Base description which applies to whole site

Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving dragen bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder «compliance» verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen. De term «bereidheid» geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt en worden overheidsgelden niet onterecht uitbetaald.

Meetbare gegevens

De algemene doelstelling komt voor de fiscale verplichtingen tot uiting in de volgende meetbare gegevens.

Prestatie-indicatoren Algemene doelstelling (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Bedrijven

       

Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen

94,9%

95,3%

>95%

>95%

Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen

99,2%

99,3%

>99%

>99%

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB1

5,2%

n.n.b.

<6%

<6%

Burgers

       

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren2

1,0%

0,9%

<1,1%

<0,9%

Bedrijven en burgers

       

Percentage aangiften inkomensheffingen en vennootschapsbelasting tijdig ontvangen

94,5%

n.v.t.3

>94%

>94%

Tijdige betaling van belastingen en premies

98,4%

98,4%

>98%

>98%

Oninbare belastingen en premies

0,3%

0,3%

<0,6%

<0,6%

1

Zowel voor MKB als particulieren betreft het nalevingstekort een netto cijfer: saldo van correcties ten nadele van de belastingplichtige en correcties in het voordeel van de belastingplichtige.

2

Zie voetnoot over nalevingstekort hierboven.

3

N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet of anders is gemeten en/of gerapporteerd in de begroting, waardoor vergelijking over de jaren niet mogelijk is.

Percentage aangiften omzetbelasting (OB), loonheffingen (LH), inkomensheffingen (IH) en vennootschapsbelasting (Vpb) tijdig ontvangen

Deze indicatoren weerspiegelen of het beleid van de Belastingdienst succesvol is om belastingplichtigen meer aan de voorkant van het proces te bewegen tijdig een juiste en volledige aangifte in te dienen. Deze beweging wordt ondersteund door de doorontwikkeling van de vooringevulde aangifte (VIA). Het aantal ambtshalve opgelegde aanslagen en verzuimboetes wordt hierdoor verminderd, evenals het aantal bezwaarschriften daartegen17.

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingtekort

Voor het structureel terugdringen van het nalevingtekort18 wordt ingezet op het zoveel mogelijk vooraf borgen van de volledigheid en juistheid van de aangiften door maatregelen als de VIA, klantbehandeling in de actualiteit bij grote ondernemingen en het afsluiten van convenanten met fiscale dienstverleners waarmee de kwaliteit van aangiften van ondernemers wordt geborgd. Daarnaast blijft de Belastingdienst toezicht achteraf, na indienen van de aangifte, uitvoeren. Met steekproefsgewijze controles wordt periodiek het niveau van naleving vastgesteld voor de segmenten Particulieren en Midden- en kleinbedrijf (MKB). De steekproefsgewijze controles verschaffen inzichten in de houding en het fiscaal relevante gedrag van belastingplichtigen en in bestaande nalevingstekorten. De Belastingdienst onderzoekt welke (aanvullende) methodieken er zijn om inzicht in het niveau van naleving te verkijgen.

Tijdige betaling van belastingen en premies

Deze indicator meet het deel van de geïnde belastingen en premies dat de belastingplichtigen tijdig, voor de vervaldatum, volledig betalen aan de Belastingdienst. Hiertoe wordt ook het voldoen van een vordering na een betalingsherinnering of als onderdeel van een betalingsregeling gerekend. Deze indicator geeft aan voor welk deel van de ontvangsten de Belastingdienst geen intensieve invorderingsmaatregelen hoeft toe te passen. Voor 2019 is de doelstelling om boven de 98% uit te komen.

Oninbare belastingen en premies

Deze indicator meet hoeveel procent van alle vorderingen niet wordt geïnd. Het niet kunnen invorderen kan verschillende oorzaken hebben: faillissementen, wettelijke schuldsanering, overlijden of omdat de vordering niet te verhalen is. Andere oorzaken van oninbaar lijden zijn fraudeposten en aanslagen voor criminele posten. De ervaring leert dat deze vorderingen zeer lastig zijn te innen. Vanaf 2015 wordt het nog opeisbare deel van de vorderingen via dynamisch monitoren gemonitord op nieuwe verhaalsmogelijkheden, waar ze vroeger eerder werden afgeboekt als oninbaar. De realisatie van oninbare belastingen en premies zal zich naar verwachting weer richting de streefwaarde gaan bewegen omdat oude vorderingen ook bij dynamisch monitoren op een bepaald moment oninbaar zijn.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

  • de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voert de Belastingdienst/Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De Minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidswijzigingen

Artikel 9 Douane

Zoals gemeld in de Groeiparagraaf van de leeswijzer van deze begroting, is met ingang van 2019 een apart beleidsartikel Douane opgericht (artikel 9). Aangezien de Douane een dienstonderdeel is van de Belastingdienst en dus tot nu toe in de begroting IX onderdeel uitmaakt van artikel 1 Belastingen, betekent het oprichten van een apart begrotingsartikel Douane dat artikel 1 Belastingen wordt opgedeeld. Artikel 1 Belastingen blijft gewoon bestaan, exclusief het gedeelte Douane. Meer informatie over de aanleiding tot oprichting van het nieuwe artikel is opgenomen in de Groeiparagraaf van de leeswijzer van deze begroting.

Verbeteringen uitvoering kinderopvangtoeslag

Het kabinet heeft aangegeven binnen het huidige stelsel verbeteringen in de kinderopvangtoeslag te willen realiseren. Dit biedt tevens de mogelijkheid om binnen de kinderopvangtoeslag ervaring op te doen met verbeteringen die mogelijk ook toegepast kunnen worden op de andere toeslagen. De Belastingdienst en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen een aantal verbeteringen in 2019 realiseren met het oog op invoering tijdens toeslagjaar 2020.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Ten opzichte van 2018 zijn in de budgettaire tabel van de Belastingdienst drie grote bewegingen zichtbaar:

1) Nieuwe indeling van de budgettaire tabel van de Belastingdienst:

In onderstaande budgettaire tabel is een aantal nieuwe uitgavenposten zichtbaar gemaakt. Dit betreft de posten: «Garanties», «Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s», «Bijdrage aan (inter)nationale organisaties», «Opdrachten», «Bijdrage aan agentschappen» en «Overig personeel». De budgetten van 2019 en verder zijn in lijn gebracht met deze nieuwe indeling. Hierbij zijn op sommige punten verschuivingen te zien, afgezet tegen de indeling 2018. De nieuwe indeling is conform Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld. Hiermee is de verantwoording over de uitgaven transparanter geworden en is de informatievoorziening verbeterd.

In voorgaande jaren werd budget van de nieuwe posten onder andere posten begroot, daarom zijn deze nieuwe posten voor de jaren 2018 en eerder leeg. De post «ICT opdrachten» viel bijvoorbeeld tot en met 2018 onder «Materiële uitgaven – waarvan ICT». Onder deze nieuwe post staan onder andere uitgaven aan de hard- en software die samenhangen met het primair proces. Een ander voorbeeld is de post «Overige opdrachten», deze post viel tot en met 2018 onder «Materiële uitgaven – waarvan overige». Onder deze nieuwe post staan onder andere de uitgaven aan post.

2) Een separaat begrotingsartikel voor de Douane:

Per 2019 staat het direct toerekenbare budget van de Douane op het nieuwe begrotingsartikel 9, zie ook de Groeiparagraaf en de toelichting in artikel 9. Het budget van artikel 1 van de Belastingdienst is daarom vanaf 2019 verminderd met het budget dat naar artikel 9 is verplaatst. De Douane blijft integraal onderdeel van de organisatie Belastingdienst.

3) Reguliere mutaties:

Er zijn ook reguliere mutaties doorgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de mutaties voor de loon- en prijsbijstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid – artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

2.936.066

2.994.468

2.716.883

2.581.801

2.422.478

2.420.564

2.386.072

                     

Uitgaven (1) + (2)

3.069.422

3.067.468

2.776.428

2.581.801

2.427.636

2.424.215

2.386.072

                     
 

(1) Programma-uitgaven

145.397

147.204

407.952

406.898

369.688

369.965

371.770

 

waarvan juridisch verplicht

   

63,2%

       
                     
   

Bekostiging

6.170

5.972

4.178

4.178

4.178

4.178

4.178

     

Overige bekostiging

4.223

4.161

4.161

4.161

4.161

4.161

4.161

     

Overige programma-uitgaven

1.947

1.811

17

17

17

17

17

                     
   

Garanties

 

0

0

245

245

245

245

245

     

Proces risico's

0

0

245

245

245

245

245

                     
   

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

6.514

6.514

6.514

6.514

6.514

     

Waarderingskamer

0

0

1.925

1.925

1.925

1.925

1.925

     

Kadaster

0

0

1.971

1.971

1.971

1.971

1.971

     

Kamer van Koophandel

0

0

2.618

2.618

2.618

2.618

2.618

     

Overige bijdrage ZBO's/RWT's

0

0

0

0

0

0

0

                     
   

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

0

0

175

175

175

175

175

     

Internationale Douaneraad

0

0

175

175

175

175

175

                     
   

Opdrachten

 

0

0

292.853

303.799

277.343

277.620

277.620

     

ICT opdrachten

0

0

195.395

203.700

177.664

177.833

177.833

     

Overige opdrachten

0

0

97.458

100.099

99.679

99.787

99.787

                     
   

Bijdrage agentschappen

0

56.242

31.197

31.197

20.443

20.443

22.248

     

Logius

0

56.242

31.007

31.007

20.253

20.253

22.058

     

CIBG

0

0

190

190

190

190

190

     

Overig

0

0

0

0

0

0

0

                     
   

Rente

 

139.227

84.990

72.790

60.790

60.790

60.790

60.790

     

Belasting- en invorderingsrente

139.227

84.990

72.790

60.790

60.790

60.790

60.790

                     
 

(2) Apparaatsuitgaven

 

2.924.025

2.920.264

2.368.476

2.174.903

2.057.948

2.054.250

2.014.302

     

waarvan: Uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland

13.283

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

                     
   

Personele uitgaven

2.284.363

2.258.192

2.051.262

1.890.142

1.770.897

1.768.049

1.735.699

     

waarvan: Eigen personeel

2.097.312

2.051.012

1.828.176

1.641.697

1.650.929

1.646.036

1.610.865

     

waarvan: Inhuur externen

187.051

207.180

215.370

240.729

112.252

114.297

117.118

     

waarvan: Overig Personeel

0

0

7.716

7.716

7.716

7.716

7.716

                     
   

Materiële uitgaven

639.662

662.072

317.214

284.761

287.051

286.201

278.603

     

waarvan: ICT

190.759

352.372

23.083

22.673

27.004

27.005

27.005

     

waarvan: Bijdrage SSO's

209.007

126.310

166.230

154.358

157.726

157.723

157.723

     

waarvan: Overige

239.896

183.390

127.901

107.730

102.321

101.473

93.875

                     

Ontvangsten (3) + (4)

137.141.008

141.784.346

154.158.692

158.261.536

164.341.163

170.784.214

177.536.426

                     
 

(3) Programma-ontvangsten

137.109.749

141.759.490

154.127.662

158.230.596

164.311.081

170.753.019

177.505.231

     

waarvan: Belastingontvangsten

136.288.069

140.941.937

153.306.358

157.421.892

163.504.377

169.946.315

176.698.527

                     
   

Rente

 

414.676

414.400

418.900

407.100

407.100

407.100

407.100

     

Belasting- en invorderingsrente

414.676

414.400

418.900

407.100

407.100

407.100

407.100

                     
   

Boetes en schikkingen

199.225

205.877

204.577

203.777

201.777

201.777

201.777

     

Ontvangsten boetes en schikkingen

199.225

205.877

204.577

203.777

201.777

201.777

201.777

                     
   

Bekostiging

207.780

197.276

197.827

197.827

197.827

197.827

197.827

     

Kosten vervolging

207.780

197.276

197.827

197.827

197.827

197.827

197.827

                     
 

(4) Apparaatsontvangsten

31.258

24.856

31.030

30.940

30.082

31.195

31.195

Budgetflexibiliteit

Voor de programma-uitgaven die vallen onder de rubrieken «Bekostiging» en «rente» geldt dat deze voor 100% juridisch verplicht zijn; ze vloeien voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 (rente-uitgaven) en vanuit de Algemene wet bestuursrecht (uitgaven bekostiging). Verder is de bijdrage aan de Waarderingskamer voor 100% juridisch verplicht op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ)

Voor de overige programma-uitgaven geldt dat deze niet allemaal als 100% juridisch verplicht zijn aan te merken. Deels zijn er wel contracten etc. gesloten, bijvoorbeeld ten behoeve van ICT en/of andere benodigde diensten voor de uitvoering van de primaire processen van de Belastingdienst. Naar beste inschatting zal het niet-juridisch verplichte bedrag per 1 januari 2019 circa € 150 mln. bedragen. Voorbeelden hiervan zijn (verlenging van) licenties en onderhoudscontracten voor software en hardware, zoals voor het Toeslagensysteem en data storage FIOD. Een ander voorbeeld is de uitgaven voor papieren dienstverlening (brieven aan burgers en bedrijven). Over het algemeen geldt wel dat de niet-juridische verplichte uitgaven noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de primaire processen, bijvoorbeeld uitgaven ten behoeve van het berichtenverkeer met burgers en bedrijven of het jaarlijks verlengen van licenties.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Programma-uitgaven

Bekostiging

De uitgaven onder bekostiging betreffen onder andere de proceskostenvergoeding aan belastingplichtigen indien hun bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. De regeling ligt vast in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Garanties

Dit betreft uitgaven als gevolg van garanties die de Belastingdienst afgeeft aan faillissementscuratoren in verband met procesrisico’s.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

De uitgaven aan de Waarderingskamer betreft de eigenaarsbijdrage van het Ministerie van Financiën voor de begroting 2019 die reeds is vastgesteld en verplicht is op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die worden gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het ministerie levert jaarlijks een bijdrage aan de internationale douaneraad. Conform internationale samenwerkingsovereenkomsten levert ieder land een bijdrage.

Opdrachten

In de Wet elektronisch berichtenverkeer (Wet EBV) staan verplichtingen rond het berichtenverkeer van de Belastingdienst met burgers en bedrijven. Onder «Overige opdrachten» vallen met name de uitgaven die geraamd zijn voor de «papieren dienstverlening». Bij «ICT opdrachten» gaat het met name over ICT-uitgaven die te maken hebben met de «digitale dienstverlening» (licenties, software applicaties en hardware).

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft met name de bijdrage aan Logius waar de Belastingdienst ICT-voorzieningen afneemt die samenhangen met de primaire taakuitvoering van de Belastingdienst. Het gaat om voorzieningen als Digipoort en DigiD. Interdepartementaal zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). De stelselafspraken zullen wettelijk vastgelegd worden door het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de Wet Digitale Overheid. Daarnaast betreft deze post een kleine bijdrage aan het CIBG (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg). Met het CIBG heeft de Belastingdienst een samenwerkingsovereenkomst om winstaangiftes van zelfstandigen in de zorg te controleren. Het CIBG is verantwoordelijk voor het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de dienstonderdelen van de Belastingdienst (exclusief Douane).

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de dienstonderdelen van de Belastingdienst (exclusief Douane specifieke materiële uitgaven) en omvat facilitaire diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven die horen bij de toerusting van de ambtenaren van de Belastingdienst (telefoon, laptop, werkplek, iPad, etc.). De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO’s) betreft met name de huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf).

Ontvangsten

Programma-ontvangsten

Belastingontvangsten

De in de bovenstaande tabel opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds en het BES-fonds.

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2019 met begrotingshoofdstuk IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2019 met begroting IX (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totale belastingontvangsten

169.835.403

175.691.996

189.125.265

193.094.583

198.908.386

205.155.417

211.720.390

Afdracht Gemeentefonds

27.906.247

29.168.904

30.147.959

30.042.181

29.874.857

29.700.014

29.522.774

Afdracht Provinciefonds

2.569.563

2.314.186

2.407.659

2.372.018

2.270.885

2.250.712

2.240.712

Afdracht Btw-compensatiefonds

3.029.706

3.225.010

3.225.010

3.225.010

3.225.010

3.225.010

3.225.010

Afdracht BES-fonds

41.818

41.959

38.279

33.482

33.257

33.366

33.367

Belastingontvangsten IX

136.288.069

140.941.937

153.306.358

157.421.892

163.504.377

169.946.315

176.698.527

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van belastingplichtigen.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Bekostiging

De ontvangsten hebben betrekking op kosten die worden doorberekend aan belastingschuldigen van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Apparaatsontvangsten

Deze post betreft onder andere ontvangsten van facilitaire diensten die de Belastingdienst levert aan andere overheidsdiensten en op basis van factuurbasis worden geleverd.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken;

  • BTW Vrijstelling fondswerving;

  • BTW Vrijstelling lijkbezorging;

  • BTW Vrijstelling overig;

  • Accijnzen overige regelingen.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln.)1
 

2017

2018

2019

Giftenaftrek inkomstenbelasting

366

375

367

Onderhoudsverplichtingen aftrek

319

319

311

Belaste ontvangen alimentatie

– 197

– 197

– 189

Middelingsregeling

89

89

89

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

979

971

955

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

27

28

30

Heffingvrij vermogen box 3

1.155

919

900

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

102

104

106

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

211

215

219

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

6

7

7

30%-regeling

968

1.045

742

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

118

122

122

Algemene heffingskorting

19.765

19.818

21.612

Alleenstaande ouderenkorting

509

480

456

Ouderenkorting

2.953

3.231

3.704

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit2

29

23

22

EB Belastingvermindering per aansluiting

2.441

2.460

2.070

BTW Laag tarief voedingsmiddelen en water

7.983

8.264

6.844

BTW Laag tarief overig

2.087

2.171

1.810

BPM Teruggaaf diverse voertuigen3

13

12

12

MRB Vrijstelling diverse voertuigen4

25

25

26

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

58

61

64

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

19

17

14

MRB Kwarttarieven

141

150

159

1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

EB = Energiebelasting.

3

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

4

MRB = Motorrijtuigenbelasting.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

De aanpak van internationale belastingontwijking en -ontduiking vormt ook in 2019 een belangrijke doelstelling van het kabinet. In de brief «Aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking19» is door het kabinet in het voorjaar van 2018 reeds uitvoerig stilgestaan bij de beleidsvoornemens met betrekking tot dit thema. Een belangrijke pijler is daarbij het tegengaan van de uitholling van de belastinggrondslag van Nederland en die van andere landen door middel van het Nederlandse belastingstelsel. Onder meer de implementatie van de eerste en tweede Europese richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking (ATAD 1 en ATAD 2) draagt bij aan het realiseren van deze doelstelling. Implementatie van de maatregelen die voortvloeien uit ATAD 1 is voorzien per 2019. Mede gelet op de ambitie van het kabinet om belastingontwijking tegen te gaan en gelet op de wens een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen te bereiken, kiest Nederland hierbij voor een invulling die verder gaat dan de richtlijn voorschrijft.

Naast het tegengaan van de uitholling van de belastinggrondslag is de tweede pijler in het beleid het versterken van de transparantie en integriteit van het belastingstelsel. Ook dat levert een belangrijke bijdrage aan de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking. Onder deze pijler hangen verschillende nationale maatregelen, zoals een verduidelijking van het verschoningsrecht en het versterken van de integriteit van de financiële sector via onder meer een aanscherping van de wetgeving voor de trustsector. Internationaal kiest het kabinet bijvoorbeeld voor het ondersteunen van het richtlijnvoorstel voor openbare Country-by-Country reporting. Ook heeft het kabinet de inmiddels aangenomen richtlijn mandatory disclosure gesteund.

Verder stelt het kabinet voor om een bronheffing op dividend (per 2020) en rente en royalty’s (per 2021) te introduceren naar landen met een laag winstbelastingtarief (zogenoemde «low tax jurisdictions») en in misbruiksituaties. Bovendien zal het kabinet onder meer via het Multilaterale Verdrag, dat is ontwikkeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), antimisbruikbepalingen in verdragen opnemen om te voorkomen dat het Nederlandse verdragennetwerk oneigenlijk wordt gebruikt.

Een ander belangrijk streven van het kabinet is om lastenverlichting voor burgers te realiseren door de lasten op arbeid verder te verlagen. In het regeerakkoord worden maatregelen voorgesteld die de lasten voor burgers in 2021 met ruim € 5 mld. verlagen. Daarbij gaat het onder meer om de invoering van een tweeschijvenstelsel in box 1, een verhoging van de algemene heffingskorting en een – per saldo – verhoging van de arbeidskorting. Hierdoor stijgt de koopkracht voor alle inkomensgroepen en gaat het meer lonen om (extra) te gaan werken, vooral voor werkenden met een modaal inkomen. De ruimte om de belastingen op inkomen verder te verlagen, wordt onder meer gevonden door per 1 januari 2019 het verlaagde btw-tarief te verhogen van 6% naar 9% en middels verdere vergroening van het belastingstelsel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verhogen van de afvalstoffenbelasting per 1 januari 2019.

Het kabinet vindt het van belang dat Nederland aantrekkelijk blijft voor ondernemingen die hier zijn gevestigd en voor bedrijven die hier naartoe willen komen. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt bepaald door de verhouding van Nederland tot omringende en concurrerende landen. Daarbij spelen vele factoren een rol, waaronder uiteraard ook het belastingstelsel. In het pakket Belastingplan 2019 worden dan ook diverse maatregelen voorgesteld die bijdragen aan deze doelstelling. Te denken valt aan het afschaffen van de dividendbelasting en het verlagen van de vennootschapsbelastingtarieven. Vanaf 2019 worden de tarieven stapsgewijs verlaagd naar 16% en 22,25%. Ook het uitgebreide netwerk van belastingverdragen draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Nederland zal daarom ook deze kabinetsperiode met landen in gesprek gaan over (nieuwe) belastingverdragen.

Tevens zet het kabinet zich in voor een verdere vergroening van het belastingstelsel. In dit kader wordt onder meer voorgesteld om de energiebelasting beter in balans te brengen met de CO2-uitstoot die ontstaat wanneer de elektriciteit wordt opgewekt of aardgas wordt verbrand. Het kabinet realiseert dit door het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit met ingang van 2019 te verlagen en het tarief voor aardgas te verhogen. Verder wordt de belastingvermindering in de energiebelasting per 2019 verlaagd. Ook in de afvalstoffenbelasting gaat het principe dat de vervuiler betaalt zwaarder wegen. Het kabinet verhoogt het tarief voor het verbranden en storten van afvalstoffen met ingang van 2019.

Bovendien zal het kabinet inzetten op een betere uitvoerbaarheid van het belastingstelsel en een beter handhavingsbeleid door de Belastingdienst. Deze doelstelling blijft een kompas bij elke aanpassing in de belastingwetgeving. Zo is het kabinet voornemens om in verband met de vereenvoudigingsdoelstelling voor betere uitvoerbaarheid de kleineondernemersregeling (KOR) in de btw te moderniseren door de regeling te vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling van omzetbelasting met een omzetgrens van € 20.000. De nieuwe KOR maakt de heffing van btw bij ondernemers met een geringe belaste omzet in Nederland een stuk eenvoudiger. De complexiteit wordt verminderd, doordat handmatige (her)berekeningen, die noodzakelijk zijn voor toepassing van de degressieve vermindering onder de oude KOR, komen te vervallen. De kans op fouten neemt hierdoor af. Ook is de kleine ondernemer die de nieuwe KOR toepast in veel gevallen ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.

Tot slot streeft het kabinet naar een toekomstbestendig belastingstelsel dat is toegespitst op de toenemende digitalisering en globalisering en dat klaar is voor nieuwe verdienmodellen. Op de lange termijn kan vergaande digitalisering en robotisering namelijk fundamentele gevolgen hebben voor onze belastingmix, onder andere doordat de productiefactor arbeid mogelijk relatief kleiner wordt. De maatregelen uit het regeerakkoord die leiden tot lagere lasten op arbeid, mede gefinancierd uit hogere indirecte belastingen zoals milieubelastingen en de verhoging van het lage btw-tarief zijn dan ook met het oog op de veranderende belastingmix, onder andere door verdergaande digitalisering, een stap in de goede richting.

F2. Belastingdienst

Strategie Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn strategie het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zichzelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen. De Belastingdienst handelt conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert waar mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn.

Dit betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:

  • 1. een omgeving creëert waarin het maken van fouten zoveel mogelijk wordt voorkomen en waarin de Belastingdienst barrières opwerpt om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan;

  • 2. het burgers en bedrijven gemakkelijk maakt om verschuldigde belasting(en) af te dragen, bijvoorbeeld door middel van de vooraf ingevulde aangifte en voorlichting, en om een juiste toeslagaanvraag te doen;

  • 3. de mate en intensiteit van zijn handelen baseert op de relevante informatie over (oorzaken van) het gedrag van burgers en bedrijven. Daar waar de kwaliteit van de belastingaangifte of toeslagaanvraag vooraf is geborgd, kan de Belastingdienst volstaan met minder toezicht achteraf. Daar waar burgers en bedrijven regels bewust niet willen naleven of frauderen, dwingt de Belastingdienst naleving af.

De Belastingdienst heeft hierbij te maken met verschillende groepen burgers en bedrijven, met verschillende behoeften en verschillend gedrag bij het naleven van (fiscale) regels. De Belastingdienst deelt daarom het totale bestand van burgers en bedrijven op in groepen met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken (doelgroepen).

Jaarlijks vertaalt de Belastingdienst zijn strategie in een beleid per doelgroep, waarbij de uitvoerings- en toezichtstrategie wordt vertaald naar de concrete inzet van de capaciteit van de Belastingdienst per doelgroep. In het Jaarplan Belastingdienst 2019 dat de Tweede Kamer in het najaar ontvangt, zal hier nader op worden ingegaan. In dit jaarplan wordt opgenomen met welke middelen (budget en formatie) welke resultaten zullen worden bereikt. Daarnaast zullen in het jaarplan de ontwikkelstappen worden benoemd die de Belastingdienst gaat zetten ten aanzien van ICT en procesverbeteringen, verbetering van de sturingsinformatie en personeel.

Belangrijke onderdelen van de strategie zijn fraudebestrijding en externe overheidssamenwerking in Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)-verband en Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC)-verband. Belangrijk hierbij is de samenwerking, bijvoorbeeld door het verstrekken van informatie, met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie ten behoeve van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit in RIEC-verband.

Burgers

De grote omvang en de mate van redzaamheid zijn kenmerkend voor de behandeling van de groep burgers. De Belastingdienst richt zich op het (massaal) voorkomen van fouten en het verbeteren van de kwaliteit van de belastingaangifte en toeslagaanvraag door een passende dienstverlening en door zoveel mogelijk (massaal) vooraf invullen van gegevens bij belastingaangifte en toeslagaanvragen. Ook corrigeert de Belastingdienst belastingaangiften en toeslagaanvragen van burgers door gebruik te maken van gegevens van derde partijen. De uitkomsten van de periodieke steekproeven, nadere analyse van de aangiften en toeslagaanvragen, het ontwikkelen en uitvoeren van evaluaties en effectmetingen, vormen de basis voor het bepalen welke groepen of individuele burgers specifieke aandacht nodig hebben en welke behandeling daar bij past.

Bedrijven

De Belastingdienst onderscheidt groepen bedrijven met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken. Dit betreffen zowel profit als non-profit organisaties. Voorbeelden van objectieve kenmerken zijn: omvang (af te dragen belasting, kasstroom), complexiteit (eigendomsverhoudingen, rechtsvorm en besturing, relaties tussen bedrijven) en activiteiten (branchekenmerken, internationale gerichtheid). Voorbeelden van subjectieve kenmerken zijn: de mate van zelfredzaamheid en transparantie, de houding ten opzichte van belasting betalen (fiscale strategie) en de kwaliteit van de fiscale administratie.

Met het uitvoeren van zijn beleid streeft de Belastingdienst naar het bevorderen en in stand houden van compliance en dat het nalevingstekort, en daarmee het bedrag aan verschuldigde belasting dat niet binnenkomt («tax gap»20) en ten onrechte toegekende toeslagen, zo klein mogelijk is.

Doelen en prestatie-indicatoren

In 2017 zijn toezicht en opsporing en massale processen van de Belastingdienst geëvalueerd. Het rapport21 bepleit dat er scherpe tussendoelen worden geformuleerd die de verbinding leggen tussen de algemene doelstelling voor naleving aan de ene kant en de tactische en operationele doelen aan de andere kant. En de prestatie-indicatoren te baseren op deze tussendoelen. Met de nieuwe indicator «Voorinvulling van gegevens IH (VIA)» bij de doelstelling voor massale processen, wordt hiermee een eerste stap gezet. Het voorinvullen van een aangifte IH verkleint de kans op fouten in de aangifte en ontzorgt burgers bij het doen van aangifte. Hiermee draagt de VIA bij aan het vergroten van compliance en het verkleinen van nalevingstekorten.

De ontwikkeling van tussendoelen en prestatie-indicatoren loopt als meerjarig traject gelijk op met de doorontwikkeling van de uitvoerings- en handhavingsstrategie. Het streven is gericht op minder indicatoren met meer zeggingskracht.

Dienstverlening

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door passende dienstverlening te leveren.

Met passende dienstverlening zorgt de Belastingdienst ervoor dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden hun verplichtingen kunnen nakomen en hun rechten kunnen verwezenlijken. De door de Belastingdienst geboden dienstverlening is ingericht op diversiteit in de zelfredzaamheid van de burger. Deze dienstverlening wordt in belangrijke mate aangevuld door andere externe ondersteuningsmogelijkheden. De Belastingdienst stimuleert en ondersteunt organisaties en burgers die burgers helpen met het (digitaal) zaken doen met de overheid. De hulpvraag en het aanbod richten zich hierbij zowel op juridisch/fiscaal gebied als op het gebied van digitalisering of taal. De Belastingdienst streeft ernaar te voldoen aan de verwachtingen van burgers en bedrijven ten aanzien van snelle en klantgerichte dienstverlening. Het effect hiervan wordt meetbaar gemaakt met de volgende prestatie-indicatoren.

Prestatie-indicatoren Dienstverlening (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator1

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

81%

86%

90–95%

90–95%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

98%

98%

90–95%

90–95%

Klanttevredenheid

n.v.t.

80%

6,6%

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) en maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers

scoort een 1,5 of lager

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) en maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers

scoort een 1,5 of lager

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst (aantal ontvangen klachten)

13.105

11.145

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar

1

Enkele streefwaarden van de Belastingdienst worden weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst bij betreffende prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

Afgehandelde bezwaren en klachten binnen Awb-termijn22

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen daartegen bezwaar maken door een bezwaarschrift in te dienen bij de Belastingdienst. De streefwaarde van 90–95% Awb-tijdigheid van behandeling van bezwaarschriften is de afgelopen jaren niet gerealiseerd. Binnen de herijking van de Investeringsagenda lopen diverse projecten waarmee het bezwaarproces verbeterd wordt. In maart 2018 is voor de inkomstenbelasting een nieuw logistiek systeem (Logistieke Werkstroom Besturing) en een systeem voor het digitaal indienen van bezwaar in gebruik genomen. De andere grotere belastingmiddelen (OB, LH en Vpb) volgen later. Verder is in 2018 gestart met de deformalisering IH en is tevens een nieuwe risicotool voor aanvullingen IH geïntroduceerd, waarmee per aanvulling de risico’s voor bezwaar in beeld worden gebracht. Deze ontwikkelingen moeten het bezwaarproces minder omvangrijk en sneller maken. Daardoor komt meer capaciteit beschikbaar voor de bezwaren die niet via het aanvullingenproces worden afgedaan. Het deformaliseren van bezwaar IH betekent dat de aanvullingen voor bezwaar, die relatief een korte doorlooptijd hebben en een gunstig effect op het Awb-percentage, niet meer als bezwaar worden gezien, maar als een verzoek. Dit heeft in eerste instantie een negatief effect op het Awb-percentage. Er kan niet van uit worden gegaan dat de streefwaarde in 2019 zonder meer gehaald gaat worden. Tegelijkertijd zou er in 2019 al wel enige verbetering merkbaar moeten zijn. Per saldo blijft de streefwaarde daarom onveranderd op 90–95%.

Klanttevredenheid

De indicator klanttevredenheid meet direct na de dienstverlening hoe de persoonlijke ervaring van de Belastingdienst ten aanzien van telefoon, website en balie is beleefd door burgers en bedrijven. Deze meting vindt plaats door burgers en bedrijven te bevragen op zowel aspecten die bijdragen aan de klanttevredenheid als op de ervaren klanttevredenheid zelf. Hiermee krijgt de Belastingdienst goed zicht op de variabelen die klanttevredenheid bepalen, waardoor betere sturing op en verantwoording over prestaties mogelijk is.

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

Bij deze indicator wordt er gemeten hoeveel klachten de Belastingdienst op jaarbasis binnenkrijgt. In contacten met burgers en bedrijven gaat de Belastingdienst uit van het vertrouwen dat zij hun verplichtingen na willen komen. Om compliance te bereiken is het cruciaal dat er vertrouwen is in de Belastingdienst. Dit is onder andere afhankelijk van de rechtvaardigheid die burgers en bedrijven ervaren in het optreden van de Belastingdienst. In zijn optreden handelt de Belastingdienst volgens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en is hij zorgvuldig, geloofwaardig en transparant. Dit betekent dat hij kritisch is op zijn eigen functioneren en open over gemaakte fouten. Hierbij streeft de Belastingdienst ernaar om het aantal klachten jaar op jaar te verminderen.

Af te handelen belvolume (kengetal)

De BelastingTelefoon verwacht in 2019 10 mln. telefoontjes af te handelen (2018: 10,5 tot 11,5 mln.). De daling ten opzichte van 2018 hangt samen met het toenemend gebruik van digitale kanalen, waar de burger naartoe wordt geleid. Ingezet wordt op het ondersteunen van burgers en bedrijven in het uitoefenen van hun rechten en het naleven van hun plichten op het gebied van toeslagen en belastingen door het actief signaleren in de vorm van proactief bellen (outbound calls). Outbound calls zijn er op gericht meer maatwerk te leveren maar ook om burgers en bedrijven proactief te ondersteunen. De ervaringen laten zien dat dit op prijs wordt gesteld. Daarnaast kan door outbound bellen de inzet van dure toezicht- en invorderingsinstrumenten worden voorkomen.

Toezicht

De Belastingdienst voert adequaat toezicht uit en dwingt waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af om er voor te zorgen dat de verschuldigde belastingen bestendig de staatskas binnenkomen en de toeslagen rechtmatig worden uitbetaald.

Belastingen

De strategie van de Belastingdienst leidt tot een gedifferentieerde aanpak van bedrijven waarin de Belastingdienst een mix aan activiteiten uitvoert. Onderstaande prestatie-indicatoren hebben betrekking op verschillende aspecten van die aanpak.

Prestatie-indicatoren Toezicht Belastingen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Percentage grote ondernemingen waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is

81%

86,5%

85%

88%

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant

5,7%

5,8%

6–8%

6–8%

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH (betreft Particulieren en MKB)1

€ 1,5 mld.

€ 2,3 mld.

€ 1,6 mld.

€ 1,2 mld.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb MKB

€ 1,6 mld.

€ 1,5 mld.

€ 1,4 mld.

€ 1,35 mld.

Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken MKB

€ 985 mln.

€ 877 mln.

€ 770 mln.

€ 735 mln.

Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

8,6%

10,2%

8–12%

<8%

1

Betreft correcties op het verzamelinkomen.

Percentage grote ondernemingen waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is

Binnen het segment Grote ondernemingen is er voor de grootste bedrijven sprake van individuele klantbehandeling. Daarmee wordt passende behandeling beoogd ter afdekking van de risico’s, gegeven de beschikbare capaciteit. Voor elke grote onderneming wordt beoordeeld of de onderneming in aanmerking komt voor klantbehandeling in de actualiteit. De analyse leidt tot een behandelstrategie en de vaststelling of een onderneming al dan niet voor klantbehandeling in de actualiteit in aanmerking komt. Het streven is om deze toets in 2019 voor 88% van alle grote ondernemingen te hebben uitgevoerd.

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant

Deze indicator betreft belastingontvangsten afkomstig uit aangiften die onder een convenant met een fiscaal dienstverlener vallen. De indicator weerspiegelt in welke mate de Belastingdienst erin slaagt een hogere mate van zekerheid over de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de belastingontvangsten te verkrijgen door de uitoefening van toezicht mede te verschuiven naar de voorkant binnen de keten.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH, Vpb en boekenonderzoeken

Deze indicatoren betreffen de bruto correctiebedragen. Dit is het door de Belastingdienst gecorrigeerde bedrag op aangiften van belastingplichtigen, vóór toepassing van het effectieve belastingtarief, en zonder rekening te houden met het verlies op correcties door bezwaar en invordering. De indicatoren richten zich op de resultaten van de ingezette repressieve instrumenten. De keuze voor deze instrumenten en de daaruit voortkomende opbrengsten volgt uit de toepassing van het beleid gericht op het bevorderen van compliance. Dit betekent dat steeds situationeel bepaald wordt wat het meest effectieve en goedkoopste preventieve of repressieve instrument is dat ingezet wordt. De duurste instrumenten, zoals boekenonderzoeken, zullen dan met name ingezet worden bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een hoog fiscaal belang en risico. Goedkopere instrumenten, zoals communicatie en telefonisch contact, kunnen volstaan bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een laag fiscaal belang en risico. Met deze indicatoren wordt significante reductie beoogd van de nalevingstekorten MKB en Particulieren. De verlaging van de streefwaarden ten opzichte van vorig jaar houdt verband met enerzijds de verbeterde kwaliteit van de vooringevulde aangifte, waardoor minder aangiften behoeven te worden gecorrigeerd en anderzijds de verwachting dat er in 2019 minder personele capaciteit beschikbaar is.

Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen een bezwaarschrift indienen. De hiervoor behandelde prestatie-indicator «Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn» is gericht op een snelle afhandeling. De onderhavige indicator «Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst» ziet op het voorkomen van bezwaarschriften door te zorgen voor juiste aanslagen bij de IH. Dit zijn de «echte» bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige het inhoudelijk niet eens is met de Belastingdienst. De grote massa bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige alleen een aanvulling of wijziging van de eerdere ingediende aangifte meldt, blijft bij deze indicator buiten beschouwing.

Eerder was de belastingdienst niet in staat op geautomatiseerde wijze een koppeling te maken tussen de daadwerkelijk opgelegde correcties voor de IH en de bezwaren die tegen deze correcties werden gemaakt en als alternatief was er een handmatige aansluiting gemaakt. Het daadwerkelijk percentage, berekend met behulp van een geautomatiseerde koppeling, van de bezwaren tegen correctie is lager dan eerder gerapporteerd, dit zal in het jaarverslag 2018 worden gecorrigeerd. De streefwaarde voor 2019 wordt gesteld op <8%.

Toeslagen

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het rechtmatig, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van de juiste toeslag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen. Het streven is om het voor burgers gemakkelijk te maken om het goed te doen. De inzet op vormen van actief signaleren, waar nodig voorafgaand aan de toekenning, draagt bij aan klanttevredenheid en toekenningszekerheid. Inzet van data-analyses draagt bij aan het steeds beter kunnen differentiëren van dienstverlening en toezicht op grond van het gedrag van toeslagaanvragers en het voorspellen van afwijkingen tussen de voorlopige en de definitieve toekenning. De scheidslijn tussen dienstverlening en toezicht vervaagt, doordat de Belastingdienst proactief handelt op basis van actuele signalen. Gezien de omvang van de populatie streeft de Belastingdienst naar «massaal maatwerk». Het doel is maatregelen en voorzieningen in het massale proces te treffen, die door burgers als gepersonaliseerde ondersteuning worden ervaren.

Prestatie-indicatoren Toezicht Toeslagen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Rechtmatige toekenning van toeslagen

Gerealiseerd

Gerealiseerd

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau1

Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500

91,6%

92,2%

91%

91%

1

Dit betreft het artikel van het desbetreffende beleidsdepartement.

Rechtmatige toekenning van toeslagen

De Belastingdienst streeft naar een rechtmatige toekenning van toeslagen. Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingvoorschriften worden vastgelegd. Door een snelle rechtmatige toekenning wordt de toekenningszekerheid vergroot en neemt het vertrouwen in de Belastingdienst toe en zullen burgers meer geneigd zijn hun verplichtingen na te komen. Om de rechtmatigheid van toeslagen te bevorderen wordt onder andere aandacht besteed aan de kwaliteit van bestanden van derden die worden gebruikt. Bij toeslagen die worden vastgesteld na handmatige behandeling door medewerkers wordt de kwaliteit van de behandeling getoetst.

Terug te betalen bedragen zoveel mogelijk beperken

De Belastingdienst streeft ernaar het ontstaan van door de burger terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen zoveel mogelijk te beperken. Als kwantitatieve indicator wordt gebruikt: het percentage van het totale aantal definitief toegekende toeslagen, waarbij niet terugbetaald hoeft te worden of het terug te betalen bedrag onder € 500 blijft. Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden, omdat het bij de toekenningen veelal gaat om hogere bedragen dan bij andere toeslagen. De verstrekking van toeslagen gebeurt aan de hand van voorschotten, hetgeen ertoe kan leiden dat bij de eindberekening na afloop van het jaar nog een aanvullend bedrag moet worden uitgekeerd of dat een deel van het uitgekeerde bedrag moet worden teruggevraagd. De intentie is het aantal terug te betalen bedragen groter dan het normbedrag terug te dringen. De score op deze indicator wordt hoger naarmate aanvragers tijdig mutaties en juiste schattingen doorgeven. De Belastingdienst ondersteunt burgers hierbij. Waar mogelijk worden burgers actief erop geattendeerd dat inkomens of andere grondslagen (gaan) afwijken van die welke tot dan zijn gebruikt. Hierdoor verbetert de compliance. Als het mogelijk is wordt aanpassing van gegevens door de Belastingdienst zelf verzorgd.

De norm voor de doelstelling om grote terugvorderingen te beperken staat op 91%. De realisatie toont de afgelopen jaren percentages van 91,5% tot 92,5%. De resultaten in 2019 kunnen worden beïnvloed gedurende de Voorlopige Toeslag-periode, dat wil zeggen door acties van Toeslagen in 2018, zoals hulp bij het schatten van het inkomen. Tevens is er een afhankelijkheid van het afbouwtempo van de toeslagbedragen bij inkomensverschillen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het inkomen tijdelijk stijgt als gevolg van een incidentele beloning. In de loop van 2019 zal worden bezien of de positieve trend zich doorzet en de norm kan worden verhoogd.

Inning

Prestatie-indicatoren Inning (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Achterstand invordering

2,6%

2,7%

2,5–3%

3–3,5%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

57,2%

54,5%

55–65%

55–65%

Achterstand invordering

De indicator «Achterstand invordering» meet het bedrag aan openstaande vorderingen waarvan de betalingstermijn is verstreken en waartegen geen bezwaar is ingediend. De indicator is uitgedrukt in een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten en gaat over de belastingmiddelen inkomensheffing/Zorgverzekeringswet, loonheffingen, motorrijtuigenbelasting (MRB), omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Het is een indicatie voor de (relatieve) omvang van de debiteurenpositie van de Belastingdienst en het geeft een momentopname van de omvang van de voorraad nog in te vorderen posten.

De Belastingdienst volgt openstaande schulden en gaat in geval van gedetecteerde verhaalsmogelijkheden alsnog over tot het innen van de schuld. Dankzij dynamisch monitoren kan de Belastingdienst aan de hand van gegevens controleren of de situatie van een debiteur is veranderd, waardoor er toch kan worden geïncasseerd. Deze beweging leidt tot een structurele stijging van het achterstandspercentage omdat schulden langere tijd worden gevolgd en daarmee het totaal aantal openstaande (langlopende) vorderingen dus toeneemt. De streefwaarde is hierop aangepast.

Inning invorderingsposten binnen een jaar

Deze indicator meet hoe snel de Belastingdienst erin slaagt om vorderingen die niet op tijd betaald23 worden toch te innen, als resultaat van de ingezette invorderingsmaatregelen.

Massaal proces

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door massale processen juist, tijdig en efficiënt uit te voeren.

Prestatie-indicatoren Massaal proces (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Voorinvulling van gegevens IH (VIA)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

65%

Garantieregeling IH 2018: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

99,5%

99,5%

100%

100%

Definitief vaststellen toeslagen

89,7%

85,5%

85%

85%

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald1

99,9%

99,96%

99,9%

99,9%

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)2

56

70

Minder verstoringen dan vorig jaar

Minder verstoringen dan vorig jaar

1

Het cijfer over 2016 is op maandbasis berekend en niet gecorrigeerd voor productieverstoringen in het betaalverkeer. Vanaf 2017 wordt in de berekening rekening gehouden met productieverstoringen.

2

De gerapporteerde cijfers betreffen het aantal ernstige productieverstoringen (aantal damages).

Voorinvulling van gegevens IH (VIA)

De Belastingdienst streeft ernaar om daar waar zij beschikt over derden- of eigen gegevens, die van belang zijn voor het doen van de aangifte IH, deze in te zetten in de communicatie met belastingplichtigen. De veronderstelling is dat het voorinvullen van een aangifte IH bijdraagt aan het vergroten van compliance, het verkleinen van nalevingstekorten en het ontzorgen van burgers (dienstverlenend). Het streven is om jaarlijks 65% van de ingediende aangiften door particulieren (IH niet-winst) volledig vooraf in te vullen vanuit de VIA voor zover het voor de Belastingdienst kenbare rubrieken betreft24. Daarnaast zal in het kader van beheerst vernieuwen onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheid van het vergroten van het aantal gegevensstromen.

Garantieregeling IH 2018: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

Deze indicator meet het percentage belastingplichtigen dat tijdig binnen de garantieregeling aangifte IH 2018 heeft gedaan en dat vóór 1 juli bericht heeft ontvangen in de vorm van een voorlopige of definitieve aanslag 2018. Een beperkt deel belastingplichtigen zal in plaats van een aanslag een ander bericht ontvangen. Daar staat in dat voor de afhandeling van de aangifte nader fiscaal onderzoek nodig is, in geval er twijfels zijn over de juistheid van de verstrekte gegevens.

Definitief vaststellen toeslagen

Doel van de prestatie-indicator is dat 85% van de toeslaggerechtigden vóór 31 december van het jaar t+1 de definitieve toekenning krijgt van het toeslagjaar t. De reden waarom de resterende 15% niet volledig definitief toegekend kan worden in t+1 ligt in het feit dat veel inkomens- of onderliggende gegevens nog niet bekend zijn vanaf het moment dat het definitief toekennen van toeslagen begint.

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

Deze indicator heeft betrekking op het laatste deel van de toeslagenketen: de uitbetaling op een reeds afgegeven beschikking. Van tijdige uitbetaling is sprake als het voorschot voor de komende maand op de 20e van de voorafgaande maand op de rekening van de toeslaggerechtigde is bijgeschreven25.

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)

Deze indicator meet in welke mate er sprake is van ernstige productieverstoringen binnen de Belastingdienst welke leiden tot overlast, benadeling of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven. Van een productieverstoring is ook sprake wanneer er schade optreedt in de kasstroom van het Rijk of als er afbreuk wordt gedaan aan de compliance. De doelstelling is om het aantal «damages» in 2019 te verminderen t.o.v. 2018. Bij de realisatie van de indicator wordt de impact (aantal geraakte burgers en/of bedrijven) en de ernst van de overlast in ogenschouw genomen.

FIOD

De FIOD werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegengaan van fiscale, financiële en economische fraude (inclusief fraude met premies, subsidies, toeslagen en in- en export), aan witwasbestrijding, aan het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en aan de bestrijding van de financiële georganiseerde criminaliteit.

Prestatie-indicatoren FIOD (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2016

Waarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

80%

84%

82–85%

82–85%

Gerealiseerde incasso-opbrengsten (mln. €)

€ 274 mln.

€ 169 mln.

€ 83 mln.

€ 126 mln.

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

20%

31%

>40%

>40%

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

De FIOD geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken met impact en effect. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie is een resultaat van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de toezichthouders en de FIOD, en is een indicator voor de kwaliteit van de door de FIOD aangeleverde zaken.

Gerealiseerde incasso-opbrengsten

Op basis van afgeronde onderzoeken stelt de FIOD processen-verbaal op en gaat het Openbaar Ministerie over tot vervolging en/of een transactie. Vervolging kan leiden tot veroordeling, waarbij incasso-opbrengsten voor de Staat gerealiseerd kunnen worden. Transacties leiden ook tot incasso-opbrengsten voor de Staat. De daadwerkelijke ontvangsten worden ontvangen op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI). De stijging van de streefwaarde 2019 t.o.v. 2018 is het gevolg van het gefaseerd oplopen van de incassoverplichtingen vanuit de intensivering bestrijden witwassen en niet-ambtelijke-corruptie. De uiteindelijke resultaten kunnen overigens sterk beïnvloed worden door een (individuele) grote zaak, zoals de gerealiseerde opbrengsten in 2016 en 2017 laten zien.

Omgevingsgerichte strafonderzoeken

Bij de aanpak van fraude wil de FIOD een duidelijk signaal afgeven en kiest het voor aanpak van strafonderzoeken met maatschappelijk effect: van incident naar impact. De monitoring hierop vindt plaats met deze prestatie-indicator door te rapporteren hoeveel procent van de zaken omgevingsgericht is. Met omgevingsgericht wordt gedoeld op zaken die voortvloeien uit de vooraf bedachte verbinding tussen partners in de keten van toezicht, opsporing en vervolging.

17

Voor de IH en Vpb is gekozen voor een indicator op tijdige aangifte die het gezamenlijke resultaat voor die belastingmiddelen meet. Reden daarvoor is de uitstelregeling voor belastingconsulenten (Becon regeling) die voor de IH en Vpb gezamenlijk geldt. De streefwaarde is gebaseerd op het tot nu gevoerde beleid voor het versturen van een uitnodiging tot aangifte.

18

Het nalevingstekort betreft de gemiste belastingontvangsten door onvolledige of onjuiste aangifte.

19

Kamerstukken II 2017–2018, 25 087, nr. 188.

20

De tax gap is het verschil tussen de belastingen die op grond van de wet verschuldigd zijn en de daadwerkelijke belastingontvangsten. Onder de tax gap vallen inningsverlies, fraude en per ongeluk gemaakte fouten in een aangifte.

21

Kamerstukken II 2017–2018, 31 935, nr. 44.

22

Bezwaarschriften en klachten moeten worden behandeld binnen de termijnen genoemd in artikel 7:10 Awb. Als niet binnen zes weken uitspraak kan worden gedaan, kan eenzijdig de termijn met hoogstens zes weken worden verdaagd. Belangrijk voor de praktijk is dat in overleg met de belastingplichtige verder uitstel mogelijk is als deze daarmee instemt (artikel 7:10, lid 4 Awb).

23

Niet op tijd betaald is na de eerste aanmaning. Deze indicator heeft betrekking op het zogenoemde niet-compliante deel van de ontvangsten. Dit niet-compliante deel betrof 1,6% in 2017 (zie de indicator «Tijdige betaling van belastingen en premies» bij de Algemene doelstelling).

24

De Belastingdienst heeft van een aantal rubrieken geen informatie die voorinvulling mogelijk maakt. Het betreft bijvoorbeeld informatie over het geven van giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s).

25

Indien de 20e in het weekend of op een feestdag valt, wordt het voorschot van de toeslag de eerstvolgende werkdag uitbetaald.

Licence