Base description which applies to whole site

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken, waardoor onder andere meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is hij stelselverantwoordelijkheid om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.

Op basis van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen heeft de Minister een stelsel geïntroduceerd waarmee private instrumenten voor kwaliteitsborging tijdens de bouw en bij oplevering een rol krijgen en de positie van de consument wordt versterkt.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners. De zorg van de Minister geldt met name voor het ondersteunen van regionale partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.

Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister op aanvraag van de gemeenteraad, gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Notoire overlast en criminaliteit kunnen ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden.

C Beleidswijzigingen

In het beleid voor 2017 wordt rekening gehouden met de uitkomsten van de beleidsdoorlichting voor onderdeel 2.2 die in 2016 wordt uitgevoerd en naar de Tweede Kamer wordt gezonden.

In 2017 wordt verder uitvoering gegeven aan de subsidieregeling voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen (particuliere woningeigenaren en VVE’s) die in 2016 opengesteld is. Voor deze regeling zet het kabinet in totaal € 70 mln. in van de € 100 mln. die het kabinet in het kader van het Belastingplan 2016 beschikbaar heeft gesteld om energiebesparing in de koopsector te versnellen. € 10 mln. wordt ingezet om het Nationaal Energiebespaarfonds te verbeteren en € 20 mln. voor innovatieve voorstellen van bedrijven, gemeenten en andere partijen om woningeigenaren te stimuleren tot energiebesparing. Tot slot wordt uit deze middelen in 2017 ook procesbegeleiding voor VVE’s bekostigd en wordt de voorlichtingscampagne voor energiebesparing voortgezet die voortkomt uit het Energieakkoord voor duurzame groei.

In 2017 zal de Nationaal Coördinator Groningen de uitvoering voortzetten van het meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen voor de jaren 2016 tot en met 2020. Hierbij staat de veiligheid voor de bewoners voorop, maar mogelijk kan de versterking van woningen worden gecombineerd met verduurzaming. Daarvoor kunnen eigenaren-bewoners en verhuurders gebruik maken van landelijke subsidieregelingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namelijk de subsidieregeling voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen en de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP).

In het kader van de uitvoering van de motie De Vries c.s. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18) is in 2016 een plan uitgewerkt om € 20 mln. in te zetten voor het Fonds duurzaam funderingsherstel. Deze middelen zijn afkomstig uit de € 35 mln. die uit het Revolverend Fonds EGO beschikbaar waren voor een regeling voor energiebesparing door verenigingen van eigenaren. Het Fonds duurzaam funderingsherstel moet bijdragen aan de aanpak van het funderingsvraagstuk. Uit het fonds zullen leningen worden verstrekt voor funderingsherstel dat binnen vijf jaar dringend noodzakelijk is.

Funderingen dienen vaak bloksgewijs te worden hersteld. Als enkele eigenaren in een woonblok de middelen niet kunnen opbrengen, gaat het herstel voor het hele blok niet door. Uit het fonds zullen met name leningen worden verstrekt aan huiseigenaren die op de reguliere hypotheekmarkt wegens een te laag inkomen en/of een hypotheek boven de woningwaarde niet in aanmerking komen voor een nieuwe lening voor het herstel van de fundering. De eigenaren van een dergelijke woning kunnen in aanmerking komen voor een maatwerklening verstrekt door het Fonds duurzaam funderingsherstel waarbij bij het bepalen van de maandlast (rente en aflossing) de draagkracht van de aanvrager in acht zal worden genomen. Op deze manier kan op verantwoorde wijze een nieuwe lening worden verstrekt voor noodzakelijk funderingsherstel en kan de fundering van alle huizen in een bepaald blok hersteld worden.

Gemeenten en banken zullen ten behoeve van dergelijke leningen gelden ter beschikking stellen ter dekking van de risico’s van het fonds. De eenmalige Rijksbijdrage van € 20 mln. dient als eigen vermogen van het fonds en vormt een solide basis om financiële middelen aan te kunnen trekken. Het fonds is onderdeel van een bredere aanpak om de funderingsproblematiek te verlichten en toekomstige funderingsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen.

Bevolkingsdaling: uitvoering actieplan en aanpak 2017

In maart 2016 is het actieplan Bevolkingsdaling aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 757, nr. 89). Dit actieplan omvat de samenwerkingsafspraken per krimp- en anticipeerregio. De aanpak van de regionale krimpopgave verschuift in deze fase van bewustwording naar programmering en uitvoering. Ook in deze uitvoeringsfase zijn de regio’s aan zet. De provincies sluiten aan en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt en neemt de coördinerende rol op departementaal niveau. De samenwerkingsagenda’s lopen tot uiterlijk 2019. In deze periode gaan de regio’s zich richten op de overgang naar beleidsverankering. Daarna worden de regio’s geacht de met krimp samenhangende problematiek zelfstandig op te pakken. Dit zal onderdeel zijn van een evaluatie in 2020.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Art.nr.

Verplichtingen:

34.918

403.582

111.500

52.418

20.567

18.290

18.990

                 
 

Uitgaven:

49.839

189.582

64.510

247.418

220.567

18.290

18.990

 

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

97%

       
                 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

19.508

89.903

51.842

237.699

211.050

9.175

9.675

 

Subsidies

18.073

84.785

39.228

226.040

202.790

2.418

2.418

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

12.869

7.922

2.500

1.400

1.300

1.298

1.298

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

3.320

1.028

1.228

1.120

1.120

1.120

1.120

 

Energiebesparing Koopsector

0

19.600

35.300

26.100

0

0

0

 

Energiebesparing verhuurders

0

1.100

200

197.420

200.370

0

0

 

FES IAGO

975

75

0

0

0

0

0

 

Fonds duurzaam funderingsherstel

0

20.000

0

0

0

0

0

 

Revolverend fonds EGO

0

35.000

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

302

60

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

607

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

1.435

2.503

2.910

2.510

2.360

2.360

2.360

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

574

838

1.500

1.100

1.100

1.100

1.100

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

861

1.665

1.410

1.410

1.260

1.260

1.260

 

Bijdrage aan agentschappen

0

2.240

9.329

8.774

5.375

3.872

4.372

 

Agentschap DPC

0

900

800

600

0

0

0

 

Diverse Agentschappen

0

0

700

1.100

0

0

0

 

Handhaving Energielabel (ILT)

0

500

500

500

500

500

500

 

Toezicht EU-Bouwregelgeving (ILT)

0

50

50

50

50

50

50

 

Uitvoering Energieakkoord (RVO)

0

790

7.279

6.524

4.825

3.322

3.822

 

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken program

0

375

375

375

525

525

525

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

0

225

225

225

225

225

225

 

Omgevingsloket (I&M)

0

150

150

150

300

300

300

                 

2.2

Woningbouwproductie

27.448

24.274

9.968

7.469

7.267

7.268

7.268

 

Subsidies

515

378

350

300

100

100

100

 

Beleidsprogramma Woningbouw

0

378

350

300

100

100

100

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

515

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

516

1.117

1.173

1.273

1.373

1.373

1.373

 

Beleidsprogramma Woningbouw

0

1.117

1.173

1.273

1.373

1.373

1.373

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

516

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

26.417

22.779

8.445

5.896

5.794

5.795

5.795

 

Beleidsprogramma Woningbouw (RVO)

26.417

22.779

8.445

5.896

5.794

5.795

5.795

                 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

2.530

2.155

2.297

1.847

1.847

1.847

2.047

 

Subsidies

1.901

1.295

1.090

799

799

799

799

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

1.901

1.295

1.090

799

799

799

799

 

Opdrachten

629

860

1.207

1.048

1.048

1.048

1.248

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

616

860

1.207

1.048

1.048

1.048

1.248

 

Wijkverpleegkundigen

13

0

0

0

0

0

0

                 

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

353

73.250

403

403

403

0

0

 

Leningen

0

72.800

0

0

0

0

0

 

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

0

72.800

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

353

450

403

403

403

0

0

 

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

353

450

403

403

403

0

0

                 
 

Ontvangsten:

116

91

91

91

91

91

91

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget van artikel 2 is voor 97% juridisch verplicht.

Subsidies

De subsidies voor de beleidsprogramma’s Energiebesparing, Bouwregelgeving, Woningbouw en Woonomgeving zijn voor het begrotingsjaar voor 100% juridisch verplicht.

Opdrachten

De budgetten voor opdrachten voor de beleidsprogramma’s zijn voor 59% juridisch verplicht. In 2016 zullen opdrachten worden verleend die deels in 2016 en deels in 2017 tot uitbetaling zullen komen. Daarnaast zijn er meerdere onderwerpen die wettelijk en bestuurlijk gecommitteerd zijn (CE-markering, EPBD, verder omzetten bouwregelgeving onder Omgevingswet, kwaliteitsborging, onderzoek/voorlichting koolmonoxide) Deze opdrachten worden aangegaan in 2017.

Bijdragen aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft een agentschapsbijdrage aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken is 100% juridisch verplicht. Dit betreft een opdracht aan het Ministerie van I en M.

E Toelichting op de instrumenten

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2017 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het in 2013 gesloten Energieakkoord voor duurzame groei. Ook de activiteiten worden voortgezet om te komen tot bijna-energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt van de evaluatie van het programma Excellente Gebieden voor extra energiezuinige nieuwbouw.

Voor 2017 is de laatste tranche beschikbaar van de middelen voor de borging van de werkzaamheden vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter stimulering van energiebesparing door eigenaren-bewoners, waarvoor het kabinet conform de afspraak uit het Energieakkoord voor duurzame groei vanaf 2014 € 15 mln. beschikbaar heeft gesteld. Inmiddels zijn in de meeste gemeenten energieloketten actief waarin gemeenten, maatschappelijke partners en ondernemers samenwerken om energiebesparende maatregelen in de koopsector te stimuleren.

Na de evaluatie van het Energieakkoord en de Nationale Energieverkenning (NEV) van 2016 zal verdere ondersteuning door het Rijk worden bezien.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bekostigt tot en met 2018 een landelijke activerende voorlichtingscampagne om energiebesparing in de koopsector te bevorderen in samenhang met bestaande regionale en doelgroepspecifieke voorlichtingsactiviteiten. De campagne is een van de maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties trekt de campagne in afstemming met alle partijen.

In 2017 wordt toenemende benutting van de middelen uit het Nationaal Energiebespaarfonds voorzien, voortbouwend op de renteverlaging en versterkte voorlichting die in 2016 zijn ingezet. Ook zijn stimulansen te verwachten van de landelijke activerende voorlichtingscampagne en de subsidieregeling voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen.

In 2017 wordt verder uitvoering gegeven aan de subsidieregeling voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen (particuliere woningeigenaren en VVE’s) die in 2016 opengesteld is. Van de € 100 mln. die in het kader van het Belastingplan 2016 beschikbaar is gesteld om energiebesparing in de koopsector te versnellen zet het kabinet voor deze regeling € 70 mln. in; uit dit bedrag worden ook de uitvoeringskosten van de regeling bekostigd, procesbegeleiding voor VVE’s en de voorlichtingscampagne voor energiebesparing die voortkomt uit het Energieakkoord voor duurzame groei. € 10 mln. wordt ingezet om het gebruik van het Nationaal Energiebespaarfonds te stimuleren door de bekendheid van het fonds via gerichte communicatie te vergroten en door de leningsvoorwaarden aantrekkelijker te maken.

€ 20 mln. wordt ingezet voor innovatieve voorstellen van bedrijven, gemeenten en andere partijen om woningeigenaren te stimuleren tot energiebesparing.

De beleidsagenda energie van de Minister van Economische Zaken geeft nadere invulling aan het energiebeleid na 2023. De beleidsagenda, aangekondigd in het Energierapport 2016 en eind 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer, bevat concrete voorstellen op basis van een dialoog over de transitie naar een duurzame energievoorziening. Aan de voorbereiding neemt naast het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deel. Energie is in toenemende mate ook een lokaal en een regionaal vraagstuk. BZK richt zich in de dialoog en de beleidsagenda onder meer op de gebouwde omgeving en de verhouding met decentrale overheden.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Zie toelichting bij opdrachten.

Energiebesparing verhuurders

In 2017 zet de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de uitvoering voort van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector van € 400 mln. voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen. De looptijd van de regeling wordt met een jaar verlengd tot en met 2018. De subsidies worden uitgekeerd in 2018–2019.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2017 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het in 2013 gesloten Energieakkoord voor duurzame groei.

Ook in 2017 wordt bijgedragen aan de in 2013 gestarte acties uit het Energieakkoord voor duurzame groei op het gebied van de utiliteitsbouw, waarbij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het voortouw heeft om samen met de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken het besparingsbeleid voor de gebouwde omgeving vorm te geven. In 2017 wordt tevens bijgedragen aan de afspraken uit de Green Deal Verduurzaming Scholen van 2014, waarin onder meer ook de Ministeries van Economische Zaken, van Infrastructuur en Milieu en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten participeren.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

De Minister is verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel van bouwregelgeving op grond van de Woningwet, in afstemming met de Europese regelgeving en normen. In dit verband ondersteunt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook in 2017 de werkzaamheden van NEN (Nederlands Normalisatie-instituut), de Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften financieel.

In 2017 wordt de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» voortgezet en worden eventuele wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 aangebracht. Met het Wetsvoorstel drijvende bouwwerken worden juridische onduidelijkheden in de bouwregelgeving voor bestaande en nieuwe drijvende bouwwerken weggenomen. Het Bouwbesluit 2012 zal hiertoe ook worden gewijzigd.

In 2017 wordt ook verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet inclusief het Bouwbesluit 2012 in de Omgevingswet. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet en het integreren van de bouwregelgeving in het systeem van de Omgevingswet zullen de taken van de Helpdesk bouwregelgeving overgaan naar het Informatiepunt Omgevingswet. In 2017 is dit informatiepunt al deels operationeel en worden voorbereidingen getroffen om vragen over de bouwregelgeving integraal te beantwoorden binnen het systeem van de Omgevingswet.

Met het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen wordt een stelsel geïntroduceerd waarmee private instrumenten voor kwaliteitsborging tijdens de bouw en bij oplevering een rol krijgen en de positie van de consument wordt versterkt. De gemeentelijke preventieve toets van een bouwplan vervalt hiermee. De private instrumenten worden beoordeeld door een toelatingsorganisatie (een ZBO) die in 2017 zal worden opgericht, zodat de organisatie in de loop van 2017 instrumenten kan beoordelen en toelaten. Ook wordt in 2017 gewerkt aan de verdere uitwerking van de onderliggende regelgeving bij het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen, zodat het nieuwe stelsel vanaf 2018 stapsgewijs kan worden ingevoerd.

Naast de maatregelen in het wetsvoorstel wordt in overleg met verschillende consumenten- en bouwpartijen gewerkt aan het versterken van de vraaggerichtheid in de bouwsector en van de positie van de bouwconsument. Het betreft private afspraken zoals een benchmarkingsysteem en een opleverdossier voor de consument.

Met een op 30 mei 2016 verzonden brief (Kamerstukken 34 479) is het wetsvoorstel «Verbeteren functioneren VVE’s» aan de Tweede Kamer aangeboden. De verwachting is dat na parlementaire behandeling de wet in 2017 in werking kan treden.

In 2017 wordt verder zorg gedragen voor het borgen en stimuleren van een goede toegankelijkheid, bruikbaarheid en voldoende mate van brandveiligheid van de gebouwde omgeving, zowel door middel van wet- en regelgeving als door het aangaan van de dialoog met betrokken maatschappelijke partijen. Er wordt zorg gedragen voor beperkte maar effectieve en doelgerichte brandveiligheidsvoorschriften voor ouderenhuisvesting in het Bouwbesluit 2012 en het Besluit Bouwwerken Leefomgeving als opvolger daarvan onder de Omgevingswet.

Daarnaast wordt in overleg getreden met projectontwikkelaars, gebouweigenaren en woningcorporaties voor het verbeteren van de brandveiligheid van het woningaanbod dat specifiek is gericht op ouderenhuisvesting.

De Europese wetgeving die de bouwsector raakt is in 2016 voorwerp van een «fitness check», een evaluatie van een beleidsterrein waarin de Europese Commissie bekijkt hoe wetgeving bijdraagt aan de Europese beleidsdoelen. Een fitness check kan bijvoorbeeld overlap in regelgeving identificeren. In 2016 wordt in deze context een publieke consultatie gehouden over de verordening bouwproducten (305/2011/EU), de richtlijn energie-efficiëntie (2012/27/EU) en de richtlijn energieprestatie van gebouwen (2010/31/EU). De resultaten van de fitness check worden op Europees niveau besproken.

Daarnaast dient Nederland in 2017 in het kader van de rapportageverplichting van de richtlijn energie-efficiëntie en de richtlijn energieprestatie van gebouwen een Nationaal Energie Efficiëntie Actieplan (NEEAP) op te stellen. Met het NEEAP wordt de Europese Commissie geïnformeerd over de maatregelen die Nederland heeft genomen ter bevordering van energie-efficiëntie in Nederland en de behaalde en verwachte energiebesparing.

Tot slot zal in 2017 verder uitvoering worden gegeven aan een nieuw kader voor bepalingsmethoden van de energieprestatie, conform de Kamerbrief van 2 juli 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 196, nr. 352).

Bijdragen aan agentschappen

Handhaving energielabel (ILT)

In 2017 zet de Inspectie Leefomgeving en Transport haar werkzaamheden voort op het gebied van de handhaving van de naleving van de verplichtingen met betrekking tot het energielabel in het kader van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen.

Uitvoering Energieakkoord (RVO)

Voor werkzaamheden van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter uitvoering van afspraken uit het Energieakkoord voor duurzame groei is voor de jaren 2016 tot en met 2019 in totaal € 15 mln. ingezet.

Deze werkzaamheden van RVO.nl betreffen in 2017 met name beheer en onderhoud van het systeem voor verkrijging van een definitief energielabel voor woningen op basis van de herziene Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen. De webtool wordt waar nodig verder verbeterd en aangepast op basis van actuele ontwikkelingen en de monitoring wordt voortgezet. Tevens zal een vervolgonderzoek worden uitgevoerd naar de effecten van het energielabel en de achterliggende redenen conform aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.6

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Beleidsprogramma Energiebesparing

Deze post betreft een overboeking naar het Ministerie van Economische Zaken, met name ten behoeve van monitoring van de voortgang van de maatregelen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving in het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei.

2.2 Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma Woningbouw

Ook in 2017 wordt aan een aantal partijen subsidie verleend ter ondersteuning van de uitvoering van het beleid door middel van communicatie-activiteiten en het verspreiden van goede voorbeelden en innovaties.

Opdrachten

Beleidsprogramma Woningbouw

Het op peil houden van de woningproductie en de doorstroming op de woningmarkt blijft onverminderd van belang. Als gevolg van de toename van het aantal huishoudens zijn tot 2040 nog circa 1 miljoen woningen nodig. Het overgrote deel van de behoefte slaat neer in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, maar ook buiten de Randstad blijft in een aantal stedelijke regio's behoefte aan extra woningen. Het Rijk en de decentrale overheden delen hiervoor de verantwoordelijkheid. Het bestuurlijk overleg tussen het kabinet en vertegenwoordigers van stedelijke regio's in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) geeft hier uitdrukking aan. De toevoeging van woningen aan de voorraad vindt plaats door nieuwbouw, maar ook steeds meer door middel van transformatie van gebouwen en gebieden. Om mogelijke belemmeringen in de woningproductie en transformatie zoveel mogelijk weg te nemen, zet de Minister drie expertteams in. De werkzaamheden van deze teams maken onderdeel uit van de beleidsdoorlichting voor artikel 2.2.

Het Expertteam Versnellen richt zich van 2015 tot en met 2017 op het verminderen van lokale regeldruk en het bieden van hulp bij een nieuwe aanpak van gebiedsontwikkeling en het vlottrekken van vastzittende woningbouwprojecten. Zoals weergegeven in de brief van 19 april 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 757, nr 133) heeft het Expertteam conform streven gemeenten en bedrijven bijgestaan: tussen 1 januari 2015 en 1 april 2016 in 38 gevallen. Doel is om tot 2018 jaarlijks 30 tot 40 gemeenten en bedrijven te ondersteunen. Daarbij zal, samen met het programma «Aan de slag met de Omgevingswet», ook aandacht worden besteed aan het leren werken met de Omgevingswet en het opstellen van een gemeentelijke omgevings- en/of woonvisie.

Het Expertteam Transformatie ondersteunt vooralsnog tot en met 2017 gemeenten en andere betrokkenen bij het op gang brengen van transformatie van leegstaande kantoren en overig vastgoed naar woningen. Daarbij biedt het Rijk ook de diensten aan van de Juridische Expertpool Planschade, die gemeenten adviseert over het vermijden van planschade bij voorgenomen bestemmingswijzigingen.

Bijdragen aan agentschappen

Beleidsprogramma woningbouw (RVO)

De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor het jaarprogramma 2017 dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Het programma behelst kennisverspreiding, beleidsonderbouwing en uitvoering van subsidieregelingen over de hele breedte van het wonen- en bouwenbeleid.

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

Het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvangt in 2017 een subsidie voor het bevorderen van bewonersparticipatie. Er wordt gewerkt aan een vermindering van de subsidie over de komende jaren. Het ministerie van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties vindt het niet wenselijk dat het LSA grotendeels afhankelijk is van subsidiegelden van dit ministerie. Het is van belang dat het LSA in de toekomst ook andere financiers aanspreekt. De Kamer heeft hier in 2014 per brief een toelichting over ontvangen (Kamerstukken II, 34 000 XVIII, 2014–2015, nr. 21). Ook de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ontvangt in 2017 subsidie. Deze subsidie is gericht op projecten met als oogmerk het versterken van de burgerbetrokkenheid in dorpskernen. Het accent van de subsidieverstrekking ligt op versterking van de lokale democratie. Dit is in lijn met de voortgangsrapportage Agenda Lokale Democratie die op 22 juni aan de Kamer is aangeboden.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Aanpak overlast. Voor de toepassing van het handhavingsinstrumentarium in de Woningwet (aanpak malafide pandeigenaren) wordt het kennis- en leertraject voor en door gemeenten in 2017 voortgezet. Daarnaast treedt per 1 januari 2017 de wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in werking, waardoor gemeenten de mogelijkheid wordt geboden om woningzoekende huurders te screenen. Dit ter beperking van overlastgevend en crimineel (waaronder radicaal, extremistisch of terroristisch) gedrag in bepaalde wooncomplexen, straten of gebieden waar de leefbaarheid ernstig onder druk staat. Aan de toepassing is een kennis- en leertraject gekoppeld. Ook is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i.s.m. SZW (Expertise-unit Sociale Stabiliteit) en V&J (NCTV) en gemeenten gericht op het bevorderen van sociale stabiliteit en cohesie in buurten en wijken. Tevens worden gemeenten onder andere gesteund in de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit.

Verder is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties partner in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat zich richt op wonen, werk, onderwijs en veiligheid.

Programma Bevolkingsdaling

Gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers zijn primair verantwoordelijk voor het oplossen van knelpunten als gevolg van bevolkingsdaling, vergrijzing en ontgroening. In 2017 blijft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de krimp- en anticipeerregio's ondersteunen bij het begeleiden van regionale krimpopgaven. Deze ondersteuning is gericht op regionale uitvoering van aanpakken en acties. De opgestelde samenwerkingsagenda's in het actieplan Bevolkingsdaling zijn hierbij leidend (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 757, nr. 89). Deze hebben een looptijd tot uiterlijk 2019. Het Rijk ondersteunt de regio's op het gebied van samenwerkend bestuur op basis van de integrale gebiedsopgave. Ook ondersteunt het Rijk regionale experimenten en levert het kennis en expertise. Het Rijk geeft helderheid over wet- en regelgeving en zal bij belemmerende wet- en regelgeving naar mogelijke oplossingen zoeken.

Tevens zal een deel van het voor 2017 beschikbare budget worden verstrekt in het kader van de Agenda Stad en Europese Agenda Stad.

2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO)

Deze post betreft de uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het revolverende Fonds energiebesparing huursector. Vanuit dit fonds worden laagrentende leningen verstrekt voor renovatie van woningen in de huursector onder en boven de liberalisatiegrens met een zeer hoge energiebesparingsambitie zoals «nul op de meter». Voor het fonds is inclusief uitvoeringskosten € 75 mln. beschikbaar. Deze middelen kennen een revolverend karakter. De terugontvangsten (aflossingen en rente) worden niet geraamd, maar vloeien jaarlijks na realisatie terug in het fonds. Hierdoor blijft budget beschikbaar voor het uitzetten van nieuwe leningen.

6

In het rapport «Energielabel voor koopwoningen» d.d. 18 mei 2016 beveelt de Algemene Rekenkamer aan om over één of twee jaar een vervolgonderzoek uit te voeren om te kijken of huiseigenaren meer waarde gaan toekennen aan het energielabel en dat vervolgonderzoek zo in te richten dat niet alleen getoetst wordt of het energielabel werkt of niet, maar ook wat de redenen zijn.

Licence