Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp worden geprioriteerd en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Rollen en verantwoordelijkheden

Het Rijk is enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en stimuleert anderzijds de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan. Daardoor heeft de Minister van IenM een stimulerende en een regisserende rol.

Stimuleren

IenM werkt aan meer eenvoudige regelgeving voor ruimtelijke ordening. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2011–2012 32 660, nr. 50). Dit ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk (mede) verantwoordelijk voor het behalen van deze doelen. Gebiedsontwikkeling wordt ingezet om bij te dragen aan een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Voor het onderdeel Ruimtegebruik Bodem is de algemene doelstelling om te komen tot een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De (Rijks) structuurvisie Ondergrond vormt een belangrijke basis voor het ordenen van activiteiten in de bodem en ondergrond. De aanpak is onder meer beschreven in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016 – 2020 en het Convenant Bodem en Bedrijven 2015.

Het Rijk bevordert de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan door middel van:

  • Zorg dragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg MIRT, waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen.

  • Het, via de gebiedsagenda’s, in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).

  • Het bevorderen van de duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem (gebiedsontwikkeling).

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.

  • De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

  • Inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s van IenM.

Regisseren

Daarnaast heeft de Minister van IenM – bij de onderwerpen Ruimtelijk Instrumentarium, Geo-informatie, Stelselherziening Omgevingsrecht en Ruimtegebruik Bodem – een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van IenM is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU-kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening.

  • Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.

  • Zorg dragen voor de stelselherziening van het omgevingsrecht, waarin de wetgeving met betrekking tot het fysieke domein wordt gebundeld en gestroomlijnd. De Minister en de andere overheden zijn verantwoordelijk voor de implementatie (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infopunt) daarvan.

  • De coördinatie van het opstellen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

  • Het vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.

  • Zorg dragen voor de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden.

  • De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • Het in staat stellen van de decentrale overheden om in 2030 de bodemverontreinigingproblematiek te beheersen.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities.

Omdat gebleken is dat de afbeeldingen van de indicatoren veel ruimte innemen en de inzichtelijkheid niet bevorderen, is ervoor gekozen vanaf de begroting 2017 te verwijzen naar het PBL. Door de opname van links wordt bovendien bereikt dat er voortdurend geactualiseerde cijfers beschikbaar zijn. In september 2016 komt het PBL met nieuwe metingen van het doelbereik van de Nationale belangen genoemd in de SVIR.

In samenloop met de totstandkoming van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zal vanaf de begroting 2018 bezien worden in welke mate indicatoren en kengetallen daarop moeten worden aangepast of geactualiseerd.

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Meting 2014/2016

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

 

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2150-Economische-ontwikkeling-in-regio%27s-met-concentratie-topsectoren.html?i=40–189

Bereikbaarheid

Nabijheid wonen-werken

Sinds 1996 nabijheid wonen en werken met 2,5% toegenomen (periode 1996–2015).

Sinds 2012 gegroeid met 1%

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2134-Nabijheid-wonen---werken.html?i=40–189

Vestigingsklimaat

Fysiek vestigingsklimaat

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2133-Regionale-Quality-of-living.html?i=40–189

       

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

2.800 km (2008), 2.890 km (2012), 2890 km (2015)

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2135-Hoogspanningsleidingen.html?i=40–190

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

4,2% (2011) 4,5% (2013), 5,5% (2014)

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0385-Verbruik-van-hernieuwbare-energie.html?i=40–190

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

2237 MW (2010) 2433 MW(2012), 2865 MW (2014) op land

228 MW (2012), 228 MW (2014) op zee

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0386-Windvermogen-in-Nederland.html?i=40–190

       

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken

Netlengte 18.406 km (2008), Daarnaast ligt er ongeveer 133.546 (2014) aan gasleidingen voor lokale distributie en 5.000 km warmtenet (2014).

Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 283 (2012), 286 (2014), 286 (2015)1

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2136-Hoofdnetwerk-buisleidingen.html?i=40–191

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is.

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

Aandeel Ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013), 43% (2015).

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ nl2173-Toepassing-Ladder-duurzame-verstedelijking.html?i=40–203

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2014, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl). Gegevens zijn deels afkomstig uit de meting 2016. September 2016 zal deze meting beschikbaar zijn en gepubliceerd worden.

1

Cijfers op basis van nieuwe bron

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). In dit convenant is onder meer beschreven hoe de overheden de focus leggen bij de aanpak van de resterende verontreinigingen. Resterende verontreinigingen zijn verontreinigingen waarbij het risico voor mens, plant en dier het grootst is. De budgetten van het meerjarenprogramma Bodem worden over de bevoegde overheden ex Wet Bodembescherming (ex Wbb) verdeeld via het provincie- en gemeentefonds.

Beleidswijzigingen

In de beleidsdoorlichting ruimtelijke ordening (artikel 13), die in 2015 is verschenen, is de aanbeveling opgenomen om vorm te geven aan een overkoepelende evaluatie- en monitoringprogramma voor het ruimtelijk beleid samen met medeoverheden en private partijen. In dit evaluatieprogramma zal expliciet aandacht gegeven moeten worden aan de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette financiële instrumenten.

Als een eerste uitwerking daarvan is het voornemen om vanaf de begroting 2018 samen met andere overheden jaarlijks een van de onderdelen te evalueren. De afspraken over de te leveren prestaties in relatie tot het Meerjarenprogramma Bodem zijn vastgelegd in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015. 14854). Hierover zijn rapportages aan de Kamer voorzien in 2018 en eind 2020.

In de beleidsdoorlichting is tevens de aanbeveling gedaan om de structuur van artikel 13 te verbeteren. Een eerste stap hiertoe is bij deze begroting gedaan. Vanaf de begroting 2018 zal, in samenloop met de totstandkoming van de Nieuwe Omgevingsvisie worden bezien in welke mate indicatoren en kengetallen daarop moeten worden aangepast of geactualiseerd.

In de zomer van 2016 is een Kustpact opgesteld voor de kust in brede zin, waarin de gezamenlijke waarden ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen zijn bepaald. Het Kustpact vormt het vertrekpunt om te komen tot een visie op basis van gedeelde waarden. Deze visie vormt de basis voor de verdere plannen van de betrokken partijen. De uitwerking van deze visie vindt plaats in 2016 en 2017. Parallel hieraan wordt met elkaar de bevoegdheden en het juridisch instrumentarium in beeld gebracht. Het doel hiervan is om eventuele hiaten dan wel problemen in de praktische toepassing op te lossen, waarbij rekening zal worden gehouden met de bestaande plannen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 13 Ruimtelijke ontwikkeling (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

69.162

107.294

90.220

95.625

83.308

97.218

186.528

Uitgaven:

112.043

118.265

102.337

98.885

90.561

98.258

186.528

Waarvan juridisch verplicht

   

94%

       

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

12.065

10.275

9.081

7.310

7.377

7.689

8.500

13.01.01

Opdrachten

4.665

9.044

9.081

7.310

7.377

7.689

8.500

 

– Wabo

2

55

1.696

1.636

1.752

1.752

1.752

 

– Architectonisch beleid

1.744

2.128

2.920

2.919

2.918

2.919

2.919

 

– Overige opdrachten

2.919

6.861

4.465

2.755

2.707

3.018

3.829

13.01.02

Subsidies

4.472

1.016

0

0

0

0

0

 

– Programma Ruimtelijk Ontwerp

3.484

1.016

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

988

0

0

0

0

0

0

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.436

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.436

0

0

0

0

0

0

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

492

215

0

0

0

0

0

13.02

Geo-informatie

51.639

43.200

28.408

22.723

28.017

27.993

28.093

13.02.01

Opdrachten

2.385

4.387

2.510

1.941

1.941

1.941

1.941

13.02.02

Subsidies

12.532

6.699

690

380

380

380

380

 

– Basisregistraties

12.532

6.699

690

380

380

380

380

13.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

36.722

32.114

25.208

20.402

25.696

25.672

25.772

 

– Kadaster

36.722

32.114

25.208

20.402

25.696

25.672

25.772

13.03

Gebiedsontwikkeling

3.422

9.818

10.993

13.472

7.744

7.631

6.753

13.03.01

Opdrachten

932

3.290

2.642

3.862

4.064

4.050

4.143

13.03.02

Subsidies

134

60

60

60

60

60

60

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

2.356

6.468

8.291

9.550

3.620

3.521

2.550

 

– Projecten BIRK

2.288

3.918

4.432

4.150

0

0

0

 

– Projecten Nota Ruimte

68

0

1.309

2.850

1.070

971

0

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

0

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

13.04

Ruimtegebruik bodem

32.367

39.983

40.721

51.346

46.339

50.861

139.198

13.04.01

Opdrachten

1.784

6.258

5.054

5.354

5.328

5.319

5.369

13.04.02

Subsidies

17.654

12.000

12.000

8.684

10.000

10.000

10.000

 

– Bedrijvenregeling

10.746

10.000

10.000

8.684

10.000

10.000

10.000

 

– Bodemsanering NS

4.538

0

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

2.370

2.000

2.000

0

0

0

0

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

8.709

6.943

5.846

5.905

5.787

5.787

5.787

 

– waarvan bijdrage aan RWS

8.709

6.943

5.846

5.905

5.787

5.787

5.787

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

1.900

14.782

17.821

31.403

25.224

29.755

118.042

 

– Meerjarenprogramma Bodem

1.900

10.280

14.910

28.992

23.013

27.544

115.831

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

0

4.502

2.911

2.411

2.211

2.211

2.211

13.04.07

Bekostiging

2.320

0

0

0

0

0

0

 

Uitvoering klimaatadaptatie

2.320

0

0

0

0

0

0

13.05

Eenvoudig Beter

12.550

14.989

13.134

4.034

1.084

4.084

3.984

13.05.01

Opdrachten

4.158

6.247

6.309

1.509

359

18

0

 

– Eenvoudig Beter

4.158

6.247

6.309

1.509

359

18

0

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

8.392

8.742

6.825

2.525

725

4.066

3.984

 

– waarvan bijdrage aan RWS

8.392

8.742

6.825

2.525

725

4.066

3.984

 

Ontvangsten

6.371

8.989

3.824

3.824

3.824

3.824

3.824

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

75.001

40.300

8.600

4.800

0

Andere ontvangsten van artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

75.001

40.300

8.600

4.800

0

waarvan

         

18.16

Reservering Omgevingswet

75.001

40.300

8.600

4.800

0

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is het grootste deel juridisch verplicht door lopende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het betreft onder meer opdrachten in de sfeer van het programma NOVI (Nieuwe Omgevingsvisie), de uitvoering Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het beleid voor architectuur en ruimtelijk ontwerp en het beleid met betrekking tot de Klimaat – en Ruimtelijke Adaptatie. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied van het programma Ruimtelijke Adaptatie zijn eveneens juridisch verplicht. De subsidies hebben nog maar een beperkte tijdshorizon maar zijn volledig verplicht. Daarentegen heeft de agentschapbijdrage een structureel karakter.

13.02 GEO-informatie

Het opdrachtenbudget en het subsidiebudget zijn merendeels juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget betreft voornamelijk de meerjarige opdrachtverlening aan de Stichting Geonovum in het kader van de uitvoering van wettelijke taken, zoals het beheer van de standaarden ruimtelijke informatie en de invoeringsverplichtingen van INSPIRE. Het budget voor bijdragen aan ZBO’s is jaarlijks volledig juridisch verplicht zijnde de opdracht aan het Kadaster ten behoeve van het beheer en onderhoud en de exploitatie van de basisregistraties.

13.03 Gebiedsontwikkeling

Het opdrachtenbudget is deels juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het gebiedsbeleid en MIRT projecten. De uitgaven voor de subsidie aan het Regionaal College Waddengebied, de agentschapbijdrage aan RWS, voor maatregelen op het terrein van het gebiedenbeleid en de bijdrage aan andere overheden voor de uitvoering van Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Nota Ruimte en Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) projecten zijn allen juridisch verplicht.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS/WVL zijn juridisch verplicht.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op gelden conform de bestuurlijke afspraken voor knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming, grootschalige bodemsaneringsprojecten en de bijdragen aan drink- en afvalvoorzieningen in Caribisch Nederland.

13.05 Eenvoudig Beter

Van het opdrachtenbudget 2017 is al een groot deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de stelselherziening omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Tevens is de agentschapbijdrage aan RWS en het RIVM juridisch verplicht.

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

13.01.01 Opdrachten

Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De financiële middelen worden in 2017 met name ingezet om zicht te houden op de realisatie van de SVIR en om zorg te dragen voor kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering van de SVIR. Hiertoe behoren evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en het op peil houden van de vakkennis. De ondersteuning van provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s door middel van kennis en experimenten wordt in 2017 voortgezet.

Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp

Architectuur en ruimtelijk ontwerp zijn van belang voor een goede ontwikkeling en beheer van de fysieke leefomgeving. De rijksinzet met de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp is geactualiseerd en vastgelegd voor de periode 2017 – 2020. Hierbij staat de inzet van ontwerpkracht op de maatschappelijke opgaven zoals geagendeerd in de Nationale Omgevingsagenda en bij het opstellen en toepassen van omgevingsplannen en -visies centraal.

De financiële middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden enerzijds gebruikt voor de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk met het College van Rijksadviseurs en met ontwerpend onderzoek – interdepartementaal – op thema’s zoals energietransitie, klimaatopgave, herbestemming en mobiliteit. Anderzijds worden deze middelen ingezet voor programma’s zoals het O-team, de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam en stimuleringsprogramma’s voor de lokale praktijk bij uitvoeringspartners. De uitvoering van de Actieagenda gebeurt in een netwerk van het Rijk met lead partners.

Opdrachten Ruimtelijke Adaptatie en Klimaatadaptatie

Het programma Klimaatadaptatie richt zich op het bevorderen van een transitie van personen en organisaties naar meer klimaatbestendig handelen. Daarbij bevindt het programma zich in een breed speelveld, waarbinnen het een schakelfunctie vervult. Klimaat Adaptatie omvat drie onderdelen; allereerst de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie van september 2014 (en het daarover gesloten bestuursakkoord). Hierin is een interbestuurlijke aanpak afgesproken teneinde Nederland op de lange termijn waterrobuust en klimaatbestendig in te richten, met als doel dat Nederland beter bestand is tegen dreigingen van overstromingen, neerslag, droogte en hitte. In 2017 wordt de voortgang geëvalueerd.

Eind 2016 wordt een nationale adaptatiestrategie uitgebracht. IenM heeft hierbij een coördinerende rol. Vervolgens wordt een agenda en maatregelpakket opgesteld en in 2017 aan Brussel toegestuurd. Proceskosten en ondersteuning van enkele pilots zijn de voorziene uitgaven in 2017.

13.01.02 Subsidies

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)

Het budget van 2017 – 2021 voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp wordt deels als een meerjarig subsidie uitgekeerd aan een aantal van de lead partners (waaronder het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam), om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.

13.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer en onderhoud van het OLO2 systeem, dat nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van het huidige Omgevingsloket.

13.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dit kader kregen achtenvijftig voorbeeldprojecten medefinanciering uit de Innovatieregeling Mooi Nederland. Uiterlijk 2019 zal het laatste project zijn gerealiseerd.

13.02 Geo informatie
13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn INSPIRE, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn de opdrachten aan onder meer Geonovum in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie hier opgenomen. Bovendien worden in het kader van de afronding van het programma Basisregistratie Grootschalige Topografie in 2017 nog enkele opdrachten verstrekt.

13.02.02 Subsidies

Met het oog op het uitvoeren van het basisprogramma op het terrein van geo-informatie en de geo-basisregistraties wordt een subsidie verleend aan de Stichting Geonovum.

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT

Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is bestemd voor beheer en ontwikkeling van de landelijke voorzieningen van basisregistraties en in enkele gevallen ook het actueel houden van de inhoud. Tevens gaat het om beheer en ontwikkeling van de gezamenlijke verstrekkingsvoorziening voor geo-informatie PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn INSPIRE en de beheerkosten van het landelijke online portaal voor ruimtelijke plannen.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

De opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkeling hebben veelal een relatie met het MIRT. Het MIRT is het meerjarenprogramma van de opgaven in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op opgaven waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook opgaven waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar waar een rijksbelang heeft, worden in het MIRT besproken. Het streven is te komen tot een brede afweging tussen projecten van verschillende overheden, binnen diverse beleidssectoren, met het doel zo tot een doelmatige inzet van publiek geld te geraken. In het MIRT wordt ook de samenhang met regionale opgaven en initiatieven van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties besproken. Het Rijk doet dit voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein. Samen met de regio’s en andere partijen in de bestuurlijke MIRT overleggen wordt aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s gewerkt.

Daarnaast neemt IenM het initiatief vanuit zijn beleidsverantwoordelijkheid voor de Grote Wateren om samen met collega-departementen en gebiedspartners te werken aan gebiedsagenda's. Hierin worden zo veel mogelijk relaties tussen water, milieu, natuur, cultuur-historisch erfgoed en gebruiksfuncties in een ruimtelijk perspectief geplaatst en wordt op basis daarvan gewerkt aan een gezamenlijke adaptieve uitvoeringsagenda. In 2016–2017 wordt dit gedaan voor het IJsselmeergebied.

13.03.02 Subsidies

Er wordt jaarlijks een subsidie verstrekt aan het Regiecollege Waddengebied (RCW). Dit College is opgericht met het primaire doel het beleid en de plannen omtrent het besteden van het Waddenfonds te coördineren.

13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn volop in uitvoering. Met een vijftal BIRK projecten bestaat er de komende jaren nog een subsidierelatie. De slotbetalingen zijn thans voorzien in 2018.

Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)

Dit budget wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van zes centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving. In 2016 heeft dit alleen nog maar betrekking op de NSP projecten Breda en Arnhem. De slotbetaling aan NSP Arnhem heeft begin 2016 plaatsgevonden en de slotbetaling aan NSP Breda is thans voorzien in 2018.

Projecten Nota Ruimte

Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Thans bestaat alleen nog met Rotterdam Stadshavens een subsidierelatie. De slotbetaling aan dit project is thans voorzien in2018.

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

De financiële middelen voor BRG zijn een jaarlijkse bijdrage vanuit het Rijk als onderdeel van het Project Mainport Rotterdam, om de doelstellingen van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied te kunnen bereiken. BRG bestaat uit een aantal deelprogramma's en projecten dat tot doel heeft de ruimte in de haven beter te benutten en de leefbaarheid van de regio Rijnmond te vergroten.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

De opdrachtverlening heeft betrekking op uitbesteding van beleidsinhoudelijke onderzoeksopdrachten en evaluaties aan derden op het gebied van: Taakveld Bodem, Taakveld Drinkwater en Waterketen, Taakveld BES -eilanden, Drinkwater commissie van deskundigen, Structuurvisie Ondergrond (STRONG), Taakveld bodemenergie, Uitvoering structuurvisie buisleidingen, Taakveld Energie en Ruimte, Taakveld Milieu Effect Rapportage en NEN regelgeving (drinkwater, bodem, zwemwater).

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.

Programma Commissie m.e.r.

Sinds 1 juli 2014 brengt de Commissie voor de milieueffectrapportage de kosten van haar advies in rekening bij het bevoegd gezag dat het advies heeft gevraagd. Om de continuïteit van de Commissie m.e.r. niet in gevaar te brengen, is bij de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel tarieven Commissie m.e.r. in 2013 toegezegd dat het Rijk in de jaren 2014–2017 een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar zal stellen.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

De Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond bij RWS/WVL: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken op grond van de Wet bodembescherming en ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Dit convenant vormt de basis voor het verstrekken van een bijdrage aan de andere overheden voor de financiering van de uitvoering van het convenant, inclusief de aanpak van verontreinigingen. Tevens vindt de betaling van eerdere toezeggingen voor de aanpak van enkele specifieke verontreinigingen plaats. Dit betreft onder andere de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma, de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder en de aanpak van asbest in het Gijmink in Overijssel.

Het resterende budget voor 2017 is voorzien voor eventuele knelpunten (artikel 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (artikel 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020).

Programma Gebiedsgericht instrumentarium

Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het Nederlandse staatsbestel. Met het uitvoeren van drinkwater- en afvalwaterprogramma’s zijn ook de bijdragen aan investeringen in drinkwatervoorzieningen en de exploitatiekosten drink- en afvalwater in Caribisch Nederland gestegen. In de IenM begroting wordt in een structurele bijdrage voorzien aan de drinkwater- en afvalwaterprogramma’s.

13.04.08 Garanties

Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van een evaluatie van deze garantieregeling in 2016 beëindigd. In 2017 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 436.000. De openstaande garanties lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.

13.05 Eenvoudig Beter

Algemeen

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Daarnaast wordt vanuit de programmadirectie door een interbestuurlijke unit het opdrachtgeverschap voor de implementatie van de Omgevingswet, samen met de bestuurlijke koepels IPO, VNG en UvW georganiseerd. De stelselherziening is erop gericht om te komen tot minder regels en het vergroten van de inzichtelijkheid, een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving, meer ruimte voor decentrale afweging, en het versnellen en verbeteren van de besluitvorming over projecten. Goede implementatie van de Omgevingswet is essentieel. Het gaat hier om invoeringsbegeleiding, het vormen van één centraal infopunt en de ontwikkeling van een Digitaal Stelsel Omgevingswet.

Op 21 april 2016 is het Hoofdlijnenakkoord financiële stelselherziening omgevingsrecht door de Minister van IenM en de koepels VNG, IPO en UvW getekend. Over de eenmalige uitgaven is afgesproken dat de Rijksoverheid de investeringskosten betaalt voor het digitale stelsel, de invoeringsondersteuning en het informatiepunt. In deze begroting is invulling gegeven aan deze afspraak door dekking voor de periode 2016–2024 van totaal circa € 218,1 miljoen op te nemen. De dekking is grotendeels ten laste van de investeringsruimte op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds gebracht. Een deel van deze middelen staat gereserveerd op het IF artikel 18.16 onder het kopje «Reservering Omgevingswet» (totaal € 157,05 miljoen) en artikel 12.06 voor transitiekosten van Rijkswaterstaat (€ 0,9 miljoen). Het restant ad € 60,1 miljoen is op Hoofdstuk XII geboekt (waarvan € 30,7 miljoen op artikel 13.05 en € 29,4 miljoen op artikel 98). De hierboven genoemde middelen zijn bestemd voor de eerste fase (invoeringsbegeleiding, het oprichten van een centraal infopunt en het ontwikkelen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet) met als uitgangspunt behoud van het huidige voorzieningenniveau. De benodigde middelen voor de vervolgfase van het Digitaal Stelsel Omgevingswet van circa € 93,1 miljoen zijn nog niet aan het projectbudget toegevoegd. Bij vervolg van dit programma zonder aanvullende externe financiering zal er additioneel bijgedragen worden vanuit alle modaliteiten op de investeringsfondsen. Voor de vervolgfase is het streefbeeld dat alle functionaliteiten beschikbaar zijn die helpen om de doelen van de Omgevingswet te realiseren, waarbij de informatiehuizen verder zijn uitgebouwd.

Om de Kamer een integraalbeeld te verschaffen van de totaal beschikbare middelen is onderstaande extracomptabele tabel opgenomen. De middelen die nog op het Infrastructuurfonds staan gereserveerd worden tranchegewijs overgeboekt naar Hoofdstuk XII, waar de uitgaven worden verantwoord. Voor de volledigheid zijn de middelen die vanaf de start (2011–2015) ten laste van de begroting van IenM zijn gebracht ook opgenomen (totaal € 44,8 miljoen). De besteding van het bedrag t/m 2015 (OLO-3, opdrachten verkenning/planuitwerking, apparaat, inhuur van expertise, etc.) is jaarlijks in de jaarverslagen van IenM verwerkt. Naast de toegekende budgetten voor de eenmalige uitgaven is in de tabel ook de op artikel 13.05 budgettair getroffen voorziening voor de exploitatiekosten Digitaal Stelsel Omgevingswet zichtbaar.

Extracomptabele Tabel Toegekende Budgetten Stelselherziening Omgevingsrecht (bedragen x € 1.000)

Eenmalige uitgaven

t/m 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2029/ 2030

Totaal vanaf 2016

 

Hoofdstuk XII

                 
 

13.05 Eenvoudig Beter

31.598

14.989

13.134

2.134

384

43

25

 

30.709

 

98.01 Apparaat

13.196

12.091

11.400

4.100

600

600

600

 

29.391

 

Infrastructuurfonds

                 
 

18.16 Reservering Omgevingswet

   

75.001

40.300

8.600

4.800

 

28.350

157.051

 

12.06 Apparaatskosten RWS

 

900

           

900

 

Totaal – eenmalig

44.794

27.980

99.535

46.534

9.584

5.443

625

28.350

218.051

                     

Exploitatie-uitgaven

                 
 

Hoofdstuk XII

                 
 

13.05 Eenvoudig Beter

     

1.900

700

4.041

3.959

 

10.600

 

Totaal – exploitatie

     

1.900

700

4.041

3.959

 

10.600

Totaal toegekend

 

27.980

99.535

48.434

10.284

9.484

4.584

28.350

228.651

13.05.01 Opdrachten

De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken van de uitgangspunten van de Omgevingswet in de uitvoeringsregelgeving (AMvB’s en Ministeriele Regelingen) en de invoeringswetgeving, toetsing en consultatie, voor het omgevingsmanagement en voor het versterken van kennis en kunde via het programma NU al EB.

Voor de inwerkingtreding van de wet is een tijdige en zorgvuldige implementatie essentieel. Het gaat hier om de invoeringsbegeleiding, het oprichten van een centraal infopunt en de digitale ondersteuning van de Omgevingswet. Er wordt onder andere gewerkt aan het beter uitwisselbaar maken van digitale gegevens. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de ambitie in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te ontsluiten en meer vergunningaanvragen digitaal te maken.

13.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de inzet van RWS voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet en de Crisis- en herstelwet. Daarnaast levert RWS capaciteit voor de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. Tot slot zijn de exploitatiekosten van Eenvoudig Beter van IenM hier geraamd.

Licence