Base description which applies to whole site

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende Minister. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de Minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

5.600

5.597

5.580

5.563

5.564

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

130

107

107

107

107

109

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

5.564

Stand ontwerpbegroting 2016

5.691

5.730

5.704

5.687

5.670

5.671

5.673

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

57

         

Stand ontwerpbegroting 2016

131

57

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2016. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2016 (bedragen x € 1.000)
 

2016

Doorbelaste personele uitgaven

4.153

Doorbelaste materiële uitgaven

1.551

Totaal

5.704

w.v. RVD

1.580

w.v. Militaire Huis

1.781

w.v. Kabinet van de Koning

2.343

De personele en materiële uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) hebben betrekking op de communicatie over en de begeleiding van publieke optredens van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix. Bij de communicatie over deze, en eventueel overige, leden van het Koninklijk Huis wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten bedraagt 12,5 fte. De toename van 1 fte ten opzichte van vorig jaar is toegelicht in de eerste suppletoire begroting van de Koning 2015 (Kamerstukken II 2014–2015 34 210 I, nr. 2) en hield verband met een intensivering van de personele inzet als gevolg van het toegenomen aantal publieke optredens van de Koning en Koningin in binnen- en buitenland en de intensivering van het gebruik van sociale media voor de communicatie over het Koninklijk Huis (zoals Twitter en Facebook). De personele formatie van de RVD is hiervoor niet uitgebreid; wel is binnen de RVD personele inzet verschoven naar de communicatie over het Koninklijk Huis. De mutatie is daarmee intern gedekt op de AZ-begroting; de Rijksbegroting als geheel is per saldo dus niet omhoog gegaan.

Het Militaire Huis van de Koning maakt als departement deel uit van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). Het Militaire Huis heeft tot doel het coördineren en uitvoeren van militair ceremonieel, het organiseren van en coördineren bij de uitvoering van evenementen voor Z.M. de Koning en/of overige leden van het Koninklijk Huis, het coördineren van veiligheidsaspecten binnen DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen en het onderhouden van niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie. De geraamde personele inzet voor 2016 betreft 15 fte.

Het Kabinet van de Koning ondersteunt de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering. De hieruit voortvloeiende taken van het Kabinet van de Koning hebben onder meer betrekking op:

  • a. Informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken;

  • b. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan staatshoofden van vreemde mogendheden;

  • d. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften;

  • e. Registreren, bewaren en overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 25,5 fte.

Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2016

In 2009 heeft de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis (de «Stuurgroep Zalm») uitgangspunten geformuleerd voor een transparant stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. Deze uitgangspunten hebben geleid tot de opzet van de begroting van de Koning en de uitgaven die op deze begroting worden geraamd. Zo bevat de begroting van de Koning naast de grondwettelijke uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis (artikel 1) ook de uitgaven die functioneel samenhangen met de uitoefening van het koningschap (artikel 2 en 3).

Andere uitgaven worden op grond van de uitgangspunten van de Stuurgroep Zalm niet op de begroting van de Koning geraamd, maar op andere begrotingen. Het gaat om de begrotingen van Veiligheid en Justitie en Defensie voor beveiliging, Wonen en Rijksdienst voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. Het betreft uitgaven die onder de verantwoordelijkheid van een andere Minister vallen dan de Minister-President, die verantwoordelijk is voor de begroting van de Koning, maar die wel in verband met de uitoefening van het koningschap kunnen worden gezien. Dergelijke uitgaven worden primair geraamd en verantwoord op de begrotingen en jaarverslagen van de desbetreffende Ministers. Dit is in lijn met hoe binnen de gehele Rijksbegroting met soortgelijke uitgaven wordt omgegaan. Als voorbeeld: de uitgaven voor beveiliging van bewindslieden worden niet verantwoord op van de begroting van desbetreffende Ministers, maar staan op de begroting van het verantwoordelijke departement (Veiligheid en Justitie). De uitgaven voor de beveiliging van leden van het Koninklijk Huis staan daarom ook niet op de begroting van de Koning, maar op de begroting van Veiligheid en Justitie.

Het geheel van de begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormt het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. In het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van de begroting van de Koning en het samenhangende stelsel plaatsgevonden (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11). Uit deze evaluatie is gebleken dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het huidige stelsel nog altijd actueel zijn, maar dat de vindbaarheid van de uitgaven op andere begrotingen dan de begroting van de Koning kan worden verbeterd, met het oog op een integrale informatievoorziening. Daarom is met ingang van deze begroting een extracomptabele bijlage opgenomen, die bovengenoemde begrotingsposten op andere begrotingen weergeeft. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren middels deze bijlage, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.3

De uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht. Wat betreft de uitgaven voor beveiliging, voorafgaand nog het volgende. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het stelsel van bewaken en beveiligen. Hij bepaalt welke personen en objecten in aanmerking komen voor beveiliging alsmede het daarmee samenhangende gepaste niveau van beveiligingsmaatregelen. Deze Minister en de Minister van Defensie, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per object en persoon, zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven, voor zover dit in specifieke situaties van toepassing is. Als uitvloeisel van deze verantwoordelijkheidsverdeling hebben genoemde Ministers het budget voor de respectievelijke beveiligingsuitgaven op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op bijvoorbeeld leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of van het Koninklijk Huis. Toerekening van deze uitgaven zou ongewenste veiligheidsrisico’s kunnen opleveren, omdat daar informatie over de beveiliging van de te beveiligen objecten en personen aan zou kunnen worden ontleend.

Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4)

(x € 1.000)

2016

Buitenlandse Zaken

2.400

Voor uitgaven ten behoeve van uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders wordt € 2,4 miljoen geraamd. Het budget is onderdeel van de uitgaven voor bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en Corps Diplomatique en Internationale Organisaties.

Wonen en Rijksdienst (begroting XVIII, artikel 6)

(x € 1.000)

2016

Wonen en Rijksdienst

15.104

Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van Wonen en Rijksdienst.

Als bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor huisvesting van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken is in de begroting € 39,5 miljoen opgenomen, waarvan € 15,1 miljoen voor de paleizen.

De € 15,1 miljoen voor de paleizen is opgebouwd uit een aantal componenten.

  • Ten eerste de zogenaamde «1-opslag» van circa € 50/ m2 BVO (bruto vloer oppervlak). Deze opslag wordt ook in rekening gebracht bij alle gebruikers van het huidige rijkshuisvestingsstelsel. Deze opslag is een vergoeding voor belastingen, onderhoud en apparaatskosten RVB. De 1-opslag bedraagt € 4 miljoen.

  • Ten tweede rente en afschrijving. Dit betreft de investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Hiervan is € 4 miljoen rente en € 5 miljoen afschrijvingen.

  • Het restant (€ 2 miljoen) zijn betalingen van W&R aan het RVB voor investeringen op basis van in wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid) en kosten voor kleinere aanpassingen.

Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen.

Door de investeringen voor paleis Huis ten Bosch (zie hierna) loopt dit op met circa € 1,5 miljoen per jaar vanaf 2017.

Paleis Huis ten Bosch

De totale uitgaven voor de renovatie zijn begroot op € 59 miljoen. Via de begroting van Wonen en Rijksdienst wordt € 15 miljoen bijgedragen aan de renovatie. De overige € 44 miljoen komt ten laste van de batenlasten-begroting van het agentschap Rijksgebouwendienst. Daarvan is reeds € 20 miljoen ten laste van het resultaat 2014 gebracht ten bate van een voorziening en € 24 miljoen wordt ten laste gebracht van het resultaat 2015.

Paleis Noordeinde

In 2016 worden geen verbouwingen of renovaties uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Voor 2016 staan geen verbouwingen of renovaties op het programma, behoudens het maken van een tweetal hellingbanen aan de Damzijde om het paleis beter toegankelijk te kunnen laten zijn voor mindervaliden. Begin 2016 start voor de Burgerzaal een bouwhistorisch onderzoek. Dit is nodig om een bouwkundig plan te kunnen maken voor de renovatie van de zaal.

Veiligheid en Justitie (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. Deze beveiliging, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per persoon en object, wordt in personele zin uitgevoerd door de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie. Deze Ministers hebben budget voor de beveiligingstaken op hun begroting staan, waarbij het overigens ook gaat om andere personen en objecten, onder wie leden van het kabinet en leden van de Kamers der Staten-Generaal. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5)

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de Kmar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Defensie.

In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar de onderstaande taken opgedragen:

  • Bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen, ambassades in risicogebieden, de Nederlandsche Bank en militaire objecten en personen. De KMar kan ook worden ingezet voor de bewaking en beveiliging van hoog risico objecten;

  • Handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder bestrijding van identiteit- en documentfraude, mensensmokkel en grenstoezicht, bijvoorbeeld in Frontex-verband de ondersteuning van de grensbewaking van EU-lidstaten;

  • Politietaken ten behoeve van Defensie;

  • Bijdrage aan de opbouw van veiligheidssector in missiegebieden;

  • Politietaken op en beveiliging van burgerluchtvaartterreinen;

  • Samenwerking met en bijstand aan de nationale politie.

Naast het reguliere takenpakket fungeert de KMar ook als strategische reserve voor de nationale politie. Hiermee levert de KMar continue een bijdrage aan de veiligheid van de Staat door optreden in binnen- en buitenland.

3

Naast deze uitgaven staan bij het Ministerie van Economische Zaken de subsidie voor het Kroondomein en bij het Ministerie van Defensie de uitgaven voor het onderhoud aan en de exploitatie van de Groene Draeck op de begroting. Omdat deze uitgaven niet samenhangen met de uitoefening van het koningschap, zijn deze niet in de extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning opgenomen. Wel worden deze uitgaven inzichtelijk gemaakt en toegelicht in desbetreffende begrotingen. De subsidie voor het Kroondomein staat op artikel 18 van de begroting van Economische Zaken (XIII) en de uitgaven voor het onderhoud aan en de exploitatie van de Groene Draeck staan op artikel 2 van de begroting van Defensie (X).

Licence