Base description which applies to whole site

2. BELEIDSAGENDA IENW 2020

Nederland is een land dat infrastructureel en op milieugebied in veel opzichten vooroploopt. We hebben de veiligste Delta van de wereld, onder meer door onze wereldwijd geroemde Delta-aanpak waarmee we Nederland blijvend beschermen tegen overstromingen, wateroverlast, maar ook droogte en hitte periodes. Onze kennis daarover exporteren we wereldwijd. Ook de staat van onze infrastructuur is internationaal aansprekend, zo blijkt uit verschillende beoordelingen (waaronder een vierde plek in het Global Competitiveness Report, uitgebracht door het World Economic Forum). En bovendien hebben we tot doel om het Nederlandse wagenpark uitstootvrij te maken. We werken aan een circulaire economie en zijn hierop in het laatste milieurapport van de Europese Commissie toonaangevend genoemd. Het kabinet is ambitieus en het vraagt, ook in 2020, veel inspanningen en middelen om al het goede dat we hebben ook te kunnen behouden of vernieuwen. Ook komend begrotingsjaar vormen een veilig en bereikbaar Nederland en een gezonde en duurzame leefomgeving de speerpunten van het beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). IenW zal in 2020 een integrale milieuvisie presenteren waarin risico’s, uitdagingen en kansen in samenhang worden bezien. Tot slot wordt ook extra ingezet op toezicht en handhaving door de ILT. De hoofdstructuur Beleidsagenda wordt net als vorig jaar gevormd door de belangrijkste transities op IenW-gebied. Zij vormen de rode draad voor de beschrijving van de belangrijkste ambities voor 2020. Veel beleidsterreinen van IenW hebben betrekking op de fysieke leefomgeving. De hoofdlijnen van het beleid en de samenhang met andere beleidsterreinen in de fysieke leefomgeving zijn beschreven in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze wordt begin 2020 worden vastgesteld, en biedt een overkoepelende langetermijnvisie voor onze leefomgeving.

Veilige, slimme en duurzame mobiliteit

In 2019 is de Schets Mobiliteit 2040 naar de Tweede Kamer verzonden. In dit toekomstbeeld schetsen we hoe de reiziger zich richting 2040 wil verplaatsen over de korte, middellange en lange afstand en wat we moeten doen om dit voor elkaar te krijgen. Ook geven we een schets van ons goederenvervoer. Het mobiliteitsbeleid in 2020 geeft invulling aan dit toekomstbeeld. Daarnaast zijn in het Regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld om een inhaalslag te realiseren in onze infrastructuur. Conform afspraken uit het Regeerakkoord werken we in 2020 samen met de MIRT-regio’s aan de verdere uitwerking van kortetermijnmaatregelen voor veilige, slimme en duurzame mobiliteit.

Omvorming Infrastructuurfonds naar Mobiliteitsfonds

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat het Infrastructuurfonds in 2030 wordt omgevormd tot een Mobiliteitsfonds: niet langer de modaliteit, maar de mobiliteit centraal komt centraal te staan. Het Mobiliteitsfonds zal, naast budgetten voor beheer en onderhoud en aanleg van nieuwe infrastructuur om knelpunten op te lossen, ook budgetten omvatten voor het beter benutten van bestaande infrastructuur. Het Mobiliteitsfonds wordt een belangrijk middel om binnen de systematiek van de fondsbegroting breed en integraal af te wegen tussen opgaven en oplossingsrichtingen. In 2019 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Mobiliteitsfonds. Begin 2020 wordt er een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, dat naar verwachting in 2021 in werking treedt.

Instandhouding Rijksinfrastructuur

We werken voortvarend aan de voorbereiding van nieuwe projecten, waaronder de A2 Deil-Den Bosch, het vijfde en zesde spoor bij Amsterdam Zuid en de opwaardering van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Daarnaast neemt de opgave voor instandhouding van de infrastructuur toe. Concessies aan veiligheid doen we niet. We willen dat de goede kwaliteit van de bestaande infrastructuur behouden blijft en tegelijk neemt de kans op storingen toe door de leeftijd van de bestaande infrastructuur. Ook is de intensiteit van het verkeer toegenomen en het vrachtverkeer zwaarder geworden, wat leidt tot een hogere belasting van de infrastructuur. Dit zorgt ervoor dat renovaties of vervangingen eerder moeten worden uitgevoerd. Als deze stappen niet worden gezet leidt dit mogelijk tot maatschappelijke hinder en economische schade. Daarom wordt bijvoorbeeld ook het huidige treinbeveiligingssysteem vervangen door de nieuwe Europese standaard ERTMS. Verder is het van belang dat de infrastructuur bestand is tegen toenemende weersextremen zoals neerslag, droogte, hitte en storm. Investeren in de instandhouding van alle netwerken heeft de komende jaren hoge prioriteit.

De opgave van de instandhouding is fors en mogelijk moet een groter deel van de ruimte op het Infrastructuurfonds worden besteed aan beheer, onderhoud en vervanging. Het komende jaar worden daarom externe audits uitgevoerd om in kaart te brengen hoe de financiële opgave voor instandhouding zich gaat ontwikkelen. Voor de komende meerjarenperiode is besloten de risicoreserveringen voor de instandhouding van wegen, spoor, vaarwegen en het hoofdwatersysteem te verhogen.

Verder start in 2020 een impuls om de groei van het uitgesteld onderhoud op de RWS-netwerken te beperken, voornamelijk bij vaarwegen. Bij de samenstelling van het impulspakket is het accent gelegd op projecten die «merkbaar en maakbaar» zijn, dat wil zeggen dat ze op korte termijn te realiseren zijn én effect hebben op het risico van verstoringen en de groei van het uitgesteld onderhoud.

Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Het is altijd de bedoeling geweest om met de uitvoering van de projecten uit het MIRT recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van De Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat het PAS niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt bij tracébesluiten en natuurvergunningen. Deze uitspraak heeft gevolgen voor zowel de planning als uitgaven voor specifieke projecten ten aanzien van wegen, vaarwegen, spoor, luchtvaart en het hoofdwatersysteem. De gevolgen van de PAS-uitspraak voor lopende planuitwerkingen worden geïnventariseerd. De acties die de interbestuurlijke partners op de korte, middellange en lange termijn zullen uitvoeren om tot een oplossing te komen die recht doet aan de bescherming van Natura 2000-gebieden en tegelijkertijd ruimte biedt voor ruimtelijke ontwikkelingen is door de Minister van LNV naar de Kamer gestuurd1.

Slimme mobiliteit

Slimme mobiliteit (smart mobility) heeft in toenemende mate een merkbaar effect op het doel veilig, snel en gemakkelijk van deur tot deur kunnen reizen. Of om goederen snel en betrouwbaar op de plaats van bestemming te krijgen. De aandacht van de IenW-inspanningen verschuift steeds meer van testen en experimenteren naar toepassing in de bestaande praktijk en inbedding van slimme mobiliteit als integraal onderdeel van beleid en uitvoering. Dat doen we langs vier actielijnen:

  • 1. Stimuleren gebruik van bestaande producten en diensten;

  • 2. Verantwoorde introductie van nieuwe generatie voertuigen;

  • 3. Toekomstbestendige infrastructuur en wegbeheer;

  • 4. Zorgvuldig benutten van data-uitwisseling en connectiviteit.

In 2020 zal de nadruk liggen op vervolgstappen. De experimenteerruimte die wettelijk mogelijk gemaakt is om Nederland goed voorbereid te laten zijn en impact te kunnen beoordelen van zelfrijdende functies in het verkeer, wordt in 2020 benut. Bij deze experimenten blijft verkeersveiligheid prioriteit. Dit zal uiteraard worden gedaan met internationale partijen en in samenwerking met de Nederlandse steden en regio’s. Smart mobility heeft een belangrijke internationale dimensie en tegelijkertijd hebben deze ontwikkelingen impact in de lokale context. Ook zal verder gewerkt worden aan het inbedden van smart mobility als integraal onderdeel in beleids- en uitvoeringsprocessen op het gebied van onze infrastructuur. Dit wordt opgepakt over de volle breedte, van MIRT-spelregels tot en met verkeersmanagement.

Mobility as a Service (MaaS) biedt reizigers de mogelijkheid om multimodale ketenreizen te maken waarbij zowel kan worden gepland, geboekt en betaald. IenW gaat samen met decentrale overheden, vervoerders en MaaS-dienstverleners kijken naar de kansen die MaaS kan bieden en leerervaringen opdoen. Hiertoe worden zeven landelijk opschaalbare pilots gestart, onder meer op het gebied van bereikbaarheid, duurzaamheid en toegankelijkheid2. Die pilots zijn in 2020 in uitvoering.

Ook in het goederenvervoer zetten we in op smart mobility. Met smart shipping, vergaande geautomatiseerde en gedigitaliseerde schepen, wordt de scheepvaartsector concurrerender, veiliger en duurzamer. De verwachting is dat de hele maritieme sector hiervan zal profiteren. In 2020 wordt met de Logistieke Alliantie en de Topsector Logistiek invulling gegeven aan de Goederenvervoeragenda met inzet op digitaal transport, duurzaam goederenvervoer en logistiek. Daarnaast gaat IenW door met het gepresenteerde maatregelenpakket voor spoorgoederenvervoer. Dit levert een bijdrage aan de mogelijkheden voor een modal shift in het transport naar het Europese achterland (van weg naar binnenvaart en trein) en het delen van digitale data voor Europese transporten. In samenwerking met marktpartijen, kennis- en onderwijsinstellingen wordt ingezet op kansrijke systemen en onderzoek naar ontbrekende technologieën. In 2020 wordt besloten over investeringen in treinen, over verlenging van subsidieregeling Derde spoor en over een subsidieregeling voor stille wagons.

Veiligheid zeescheepvaart

In 2020 zullen de resultaten verschijnen van onderzoek naar de toedracht van het ongeval met de MSC Zoë. Op basis daarvan zal worden bepaald wat nodig is om herhaling te voorkomen. Gegeven het internationale karakter van de zeescheepvaart zullen acties in IMO verband afgestemd worden. Verder zal Nederland in 2020 de verplichte IMO Member State Audit ondergaan. Daarin wordt vastgesteld of Nederland de verplichte IMO regels effectief heeft geïmplementeerd.

Duurzame mobiliteit

De inzet van het kabinet is om de Nederlandse CO2-uitstoot in 2030 met ten minste 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. In 2020 wordt samen met mobiliteitssector, overheden en maatschappelijke organisaties de uitvoering van de afspraken uit het ontwerp-Klimaatakkoord verder opgepakt. Zo wordt gewerkt aan de wettelijke verankering van de stimuleringsregelingen voor elektrische personen-, bestel- en vrachtauto’s. Dat is nodig met het oog op het streven dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn en dat in 2025 in ongeveer 30 tot 40 grotere steden middelgrote zero-emissie zones zullen zijn ingesteld voor goederenvervoer. Daarnaast wordt in 2020 gewerkt aan:

  • De uitwerking van maatregelen voor de stimulering van de tweedehandsmarkt van elektrische voertuigen. Het kabinet stelt daarvoor 100 miljoen beschikbaar voor de periode tussen 2020 en 2024;

  • De nationale implementatie van de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (RED II);

  • De herziene Richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (CVD);

  • De uitvoering van het plan van aanpak zero emissie zones voor stadslogistiek. Bij (stads)logistiek en (spoor)goederenvervoer, streven we samen met de regio naar logistieke optimalisatie en slimme en duurzame mobiliteitssystemen.

  • Het kabinet zal, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, ten minste drie varianten van betalen naar gebruik bij autorijden onderzoeken, voorbereidingen schetsen en waar mogelijk of nodig deze voorbereidingen treffen. De invoering van het nieuwe stelsel wordt betrokken bij de reeds voorgenomen belastingherziening in 2025.

Ook wordt er gewerkt aan de verduurzaming van het werk gerelateerd verkeer, onder andere door in te zetten op de fiets en het openbaar vervoer. Zo heeft dit kabinet de ambitie om 200.000 extra mensen op de fiets te krijgen voor woonwerk verkeer. Deze kabinetsperiode is € 100 miljoen door het Rijk beschikbaar gesteld voor snelfietsroutes en fietsenstallingen bij stations als impuls. Deze impuls heeft geleid tot meer dan een verdrievoudiging van deze middelen door bijdragen van provincies en gemeenten tot € 345 miljoen. In het Klimaatakkoord is een extra impuls van € 75 miljoen voor extra fietsstallingen opgenomen. In 2019 komt er een Tweede Etappe van de Nationale Fiets agenda. De doelstelling van de agenda blijft: 20% meer fietskilometers in 2027.

Begin 2018 is het werkprogramma voor maritieme strategie en zeehavens 2018–2021 vastgesteld waarin tal van verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen. Die zijn nader uitgewerkt in de green deal voor de verduurzaming van de zeevaart, binnenvaart en havens. Deze green deal is op 11 juni 2019 ondertekend. Mede in 2020 wordt uitvoering gegeven aan deze deal. Nederland blijft voortrekker in de IMO bij overleg over een duurzame zeevaart. Daarbij draagt Nederland bij aan de verdere uitwerking van de definitieve IMO-strategie in 2023, om de uitstoot van broeikasgassen door de zeescheepvaart verder te verminderen. In lijn met de op 17 oktober 2018 ondertekende verklaring van Mannheim, wordt gestreefd naar een nagenoeg klimaatneutrale en emissieloze binnenvaart in 2050. Verder is het streven om medio 2020 het verbod op varend ontgassen in de binnenvaart in werking te laten treden, zodra alle landen de betreffende wijziging van het Scheepsafvalstoffenverdrag hebben geratificeerd.

Op het gebied van duurzame luchtvaart krijgt de implementatie van het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) onverminderd de aandacht. De Europese Commissie (EC) presenteert in 2020 een beoordeling van de werking van CORSIA. Dit vormt de start van de onderhandelingen over luchtvaart onder het European Emissions Trading System (EU ETS) met ingang van 2024. In het kader van het ontwerpakkoord duurzame luchtvaart zet IenW zich in voor het efficiënt gebruik van het luchtruim en voor de ontwikkeling en het gebruik van duurzame alternatieve brandstoffen, zoals biokerosine en synthetische kerosine en voor de ontwikkeling van innovatieve technologieën zoals elektrisch of hybride vliegen. Het Ministerie van Financiën werkt samen met de ministeries van IenW en Economische Zaken en Klimaat (EZK) verder aan de invoering van fiscale regelingen uit het Regeerakkoord.

Wegen

Verkeersveiligheid

Iedereen moet veilig op zijn of haar bestemming kunnen komen. Dit is de ambitie van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (Kamerstukken 29 398, nr. 639). De aanpak van verkeersveiligheid heeft met dit plan vanaf 2019 een nieuwe impuls gekregen. Een risico-gestuurde aanpak staat hierbij centraal: het Rijk, gemeenten, provincies en vervoersregio’s brengen de grootste risico’s voor de verkeersveiligheid in kaart. Op basis hiervan worden in 2020 maatregelen ontwikkeld en vastgelegd in regionale uitvoeringsagenda’s. Het door het Rijk gefinancierde landelijk kennisnetwerk «verkeersveiligheid» zal gemeenten, provincies en vervoersregio’s hierbij ondersteunen met onder meer kennis, data en praktische instrumenten. Daarnaast voert het Rijk de maatregelen van het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid (2019–2021) uit. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op infrastructuur, gedrag en handhaving. Zo komt de zelfevaluatiescan voor de oudere automobilist in 2020 online beschikbaar en zal gebruik ervan worden bevorderd. De scan stimuleert bewustwording en zelfmanagement bij ouderen zodat zij zo lang mogelijk op een veilige manier mobiel blijven. Verder wordt onder meer de grens voor het geschiktheidsonderzoek alcohol verlaagd.

Op basis van het Ovv-rapport over het ongeval met de Stint wordt in 2020 bekeken hoe de aanpassing van het wettelijk kader voor bijzondere bromfietsen definitief vorm gaat krijgen.

Weginfrastructuur

Investeringen in onze wegen blijven nodig, want de jaarfilezwaarte is in 2018 met 2,2% toegenomen ten opzichte van 2017. Het kabinet heeft € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor de aanpak van files op korte termijn. Hiervoor wordt onder andere een impuls gegeven aan snellere berging na ongelukken en worden kleine infrastructurele maatregelen genomen.

Om vervoersknelpunten te voorkomen is het belangrijk om het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport onverkort uit te voeren. In 2020 zal dan ook vaart worden gezet achter de volgende in het regeerakkoord genoemde prioritaire wegentrajecten:

  • Voor de A1/A30 is begin 2019 de startbeslissing genomen en volgens planning zal in 2020 het voorkeursbesluit voor dit traject worden vastgesteld.

  • Voor de A2 Deil – ’s Hertogenbosch – Vught zal het voorkeursbesluit in 2020 worden vastgesteld.

  • Voor het project A4 knooppunt Burgerveen -N14 wordt het voorkeursbesluit eind 2019 vastgesteld waarmee de planuitwerking in 2020 kan starten.

  • Voor de Corridorstudie Amsterdam-Hoorn (A7/A8) is in het voorjaar van 2019 een principebesluit genomen en in het najaar wordt een voorkeursbesluit genomen; de planuitwerking voor dit project start in 2020.

  • De verkeerskundige studies naar de concrete problematiek op de A12 en A28 zijn in 2019 afgerond, de verkenningsfase start in 2020.

Vrachtwagenheffing

Het beleidskader voor de vrachtwagenheffing is eind 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. In 2020 zal het wetsvoorstel ter behandeling aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Ook zal de marktbenadering voor de realisatie en de exploitatie van de heffing worden voorbereid. De bestedingsrichtingen van de terugsluis zullen worden geconcretiseerd in een beleidsagenda. In het wetsvoorstel wordt zowel de wijze van heffen benoemd, als de methodiek voor de terugsluis van de middelen voor innovatie en verduurzaming. Na vaststelling van de wet volgt de realisatiefase. De daadwerkelijke invoering is gepland in 2023.

Spoorwegen

Investeren in verbindingen en stations

In het najaar van 2018 en in de loop van 2019 zijn verschillende investeringen aangekondigd op en rond het spoor. In het Toekomstbeeld OV is samen met de regio’s en partners in de sector de ambitie neergezet om vaak en snel te reizen in een brede stedelijke ring, met enkele sterke assen naar de verschillende landsdelen en de landen om ons heen. Door een kwaliteitssprong van het ov-netwerk is in 2040 een samenhangend netwerk gerealiseerd binnen de stedelijke regio’s en tussen de ruimtelijk-economische kerngebieden van Nederland en over de grens, ook voor goederenvervoer. Knooppunten vormen een onmisbare schakel in de mobiliteitsketen. Daarom investeren we nu al veel in onder andere extra fietsparkeerplekken en onderzoeken naar nog meer stallingen bij stations in het hele land, spooraansluiting voor Railterminal Gelderland bij Nijmegen en een studie- en innovatiebudget (o.a. vervolgonderzoek naar 3kV). Gezamenlijk met decentrale overheden werken we daarnaast verder aan de ontwikkeling van het spoornetwerk. Dit gaat onder andere om uitwerking bij Eindhoven, Arnhem, Heino, Raalte, Mantgum en Stadskanaal.

Internationaal spoorvervoer

Voor wat betreft internationale verbindingen wordt ook in 2020 ingezet op het stimuleren van internationaal treinvervoer via de drie pijlers van reistijd/frequentie, prijs en comfort in samenwerking met de betrokken partners. Zo rijdt er vanaf deze zomer een derde Eurostar naar Londen, is het startsein gegeven voor de aanbesteding van de directe verbinding Eindhoven-Düsseldorf en dragen we bij aan de totstandkoming van de volgende fases van de Drielandentrein en de Wunderlinie. Ook zal, samen met NS, ProRail regionale en Duitse partners, worden afgesproken welke concrete stappen gezet kunnen worden om de verbinding Amsterdam-Berlijn te versnellen op de korte, middellange en lange termijn. Daarnaast zoeken we naar mogelijkheden om andere verbindingen en services voor internationale reizigers te versterken. In 2020 zal daarnaast verder worden gebouwd aan de koppeling tussen trein en vliegtuig naar aanleiding van het eind 2019 te presenteren plan van aanpak hiervoor, en aan de lobby naar de Europese Commissie (al dan niet met andere lidstaten) voor een vernieuwde focus en aanpak op het internationale treinproduct.

Marktordening spoor

In 2020 wordt een besluit genomen over de vervoerconcessie voor een hoofdrailnet (HRN) na 2024. Hierbij wordt er gekeken naar:

  • De vraag of de volgende vervoerconcessie onderhands wordt gegund of wordt aanbesteed.

  • De reikwijdte van een hoofdrailnet. Onderdeel hiervan is onderzoek naar de mogelijke decentralisatie van één of meerdere lijnen die in het regeerakkoord worden genoemd en onderzoek naar de positie van de hogesnelheidslijn.

Als onderdeel van dit besluit worden er daarnaast verschillende opties voor het eigendom en de exploitatie van stations uitgewerkt. Tenslotte wordt er ook gekeken naar de kansen en bedreigingen van het recht op toegang («open toegang») op de regionale lijnen vanaf 2021 en op het HRN vanaf 2025. Een besluit over de ordening wordt zorgvuldig, stapsgewijs en in consultatie met andere partijen genomen. Bij dit besluit staat de reiziger centraal, zonder dat de belastingbetaler vergeten wordt.

European rail traffic management system (ertms)

Met de uitrol van European Rail Traffic Management System (ERTMS) wordt in Nederland invulling gegeven aan de vervangingsbehoefte van het huidige Automatische Treinbeïnvloeding systeem (ATB-systeem) en de Europese verplichtingen voor interoperabele spoorverbindingen. Naast een grotere veiligheid biedt ERTMS ook voordelen op het gebied van betrouwbaarheid en capaciteit. In 2020 worden de eerste stappen gezet voor de realisatie van ERTMS; zo worden aanpassingen aan de infrastructuur en het materieel aanbesteed.

Overwegen

Net als op de weg streven we ook in het treinverkeer naar meer veiligheid. Op het gebied van overwegveiligheid wordt in 2020 stevig ingezet op de aanpak van de openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen (NABO’s) en de risicogestuurde overwegenaanpak van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO). Het programma NABO zal in 2020 naar verwachting met alle regionale wegbeheerders een overeenkomst hebben gesloten over de uit te voeren maatregelen.

Omvorming prorail

Het kabinet heeft het besluit genomen om ProRail om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) met eigen rechtspersoonlijkheid. Deze omvorming realiseren we gezamenlijk met ProRail. Met de omvorming zal worden voortgebouwd op de door ProRail ingezette verbeteringen. Tegelijkertijd biedt de omvorming nieuwe kansen om de aansturing te vereenvoudigen en de publieke verantwoording te versterken. De planning is om het wetsvoorstel hiertoe in 2019 aan de Tweede Kamer aan te bieden en de wet begin 2021 in werking te laten treden.

Luchtvaart

Luchtvaartnota

Zoals afgesproken in het Regeerakkoord wordt gewerkt aan een Luchtvaartnota 2020–2050. De ontwerp-Luchtvaartnota wordt naar verwachting eind 2019 opgeleverd. De nota wordt een richtinggevende en integrale beleidsvisie van dit kabinet en moet leiden tot een goed afgewogen visie voor een duurzaam luchtvaartbeleid met daarbij de contouren van de benodigde overheidsinzet. Veiligheid, omgeving, milieu, economie en infrastructuur zijn daarin bepalende factoren. Dit vraagt ook een intensief traject met belanghebbenden en omgeving om een breed gedragen visie te kunnen ontwikkelen. In 2020 zal gestart worden met de uitvoering van de luchtvaartnota.

Ontwikkeling Schiphol en Lelystad

De verankering van het Nieuw normen- en handhavingsstelsel (NNHS) voor Schiphol wordt voorbereid. Dit stelsel heeft tot doel het verkeer op Schiphol zo af te handelen dat dit de minste hinder voor de omgeving oplevert. Met de wettelijke verankering van het stelsel komt er een einde aan de huidige situatie waarin door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) anticiperend wordt gehandhaafd op het vliegen volgens de regels van het NNHS. Daarnaast is gestart met de evaluatie van de implementatie van de OVV-aanbevelingen over veiligheid op Schiphol. Deze evaluatie zal in 2020, tijdig voor de start van het gebruiksjaar 2021, worden afgerond. Aanvullend op deze evaluatie wordt onderzocht of een verdere ontwikkeling van Schiphol in de komende jaren aantoonbaar veilig kan plaatsvinden.

Het Luchthavenverkeersbesluit, waarmee een einde komt aan het anticiperend handhaven op Schiphol, wordt na het zomerreces 2019 in procedure gebracht. Op basis van de richtinggevende uitspraken in de Luchtvaartnota, het verslag van de voorzitter van de Omgevingsraad Schiphol en de bestaande feitenbasis met onderzoeken over economie, veiligheid en milieu, wordt in de periode daarna gewerkt aan een tweede Luchthavenverkeersbesluit waarin de ontwikkeling voor Schiphol op de middellange termijn wordt geregeld.

Ook wordt in 2020 Stichting Airport Coordination Netherlands (ACNL) omgevormd tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Deze organisatie is verantwoordelijk voor de verdeling van slots aan luchtvaartmaatschappijen die gebruik willen maken van gecoördineerde luchthavens. Vanwege de toegenomen schaarste op deze luchthavens wordt ook ingezet op het toekomstbestendig maken en houden van de slotsystematiek. Daarbij wordt naar het gehele proces gekeken van de vaststelling van de beschikbare capaciteit tot aan de handhaving om er voor te zorgen dat de beschikbare slots zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. In dat kader is het voornemen om eind 2020 het handhavingsinstrumentarium van de ILT, die toeziet op slotmisbruik, uit te breiden met een bestuurlijke boete.

In het Regeerakkoord is opgenomen dat Lelystad Airport een luchthaven wordt voor vakantievluchten. Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS is opening van Lelystad per 1 april 2020 niet meer haalbaar. De komende periode wordt derhalve voortvarend doorgewerkt aan de voorbereidingen met het doel om Lelystad Airport zo snel mogelijk te openen om Schiphol te ontlasten.

Ook worden er in 2020 verdere stappen gezet in de integratie van de civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties LVNL en CLSK tot één organisatie.

Beter meten en berekenen

In 2019 is gestart met het Project meten en berekenen van vliegtuiggeluid. Het doel is deze dichter bij elkaar te brengen om de informatievoorziening aan de burger te verbeteren en beleidsopties beter te kunnen beoordelen. Het RIVM, KNMI en NLR zullen een rapport opleveren waarin advies wordt gegeven hoe om te gaan met meten en berekenen. Daarnaast worden experts op het gebied van geluid en -hinder gevraagd constructief mee te denken met RIVM, KNMI en NLR. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de start van het project en zal ook tussentijds worden geïnformeerd. In 2020 zal uitvoering worden gegeven aan de overgenomen aanbevelingen uit de nog te ontvangen rapportage.

Programma luchtruimherziening

Het programma Luchtruimherziening heeft als doel om een luchtruim te creëren dat in 2023 en daarna structureel meer capaciteit biedt voor civiel (commercieel) vliegverkeer, militaire inzet en oefenbehoefte faciliteert en de verdere ontwikkeling van Lelystad Airport mogelijk maakt. Klimaat- en leefbaarheidsdoelstellingen worden bij dit onderwerp voor het eerst expliciet meegewogen, naast veiligheid en capaciteit. Ook houdt het programma rekening met de komst van onbemande systemen (drones) en met internationale afspraken zoals in FABEC-verband en rondom Single European Sky. De modernisering van het luchtruim gebeurt langs drie sporen: verbeteringen van de aansluitroutes op Lelystad vóór 2023, resultaten in 2023 – het betreft de inpassing van een militair oefengebied in het noorden van Nederland en de herinrichting van het zuidoostelijk luchtruim met name voor civiel verkeer – en een roadmap voor de periode 2023–2035. De in 2020 door ons te nemen Voorkeursbeslissing legt deze drie sporen in samenhang vast.

Regionale luchthavens

In de Luchtvaartnota 2020–2050 kijken we naar de toekomstige rol en positie van de regionale luchthavens. Vanuit die context zal de besluitvorming over de luchthavenbesluiten dan ook plaatsvinden. Tevens zetten we verdere stappen in de procedures om te komen tot Luchthavenbesluiten voor de (regionale) burgerluchthavens van nationale betekenis. In 2019 is het advies van de heer Van Geel over de toekomst van Eindhoven Airport aangeboden aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie3. In 2020 geven we verder uitwerking aan dit advies.

Maritiem en vaarwegen

Vaarweginfrastructuur

Vaarwegen zijn van groot belang voor een efficiënt en duurzaam goederenvervoersysteem. Betrouwbaarheid is daarbij een belangrijke eigenschap. Daarom wordt allereerst gewerkt aan adequaat onderhoud en tijdige vervanging van kunstwerken op de vaarwegen. Ook is een pilot in voorbereiding om bodemerosie op de Waal bij Nijmegen aan te pakken. Daarnaast worden knelpunten op het water aangepakt via het MIRT, waarbij in 2020 de openstelling van de tweede sluiskolk bij Eefde wordt voorzien, evenals de start van de realisatie van ligplaatsen op de Merwedes en op de Waal bij Lobith.

Havennota

De Nederlandse zeehavens behoren tot de beste havens ter wereld. Ze fungeren als knooppunt voor zee- en landgebonden bedrijvigheid. Daarnaast bieden deze havens unieke vestigingslocaties voor clusters van nationale en internationale industrie en dienstverlening in zowel de havens als in het achterland. Gelet op de grote uitdagingen van klimaat- en energietransitie en voortschrijdende digitalisering die op de zeehavens afkomen, is een separate en integrale visie op de toekomst van de Nederlandse havens en de mainport Rotterdam in de maak. Deze visie krijgt vorm in een havennota die de Kamer eind 2019 tegemoet kan zien. In de havennota zal het kabinet vanuit een publiek perspectief ingaan op de kansen, opgaven en belangen van de havens met als doel om de leidende positie van de havens in onze delta-economie duurzaam te behouden en te versterken, zodat de toegevoegde waarde, de bijdrage aan het nationale verdienvermogen en de werkgelegenheid van de zee- en binnenhavens ook in een onzekere toekomst behouden blijven. De havennota zal uitgaan van een middellange tijdshorizon tot 2030.

Klimaatadaptatie

Klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting

De afgelopen jaren kenmerkten zich door perioden van droogte, hitte en geregeld ook hevige hoosbuien. Dat heeft het belang onderstreept van een aangepaste ruimtelijke inrichting om schade en slachtoffers zoveel mogelijk te voorkomen. Met het Uitvoeringsprogramma van de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) wil het kabinet in 2020 klimaatadaptatie verder aanjagen. Het uitvoeringsprogramma van de NAS is aanvullend op het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie, waarin alle overheden in 2020 toewerken naar regionale uitvoeringsagenda’s op basis van stresstesten en risicodialogen. Daarmee komt voor heel Nederland de opgave voor wateroverlast, droogte, hitte en het beperken van de gevolgen van overstromingen in beeld. Het Rijk steunt ook in 2020 een aantal concrete uitvoeringsprojecten en werkt aan een impulsregeling die vanaf 2021 decentrale overheden moet helpen bij de transitie naar een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Daarvoor is een wetswijziging in voorbereiding die het mogelijk maakt om bijdrage uit het Deltafonds in te zetten voor maatregelen van decentrale overheden voor wateroverlast. Net als de decentrale overheden, werkt het rijk ook aan stresstesten en risicodialogen voor de eigen netwerken. In 2050 moeten deze klimaatbestendig en robuust zijn. In 2020 wordt de Climate Adaptation Action Summit in Nederland georganiseerd om het belang van klimaatadaptatie hoog op de internationale agenda te houden en concrete acties te stimuleren van alle betrokken partijen. Deze summit biedt een podium aan de door Nederland geïnitieerde Global Commission on Adaptation om de resultaten van het jaar van actie te laten zien en de mondiale beweging om de klimaatadaptatie actieagenda voort te zetten en te versnellen. Het Global Center on Adaptation, gehost door Nederland en met vestigingen in Rotterdam en Groningen, heeft hierbij het voortouw.

Nationale en internationale Waterveiligheid

Beleidsontwikkeling Integraal Riviermanagement

In het programma Integraal Riviermanagement wordt in samenwerking met betrokken overheden beleid ontwikkeld hoe we de komende tijd en met het oog op 2050 willen omgaan met de rivieren, gegeven de verschillende functies en belangen. Dit beleid zal in ieder geval ingaan op de opgaven die spelen bij hoogwater en bij laagwater. Bezien wordt o.a. of integratie van opgaven voor waterveiligheid, scheepvaart, waterkwaliteit/natuur, zoetwater en regionaal/economische ontwikkeling tot meerwaarde kan leiden. Bij deze beleidsontwikkeling wordt de herijking van de voorkeurstrategie Rivieren van het Deltaprogramma meegenomen. Naast het ontwikkelen van beleid, kunnen in 2020 ook concrete projecten in uitvoering komen.

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

Hoe de zeespiegelstijging zich na 2050 zal ontwikkelen en welke maatregelen we wel en niet kunnen nemen om daarop te reageren is nog met grote onzekerheden omgeven. Om die onzekerheid te reduceren is in 2019 het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gestart. Belangrijke elementen voor de komende twee jaar zijn daarbij de ontwikkelingen op Antarctica en systeemverkenningen die de houdbaarheid en «oprekbaarheid» van onze huidige strategie van zandsuppleties en waterkeringen onder de loep nemen. Het Kennisprogramma wordt ontwikkeld in samenwerking met de Deltacommissaris, de partners in het Deltaprogramma, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Het loopt door tot eind 2025 en levert beslisinformatie op die nodig is om bij de volgende 6-jaarlijkse herijking weloverwogen keuzes te kunnen maken voor de Deltabeslissingen en het Deltaprogramma 2027.

Omgaan met droogte en voldoende zoetwater

De droge zomer van 2018 heeft laten zien dat Nederland goed voorbereid is op ernstige droogte. Aan de zogenaamde Beleidstafel Droogte bekijken overheden en drinkwaterbedrijven waar het nog beter kan in de toekomst. De focus ligt daarbij op de meest urgente vraagstukken, waaronder de verdringingsreeks, grondwater, verzilting, drinkwater, scheepvaart en het beheer van het IJsselmeer. Ook is € 7 miljoen uit het Deltafonds beschikbaar gekomen voor de periode 2019–2021, o.a. om water beter vast te houden en de verzilting beter in beeld te brengen. Het Deltaprogramma Zoetwater zorgt met een programma van uitvoeringsmaatregelen dat ons land ook in de toekomst een betrouwbare zoetwatervoorziening heeft. Het lopende programma tot en met 2021 bevat voor ruim € 400 miljoen aan maatregelen zoals een uitbreiding van de klimaatbestendige wateraanvoer naar West-Nederland, maatregelen op de hoge zandgronden in Oost en Zuid-Nederland om water beter vast te houden en het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen waterbeheerders onderling. Dat laatste gebeurt onder de noemer Slim Watermanagement. Eind 2020 worden op basis van de nieuwste inzichten de nationale en regionale voorkeursmaatregelen voor de periode 2022–2027 vastgesteld. Daarvoor is € 150 miljoen in het Deltafonds gereserveerd voor de periode 2022–2027. De middelen uit het Deltafonds worden aangevuld met regionale cofinanciering.

Circulaire economie

Circulaire economie is een speerpunt van dit kabinet; in haar laatste milieurapport heeft de Europese Commissie Nederland hierop toonaangevend genoemd. Bovendien draagt circulaire economie bij aan de klimaatdoelstellingen van Nederland. De ambitie is dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 wordt een reductie van 50% nagestreefd van het nationale verbruik van primaire grondstoffen. Om de transitie te versnellen is het belangrijk dat alle betrokken partijen met elkaar aan de slag gaan en dat kennis, ook internationaal wordt gedeeld tussen inkopers, opdrachtgevers, bedrijven, overheden en financiers. Hopelijk biedt de tweede conferentie Circulaire economie in februari 2020 weer een goed platform voor die uitwisseling. Ook worden in 2020 de voorbereidingen getroffen voor het World Circular Economy Forum dat waarschijnlijk begin 2021 in Nederland wordt georganiseerd. De inspanningen moeten niet alleen op nationaal niveau plaatsvinden, maar ook regionaal. Projecten op het gebied van circulaire economie die bijdragen aan nationale CO2-reductie, kunnen daarnaast ondersteund worden met middelen die zijn vrijgemaakt voor de klimaatopgave. In het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis is eenmalig (voor 2019 en 2020) een bedrag van € 80 miljoen ten behoeve van IenW vrijgemaakt. Met deze middelen worden onder andere circulaire projecten in de grond-, weg- en waterbouw en de kunststoffenketen gestimuleerd. In 2020 en latere jaren wordt de besteding van die middelen gekoppeld aan het Klimaatakkoord. Hiervoor wordt in 2020 € 5 miljoen van de Klimaatenveloppe van het kabinet ingezet voor het realiseren van circulaire projecten die tegelijk tot reductie van de CO2-uitstoot leiden. In het aangekondigde Urgenda-pakket is tevens een heffing op het verbranden en storten van buitenlands afval opgenomen.

Programma nederland circulair: transitie-agenda’s

Het Rijk zet zich samen met andere maatschappelijke partijen in om de transitie naar een circulaire economie te versnellen en op te schalen. In het kader van het Rijks-brede Programma Nederland Circulair heeft het Rijk deze ambitie verder geoperationaliseerd per prioriteit, keten of grondstoffenstroom. Daarbij zijn de gewenste effecten op milieu, leveringszekerheid en economisch concurrentievermogen leidend.

In het uitvoeringsprogramma uit 2019 zijn de activiteiten gepresenteerd binnen vijf transitieagenda’s en binnen de dwarsdoorsnijdende thema’s. Om uitvoering te geven aan de transitieagenda’s is op de IenW begroting in totaal € 16 miljoen vrijgemaakt voor 2019 en 2020. Het PBL zal de komende jaren de resultaten monitoren en eind 2019 een eerste voortgangsrapportage opleveren. Vanaf 2020 ontvangt de Kamer jaarlijks voor de zomer een actualisering van het uitvoeringsprogramma.

Verpakkingen en plastic

Voor het tegengaan van plastic soep en het voorkomen van zwerfafval kent Nederland een tweesporenbeleid: het eerste spoor betreft een recyclingdoelstelling van 90% voor kleine plastic flesjes en een reductiedoelstelling van 70 – 90% voor kleine plastic flesjes in het zwerfafval. Het tweede spoor betreft het invoeren van statiegeld op kleine plastic flesjes voor het geval in het najaar van 2020 mocht blijken dat de doelstellingen niet zijn gerealiseerd. De voortgang en de realisatie van de doelstellingen worden gemonitord door Rijkswaterstaat, hierover wordt de Tweede Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd. Ook wordt in het kader van de Landelijke Aanpak Zwerfafval door de VNG en Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) bijzondere aandacht geschonken aan minder blikjes in het zwerfafval. Om een extra impuls te geven aan het minder gebruiken van plastics en meer recyclen en toepassen van plastics, is een ambitieus Plastic Pact NL gesloten met 75 koplopers in het bedrijfsleven en andere maatschappelijk betrokken organisaties. Dit pact loopt vooruit op de implementatie van de Europese Single Use Plastics (SUP) richtlijn. De resultaten worden jaarlijks gemonitord en begin 2020 zal de nulmeting en een eerste voortgangsmeting aan de Tweede Kamer worden gepresenteerd. De aanpak met het Plastic Pact wordt daarnaast opgeschaald binnen Europa.

IenW ondersteunt het initiatief van Nederlandse en Europese festivalorganisatoren om zich te ontwikkelen tot circulaire festivals als vervolg op de lopende Green Deal Afvalvrije Festivals en wil ook met andere sectoren tot soortgelijke afspraken komen. Ook is voor het tegengaan van microplastics € 10 miljoen beschikbaar gesteld uit de Enveloppe Natuur en waterkwaliteit voor de periode 2018–2021, wat via het Deltafonds wordt uitgegeven. Voorts worden met de e-commerce sector afspraken gemaakt over het verduurzamen van haar verpakkingen.

Kleding en textiel

Kleding en textiel hebben na voedsel de grootste ecologische voetafdruk. Er wordt in deze keten bijvoorbeeld veel verspild als gevolg van «fast fashion». Ook is er onvoldoende transparantie over de productieprocessen en loopt de kwantiteit en kwaliteit van de inzameling, sortering en recycling achter op andere materiaalstromen zoals glas, papier en plastic. Daarbij neemt de export van herbruikbare kleding en textiel naar ontwikkelingslanden af, mede door de afnemende kwaliteit van ingezamelde kleding. In 2019 zal -mede op basis van het plan dat de sector zelf opstelt- een beleidsprogramma textiel worden opgesteld dat het hoofd moet bieden aan deze ongewenste ontwikkelingen. De uitvoering van het programma begint in 2020.

Duurzaam IenW

Het Ministerie van IenW streeft ernaar om zelf koploper te worden met maatregelen richting een klimaatneutraal en circulair werkend ministerie in 2030. Daarvoor heeft IenW een eigen actieplan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen en het programma Duurzaam IenW en werkt het aan verduurzaming van het MIRT. Hiermee wordt beoogd om duurzaamheid in de eigen processen verder te verankeren. Jaarlijks publiceert IenW een duurzaamheidsverslag. De eigen CO2-uitstoot van IenW zal in 2020 verder worden verminderd naar tenminste 30 tot 40% ten opzichte van 2009. IenW spant zich in om het gebruik van eenmalige plastic producten en verpakkingen in de catering in alle rijkspanden terug te dringen. Daartoe wordt in 2019 een Visie- en Actieplan Circulaire Catering opgesteld, waarmee het Rijk onder meer zijn eigen CO2-voetafdruk verlaagt. In 2019 en 2020 werken we bovendien aan een uitvoeringsstrategie richting klimaatneutraal en circulair werken in 2030 rond de infrastructuurprojecten in opdracht van IenW.

Gezonde en veilige leefomgeving

Luchtkwaliteit

Schone lucht is een belangrijk onderdeel van een gezonde en veilige leefomgeving. De afgelopen jaren is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd, maar om enkele hardnekkige knelpunten op te kunnen lossen, is de aanpak uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) voortgezet. Het gaat met name om gebieden waar zich intensieve veehouderij bevindt (fijnstof) en om enkele binnenstedelijke gebieden (stikstofdioxide). Ook wanneer knelpunten zijn opgelost, is verdere verbetering van de luchtkwaliteit van belang om risico’s voor de volksgezondheid verder te verlagen. Het Schone Lucht Akkoord vormt het kader voor een permanente verbetering van de luchtkwaliteit. Hiermee werkt het kabinet – zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad4 – toe naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Inzet van het kabinet is om 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016 te behalen, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen. Het Schone Lucht Akkoord wordt samen met decentrale overheden in 2019 gepresenteerd en er wordt gestart met de uitvoering. De aanbevelingen van het IBO Luchtkwaliteit en de beleidsdoorlichting van het NSL zijn bij het Schone Lucht Akkoord betrokken.

Geurhinder veehouderijsector

Geurhinder vormt een probleem in een aantal gebieden waar veel veehouderij geconcentreerd is. De Commissie Geurhinder Veehouderij heeft in april 2019 aanbevelingen voor de langere termijn gedaan om een balans te bereiken tussen een prettige leefomgeving en duurzame veehouderij. In reactie op het rapport zal in 2020 onder andere aandacht zijn voor kennisontwikkeling over geur-, voor cumulatie van geuroverlast op één geurgevoelig object en zal de systematiek van de stalbeoordeling tegen het licht gehouden worden om innovaties te bevorderen. Verder zal de warme sanering van varkenshouderijen voor verlichting van omwonenden zorgen. Het kabinet heeft daarvoor in deze kabinetsperiode een bedrag van € 120 miljoen gereserveerd.

Geluid

De Aanvullingswet geluid waarmee geluidregels ondergebracht worden in de Omgevingswet is in 2019 aangenomen in de Tweede Kamer. De uitwerking daarvan in onderliggende regelgeving vindt in 2019 en 2020 plaats. De feitelijke geluidnormering wordt hierbij opgenomen in het Aanvullingsbesluit geluid. Tegelijkertijd heeft de WHO recent een belangrijk advies uitgebracht over geluid. In 2019 wordt onderzocht hoe het WHO-advies zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en naar de mogelijkheden om het WHO advies te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. In 2020 en latere jaren vindt de verdere uitwerking daarvan plaats.

Bodem

De Aanvullingswet bodem is eind 2018 door de Tweede Kamer aangenomen en ligt momenteel bij de Eerste Kamer ter behandeling. De uitwerking van de bodemregels staat in het Aanvullingsbesluit bodem. De consultatie van het besluit is najaar 2018 afgesloten. Medio 2019 zal het aan het parlement worden aangeboden (voorhang). Met de opname van bodem in de Omgevingswet wordt de bodemregelgeving gemoderniseerd en geïntegreerd met het ruimtelijk instrumentarium. Met de nieuwe regels wordt de inzichtelijkheid vergroot, komt er meer afwegingsruimte voor decentrale overheden en blijft het beschermingsniveau gelijk. Normering en rekeninstrumenten worden ongewijzigd overgenomen.

Het convenant bodem en ondergrond gaat het laatste jaar in. Hierin zijn onder meer afspraken gemaakt over de afronding van de sanering van de zogenaamde spoedlocaties bodemsaneringen. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet naar een beheerfase van het bodembeleid.

De sanering van het voormalige Thermphos-terrein in Zeeland verloopt voorspoedig. De planning is dat het terrein eind 2021 zal zijn gesaneerd. De uitvoerder heeft aangegeven dat vanwege goede voortgang de sanering waarschijnlijk al eind 2020 zal zijn afgerond. Het eerste kwartaal van 2021 is daarna nog nodig voor de administratieve afhandeling.

Waterkwaliteit

Delta-aanpak Waterkwaliteit

Het kader voor onze waterkwaliteit wordt gevormd door de Europese kaderrichtlijn water (KRW) en de Delta-aanpak waterkwaliteit. De prioriteiten zijn daarbij het verbeteren van de waterkwaliteit mest, gewasbeschermingsmiddelen, chemische stoffen, medicijnresten en ecologie grote wateren. Eind 2020 zal IenW samen met alle betrokken overheden en maatschappelijke organisaties de aansturing via drie bestuurlijke versnellingstafels (landbouw, stoffen en de brede tafel) evalueren en indien nodig aanpassen.

De nationale analyse Delta-aanpak Waterkwaliteit onder leiding van het Planbureau zal eind 2019 inzicht geven in hoeverre op de verschillende plekken in Nederland de doelen van de KRW gehaald kunnen worden. Ook het effect van mogelijke maatregelen bij agrariërs in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer worden daarbij voor zover mogelijk doorgerekend. Voor het stimuleren van de toepassing van maatregelen bij agrariërs is in 2020 € 38,8 miljoen extra gereserveerd. De resultaten van de Delta-aanpak Waterkwaliteit worden benut bij de totstandkoming van de ontwerp Stroomgebiedbeheerplannen, die december 2020 gereed zijn.

Eind 2019 gaat een door IenW vormgegeven opleidingsprogramma van start voor alle betrokken vergunningverleners op het gebied van stoffen. Onder de ketenaanpak «medicijnresten uit water» wordt in 2020 een definitieve keuze gemaakt voor de demoprojecten op rioolwaterzuiveringen die medicijnresten en andere microverontreinigingen extra gaan verwijderen, medegefinancierd via € 60 miljoen uit het regeerakkoord.

Grote wateren

De ministeries van IenW en LNV geven met de programmatische aanpak grote wateren uitvoering aan de maatregelen voor de waterkwaliteit en natuur in de grote wateren in het Rivierengebied, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeer, Markermeer, Waddenzee en Eems-Dollard tot en met 2050. In 2020 worden verkenningen en planuitwerkingen uitgevoerd ter voorbereiding op concrete uitvoering.

Noordzee

Er wordt gewerkt aan een lange termijnstrategie voor de Noordzee. Aanleiding hiervoor is de toename van het gebruik van de ruimte op de Noordzee en de enorme windenergieopgave die er op de Noordzee afkomt om aan de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs te kunnen voldoen. Deze opgave dient gerealiseerd te worden in balans met de natuurherstelopgave en voldoende ruimte voor visserij en rekening houdend met ander gebruik van nationaal belang zoals zeevaart, zandwinning etc. De ambitie is om, in gezamenlijk eigenaarschap tussen Rijk en stakeholders, een gezonde zee met een duurzaam en verantwoord gebruik zeker te stellen voor toekomstige generaties. Het streven van het kabinet is om hiertoe eind 2020 de nieuwe Structuurvisie/Programma Noordzee 2022–2027 vast te stellen. Het Programma Noordzee 2022–2027 integreert de verplichtingen uit de Europese Kaderrichtlijn Maritieme Ruimtelijke Planning om een ruimtelijk plan voor de Noordzee vast te stellen, en uit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) om het programma van maatregelen. In 2020 zal ook het monitoringprogramma van de KRM worden geactualiseerd.

Omgevingsveiligheid

Een incident met gevaarlijke stoffen heeft grote gevolgen voor het milieu en de leefomgeving. Daarom is voorkomen altijd beter dan genezen. De komende jaren richten we ons beleid nadrukkelijk in op basis van de volgende drieslag: (i) het voorkomen van risico’s voor mens en milieu, (ii) actief inzetten op beheersmaatregelen, inclusief verbeterde samenwerking tussen inspecties en (iii) betrekken van de samenleving. Naast milieurisico’s richt IenW zich ook op financiële risico’s die samenhangen met saneringsopgaven. Bedrijven moeten op voorhand laten zien hoe zij invulling geven aan het uitgangspunt «de vervuiler betaalt». Waar nodig zullen beleidsinspanningen uiteraard ook gericht zijn op het saneren van risicovolle situaties en het beheersen van bekende risico’s.

De leefomgeving kent op dit moment een basiskwaliteit volgens wettelijke normen. Voor de verbetering van de gezondheid en veiligheid zijn echter verdere inspanningen nodig. IenW wil stappen zetten door een slimme inrichting van gebieden (ruimtelijk ontwerp) en door nieuwe of alternatieve, veilige materialen, producten, processen en toepassingen te ontwikkelen. Het concept Safe by Design speelt in deze transitie een belangrijke rol: het al in de ontwerpfase meenemen van risico’s voor mens en milieu. Deze transitie hebben we Europees geagendeerd in het bijzonder als het gaat om een gezamenlijke aanpak van nanomaterialen en gevaarlijke stoffen. Ook werken we samen met het bedrijfsleven en de wetenschap in het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030). Doel van dit programma is om te komen tot een vitale (petro)chemische sector zonder noemenswaardige incidenten in 2030. DV2030 zal medio 2020 na een evaluatie worden beëindigd. Onderdelen van DV2030 zullen overgaan naar de alsdan opgerichte organisatie Safety Delta Nederland (SDN).

Nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en beveiliging

Nucleaire veiligheid is van groot belang en heeft onverminderd onze aandacht; Nederland en de buurlanden zetten de goede samenwerking ook in 2020 voort bijvoorbeeld door samenwerking bij de uitwisseling van informatie over de staat van de reactoren, crisisvoorbereiding en uitvoering van kruisinspecties. De samenwerking heeft onder meer als doel om ervoor te zorgen dat bewoners in de grensgemeenten ook bij gebeurtenissen bij kerncentrales over de nationale grenzen heen snel en juist worden geïnformeerd. Adequate communicatie over ongewone gebeurtenissen bij nucleaire installaties en goede samenwerking met alle veiligheidspartners vormen andere belangrijke pijlers, ook om onnodige maatschappelijke onrust te voorkomen.

De nucleaire beveiliging blijft op een solide niveau door bijstelling van de referentiedreiging Cyber Security in 2020 op basis van een in 2019 uitgevoerd assessment van de cyberweerstand bij nucleaire inrichtingen. Een referentiedreiging beschrijft de meest ernstige, maar toch nog realistische, scenario’s gebaseerd op dreigingsinformatie van de AIVD. Deze referentiedreiging vormt het uitgangspunt voor de verplichte maatregelen voor cyberbeveiliging van de Nederlandse nucleaire installaties.

De borging voor nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming is daarnaast afhankelijk van kwalitatief hoogwaardige regelgeving, vergunningverlening en het toezicht daarop. In dat licht vinden regelmatig internationale toetsingen plaats. In 2020 zal de driejaarlijkse rapportage door Nederland in het kader van het VN Verdrag Nucleaire Veiligheid internationaal worden getoetst. Ook de wettelijke evaluatie van de ANVS (afronding 3e kwartaal 2019) zal een graadmeter zijn op dit vlak. De eventuele vervolgacties worden in 2020 opgepakt.

Tegelijk wil Nederland blijven innoveren, bijvoorbeeld bij medische toepassingen en in de industrie. Dit kan leiden tot meer en intensievere toepassingen van ioniserende straling. Hoewel de gevolgen voor mens en milieu daarvan in het algemeen beperkt zijn, gaat ook hier veiligheid voor alles. De ANVS volgt daarom de innovaties nauwlettend en past zo nodig het (uitvoerings)beleid aan met als doel een veilige toepassing, ook in de gezondheidszorg.

IenW in het Caribisch deel van het Koninkrijk

Op de drie eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustasius zal de uitvoering worden gestart van de plannen voor beheer en onderhoud 2020–2023 (€ 5 miljoen structurele infrastructuur middelen). Op Saba wordt gewerkt aan een toekomstbestendige haven en op Sint-Eustatius wordt de erosieproblematiek integraal aangepakt. Aan de uitbreiding van de haven van Sint Eustatius zal worden gewerkt in samenhang met de aanpak van de erosie van de kustweg zodat beide ontwikkelingen elkaar versterken. De bouw van de nieuwe verkeerstoren en passagiersterminal op de luchthaven op Sint-Eustatius wordt in 2020 afgerond. De connectiviteit in het gehele Koninkrijk blijft gemonitord, ook nadat de opties zijn uitgewerkt en afgerond om de mate van connectiviteit te verbeteren tussen Sint-Maarten, Saba en Sint Eustatius alsmede tussen Bonaire en Curaçao.

Op Saba, Sint Eustatius en Bonaire wordt in nauwe samenwerking met de eilanden gewerkt aan een intensief milieuprogramma. Op alle drie de eilanden wordt geïnvesteerd in de professionalisering van het afvalbeheer, worden stortplaatsen gesloten en wordt geïnvesteerd in efficiëntere installaties en bouw van milieustraten en voorzieningen om afval te scheiden. Op alle drie de eilanden zijn recent intentieverklaringen getekend om in 2020/2021 te komen tot een verbod op single use plastics. Daarnaast worden illegale stortplaatsen met hulp van Nederland opgeruimd en handhaving ingezet en autowrakken verzameld en afgevoerd. Op Bonaire wordt wet- en regelgeving voor bedrijven ontwikkeld, een Kruithuis voor de veilige opslag van vuurwerk gebouwd en met hulp van Nederland asbestsanering op voor het publiek toegankelijke plaatsen door het openbaar lichaam Bonaire in gang gezet. Samen met het Ministerie van LNV en BZK werkt IenW aan een Koraal Actie Plan om de snelle achteruitgang van het koraal aan te pakken.

Vanwege de urgente situatie rondom de brandstoffenproblematiek op Bonaire werkt een interdepartementale Taskforce onder voorzitterschap van IenW aan duurzame en veilige brandstoffenopslagen op Bonaire. In 2021 zal met financiële hulp van het Rijk (eenmalig 5 miljoen) een veilige en toekomstbestendige infrastructuur rondom opslag en overslag van voor de Bonairiaanse economie cruciale brandstoffen zijn gerealiseerd.

IenW en de EU

De inspanningen op Europees vlak zullen, los van de reguliere Europese inbreng per beleidsonderwerp, vooral worden bepaald door de komst van een nieuwe Europese Commissie, een nieuw Europees Parlement, de Brexit en (de uitkomsten van) de onderhandelingen over de nieuwe Europese begroting, met name de doorwerking op de Europese programma’s/fondsen.

Daarnaast zal IenW in 2020 in interdepartementaal verband mede vorm geven aan de uitvoering van het nationale ruimtevaartbeleid, dat volgt uit de Nederlandse inschrijving uit 2019 in de programma’s van het Europese Ruimtevaart Agentschap ESA. Het nationaal ruimtevaartbeleid richt zich op de verdere uitbouw van de rol van het Galileo Reference Centre in het ruimtevaartcluster en de op te zetten Space Campus in Noordwijk.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van vorig jaar. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage (bijlage 2) te vinden.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

art.

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025–2032

2033

Stand ontwerpbegroting 2019 (incl. NvW)

 

9.618.660

9.295.201

9.330.714

9.168.910

9.378.838

8.743.995

   

Mutaties 1e suppletoire begroting 2019

 

9.689

– 84.764

– 32.099

– 70.617

401.198

380.270

   
                     

Mutaties Incidentele suppletoire begroting 2019

 

7.550

63.750

           

Stand 1e suppletoire begroting 2019 (inclusief ISB)

 

9.635.899

9.274.187

9.298.614

9.098.297

9.780.840

9.124.265

   

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 1.551.776

– 362.606

21.366

334.973

176.611

743.509

   
 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

2019

2020

2021

2022

2023

2024

   

1

Generale Kasschuif

26

– 1.544.308

– 359.349

– 18.670

310.154

214.667

812.876

584.630

 

2

Kasschuif Klimaatakkoord

26

 

– 24.000

3.000

– 9.000

– 80.000

– 122.000

232.000

 

3

Klimaatakkoord Mobiliteit

14

 

20.800

36.000

41.000

49.500

52.700

   

4

Klimaatakkoord Circulaire Maatregelen

21

 

5.000

10.000

10.000

15.000

15.000

   

5

Kasschuif DKTI-regeling 2019

14

– 21.700

13.700

8.000

         

6

Individueel Keuze Budget (IKB)

98

 

6.198

           

7

Regeringsvliegtuig

97

 

2.402

2.402

2.402

2.402

2.402

   

8

Luchtverkenningscapaciteit Kustwacht

26

     

– 13.491

– 13.491

– 13.491

– 94.437

 

9

Kasschuif Aardobservatie

23

 

4.000

   

– 4.000

     

10

Regio Envelop voor Saba

18

12.500

             

11

Overheveling STAB naar VenJ

97

 

– 5.287

– 5.334

– 5.339

– 5.339

– 5.339

   

12

Overboekingen Provinciefonds en Gemeentefonds

                 
 

PF: Zoetwatermaatregelen

26

– 2.710

– 13.301

– 13.112

         
 

GF: Zoetwatermaatregeln

26

– 5.203

             
 

GF: Ruitmelijke Adaptatie

11

– 3.216

– 4.639

           
 

PF: Ruimtelijke Adaptatie

11

– 261

– 293

           
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

                 

13

Loon- en prijsbijstelling

99

– 213.818

– 210.626

– 210.533

– 204.341

– 207.089

– 195.273

   
 

– waarvan Hoofdstuk XII

div.

54.097

48.476

52.279

53.521

54.376

53.461

   
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

135.642

133.664

131.153

131.580

127.515

120.945

1.059.917

115.877

 

– waarvan Deltafonds

26

24.079

28.486

27.101

19.240

25.198

20.867

133.629

26.831

14

Inpassing structurele onderuitputting

99

23.524

23.000

26.000

26.000

23.000

23.000

   
   

div.

– 23.524

– 23.000

– 26.000

– 26.000

– 23.000

– 23.000

   

15

ILT

24

13.100

             
 

– waarvan Aanvullende taken

div.

– 8.600

             
 

– waarvan Basale Dienstverlening

div.

– 4.500

             

15

KNMI

23

1.075

3.685

7.812

8.796

9.344

8.363

   
 

– waarvan Aanvullende taken

div.

0

– 2.195

– 5.487

– 6.471

– 7.019

– 6.038

   
 

– waarvan Basale Dienstverlening

div.

– 1.075

– 1.490

– 2.325

– 2.325

– 2.325

– 2.325

   

16

Diversen

div.

13.061

– 7.837

– 920

– 753

– 2.128

1.361

   

Stand begroting 2020

 

8.084.062

8.911.581

9.319.980

9.433.270

9.957.451

9.867.774

   

Ad 1. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III heeft het kabinet een investeringsimpuls gegeven aan de bereikbaarheid. In de jaren 2018 tot en met 2020 is er voor bereikbaarheid incidenteel € 2 mld. beschikbaar gesteld en vanaf 2021 € 100 mln. per jaar. Er wordt voortvarend ingezet op het vertalen van de ambities uit Regeerakkoord naar bestuurlijke afspraken en projectplanningen. Onderuitputting in 2018 heeft vorig jaar voor een deel van de projecten geleid tot een kasschuif naar 2020 en 2021. Bij Voorjaarnota 2019 is opnieuw een risico op onderuitputting in 2019 gesignaleerd. De afgelopen periode is gebruikt om de totale projectportefeuille te analyseren. Hierbij is het risico op onderuitputting verder in kaart gebracht en is bezien welke mogelijkheden voorhanden zijn om programmering, raming en de realisatie van alle projecten te optimaliseren. De investeringsmiddelen worden op basis van deze analyse daarom in het op dit moment meest realistische kasritme gezet. De middelen hebben reeds een bestemming. Zo is twee derde van de Regeerakkoordmiddelen voor infrastructuur omgezet in concrete lopende projecten voor de periode t/m 2025. Nu projecten concreet worden blijkt echter een ander kasritme nodig dan bij Regeerakkoord gehanteerd. Daarbij worden middelen geschoven uit de jaren 2019–2021 naar later jaren.

Ad 2. Ter dekking van de uitgaven van mobiliteitsmaatregelen in het kader van het klimaatakkoord is een kasschuif op het Infrastructuurfonds ingepast. Daarmee zijn kasmiddelen voor de mobiliteitsmaatregelen in de juiste jaren geplaatst.

Ad 3. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III is CO2-reductieopgave in 2030 afgesproken ter hoogte van 49% waarbij een klimaatenveloppe van structureel 300 mln is gereserveerd. Deze middelen worden nu aan de begroting 2020 toegevoegd ten behoeve van de CO2-reductieopgave van de mobiliteitssector van 7.3 Mton en aangewend voor duurzame energiedragers. duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

Ad 4. Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord heeft het kabinet besloten om vanaf 2020 middelen uit de klimaatenveloppe ter beschikking te stellen voor circulaire maatregelen voor het realiseren van de CO2-reductie doelstelling in 2030.

Ad 5. Voor de DKTI (Demonstratieregeling Klimaattechnologieën en -innovaties in transport) zijn in het jaar 2019 middelen toegevoegd aan de beleidsbegroting van IenW bij nota van wijziging5. Omdat de innovatieve projecten een meerjarig karakter hebben, wordt met dit voorstel nu bij het kasritme rekening gehouden met het moment dat de financiële verplichting voor toekenning van demonstratieprojecten wordt aangegaan en het moment dat de projecten tot uitbetaling komen. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen vinden uitkeringen op basis van kasbehoefte en gerealiseerde voortgang plaats.

Ad 6. In de cao Rijk 2018–2020 zijn afspraken gemaakt over de invoering van een Individueel Keuze Budget (IKB). De overgang naar het IKB leidt tot een incidenteel budgettair probleem in 2020, omdat onder het IKB het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering eerder worden uitbetaald. De departementen worden hiervoor gecompenseerd.

Ad 7. De exploitatiekosten voor het regeringsvliegtuig vallen hoger uit dan voorzien. Dit komt doordat het nieuwe regeringsvliegtuig meer ingezet wordt dan voorzien, en bovendien intercontinentaal. Het kabinet heeft geld vrijmaakt om de structurele meerkosten van € 2,4 miljoen vanaf 2020 te dekken.

Ad 8. Overboeking van IenW aan Defensie voor de bijdrage aan het nieuwe contract Luchtverkenningscapaciteit van de Kustwacht Nederland.

Ad 9. Door toedoen van meerjarige schommelingen in de EUMETSAT-contributie heeft KNMI een kasschuif nodig van € 4 miljoen uit 2023 naar 2020.

Ad 10. Vanuit de Regio Envelop is € 12,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de renovatie van de zeehaven op Saba. Een optimale zeehaven te Saba is een groeiende bron van inkomsten voor het eiland en verbetert de leefbaarheid (aanlanding levensmiddelen en (project)goederen) op het eiland.

Ad 11. Met ingang van 2020 gaat de subsidiëring en ministeriële verantwoordelijkheid van Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) over van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van J&V. In deze begroting vindt de budgettaire verwerking hiervan plaats.

Ad 12. Er vinden overboekingen plaats naar het Gemeente- en Provinciefonds in het kader van Zoetwatermaatregelen en Ruimtelijke Adaptatie.

Ad 13. Dit betreft de loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2019 die nader wordt toegedeeld binnen de begroting Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Ad 14. Dit betreft de structurele invulling van de taakstellende onderuitputting door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW-begroting (XII). Een deel hiervan bestaat uit de ontvangen prijsbijstelling.

Ad 15. Interne overboekingen ten behoeve van een aantal aanvullende taken en programma’s en Basale Dienstverlening van de KNMI en ILT. Voor ILT is dit aanvullend op de bij 1e suppletoire begroting 2019 toegevoegde middelen voor het aanpakken van urgente knelpunten en de risicogerichte aanpak.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming

Op verzoek van de Tweede Kamer wordt inzicht gegeven in de niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit in de begroting beter inzichtelijk gemaakt en valt af te leiden welk deel van de geraamde uitgaven budgettair-technisch gezien beschikbaar is voor alternatieve besteding. Het percentage en het bedrag niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel worden bepaald op basis van het percentage «juridisch verplicht» uit de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen. In de kolom «Bestemming van de niet juridische verplichte uitgaven» wordt het niet verplichte bedrag opgesplitst naar de bestemming van de uitgaven.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x 1.000)

Art. nr.

Naam artikel

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

11

Integraal waterbeleid

(€ 53.480)

€ 48.502 (91%)

€ 4.978

(9%)

• € 514 voor opdrachten algemeen waterbeleid (regie op uitvoering en Gebiedsagenda IJsselmeergebied)

• € 175 voor opdrachten voor kennis en innovatie

• € 415 voor klimaatadaptatie

• € 648 voor opdrachten waterveiligheid

• € 329 voor opdrachten water internationaal

• € 833 voor opdrachten operationalisering resultaatgerichte aanpak (HGIS)

• € 420 voor opdrachten op het gebied van grote oppervlakte wateren (gebiedsagenda Wadden, Eems/Dollard, pilot Waddenslib en coördinatie aardbevingendossier Groningen).

• € 794 voor opdrachten Marien en Internationaal Waterbeleid

• € 850 voor opdrachten waterkwaliteit

13

Bodem en Ondergrond

(€ 30.784)

€ 27.945

(91%)

€ 2.839

(9%)

• € 1.103 Bodemonderzoek en structuurvisie ondergrond

• € 177 Waternexus

• € 588 Drinkwater en waterketen (inclusief commissie van deskudigen).

• € 79 Caribisch Nederland

• € 67 Milieueffectenrapportage

• € 153 Normeringen / regelgeving NEN

• € 672 opdrachten Veranderopgave Omgevingswet

14

Wegen en Verkeersveiligheid

(€ 85.836)

€ 65.980

(77%)

€ 19.856

(23%)

• € 2.095 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. Wegverkeersbeleid en programmering Rijkswegen

• € 1.368 voor opdrachten programma’s Fiets, DUMO en Innovatie mobiliteit. Opdrachten bestaan uit diverse onderzoeken en communicatieactiviteiten.

• € 4.390 voor diverse onderzoeken verkeersveiligheid en verkeersveiligheid campagnes.

• € 3.450 Urgenda middelen, voor o.a. (intensivering) van campagnes gericht om gedragsmaatregelen naar duurzame mobiliteit versneld in gang te zetten.

• € 8.553 Middelen Klimaatakkoord, voor stimulering van duurzame energiedragers, duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

16

Openbaar Vervoer en Spoor

(€ 28.508)

€ 26.540

(93%)

€ 1.968

(7%)

• € 1.968 voor diverse opdrachten en onderzoeken met betrekking tot de omvorming Prorail, spoortrillingenonderzoek, spoorveiligheid, taxionderzoeken en cybersecurity.

17

Luchtvaart

(€ 24.443)

€ 21.092

(86%)

€ 3.351

(14%)

• € 3.351 voor diverse opdrachten/onderzoeken m.b.t. luchtvaartveiligheid, luchthavenontwikkeling, luchtverkeer, duurzaamheid en netwerkkwaliteit en de opgaven voor de herziening van het luchtruim, Schiphol na 2020 en Lelystad.

18

Scheepvaart en Havens

(€ 39.881)

€ 37.971

(95%)

€ 1.910

(5%)

• € 1.910 voor opdrachten en onderzoeken Scheepvaart en Havens met betrekking tot bevorderen duurzame binnenvaart, vernieuwen internationale regelgeving en onderzoek naar klimaat, luchtkwaliteit en duurzame zeevaart.

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

(€ 44.374)

€ 41.465

(93%)

€ 2.909

(7%)

• € 417 pilots Ruimte data, doorontwikkeling Galileo en grensoverschrijdende samenwerking.

• € 634 DGMI- brede projecten.

• € 398 vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

• € 1.460 DGMI- Algemeen, Organisatie ontwikkeling.

20

Lucht en Geluid

(€ 26.045)

€ 25.750

(99%)

€ 295

(1%)

• € 4 Onderzoeksopdrachten lucht.

• € 291 Onderzoek TNO/ECN.

21

Duurzaamheid

(€ 89.644)

€ 81.983

(91%)

€ 7.661

(9%)

• € 1.197 Uitvoering duurzaamheidsinstrumentarium.

• € 5.842 Uitvoering duurzame produktketens.

• € 365 uitvoering industriële emissies.

• € 257 Uitvoering Natuurlijk Kapitaal.

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

(€ 34.204)

€ 27.543

(81%)

€ 6.661

(19%)

• € 2.187 Uitvoering veiligheid chemische stoffen en asbest.

• € 470 Uitvoering veiligheid GGO’s.

• € 659 Uitvoering veiligheid inrichtingen en bedrijven.

• € 1.444 Uitvoering veiligheid bedrijven en transport.

• € 1.421 Uitvoering Omgevingsveiligheid.

• € 480 diverse subsidies.

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

(€ 57.643)

€ 57.643

(100%)

€ 0

(0%)

24

Handhaving en Toezicht

(€ 123.234)

€ 123.234

(100%)

€ 0

(0%)

25

Brede doeluitkering

(€ 920.515)

€ 920.515

(100%)

€ 0

(0%)

26

Bijdrage investeringsfondsen

(€ 6.979.233)

€ 6.979.233

(100%)

€ 0

(0%)

Totaal

     

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

   

realisatie

planning

           

Artikel

Naam artikel

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Geheel artikel?

11

Integraal waterbeleid

     

X

     

Ja

13

Bodem en Ondergrond

   

X

       

Ja

14

Wegen en Verkeersveiligheid

         

X

 

Ja

16

Openbaar Vervoer en Spoor

X

         

X

Ja

17

Luchtvaart overig

         

X

 

Ja

18

Scheepvaart en Havens

       

X

   

Ja

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

X

         

X

Ja

20

Lucht

 

X

         

Nee

20

Geluid

     

X

     

Nee

21

Duurzaamheid

   

X

       

Ja

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

X

         

X

Ja

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

 

X

         

Ja

24

Handhaving en Toezicht

 

X

         

Ja

Artikel 20 omvat twee afzonderlijke beleidsterreinen. Doorlichtingen worden gepland voor zowel Lucht als Geluid, tenzij de inwerkingtreding van de Omgevingswet aanleiding is om te besluiten tot een doorlichting over meerdere beleidsterreinen.

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van artikel 24 richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ILT als inspectie-organisatie binnen het kader van de opgedragen taken, de beschikbaar gestelde instrumenten, het budget en de governance binnen IenW. Dit om te markeren dat de ILT een Inspectiedienst en geen beleidsterrein is.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat hier. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht risicoregelingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Bij het Ministerie van IenW is momenteel sprake van de garantieregeling Borgstellingskrediet Bodemsanering MKB, waarvan de lopende regelingen worden beheerd tot einde looptijd (2027)

Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen. Overeenkomstig de aankondiging in de Begroting 2016 heeft er in 2016 een evaluatie plaatsgevonden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling bijzondere financiering Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB. De conclusie van de evaluatie, uitgevoerd door EY, is dat hoewel de regeling bodemsaneringsborgstellingskrediet complementair is aan andere regelingen op het gebied van bodemsaneringen, de relevantie van de regeling gering is. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd. In 2020 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 329.000.

In de begroting 2019 is rekening gehouden met het aangaan van een garantieverplichting van € 23 miljoen in 2019 voor de aanschaf van nieuwe vliegtuigen door Winair. Door nieuwe ontwikkelingen in Caribisch Nederland, onder andere bij andere luchtvaartmaatschappijen, wordt opnieuw bezien welke vluchten met eigen vliegtuigen kunnen worden uitgevoerd. Vanwege dit nadere onderzoek en onderbouwing van de aanschaf van nieuwe vliegtuigen is in 2019 nog geen garantieverplichting aangegaan. Hiermee verschuift de geraamd te verlenen garantie van 2019 naar 2020.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Geraamd te verlenen 2019

Geraamd te vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Geraamd te verlenen 2020

Geraamd te vervallen 2020

Uitstaande garanties 2020

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13

MKB Krediet

329

0

0

329

0

0

329

329

0

0

Artikel 17

Winair

0

23.000

23.000

0

23.000

0

23.000

23.000

0

0

 

Totaal

329

23.000

23.000

329

23.000

0

23.329

23.329

0

0

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

2018

Ontvangsten 2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Stand risicovoorziening 2019

Saldo 2019

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Stand risicovoorziening 2020

Saldo 2020

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

Kenmerk: DGNVLG-NP /19140219

2

Kamerstukken II 2018–2019 31 305, nr. 271

3

Kamerstukken II 2018–2019 31 936, nr. 593

4

Bijlage bij Kamerstukken II 2017–2018 30 175 nr. 292

5

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000 XII, nr. 6

Licence