouwsector en als aanjager van climate smart agriculture blijven we een belangrijke internationale partner bij het verbeteren van de voedselzekerheid in de wereld. Dit vraagt om inzet van onze landbouwposten, de voortzetting van de bilaterale samenwerking met een aantal derde landen en een gericht derde landenprogramma (PIA). De topsectoren Agrifood en Tuinbouw en uitgangsmaterialen hebben hun internationale agenda’s volop in uitvoering genomen en worden daarin actief ondersteund door (het instrumentarium van) AgentschapNL en door de ambassades.

De positie van de primaire producent in de toeleveringsketen blijft ook in dit begrotingsjaar onverminderd de aandacht eisen. Het gaat dan onder andere om de gedragscode eerlijke handelspraktijken, de beleidsregels over mededinging en duurzame ontwikkeling en speculatie met landbouwproducten. De gedragscode eerlijke handelspraktijken krijgt vorm via pilots in de agrofoodsector en de sector mode, textiel en schoeisel, waarvan de resultaten in het voorjaar van 2014 worden verwacht.

Het groene onderwijs heeft in 2013 een strategische investeringsagenda per instelling opgesteld. Voor 2014 en 2015 gaan de scholen gericht investeren in samenwerking met het bedrijfsleven op landelijk en regionaal niveau. De strategische investeringsprogramma’s zijn ook de basis om met het bedrijfsleven en overige stakeholders de bijdrage van het Groen Onderwijs na 2015 aan een concurrerende en innovatieve sector vorm te geven.

Ook in de topsectoren Agrifood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen staat de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt centraal. Met belanghebbenden zijn afspraken gemaakt over de positionering binnen de groene kennisinfrastructuur van het groene onderwijs na 2015.

In overleg met betrokken partijen wordt de uitvoering van de visie tuinbouw ter hand genomen. Doel hiervan is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die nationaal en internationaal toonaangevend zijn in duurzaamheid, onder andere op het gebied van energie.

4. Werken aan een toekomstbestendige energievoorziening7

Een schone en betrouwbare energievoorziening is essentieel voor duurzame economische groei. De energiesector levert groei, banen en inkomsten op. Nederland wordt op de lange termijn minder afhankelijk van fossiele brandstoffen, zorgt voor energievoorzieningszekerheid en schakelt geleidelijk over op hernieuwbare energie. Met dit doel voor ogen streeft het kabinet naar een evenwichtige mix van verschillende vormen van energie. Dat verzekert een betrouwbare aanvoer van energie, voorkomt onnodig hoge energiekosten voor mensen en bedrijven en mobiliseert de kracht van de energiesector.

Energieakkoord voor duurzame groei

In het Energieakkoord, dat onder leiding van de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) tot stand is gekomen, hebben kabinet, werkgevers, werknemers, milieuorganisaties, energiebedrijven, provincies, gemeenten en vele andere organisaties de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energiebeleid. Partijen zetten zich in om de volgende doelen te realiseren:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu 4%) naar 14% in 2020;

  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;

  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren.

Met het Energieakkoord worden belangrijke stappen gezet op weg naar een duurzame energievoorziening en krijgt de economie op korte termijn een stevige impuls. Met het Energieakkoord nemen alle betrokken partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich om te komen tot grote investeringen die leiden tot energiebesparing, meer duurzame energie en extra werkgelegenheid. Tegelijkertijd zal de energierekening voor burgers en bedrijven lager zijn dan voorzien in het regeerakkoord.

Energiebesparing

Er is overeenstemming over een ambitieus energiebesparingspakket. Energiebesparing draagt bij aan voorzieningszekerheid, milieudoelstellingen, leidt tot een lagere energierekening, verbetert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en geeft een impuls aan de werkgelegenheid (onder andere in de bouw- en installatiesector). Daarnaast leidt minder gebruik van energie tot lagere uitgaven om de doelstelling van 16% hernieuwbare energie in 2023 te realiseren,

Duurzame energie

De opschaling van hernieuwbare energieopwekking vraagt een intensieve inzet op verschillende bronnen van hernieuwbare opwekking, zoals wind op land, wind op zee, diverse vormen van lokale opwekking zoals zonne-energie, en de inzet van biomassa. De SDE+ beoogt het aandeel duurzame energie in Nederland op een kosteneffectieve wijze te vergroten. Daarnaast wordt een aantal niet-financiële barrières, die de opschaling van hernieuwbare energie beperken, aangepakt.

Energie-innovatie

In het kader van het topsectorenbeleid wordt in 2014 in totaal € 118 mln verplichtingenruimte ter beschikking gesteld voor het aangaan van nieuwe projecten in energie-innovatie. Het betreft € 50 mln uit de innovatiemiddelen van de SDE+, alsmede € 43 mln uit de energie-innovatiemiddelen. In het Energieakkoord is bepaald dat er overheidsmiddelen beschikbaar komen voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering vanuit de Topsector Energie ten behoeve van de export. Het budget hiervoor loopt op van € 25 mln in 2014 tot structureel € 50 mln vanaf 2017.

Daarnaast wordt een deel van de Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)-middelen en TNO-middelen ingezet ten behoeve van het topsectorenbeleid. Deze projecten liggen op verschillende terreinen, bijvoorbeeld wind op zee en smart grids. Ze zijn er onder andere op gericht om de kostprijs van duurzame technieken te reduceren en de economische kansen van Nederlandse bedrijven te versterken. Marktpartijen dragen ook zelf bij aan deze projecten. We zoeken hierbij de verbinding met de regionale energie-agenda's. In het Energieakkoord hebben marktpartijen aangeven de kostprijs van windenergie op zee versneld omlaag te brengen. Hiertoe ontplooien de energiebedrijven en de Nederlandse offshore industrie-initiatieven om de innovatie in deze sector te stimuleren. Voor kostenbesparing van wind op zee gaat het om een reductie van 40% in 2020 ten opzichte van de huidige kostprijs. We zullen deze initiatieven ondersteunen door het optimaliseren van wet- en regelgeving.

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootgebruikers

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglekrisico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2 uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is vanaf 2014 jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 78 mln.

Afvang en opslag van CO2

Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. De rijksoverheid zal het initiatief nemen om te komen tot een lange termijn visie op de positie van CCS in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening. De rijksoverheid heeft reeds financiële steun toegezegd voor een grootschalig demonstratieproject voor CO2-afvang bij een kolencentrale.

«Elektrisch rijden» is een serie technologieën – variërend van brandstofcellen op waterstof tot stekkerhybrides – die een veelbelovende bijdrage leveren aan het duurzame en CO2-arme energiesysteem van de toekomst. Het draagt bij aan energiebesparing en energieonafhankelijkheid, kan helpen bij het stabiliseren van het elektriciteitsnet en het inpassen van lokaal opgewekte duurzame energie, draagt bij aan luchtkwaliteit en het mogelijk maken van ontwikkelingen in de gebouwde omgeving. Om elektrisch rijden mogelijk te maken, wordt onder andere gewerkt aan een veilige, dekkende en slimme laadinfrastructuur en een goed fiscaal stelsel. Het bedrijfsleven ziet goede kansen op verschillende aan elektrisch rijden gelieerde terreinen, waaronder productie van bepaalde typen voertuigen, auxiliaries, materialen, laadinfrastructuur, ICT-diensten, smart grids, testfaciliteiten en R&D. Om dit potentieel optimaal te vergroten en verzilveren zou Nederland de komende jaren bij de voorlopers moeten blijven horen. Ook in 2014 is het beleid daarop gericht. Samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijke partijen is daarbij het sleutelbegrip. De bestaande 16 Green Deals op het terrein van Elektrisch Rijden worden uitgevoerd en een aantal kan worden afgerond.

Betere werking energiemarkten

De Elektriciteit- en gasregelgeving borgt de publieke belangen van voorzieningszekerheid en betaalbaarheid en heeft bijgedragen aan efficiënt beheer van de energienetten en daarmee aan concurrerende tarieven. In 2014 zal de Gas- en elektriciteitswet worden geïntegreerd en gestroomlijnd (Wetgevingstraject STROOM), om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de transitie naar duurzame energie te ondersteunen, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken. Najaar 2013 wordt een beleidsbrief STROOM aan de Kamer gezonden waarin de hoofdlijnen van de voorgenomen herziening en integratie van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet uiteen worden gezet. In 2014 worden vervolgens een tweetal wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer ingediend. Naast een wetsvoorstel tot herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet wordt een wetsvoorstel ingediend dat specifiek betrekking heeft op de tariefregulering voor de energie-intensieve industrie. Tenslotte is het streven om in 2014 een AMvB in werking te laten treden die experimenten mogelijk maakt voor lokale duurzame initiatieven, waarbij kan worden afgeweken van de huidige wetgeving.

De Rijksoverheid heeft als taak te zorgen voor een betrouwbare energievoorziening. Vanuit die taak is de Rijksoverheid dan ook belanghebbende bij het realiseren van bepaalde energie-infrastructuur projecten. Met behulp van een krachtige Rijkscoördinatieregeling (RCR) waarborgt de Minister van EZ dat grote energie-infrastructuurprojecten (inclusief interconnectoren) in voldoende mate, tijdig en zorgvuldig worden gerealiseerd. Het inzetten van de Rijkscoördinatieregeling levert een aanzienlijke versnelling en vereenvoudiging van de besluitvorming op. Een snellere realisatie van energie-infrastructuurprojecten draagt bij aan de voorzieningszekerheid, aan werkgelegenheid en versterkt de concurrentiepositie van Nederland. Ook in 2014 zal de RCR worden ingezet voor besluitvorming over onder meer een aantal hoogspanningverbindingen en windparken.

Internationaal energiebeleid

Effectief energiebeleid is per definitie Europees en internationaal beleid. In 2014 wordt in Europees verband gesproken over het klimaat- en energiebeleid voor 2030. Het kabinet zet conform het regeerakkoord in op een ambitieus internationaal klimaatbeleid. De kosteneffectiviteit en aansluiting bij het pad om in 2050 80–95% broeikasgasreductie te bereiken staan bij de Nederlandse inzet centraal.

In Pentalateraal verband staat in 2014 de invoering van een marktkoppelingssysteem gepland waardoor op efficiëntere wijze gebruik kan worden gemaakt van interconnectiecapaciteit. Daarnaast zal gezamenlijk gewerkt worden aan het verbeteren van de leveringszekerheid onder meer door een regionale leveringszekerheidsanalyse te maken. De impact van grensoverschrijdende effecten van de invoering van een mogelijke capaciteitsmechanisme in verschillende Noordwest Europese landen wordt hierbij betrokken. Gegeven de nauwe interactie tussen de Duitse en Nederlandse energiemarkt verdient de samenwerking met Duitsland bijzondere aandacht. In 2014 zal verder worden gewerkt aan de energiesamenwerking op het terrein van onder meer hernieuwbare energie en innovatie, de integratie van de energiemarkten, effectieve inpassing van de infrastructuur en borging van de leveringszekerheid in de regio.

Gaswinning

Aardgas is de belangrijkste energiebron van Nederland. Zo bestaat het binnenlandse energieverbruik voor circa 45 procent uit gas en is 98 procent van de huishoudens aangesloten op het gasnetwerk. Daarnaast is gas van belang voor elektriciteitsopwekking, verwarming en verhitting en dient het als grondstof voor een aantal industriële processen. Van het gas dat in Nederland wordt gewonnen, komt het grootste deel van de opbrengsten ten goede aan de Staat via de wettelijk vastgelegde afdrachten. Het speelt ook een belangrijke rol bij het realiseren van de CO2-doelstellingen, aangezien het de schoonste fossiele brandstof is. Omdat gascentrales makkelijk op- en afgeregeld kunnen worden kan gas flexibel worden ingezet ter ondersteuning van de wisselende aanbodpatronen van zon- en windenergie. Daarmee is gas zowel belangrijk voor een zekere als ook voor (de overgang naar) een duurzame energievoorziening.

In 2014 neemt het kabinet een besluit over de toekomstige gaswinning in Groningen door de vaststelling van een winningsplan van de NAM, op basis van een in 2013 af te ronden reeks van 11 onderzoeken. Ten aanzien van schaliegas besluit het kabinet in oktober over het eventueel in behandeling nemen van aanvragen voor proefboringen. Het advies van de Commissie m.e.r. dat naar verwachting eind september gereed is over het onderzoeksrapport van Witteveen en Bos naar de veiligheid van de winning van schaliegas wordt afgewacht.

Kernenergie

Kernenergie vormt een onderdeel van de energiemix. Veiligheid staat bij het gebruik van radioactieve materialen vanzelfsprekend voorop. Overeenkomstig de brief van 19 april 2013 (TK, 32 645, nr. 51) wordt daartoe gewerkt aan de oprichting van een onafhankelijke Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die zal voldoen aan Europese en internationale regelgeving en in 2014 als organisatie zal moeten functioneren. De ANVS wordt binnen de rijksdienst de bevoegde autoriteit, waar kennis en deskundigheid voor de onderwerpen nucleaire veiligheid, stralingsbescherming, radioactief afval en ontmanteling, de preparatie op nucleaire en radiologische ongevallen en beveiliging nucleair gebundeld zijn. Zoals aangegeven in de brief van 19 april zal het kabinet een nader besluit nemen over taken, bevoegdheden en positionering van de ANVS, waarover de Kamer wordt geïnformeerd.

In 2014 zal de uitvoering van het Nationale Actieplan naar aanleiding van de lessons learned van Fukushima worden voortgezet. Het betreft acties die voortvloeien uit de stresstestanalyse van de nucleaire installaties en de internationale peer review daarop (met name uitvoering door de vergunninghouders van verbetermaatregelen en aanvullende studies). In het voorjaar van 2014 zal in Wenen de 6de evaluatiebijeenkomst van de «Convention on Nuclear Safety (CNS)» worden gehouden. Eerder (in 2013) hebben alle verdragslanden, conform de verdragsafspraken, rapporten ingediend waarin de stand van zaken van de nucleaire veiligheid wordt beschreven. Tijdens de bijeenkomst worden de rapporten gepresenteerd en besproken en worden aanbevelingen gedaan voor de toekomst.

Overzichtstabel bedrijvenbeleid en topsectoren

In de aansluitende tabel wordt een meerjarig overzicht gegeven van de middelen die in 2013-2017 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en de topsectoren. In deze tabel zijn zowel de intensiveringen als taakstellingen uit het regeerakkoord verwerkt. Omdat in de reeks generieke maatregelen bij de fiscale maatregelen voor R&D in de BLB-tabel 2013 nu ook de WBSO is meegenomen, is het bedrag in deze tabel aanzienlijk hoger dan in de tabel in de begroting 2013. Een afnemend deel van de middelen is reeds belegd met uitgaven voor lopende programma's. De verantwoording over deze budgetten vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus via de desbetreffende departementale begrotingen.

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren
 

2013

2014

2015

2016

2017

Depar- tement

(kasbedragen x € 1 mln)

           
             

I Generiek

           
             

A1. Ondernemerschap en innovatie

165

96

108

77

58

 

– Innovatiefonds MKB+

165

96

108

77

58

EZ

             

A2. Fiscale maatregelen

1.073

1.066

1.097

993

978

 

– RDA

375

302

449

345

340

EZ/FIN

– WBSO

698

764

648

648

638

EZ/FIN

             

A3 Internationaal

176

224

254

255

254

 

– Internationaal ondernemen en ontwikkelingsamenwerking1

166

215

245

246

245

BuZa

– Internationaal ondernemen

10

9

9

9

9

BuZa

             

II Specifiek voor topsectoren

           
             

B. Kennis en innovatie

735

820

822

774

760

 

– NWO aandeel topsectoren 2

135

210

275

275

275

OCW/EZ

– KNAW aandeel topsectoren

22

22

22

22

22

OCW

– Toegepast onderzoek (TNO, GTI’s, DLO)

216

206

201

179

176

EZ, DEF

– TKI Toeslag

56

102

111

123

131

EZ

– MKB InnovatiestimuleringsregelingTopsectoren

22

21

14

14

14

EZ

– Cofinanciering EU o.a. H2020 3

7

12

28

43

54

EZ

– Bijdrage aan STW

22

22

22

22

22

EZ

– Overige kennis en innovatie 4

209

180

105

50

22

EZ

– Profilering kennisinfrastructuur

46

44

44

44

44

OCW

             

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

53

45

44

27

10

 

– Professionele masters

7

7

7

7

7

OCW

– Centra voor Innovatief Vakmanschap

5

5

5

3

3

OCW/EZ

– Stimuleren beta en technologie

20

13

12

0

nnb

OCW

– Centers of Expertise

20

20

20

17

nnb

OCW

             

D. Specifieke bijdragen departementen

270

260

290

278

261

 

– VWS: Life Sciences & Health/zorg 5

87

63

50

59

43

VWS

– EZ: Energie-innovatie (excl. ECN)

100

104

119

99

99

EZ

– EZ: Voeding + tuinbouw

35

38

46

45

44

EZ

– I&M: Logistiek

5

16

24

24

24

I&M

– I&M: Water

13

12

24

24

24

I&M

– OCW: Creatief

11

11

11

11

11

OCW

– Defensie

16

16

16

16

16

DEF

– V&J e.a .: Cyber security 6

3

0

0

0

0

V&J, BZK, EZ, Def

             

Totaal

2.472

2.512

2.614

2.404

2.322

 
1

In deze reeks is het Dutch Good Growth Fund niet opgenomen.

2

Inclusief reeks van opgeteld € 50 mln zoals vermeld in TK 27 406 nr. 198. Reeks inclusief middelen op de aanvullende post op de rijksbegroting.

3

De cofinanciering voor Europese programma’s, waaronder die in het kader Horizon2020, staan vanaf 2014 in deze reeks. De programma’s tot en met 2013 staan onder Overige kennis en innovatie, waarin ook ander aflopend beleid staat opgenomen, zoals de FES-projecten.

4

Idem

5

De vrije ruimte binnen deze reeks is beperkt.

6

Voor Cyber security wordt per jaar bezien hoeveel budget voor de topsectoren is, daarom staat de raming op nul.

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Artikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

11

Goed functionerende economie en markten

     

X

     

12

Een sterk innovatievermogen

     

X

     

13

Een excellent ondernemingsklimaat

   

X

       

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

 

X

       

X

16

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

   

X

       

17

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

 

X

       

X

18

Natuur en regio

     

X

     

Toelichting

De planning van de periodieke beleidsdoorlichtingen is aangepast ten opzichte van de begroting van 2013. Allereerst is artikel 15 vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid en middelen zijn overgegaan naar de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast zijn de jaren 2017 en 2018 toegevoegd. In 2018 zijn de artikelen 14 en 17 weer toe aan een beleidsdoorlichting. Voor artikel 16 staat in 2014 een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gepland, waarin de beleidsdoorlichting wordt geïntegreerd. Elke geplande beleidsdoorlichting zal het hele beleidsartikel afdekken.

2.1.1 Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2014

Onderstaand is een selectie opgenomen van de belangrijkste wijzigingen (kasuitgaven en ontvangsten) vanaf de standen van de Voorjaarsnota. Bijlage 4.5 van de begroting, de Verdiepingsbijlage, geeft de toelichting op alle nieuwe mutaties per begrotingsartikel.

I. Uitgaven (x € 1.000)

 

Art

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

5.229.174

4.814.816

4.564.044

4.485.270

4.412.750

 

Nota van wijziging

 

– 77.973

– 71.671

– 56.403

– 54.071

– 48.418

 

Mutaties Voorjaarsnota 2013

 

– 161.097

85.361

154.072

127.841

398.558

 

Stand Voorjaarsnota 2013

 

4.990.104

4.828.506

4.661.713

4.559.040

4.762.890

 
               

Nieuwe mutaties

             

Innovatiefonds

12

75.000

         

Luchtvaartkredietfaciliteit

12

 

13.220

       

Bevorderen ondernemerschap

13

15.000

         

BMKB

13

34.459

13.176

5.176

3.770

3.770

 

Microkrediet

13

30.000

         

Internationaal ondernemen

13

 

3.240

3.720

3.710

3.770

 

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

14

 

78.000

78.000

78.000

78.000

 

Energieakkoord

   

25.000

35.000

45.000

– 150.000

 

Cofinanciering GLB-ELFPO

16

 

8.760

17.560

18.830

14.730

 

Cofinanciering GVB-EFMZV

     

2.000

3.000

6.000

 

Uitvoeringskosten nieuw GLB, GVB

16

14.000

14.000

15.500

15.500

13.500

 

Borgstellingsfaciliteit Landbouw

16

11.200

13.000

       

Subsidies landbouw

16

10.761

1.200

       

Cofinanciering EFRO

18

 

7.000

14.000

14.000

28.000

 

Uitvoeringskosten EFRO

18

 

4.000

4.000

4.000

4.000

 

Transitiekosten SNL

18

 

12.000

10.000

6.000

   

Intensivering Natuur

   

100.000

100.000

300.000

300.000

 

Overboeking Provinciefonds Natuur

18

 

– 105.000

– 105.000

– 105.000

– 105.000

 

Bijdrage departementale begrotingen € 6 mld pakket

Div.

 

– 9.400

– 9.400

– 9.400

– 9.400

 

Totaal van de overige nieuwe mutaties

Div.

– 2.847

25.588

8.373

31.628

6.604

 

Stand ontwerp begroting 2014

 

5.177.677

5.032.290

4.840.642

4.968.078

4.956.864

5.058.754

Toelichting nieuwe mutaties

Artikel 12

Innovatiefonds

Als onderdeel van het stimuleringspakket heeft het kabinet besloten om het innovatiefonds te versterken met een aantal concrete maatregelen. Er wordt in totaal € 75 mln bestemd voor vroege fase financiering en investeringen van informal investors in jonge en kleine bedrijven.

Luchtvaartkredietfaciliteit.

De betalingen op de verstrekte kredieten die onder de Luchtvaartkredietregeling vallen, hebben in 2012 vertraging opgelopen. Dat heeft te maken met een krediet dat onder voorwaarden aan een bedrijf is toegezegd. Zodra het bedrijf aan de gestelde voorwaarden voldoet, zal het bedrag als krediet ter beschikking worden gesteld. De verwachting is dat betaling in 2014 zal plaatsvinden.

Artikel 13

Bevorderen ondernemerschap

Als onderdeel van het stimuleringspakket voor de kredietverlening, zal € 5 mln worden gereserveerd voor flankerend beleid (met name voorlichting en informatie voor MKB-bedrijven) en ondersteuning van alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding en kredietunies. Daarnaast wordt samen met marktpartijen een Nederlandse Investeringsinstelling en een Nationale hypotheekinstelling opgericht. Voor de ondersteuning bij de oprichting wordt € 10 mln gereserveerd.

BMKB

Als gevolg van het toenemend beroep op de BMKB voor schadebetalingen wordt de raming aangepast. De dekking hiervoor komt uit verhoging van de premie, het onttrekken van middelen aan de interne begrotingsreserve BBMKB en een extra ontvangst in 2013 geraamd op artikel 12. Voor 2013 wordt de interne begrotingsreserve voorts nog aangevuld met € 5 mln ten behoeve van het afdekken van mogelijk hogere schades vanaf 2015 op de verruimde regeling in het kader van het stimuleringspakket.

Microkrediet

In 2013 en 2014 verstrekt Qredits kredieten tussen de € 50.000 en € 100.000 à € 150.000. Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet € 30 mln uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits. Deze maatregel is onderdeel van het stimuleringspakket.

Internationaal ondernemen

Om het binnenhalen van buitenlandse investeerders en investeringen op peil te houden ten behoeve van de Nederlandse economie, zijn juist in crisistijd voldoende middelen nodig voor de acquisitieketen van buitenkantoren, hoofdkantoor en regio’s. Hiertoe worden bij ontwerpbegroting middelen aan artikel 13 toegevoegd.

Artikel 14

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Via een regeling voor ETS compensatie wordt structureel € 78 mln beschikbaar gesteld voor energie-intensieve bedrijven.

Energieakkoord

De budgettaire gevolgen van het energieakkoord voor de EZ-begroting zijn verwerkt. Het later realiseren van de doelstelling duurzame energie heeft tot gevolg dat vanaf 2017 de SDE+ uitgaven en ontvangsten uit heffing aan burgers en bedrijven, worden verlaagd (oplopend tot € 600 mln structureel). Voorts komt er budget beschikbaar op de EZ-begroting, oplopend naar structureel € 50 mln, voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten gericht op versnelling van commercialisering vanuit de topsector energie ten behoeve van de export.

Artikel 16

Cofinanciering Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)- Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) 2014–2020

Voor uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 van de Europese Unie is cofinanciering door de lidstaten benodigd. In overleg met de provincies wordt gewerkt aan het opstellen van dit programma. Er zal één operationeel programma worden ingediend dat wordt opgebouwd vanuit vier landsdelen. Hierbij wordt met name ingezet op innovatie, concurrentiekracht en duurzaamheid in de landbouw. Daarnaast inzet op natuur en landschap en water en op de CLLD-aanpak (Community Led Local Development).

Cofinanciering Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB)-Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2014–2020

Voor de uitvoering van het Operationele Programma 2014–2020 stelt de Europese Commissie voor Nederland een bedrag beschikbaar van circa € 50 mln voor de komende 7 jaar.

De Europese bijdrage is bedoeld voor Nederlandse rederijen om op duurzame wijze vis te vangen zoals met pulse technieken waarbij de vis eerst omhoog wordt gestuwd en daarna gevangen. Als nationale cofinanciering is een bedrag van € 21 mln beschikbaar voor de periode 2014–2020.

Uitvoeringskosten nieuw GLB, GVB

Met de inwerkingtreding van het nieuwe GLB en GVB zijn aanzienlijke uitvoerings- en transitiekosten gemoeid, onder andere als gevolg van de invoering van de vergroeningsmaatregelen GLB.

Borgstellingsfaciliteit Landbouw

Om de verliesdeclaraties vanaf 2013 van banken op basis van de borgstellingsfaciliteit te dekken wordt in 2013 € 11,2 mln en in 2014 € 13 mln aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit onttrokken.

Subsidies landbouw

In verband met hogere uitgavenramingen op een aantal landbouwregelingen (onder andere regeling duurzame stallen, investeringsregeling jonge agrariërs, Marktintroductie Energie Innovatie) vindt compensatie plaats uit de interne begrotingsreserve landbouw.

Artikel 18

Cofinanciering Europees Fonds Ruimtelijke Ordening (EFRO) en uitvoeringskosten EFRO

Met rijkscofinanciering voor EFRO wordt inhoudelijk op rijksdoelen gestuurd (innovatie, koolstofarme energie). Focus ligt op het laten aanhaken van het MKB bij topsectoren, via valorisatieactiviteiten en samenwerkingsprojecten als aanvulling op het bestaande nationale instrumentarium voor topsectoren dat meer generiek van aard is.

Bij koolstofarme economie gaat het om het verhogen van het aandeel duurzame energie en energie-efficiëntie en innovatie op deze terreinen. Daarnaast is door de controle op de uitvoering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling een bedrag benodigd.

Transitiekosten Subsidie Natuur en Landschap (SNL)

Mede ingegeven door de vergroening van het nieuwe GLB is een omslag voorzien naar een nieuw stelsel voor agrarisch natuurbeheer: van individueel beheer naar beheer door collectieven. Hiertoe dienen investeringen gedaan te worden in een professionaliseringstraject om de collectieven in staat te stellen conform de Europese en nationale eisen te werken en in de wijze waarop de aanvragen worden verwerkt (door collectieven en door Dienst Regelingen). De transitiekosten voor rekening van het Rijk hebben betrekking op de investeringen, in de periode 2014–2016, die nodig zijn om deze omslag naar een nieuw, effectiever en efficiënter stelsel voor agrarisch natuurbeheer mogelijk te maken.

Intensivering Natuur

Als uitwerking van de afspraak uit het regeerakkoord om te komen tot een robuust natuurnetwerk worden extra middelen beschikbaar gesteld. EZ heeft deze afspraak samen met de provincies en maatschappelijke partners uitgewerkt in de hoofdlijnennotitie Ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De middelen worden ingezet ter vergroting van het natuurnetwerk (inclusief natuurlijke verbindingen), verbetering van de kwaliteit van de natuur door extra inspanningen in (herstel)beheer en water- en milieucondities, een impuls aan de natuur buiten de EHS, soortenbescherming en een effectiever agrarisch natuurbeheer.

Overboeking Provinciefonds natuur

Dit betreft de structurele overboeking van het budget voor beheer van natuur op grond van het Bestuursakkoord natuur tussen rijk en provincies.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

Bij Ontwerpbegroting 2014 draagt EZ € 9,4 mln bij aan de departementale bijdrage van € 0,7 mld zoals opgenomen in het € 6 mld pakket. Het aandeel van EZ hierin bedraagt € 9,4 mln. Deze bijdrage is verdeeld over de programma-uitgaven in de diverse beleidsartikelen van de EZ-begroting. De invulling heeft plaatsgevonden door een korting op de onderzoeksbudgetten in artikel 11, 12, 14 en 16. Daarnaast vinden op diverse programma’s en subsidieregelingen verlagingen van uitgaven plaats. Een nadere toelichting wordt gegeven in het verdiepingshoofdstuk. De verdeling over de artikelen is als volgt (bedragen x € 1.000):

Artikelomschrijving

Artikel

2014

2015

2016

2017

2018

Goed functionerende economie en markten

11

– 389

– 607

– 876

– 724

– 724

Een sterk innovatievermogen

12

1.250

– 3.680

– 3.200

– 2.400

632

Een excellent ondernemingsklimaat

13

– 250

– 320

– 300

– 1.100

– 2.500

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

14

– 5.851

– 2.553

– 915

– 1.533

4.080

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

16

– 200

– 1.200

– 2.978

– 2.776

– 3.852

Natuur en regio

18

– 3.960

– 1.040

– 1.131

– 867

– 7.036

Totaal

 

– 9.400

– 9.400

– 9.400

– 9.400

– 9.400

II. Ontvangsten (x € 1.000)

 

Art

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

12.820.267

12.595.737

12.798.843

12.675.111

12.214.275

 

Nota van Wijziging

 

3.685

8.695

12.833

16.185

16.185

 

Voorjaarsnota

 

4.387.696

73.912

– 678.087

– 857.000

– 517.000

 

Stand ontwerpbegroting na Voorjaarsnota

 

17.211.648

12.678.334

12.133.589

11.834.296

11.713.460

 
               

Nieuwe mutaties

             

Boetetaakstelling High Trust

11

 

– 75.000

– 100.000

– 100.000

– 115.000

 

BMKB-premieverhoging

13

2.770

3.770

3.770

3.770

3.770

 

BMKB interne begrotingsreserve

13

16.689

9.406

1.406

     

Energieakkoord

14

       

– 200.000

 

Aardgasbaten

14

650.000

100.000

– 300.000

– 250.000

– 650.000

 

Borgstellingsfaciliteit

16

11.200

13.000

       

Begrotingsreserve landbouw

16

10.761

1.200

       
               

Totaal van de overige nieuwe mutaties

 

13.719

3.100

3.200

23.900

1.900

 

Stand ontwerpbegroting 2014

 

17.916.787

12.733.810

11.741.965

11.511.966

10.754.130

10.538.323

Toelichting nieuwe mutaties

Artikel 11

Boetetaakstelling High Trust

In het regeerakkoord is afgesproken dat toezichthouders in het EZ domein extra boetes moeten opleggen, deze boetetaakstelling is vervolgens formeel verwerkt in de Voorjaarsnota. Het verhogen van de boete-taakstelling overeenkomstig het regeerakkoord is echter niet haalbaar. De hiermee samenhangende besparingsverliezen op de begroting van EZ worden gecompenseerd door verlaging van subsidies voor bedrijven binnen het EZ domein.

Artikel 13

Borgstellingen Midden en Klein Bedrijf (BMKB)

In verband met hogere kosten schadebetalingen BMKB is besloten tot een premieverhoging van 20% met ingang van 1 april 2013 en vindt er voor 2013 tot en met 2015 een onttrekking plaats uit de interne begrotingsreserve.

BMKB-interne begrotingsreserve

Als gevolg van het aanpassen van de schaderaming worden middelen aan de interne begrotingsreserve onttrokken.

Artikel 14

Energieakkoord

De budgettaire gevolgen van het energieakkoord voor de EZ-begroting zijn verwerkt. Het later realiseren van de doelstelling duurzame energie heeft tot gevolg dat vanaf 2017 de SDE+ uitgaven en ontvangsten uit heffing aan burgers en bedrijven, worden verlaagd (oplopend tot € 600 mln structureel).

Aardgasbaten

Het verwachte productievolume in 2013 is opwaarts bijgesteld. De hierop gebaseerde baten komen in 2013 en deels in 2014 als kasontvangsten binnen. De verwachte gasprijs in de jaren 2014–2017 is neerwaarts bijgesteld met een grotere daling naar mate het jaar later in deze periode ligt. Dit leidt vanaf 2015 tot een verlaging van de geraamde baten.

Artikel 16

Borgstellingsfaciliteit

Om de hogere verliesdeclaraties van de banken vanaf 2013 in het kader van de borgstellingsfaciliteit te dekken wordt in 2013 € 11,2 mln en in 2014 € 13 mln aan de interne begrotingsreserve onttrokken.

Begrotingsreserve landbouw

In verband met hogere uitgavenramingen op een aantal landbouwregelingen (onder andere regeling duurzame stallen, investeringsregeling jonge agrariërs, Marktintroductie Energie Innovatie) vindt compensatie plaats uit de interne begrotingsreserve landbouw.

Overzicht invulling taakstelling Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en Topsectoren

De taakstelling Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en Topsectoren uit het regeerakkoord vanaf 2014 en verder is in deze Ontwerpbegroting nader verdeeld over de betreffende artikelonderdelen van de beleidsartikelen 12, 14 en 16. In onderstaande tabel is deze specificatie opgenomen.

 

2014

2015

2016

2017

Artikel 12 Een sterk innovatievermogen

– 32.000

– 33.600

– 31.400

– 29.400

Innovatie Prestatie Contracten

 

– 5.014

– 11.624

– 5.517

Innovatiefonds

– 8.100

– 6.686

– 3.797

– 9.645

Bijdrage TNO

 

– 6.804

– 9.131

– 6.734

TKI-toeslag

– 23.900

– 13.021

– 2.733

– 2.824

Grote Technologische Instituten

 

– 2.075

– 2.546

– 2.908

Topsectoren overig

   

– 1.569

– 1.772

         

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

– 7.400

– 9.500

– 9.400

– 10.200

Topsectoren Energie

– 5.500

– 7.600

– 6.900

– 7.400

Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

– 1.900

– 1.900

– 2.500

– 2.800

         

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

– 5.600

– 7.600

– 10.000

– 11.300

Topsectoren

– 3.100

– 3.800

– 5.000

– 5.700

Marktintroductie Energie Innovaties

– 2.100

– 3.800

– 5.000

– 5.600

Intensieve veehouderij

– 300

     
         

Totaal taakstelling Topsectoren

– 45.000

– 50.700

– 50.800

– 50.900 1

1

De taakstelling was oorspronkelijk totaal structureel € 52 mln (vanaf 2017). Een deel van deze taakstelling is echter overgegaan naar de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het kader van de herverkaveling van het beleid.

1

De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit S&O-afdrachtvermindering (speur- en ontwikkelingswerk) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet inkomstenbelasting.

2

Beleidsartikelen 11, 13, 14 en 18.

3

Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-economie/green-deal.

6

Beleidsartikelen 16 en 17.

7

Beleidsartikel 14

Licence