Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Nieuw verdeelmodel algemene uitkering gemeentefonds

De fondsbeheerders hebben besloten het nieuwe verdeelmodel voor de algemene uitkering van het gemeentefonds per 1 januari 2023 in te voeren (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 21). Bij de invoering van het nieuwe model volgen de fondsbeheerders de adviezen van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op, met uitzondering van het advies van de ROB om het onderzoek naar de maatstaven centrumfunctie, eenpersoonshuishoudens en het onderzoek naar de overige eigen middelen te hebben afgerond voorafgaand aan invoering van het model. Deze onderzoeken worden in de loop van 2022 opgestart en naar verwachting zijn de onderzoeksresultaten in 2023 bekend. In samenspraak met de VNG, gemeenten en de ROB zal dan worden bekeken wat de implicaties van de uitkomsten van deze onderzoeken zijn voor het model.

Bij de invoering van het nieuwe verdeelmodel is gekozen om een ingroeipad te hanteren voor gemeenten die als gevolg van het nieuwe verdeelmodel een hoger of een lager bedrag per inwoner ontvangen. Aangezien de geadviseerde onderzoeken nog niet zijn afgerond voorafgaand aan invoering van het model, hebben de fondsbeheerders besloten het ingroeipad het eerste jaar niet op maximaal € 15 per inwoner te zetten, maar op maximaal € 7,50 per inwoner. Gegeven de ontvangen adviezen van de ROB en de VNG en de reacties van gemeenten hebben de fondsbeheerders verder besloten het ingroeipad te beperken tot 3 jaar. Verder zal het nieuwe model tijdig geëvalueerd worden en aan de hand van de evaluatie zal besloten worden over het traject 2026 en verder.

Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaaleconomische status geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Dat geldt eveneens voor gemeenten die tot en met 2022 aanvullende middelen ontvingen vanwege bevolkingsdaling.

Bestaande financieringssystematiek tot en met 2025

De jaarlijkse indexatie van het gemeentefonds heet het accres. Dit accres is voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. In het Coalitieakkoord is er voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor de investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuwbouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Stikstoffonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van het accres.

Daarnaast zijn in het Coalitieakkoord middelen voor de Woningbouwimpuls (10 x € 100 mln.) en volkshuisvesting (4 x € 150 mln.) opgenomen. Deze middelen zijn onttrokken aan het accres van het gemeentefonds en worden via een specifieke uitkering uitgekeerd.

Bovendien heeft de VNG ingestemd met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres voor gemeenten voor de periode 2022-2025 vast te zetten op het niveau van de voorjaarsnota 2022. Dit betekent dat de accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten slechts nog zullen wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Hiermee wordt een eerste belangrijke stap gezet richting een meer stabiele financiering voor gemeenten. Het biedt hen voor de komende jaren zekerheid over hun inkomsten en beschikbare vrije ruimte, ook wanneer de uitgaven van het Rijk achterblijven bij de ramingen. Het kabinet geeft hiermee invulling aan de motie van Weijenberg c.s. (Kamerstukken II 2021/22, 35925, nr. 153).

Nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025

In het Coalitieakkoord is een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten en provincies betrokken.

Het kabinet en de medeoverheden zijn van mening dat de financieringssystematiek, zoals deze nu is vormgegeven, verbetering behoeft. Op basis van de gesprekken met de medeoverheden zijn vier vertrekpunten geformuleerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 170):

  • Het is belangrijk dat er sprake is van een goede balans tussen opgaven, taken en middelen.

  • Er is een betere financieringsbalans nodig tussen eigen inkomsten van gemeenten en provincies en bekostiging via de fondsen vanuit het Rijk.

  • De bekostiging van het gemeentefonds en provinciefonds moet gepaard gaan met meerjarige stabiliteit, zodat gemeenten en provincies vooraf helderheid hebben over hun meerjarig begrotingskader.

  • Het financieel en interbestuurlijk instrumentarium, waaronder het uitkeringsstelsel, dient beter aan te sluiten op taken en wettelijke kaders van waaruit die taken worden toebedeeld.

De hierbij passende vervolgstappen zullen in 2023 verder ter hand genomen worden.

Interbestuurlijke verhoudingen

Het Kabinet voert het gesprek met het decentraal bestuur over de meerwaarde van een beleidskader decentraal bestuur, één van de aanbevelingen uit het rapport van hoogleraar Douwe Jan Elzinga. Deze discussie zal in 2023 verder gevoerd worden.

Daarnaast werkt het Kabinet aan het opstellen van een uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO), waarmee effecten van nieuw beleid voor medeoverheden aan de voorkant inzichtelijk gemaakt worden.

Uitkeringsstelsel

De wens bestaat al langer om het uitkeringsstelsel, zoals opgenomen in de Financiële-verhoudingswet, beter aan te laten sluiten bij de gewijzigde bestuurlijke verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden. Het Kabinet wil, samen met VNG en IPO, stappen zetten in een betere vormgeving van het uitkeringsstelsel langs drie sporen:

  • Borgen dat de inrichting van de financiële verhoudingen blijft passen bij de wijze waarop overheden samen maatschappelijke opgaven willen oppakken en tegelijk kunnen voldoen aan de vereiste wettelijke kaders.

  • Het uitkeringsstelsel moet de interbestuurlijke samenwerking niet belemmeren, maar ondersteunen.

  • De bekostiging van de interbestuurlijke samenwerking moet plaatsvinden tegen zo laag mogelijke administratieve kosten aan de kant van zowel het Rijk als aan de zijde van de medeoverheden.

De verbeteringen in het uitkeringsstelsel worden doorgevoerd door aanpassing van de decentralisatie-uitkeringen en de specifieke uitkering:

  • Voor de decentralisatie-uitkering geldt dat de wetgever bij de herziening van de Financiële-verhoudingswet nader aan zal geven, wat wel en niet is toegestaan.

  • Voor de specifieke uitkeringen geldt dat deze eenvoudiger, sneller en tegen lagere administratieve lasten verstrekt moeten kunnen worden.

Het streven is om de herziening van de Financiële-verhoudingswet in 2024 af te ronden. Vooruitlopend op de geschetste wijzigingen in de wet zal, daar waar de huidige wet ruimte biedt, in de geest van de wijzigingen gewerkt gaan worden. Dat kan bijvoorbeeld door actualisering van het toetsingskader decentralisatie-uitkeringen. In de uitwerking van de plannen, op weg naar de wetswijziging in 2024, wordt nauw samengewerkt met de medeoverheden.

Overzicht coronamaatregelen

De afgelopen periode is voor een belangrijk deel getekend door de coronapandemie. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een totaaloverzicht van de maatregelen die voor 2021 en verder op de begroting van het gemeentefonds zijn genomen.

Tabel 1 Overzicht coronamaatregelen op de begroting gemeentefonds (bedragen x € 1.000)

Maatregel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Vindplaats

Opschalingskorting

160

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 104 en Kamerstukken II 2020/21, 35544, nr. 2

Bijzondere bijstand

10

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Gemeentelijk schuldenbeleid

30

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Crisisdienstverlening

48

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Aanvullend pakket re-integratie

88

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Additionele impuls re-integratie

48

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Ondersteunen lokale culturele infrastructuur

150

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Verkiezingen 2021

22

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12

Perspectief jeugd

19

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35679, nr. 2

Afvalverwerking 2020

28

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35731, nr. 2

Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten

65

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 420 en Kamerstukken II 2020/21, 35731, nr. 2

Peuteropvang

5

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 217 en Kamerstukken II 2020/21, 35731, nr. 2

Sociaal en mentaal welzijn Jeugd

34

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 988 en Kamerstukken II 2020/21, 35767, nr. 2

Sociaal en mentaal welzijn Kwetsbare groepen

84

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 988 en Kamerstukken II 2020/21, 35767, nr. 2

Jeugd aan zet

3

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Herorientatie zelfstandigen

6

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Lokale culturele voorzieningen

60

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 217 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten

195

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 420 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Handhaving quarantaine

3

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Sociale Werkbedrijven

45

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 365 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2

Inkomstenderving 2020

84

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2

Continuïteit van zorg

136

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2

Lokaal cultuuraanbod

42

0

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 458 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2

Bijzondere bijstand

0

15

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Gemeentelijk schuldenbeleid

0

30

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Re-integratie

0

15

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Additionele impuls re-integratie

0

43

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2

Gemeenteraadsverkiezingen 2022

0

30

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 466 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 15

Crisisdienstverlening

0

33

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35570 VIII, nr. 185 en Kamerstukken 2021/22, 36120 B, nr. 2

Inkomstenderving 2020

0

152

0

0

0

0

0

Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2

Peuteropvang

0

0

0

0

0

0

0

Ontwerpbegroting 2023 gemeentefonds

SW bedrijven

0

10

0

0

0

0

0

Ontwerpbegroting 2023 gemeentefonds

Totaal

1.365

329

0

0

0

0

0

 

Toelichting

Het kabinet en de medeoverheden blijven met elkaar in gesprek over de financiële, en sociaal-economische, gevolgen van de coronapandemie voor medeoverheden. De hoogte en omvang van de reële compensatie vraagt een politiek bestuurlijke afweging, waarbij het uitgangspunt is dat de medeoverheden er als gevolg van de corona-aanpak niet slechter voor komen te staan dan daarvoor.

Licence