Base description which applies to whole site

Artikel 3 Effectieve Europese samenwerking

De algemene doelstelling is een effectieve Europese samenwerking om de Europese Unie en haar lidstaten zo vreedzaam, welvarend en sterk mogelijk de toekomst in te loodsen. Europa is essentieel voor onze welvaart, vrijheid en veiligheid. Een actieve opstelling van Nederland in het Europese besluitvormingsproces en in de bilaterale relaties met Europese partners is dan ook in het directe belang van Nederlandse burgers en bedrijven. Door consequent en constructief optreden kan Nederland zijn invloed binnen de Europese Unie vergroten. Zo kan Nederland mede vormgeven aan ontwikkelingen in Europa die direct van invloed zijn op onze economische, sociale en politieke toekomst.

Binnen de Europese Unie wordt gewerkt aan economische groei, werkgelegenheid, gezonde overheidsfinanciën van de lidstaten en toekomstbestendige Europese samenwerking gericht op hoofdzaken en toegevoegde waarde. Daarnaast zullen de post-Brexit relatie met het Verenigd Koninkrijk, de Europese migratieproblematiek en de (aanloop naar) onderhandelingen over een nieuw meerjarig financieel kader de aandacht vragen. Tot slot zet Nederland zich in voor de open strategische autonomie van de Unie, waaronder effectief extern beleid, inclusief een versterkt gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. De Staat van de Unie bevat de geïntegreerde visie van de regering op de Europese samenwerking en de rol van Nederland daarbij.

De minister is verantwoordelijk voor:

Regisseren

  • Het bevorderen en bewaken van de coherentie en de consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van de Europese Raad en horizontale dossiers.

  • Het interdepartementaal afstemmen van de Nederlandse inzet in de verschillende, afzonderlijke Raadsformaties.

  • Het vormgeven van het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, inclusief uitbreiding van de EU, uittreding uit de EU, regio’s en ontwikkelingslanden.

  • De gedachtenvorming over de institutionele structuur van de EU.

  • Het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen en het bevorderen van een Europese waardengemeenschap.

Financieren

  • Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting en aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

  • Bijdragen aan een hechtere Europese waardengemeenschap middels een bijdrage aan de Raad van Europa.

  • Bijdragen ter versterking van de Nederlandse positie in de Unie van 27, waaronder aan de Benelux.

Open strategische autonomie

Op 8 november 2022 heeft het kabinet een kabinetsbrede visie voor inzet op de open strategische autonomie van de Europese Unie naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 35 982 9). Het kabinet heeft de Nederlandse inzet vormgegeven langs drie bouwstenen die met elkaar samenhangen en elkaar versterken: 1) het structureel versterken van het politiek-economische fundament van de EU; 2) het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden; en 3) het vergroten van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU.

Nieuwe Europese Commissie

In 2024 treedt een nieuw Europees Parlement en Europese Commissie aan. Het kabinet trekt samen met gelijkgezinde lidstaten en instellingen op om een toekomstgerichte lijst van EU-prioriteiten voor de komende vijf jaar op te stellen.

Het kabinet zal zich hierbij blijven inzetten voor een sterke EU van sterke lidstaten en sterke instellingen met de volgende prioriteiten voor de nieuwe Commissie: sociaaleconomische convergentie, onder meer via de (1) groene en digitale transities; (2) bestendiging van EU als belangrijke geopolitieke speler op het wereldtoneel; (3) handhaving van goed bestuur, democratische waarden en mensenrechten en (4) voldoende uitvoeringskracht bij de EU en lidstaten in transitie om de ambitieuze doelen waar te maken. EU-beleid moet blijvend kunnen steunen op een breed draagvlak onder de burgers. Het kabinet zet zich in voor het versterken van de democratische legitimiteit van de EU (bijvoorbeeld spitzenkandidaten-systeem) en blijft zich hard maken voor transparante besluitvorming. Het kabinet wil ook de burgerdialogen voortzetten om burgers te informeren over en te betrekken bij de EU.

Meerjarig Financieel Kader (MFK)

De Europese Commissie heeft op 20 juni jl. een voorstel gepresenteerd voor een tussentijdse herziening van het MFK. In het voorstel schetst de Commissie hoe de Europese Unie sinds 2020 geconfronteerd is met ongeëvenaarde en onvoorziene uitdagingen, met name de oorlog in Oekraïne. Deze uitdagingen zijn voor de Europese Commissie aanleiding om het MFK tussentijds te willen herzien. Het kabinet is terughoudend ten aanzien van het tussentijds openbreken van de begroting. Eventuele acute noden dienen gevonden te worden door flexibilisering en herprioritering binnen de begroting. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover het structureler vormgeven van de financiële EU-steun aan Oekraïne, in lijn met de inzet van het kabinet voor blijvende solidariteit met Oekraïne. De Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over het MFK 2021-2027 was gericht op een modern en financieel houdbaar MFK met een eerlijke verdeling van de lasten. Bij de verdere uitvoering van het MFK streeft het kabinet naar prudente, realistische en moderne EU-jaarbegrotingen met meer nadruk op voor Nederland prioritaire beleidsterreinen.

Het Europese sanctie-instrumentarium is onderdeel van de Europese gereedschapskist om de geopolitieke Unie vorm te geven. Sancties worden ingezet in situaties waar de kernwaarden van de Unie in het gedrang komen: de internationale rechtsorde, mensenrechten en democratie. Nederland draagt hier actief aan bij. Dit is mogelijk dankzij de sinds 2022 versterkte sanctie-capaciteit op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zowel voor het ontwikkelen van nieuwe restrictieve maatregelen en de doorontwikkeling van het instrumentarium, als voor de coördinatie van implementatie en naleving ervan in Nederland en de EU. Hierdoor kan Nederland een toonaangevende rol spelen binnen de EU en in internationaal verband. Zo heeft Nederland initiatief genomen voor de inzet van het sanctie-instrumentarium tegen seksueel geweld, een ambitieuze Europese anti-omzeilingsagenda. De afgelopen periode is een moderne sanctienalevingspraktijk ontwikkeld in Nederland waarbinnen BZ de naleving van sancties coördineert. Zo kunnen nieuwe eisen uit de opeenvolgende sanctiepakketten goed worden opgevolgd. Tevens coördineert BZ de modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel. Deze modernisering dient te leiden tot een toekomstbestendig stelsel van sanctiewet- en regelgeving dat is toegerust om op effectieve wijze uitvoering te kunnen geven aan de zich snel opvolgende Europese sanctieontwikkelingen. Met deze versterkte capaciteit zal Nederland deze actieve inzet voortzetten.

Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 3 Effectieve Europese samenwerking (bedragen x € 1.000)
  

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Verplichtingen

11 354 504

11 582 018

11 021 214

12 253 143

12 622 664

13 010 559

16 974 510

 

Uitgaven:

       
 

Programma-uitgaven totaal

11 489 868

11 178 082

11 193 606

12 401 610

12 804 574

13 153 109

17 020 108

         
         

3.1

Afdrachten aan de Europese Unie

11 311 410

11 003 570

5 970 130

6 950 875

7 080 496

7 234 609

10 955 560

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

BNI-afdrachten

4 897 610

4 546 290

4 272 701

5 205 907

5 292 936

5 403 191

9 077 385

 

BTW-afdrachten

1 245 233

1 409 353

1 461 809

1 504 203

1 547 823

1 592 710

1 640 492

 

Invoerrechten

4 991 221

4 814 712

0

0

0

0

0

 

Plastic-grondslag

177 346

233 215

235 620

240 765

239 737

238 708

237 683

         

3.2

Europees Ontwikkelingsfonds

131 506

100 313

85 983

43 421

75 000

41 000

41 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Europees Ontwikkelingsfonds

131 506

100 313

85 983

43 421

75 000

41 000

41 000

         

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

12 062

32 800

18 261

18 261

18 261

11 000

11 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Raad van Europa

12 062

11 000

11 000

11 000

11 000

11 000

11 000

 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbank

 

21 800

7 261

7 261

7 261

  
         

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie

4 973

4 996

5 376

4 806

4 806

4 806

4 806

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

EIPA

417

348

348

348

348

348

348

         
 

Opdrachten

       
 

Programmatische ondersteuning: CECP

0

0

0

0

0

0

0

 

Europa College beurzenprogamma

190

190

570

0

0

0

0

 

Programmatische ondersteuning: Taskforce Verenigd Koninkrijk

119

0

0

0

0

0

0

 

EU-sanctiebeleid

 

208

208

208

208

208

208

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Benelux bijdrage

4 247

4 250

4 250

4 250

4 250

4 250

4 250

         

3.5

Europese Vredesfaciliteit

29 917

36 403

129 856

135 246

140 010

145 694

48 742

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Europese Vredesfaciliteit

29 917

36 403

129 856

135 246

140 010

145 694

48 742

         

3.6

Invoerrechten aan de Europese Unie

  

4 984 000

5 249 001

5 486 001

5 716 000

5 959 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Invoerrechten

  

4 984 000

5 249 001

5 486 001

5 716 000

5 959 000

         
         
 

Ontvangsten

1 235 495

1 284 546

3 882 204

2 489 266

3 001 093

1 429 250

1 490 000

         

3.10

Diverse ontvangsten EU

1 235 143

1 284 296

1 245 998

1 312 250

1 371 501

1 429 000

1 489 750

         
 

Invoerrechten

1 226 498

1 200 515

1 245 998

1 312 250

1 371 501

1 429 000

1 489 750

 

Overige ontvangsten EU

8 645

83 781

0

0

0

0

0

         

3.11

Europees herstelfonds

0

0

2 635 956

1 176 766

1 629 342

0

0

         

3.30

Restitutie Raad van Europa

352

250

250

250

250

250

250

Tabel 11 Uitsplitsing verplichtingen
  

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

         
 

Verplichtingen

11 354 504

11 582 018

11 021 214

12 253 143

12 622 664

13 010 559

16 974 510

 

waarvan garantieverplichtingen

0

110 704

0

    
 

waarvan overige verplichtingen

11 354 504

11 471 314

11 021 214

    

Budgetflexibiliteit

Tabel 12 Budgetflexibiliteit beleidsartikel 3 Effectieve Europese samenwerking

Geschatte budgetflexibiliteit

2024

Juridisch verplicht

99%

Bestuurlijk gebonden

1%

Beleidsmatig gereserveerd

0%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op dit artikel zijn (nagenoeg) volledig juridisch verplicht. De belangrijkste uitgaven betreffen de afdrachten en invoerrechten aan de EU, de Nederlandse bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en bijdragen aan de Benelux, de Raad van Europa en de Council of Europe Development Bank.

Artikel 3.1: Nationale afdrachten aan de Europese Unie

De EU-begroting wordt grotendeels gefinancierd door eigen middelen in de vorm van nationale afdrachten van lidstaten (op basis van bni, btw en een grondslag op basis van niet-gerecycled plasticafval). Daarnaast zijn er de traditionele eigen middelen (invoerrechten) en ontvangt de EU overige inkomsten, zoals bijdragen van derden, rente- en boete-inkomsten. De afdrachten van de lidstaten zijn vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit (EMB).18In het EMB zijn ook een aantal kortingen op de afdrachten opgenomen en de zogenoemde perceptiekostenvergoeding – dit is de vergoeding voor de kosten aan de lidstaten voor het innen van de invoerrechten.

Het uitgangspunt voor de vaststelling van de raming van de Nederlandse afdrachten op de begroting van Buitenlandse Zaken is de omvang van het jaarlijkse uitgavenplafond uit het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 (MFK) plus de maximale inzet van de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd19 en die bedoeld zijn om snel te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden. De nationale btw-afdracht, de nationale afdracht op basis van niet-gerecycled plasticafval en de nationale bni- afdracht zijn opgenomen op artikel 3.1, de invoerrechten die door de Nederlandse douane worden geïnd op artikel 3.6 en de perceptiekostenvergoeding op artikel 3.10.

Met ingang van de Ontwerpbegroting voor 2024 worden de nationale afdrachten op basis van bni, btw en niet-gerecycled plasticafval (artikel 3.1) apart weergegeven van de traditionele eigen middelen (invoerrechten, artikel 3.6)). Deze presentatie doet beter recht aan het verschil tussen deze type afdrachten. De eerste categorie betreft nationale afdrachten op basis van een grondslag. Voor de invoerrechten is de Nederlandse begroting alleen een tussenschakel. Daarnaast bood de presentatie die eerder werd gehanteerd geen volledig overzicht, omdat de perceptiekostenvergoeding (het deel van de invoerrechten dat Nederland mag houden) op een ander subartikelonderdeel verantwoord wordt (artikel 3.10). Om wel een integraal beeld te geven van alle geldstromen richting de EU is hieronder een extracomptabele tabel opgenomen met een totaaloverzicht van:

  • Artikel 3.1: Nationale afdrachten aan de Europese Unie (bni, btw en plastic-afdrachten);

  • Artikel 3.6: Traditionele eigen middelen (TEM; invoerrechten);

  • Artikel 3.10: Perceptiekostenvergoeding

  • Artikel 9 Begroting Financiën: Vertragingsrente betaald aan de Europese Commissie.

Tabel 13 Extracomptabel overzicht van de nationale afdrachten, invoerrechten en ontvangsten EU-begroting

Begroting

Artikel

Nederland

2024

2025

2026

2027

2028

H5 (BZ)

3.1

Nationale afdrachten

5.970

6.951

7.080

7.235

10.956

  

Bni-afdracht

4.273

5.206

5.293

5.403

9.077

  

Btw-afdracht

1.462

1.504

1.548

1.593

1.640

  

Plastic

236

241

240

239

238

H5 (BZ)

3.6

Invoerrechten

4.984

5.249

5.486

5.716

5.959

H5 (BZ)

3.10

Ontvangsten EU

1.246

1.312

1.372

1.429

1.490

  

Perceptiekostenvergoeding

1.246

1.312

1.372

1.429

1.490

  

Overige ontvangsten EU

H9 (FIN)

9.44.2

Vertragingsrente

Totaal

9.708

10.888

11.194

11.522

15.425

Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen, wordt in het EMB een jaarlijks maximum vastgelegd voor de eigen middelen die de Unie op mag vragen bij de lidstaten, dat hoger ligt dan het hiervoor beschreven maximale jaarlijkse uitgavenplafond uit het MFK vermeerderd met de speciale instrumenten. De marge tussen het uitgavenplafond en het eigenmiddelenplafond dient voornamelijk als zekerheid voor de aflossings- en renteverplichtingen op leningen die de Unie aan kan gaan. De risico’s voor de Nederlandse afdrachten aan de EU die daardoor ontstaan worden als garantieverplichting op de begroting van het ministerie van Financiën onder artikel 4 (Internationale financiële betrekkingen) verantwoord, uitgesplitst naar de specifieke instrumenten die de Europese Commissie machtigen om namens de Unie middelen te lenen.

De omvang van de Nederlandse afdrachten aan de EU komt als volgt tot stand:

  • Alle invoerrechten die door de lidstaten worden geheven op producten die afkomstig zijn van landen buiten de EU, worden na aftrek van de vergoeding voor de inningskosten (25%) afgedragen aan de EU (zie verder art. 3.6).

  • De btw-afdracht bedraagt een uniform heffingspercentage van 0,3% op de geharmoniseerde btw-grondslag van alle EU-lidstaten .

  • Een afdracht op basis van een grondslag voor niet-gerecycled plasticafval. Voor deze grondslag geldt een tarief van 0,80 eurocent per kilogram niet-gerecycled plasticafval. Ook is er een compensatiemechanisme voor minder welvarende lidstaten.

  • De bni-afdracht is het sluitstuk van de financiering van de EU-begroting.

Het deel van de Europese uitgaven dat niet gefinancierd kan worden door de overige inkomsten, invoerrechten, de btw-afdracht en de grondslag op basis van niet-gerecycled plasticafval wordt gefinancierd door bni-afdrachten (bni = bruto nationaal inkomen) van de lidstaten. De totale bni-afdracht van de lidstaten wordt bepaald door de bovengenoemde inkomsten in mindering te brengen op het totaal aan benodigde middelen voor de EU-begroting. Het aandeel van een lidstaat hierin wordt vervolgens bepaald op basis van het eigen BNI ten opzichte van het BNI van de EU als geheel. Nederland ontvangt op haar bni- afdracht tot en met 2027 een jaarlijkse bruto lumpsum korting van EUR 1.921 miljoen (prijzen 2020).

De uiteindelijke hoogtes van de invoerheffingen, de btw-grondslag en de relatieve omvang van het bni van de lidstaten kunnen afwijken van eerdere verwachtingen. Derhalve kunnen er verschuivingen optreden tussen de verschillende afdrachten en tussen de lidstaten. Twee vaste momenten waarop dit gebeurt is bij de aanvullende EU-begroting n.a.v. de Lenteraming die normaliter in juli gepubliceerd wordt en bij de nacalculatie die normaliter eind januari gepubliceerd wordt. Daarnaast heeft de Europese Commissie op 20 juni 2023 voorstellen gepubliceerd voor een revisie van het MFK 2021-2027 en de introductie van nieuwe eigen middelen. Afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen kan dit effect hebben op raming van de Nederlandse EU-afdrachten. Het huidige MFK loopt tot en met 2027. Voor de periode na 2028 is een aanname gedaan over de economische ontwikkeling en de omvang van het MFK 2028-20XX.

Daarnaast hebben de verwerking van het jaarlijkse surplus van de EU-begroting en de jaarlijkse technische aanpassing effect op de raming van de Nederlandse afdrachten. Bij het surplus (publicatie normaliter medio april) worden onbenutte middelen uit het voorgaande EU-begrotingsjaar verwerkt in het lopende begrotingsjaar. Dit wordt verrekend door een verlaging van de bni-afdracht van de lidstaten. Bij de jaarlijkse technische aanpassing (publicatie normaliter juni) worden, conform artikel 4 van de MFK-verordening, de MFK-plafonds op een aantal punten aangepast. Ten eerste wordt jaarlijks een bedrag gelijk aan de opbrengsten uit mededingingsboetes toegevoegd aan de uitgavenplafonds. Deze afspraak is in 2021 meerjarig verwerkt in de raming van de EU- afdrachten.Afhankelijk van de daadwerkelijke boete-opbrengsten bij technische aanpassing wordt de raming van de Nederlandse afdrachten hier op aangepast. Ten tweede wordt bij technische aanpassing het enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI) geactualiseerd. Met dit instrument kunnen onbenutte middelen onder het MFK-plafond uit het vorige begrotingsjaar worden toegevoegd aan de plafonds voor de resterende MFK-jaren. Het gaat hierbij dus niet om extra EU-middelen maar een verschuiving van afdrachten over de jaren. Ten derde worden bij technische aanpassing voor een aantal van de speciale instrumenten onbenutte middelen uit het voorgaande begrotingsjaar overgeheveld naar het lopende begrotingsjaar, wat tot een soortgelijke verschuiving van de (raming van de) afdrachten over de jaren zorgt.

De Kamer zal op bovengenoemde momenten en wanneer nog meer van toepassing, zoals gebruikelijk hierover worden geïnformeerd evenals op het moment van verwerking in de nationale begroting.

Zoals toegelicht bij Ontwerpbegroting 2021 maakt het herstelinstrument «Next Generation EU’’ (NGEU) onderdeel uit van de afspraken over het huidige MFK. Het budgettaire effect van het subsidiedeel van NGEU (EUR 390 miljard in prijzen 2018) – dit wil zeggen de terug- en rentebetalingen van het herstelinstrument - zijn meegenomen in de raming van de Nederlandse bni-afdracht vanaf 2028. Voor het leningen onderdeel van NGEU (EUR 360 miljard in prijzen 2018) is een garantieverplichting opgenomen onder artikel 4 van de begroting van het ministerie van Financiën.

Artikel 3.2: Europees Ontwikkelingsfonds

  • Bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Dit is het instrument waarmee de Europese Unie de ontwikkelingssamenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Landen en Gebieden Overzee (LGO) uitvoerde tot 2021. Het grootste deel van het EOF was bestemd voor de financiering van de steun aan nationale, regionale en lokale projecten en programma’s gericht op de economische en sociale ontwikkeling van die gebieden. Met ingang van 2021 wordt de steun aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan gefinancierd uit het instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) dat onder de EU-begroting valt. Voor de financiering van programma’s in LGO is met ingang van 2021 een apart budget voorzien onder de EU-begroting. De aflopende bijdragen aan het EOF in 2022 en de jaren daarna betreffen betalingen op reeds aangegane verplichtingen vanuit het 10e en 11e EOF.

Artikel 3.3: Een hechtere Europese waardengemeenschap

  • Raad van Europa: Nederland beschouwt de Raad van Europa als een belangrijke hoeder van mensenrechten, democratie en rechtsstaat in heel Europa. Ook wil Nederland bijdragen aan het versterken van de effectiviteit van het toezichtsysteem van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en aan een zorgvuldig voorbereide toetreding van de EU tot het EVRM. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Straatsburg speelt daarbij een centrale rol door goede betrekkingen en, indien opportuun, regelmatig overleg met het secretariaat van de Raad van Europa, permanente vertegenwoordigingen van andere lidstaten en met de Nederlandse delegatie in de Parlementaire Assemblee (PACE) van de Raad van Europa.

  • Bank van de Raad van Europa (Council of Europe Bank – CEB): De Bank van de Raad van Europa is actief in de landen van de Raad. Tot op heden heeft de Bank meer dan EUR 1,3 miljard geïnvesteerd in de opvang van Oekraïense vluchtelingen in buurlanden zoals Polen en Roemenië. Door deze respons en de wens om in Oekraïne zelf actief te worden met investeringen voor vluchtelingen, scholing en gezondheidszorg, staat het kapitaal van de CEB onder druk en is in december 2022 een kapitaalverhoging van EUR 4,25 miljard overeengekomen. De Nederlandse bijdrage aan het inbetaalde kapitaal bedraagt EUR 43,6 miljoen. De helft van dit bedrag is toe te schrijven aan de op te starten activiteiten in Oekraïne en wordt gedekt uit de zogenaamde Oekraïneregeling. De andere helft dient voor de ondersteuning van lopende activiteiten elders en wordt in 2024-2027 in tranches uit de BZ-begroting betaald.

Artikel 3.4: Versterkte Nederlandse positie in de Unie

  • Jaarlijkse bijdrage aan de Benelux Unie. De Benelux Unie dient twee doelen: het vervullen van een voortrekkersrol binnen de Europese Unie en grensoverschrijdende samenwerking, vooral op het gebied van economie, duurzame ontwikkeling en justitie/binnenlandse zaken. Daarnaast werkt Nederland in Benelux-verband ook samen op buitenlandspolitiek terrein.

  • Subsidie aan European Institute for Public Administration (EIPA). Het EIPA heeft als doel het ontwikkelen van de capaciteiten van ambtenaren in het omgaan met EU-aangelegenheden. De nieuwe subsidie is afgegeven voor de jaren 2022-2025.

  • Europa College beurzenprogramma: vanuit dit programma worden beurzen verstrekt aan Nederlandse studenten die studeren aan het Europacollege. De afgegeven beschikking is voor de jaren 2023-2027.

  • EU-sanctiebeleid: dit programma geeft invulling aan amendement 35924-V14 van dhr. Sjoerdsma inzake het vergroten van de sanctiecapaciteit.

Artikel 3.5: Europese Vredesfaciliteit

  • Bijdrage aan de Europese Vredesfaciliteit (EPF) voor de financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en operaties, EU-bijdragen aan vredesoperaties en militaire capaciteitsopbouw in derde landen. De faciliteit dient ter versterking van het EU extern optreden en, conform de Nederlandse inzet, een bijdrage te leveren aan een meer geïntegreerde benadering van conflicten en crises binnen het EU-buitenlandbeleid.

Artikel 3.6: Invoerrechten

  • Alle invoerrechten die door de lidstaten worden geheven op producten die afkomstig zijn van landen buiten de EU, worden na aftrek van de vergoeding voor de inningskosten (25%) afgedragen aan de EU. Deze invoerrechten worden ook wel de Traditionele Eigen Middelen (TEM) genoemd en zijn onlosmakelijk verbonden met de douane-unie. Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op, omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het Ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Artikel 3.10: Diverse ontvangsten EU

  • De ontvangsten onder dit beleidsartikel betreffen de zogenaamde perceptiekostenvergoeding die Nederland ontvangt voor de kosten die gemaakt worden bij de inning van de douanerechten. De perceptiekostenvergoeding is 25% van de geïnde douanerechten. Deze ontvangsten zijn begrotingstechnisch niet gekoppeld aan de begroting van de Nederlandse Douane.

Artikel 3.11: Europees herstelfonds

  • Nederland maakt voor ca. EUR 5,4 miljard aanspraak op middelen vanuit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) inclusief RePowerEU. De middelen vanuit de faciliteit komen als ontvangsten binnen via artikelonderdeel 3.11 Europees Herstelfonds. De middelen worden uitgekeerd bij betalingsverzoeken waarbij aangetoond moet worden dat er voldoende voortgang is geboekt op de in het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan vastgelegde mijlpalen en doelstellingen. Dit moet worden aangetoond door middel van rapportages en verificatiemechanismen. De exacte kasreeks is daarmee moeilijk te ramen en is afhankelijk van de Operationale Overeenkomst die met de Europese Commissie wordt gemaakt. Het niet behalen van mijlpalen en doelstellingen zou kunnen leiden tot budgettaire tegenvallers die binnen de vastgelegde uitgavenplafonds gedekt moeten worden.

18

Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie

19

Het Globaliseringsfonds, het Solidariteits- en noodhulpinstrument, het Brexitreserve en het Flexibiliteitsinstrument.

Licence