Base description which applies to whole site

3.7 Artikel 11. Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger beroepsonderwijs (ho), wetenschappelijk onderwijs (wo) en in de beroepsopleidende leerweg (bol) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000).

Financieren

De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar OCW in Cijfers.

Tabel 47 Normbedragen studiefinanciering 2025 per maand in euro's1
 

Normbedragen ho

Normbedragen mbo/bol

 

Uitwonend

Thuiswonend

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs

€ 314,00

€ 125,99

€ 338,68

€ 103,78

Aanvullende beurs

€ 475,17

€ 475,17

€ 455,22

€ 427,82

Maximaal leenbedrag

€ 304,95

€ 304,95

€ 226,08

€ 226,08

Collegegeldkrediet

€ 216,75

€ 216,75

n.v.t

n.v.t.

Totaal

€ 1.310,87

€ 1.122,86

€ 1.019,98

€ 757,68

1

Peildatum 1 september 2025.

Uit een juridische analyse van de Landsadvocaat is gebleken dat de maatregel uit het hoofdlijnenakkoord die de ov-vergoeding voor studenten die in het buitenland studeren afschaft, een aanmerkelijk juridisch risico vormt omdat dit mogelijk in strijd zou zijn met het EU-recht. De Minister van OCW heeft daarom besloten de vergoeding niet af te schaffen. Hiervoor is € 21,0 miljoen structureel geïntensiveerd, met een oploop vanaf € 2,8 miljoen in 2026. Een resterend besparingsverlies van € 9,0 miljoen op de maatregel, door een lager aantal studenten en lager bedrag per student, is verwerkt in de studiefinancieringsraming. Zie ook Eerste Suppletoire Begroting van OCW 2025.

Daarnaast zijn er meerdere onderzoeken afgerond met betrekking tot de Wet studiefinanciering BES (WSF BES). Dit voorjaar is een onderzoek opgeleverd waarbij gekeken is naar de verschillen tussen de WSF 2000 en WSF BES. Daarbij is het principe van comply or explain gehanteerd. Dit principe gaat ervan uit dat beleidsintensiveringen in Europees Nederland op een zelfde manier van toepassing zijn op Caribisch Nederland, tenzij er redenen zijn om dat niet te doen. In dat geval kunnen er maatwerkregelingen worden genomen.Eerder is ook al een onderzoek gedaan naar de toereikendheid van de normbedragen in de WSF BES. Uit de onderzoeken blijkt dat aanpassingen in de WSF BES wenselijk zijn, om te zorgen voor gelijkere wetgeving tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland en een passender bedrag aan studiefinanciering bij het studeren vanuit de WSF BES. Hiervoor wordt een bedrag van circa € 1,2 miljoen geïntensiveerd op artikel 11.

Als laatste is vanuit het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen in samenwerking met andere departementen besloten om de nabetaling van uitkeringen op het toetsingsinkomen uit te sluiten van inkomensafhankelijke regelingen. Als mensen in een eerder kalenderjaar onterecht een te lage/geen uitkering hebben gekregen, krijgen ze te maken met een nabetaling. Deze nabetaling veroorzaakt een piekinkomen in het jaar van de nabetaling en kan leiden tot het terugvorderen van toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Daardoor krijgen mensen minder inkomensondersteuning dan waar ze recht op hadden als de uitkering wel direct goed was vastgesteld. Deze aanpassing leidt tot hogere uitgaven op de aanvullende beurs. Hiervoor wordt in 2030 een bedrag van circa € 0,7 miljoen en structureel € 1,5 miljoen geïntensiveerd op artikel 11.

Tabel 48 Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Begroting

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verplichtingen

5.418.778

6.982.735

4.612.395

6.834.141

5.494.665

5.416.932

5.388.806

        

Uitgaven

5.418.300

6.982.735

4.612.395

6.834.141

5.494.665

5.416.932

5.388.806

        

Inkomensoverdrachten

2.174.868

4.012.193

1.872.389

4.465.899

3.445.407

3.562.622

3.581.384

Basisbeurs gift (R)

360.774

482.728

640.706

880.714

1.129.745

1.264.703

1.277.440

Aanvullende beurs gift (R)

785.246

835.512

895.536

965.609

1.027.826

1.056.105

1.069.187

Reisvoorziening gift (R)

829.454

896.126

34.182

1.028.495

1.024.138

1.017.022

1.020.423

Studievoorschotvouchers (R)

16

667.756

26.969

12.844

5.513

0

0

Caribisch Nederland gift (R)

1.959

1.959

2.332

2.867

3.201

3.201

3.201

Tegemoetkoming (R)

0

922.960

81.915

1.382.012

75.988

44.134

25.804

Overige uitgaven (R)

197.419

205.152

190.749

193.358

178.996

177.457

185.329

Leningen

3.012.232

2.713.167

2.481.068

2.104.285

1.799.637

1.661.640

1.626.038

Basisbeurs Prestatiebeurs (NR)

1.209.060

873.126

774.936

513.146

262.018

118.781

99.624

Aanvullende beurs Prestatiebeurs (NR)

244.247

291.972

239.349

165.772

110.250

84.517

68.682

Caribisch Nederland prestatiebeurs (NR)

0

262

262

262

262

262

262

Reisvoorziening (NR)

120.166

18.945

21.496

13.269

25.542

52.678

67.568

Rentedragende lening (NR)

1.239.412

1.323.257

1.242.163

1.211.862

1.203.729

1.209.311

1.195.904

Collegegeldkrediet (NR)

150.753

157.285

154.197

151.460

149.339

147.623

146.195

Levenlanglerenkrediet (NR)

17.840

18.609

18.609

18.609

18.609

18.609

18.609

Caribisch Nederland leningen (NR)

262

408

408

408

408

408

408

Overige uitgaven (NR)

30.492

29.303

29.648

29.497

29.480

29.451

28.786

Bijdrage aan agentschappen

231.200

257.375

258.938

263.957

249.621

192.670

181.384

Dienst Uitvoering Onderwijs (R)

231.200

257.375

258.938

263.957

249.621

192.670

181.384

        

Ontvangsten

1.742.931

2.832.722

2.005.885

2.813.462

2.176.836

2.209.350

2.224.802

Ontvangsten Relevant

129.154

279.894

254.700

508.151

395.484

416.427

413.939

Ontvangen rente (R)

105.824

253.547

231.888

485.433

372.849

393.863

391.439

Ontvangsten Caribisch Nederland (R)

729

846

847

847

846

847

846

Overige ontvangsten (R)

22.601

25.501

21.965

21.871

21.789

21.717

21.654

Ontvangsten Niet - Relevant

1.613.777

2.552.828

1.751.185

2.305.311

1.781.352

1.792.923

1.810.863

Terugontvangen lening (NR)

1.613.717

2.552.739

1.751.096

2.305.222

1.781.263

1.792.834

1.810.774

Ontvangsten Caribisch Nederland (NR)

60

89

89

89

89

89

89

1

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant.

Budgetflexibiliteit
Tabel 49 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2026

juridisch verplicht

100,0%

bestuurlijk gebonden

0,0%

beleidsmatig gereserveerd

0,0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2026 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de wet.

Toelichting

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in de Ontwerpbegroting 2023 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee CBS. De relevante uitgaven in deze begroting worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In deze begroting van het Ministerie van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo. Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

Om de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen is er een basisbeurs voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) en voor studenten op het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Studenten in de bol niveau 1 en 2 vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, worden financiële belemmeringen weggenomen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het hbo en wo hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. De prestatiebeurs is voor hen een lening, die wordt omgezet in een gift indien de opleiding met succes wordt afgerond binnen tien jaar na het eerste moment waarop studiefinanciering is opgenomen. Het prestatiebeursregime stimuleert hen daarmee om af te studeren.

Tabel 50 Totaal aantal studenten met studiefinanciering
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Studenten met basisbeurs1

630.047

616.400

609.000

602.700

603.000

603.200

602.000

Bol

184.836

184.600

191.400

197.900

203.900

208.800

211.400

Hbo

272.993

264.700

256.600

250.200

246.900

244.300

242.200

Wo

172.218

167.100

161.000

154.600

152.200

150.100

148.400

Studenten zonder basisbeurs2

130.397

132.400

134.600

133.200

132.000

130.900

130.000

Bol

15.495

15.500

16.000

16.600

17.100

17.500

17.700

Hbo

55.447

55.100

54.700

53.700

53.000

52.400

52.000

Wo

59.455

61.800

63.900

62.900

61.900

61.000

60.300

Totaal

760.444

748.800

743.600

735.900

735.000

734.100

732.000

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijdsstudenten in het hbo, wo en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering. Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.

Tabel 51 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Uitbetaalde basisbeurs gift1

85.056

79.211

88.100

92.202

95.255

97.215

98.052

Bol

78.344

74.004

82.687

86.664

89.551

91.213

91.639

Hbo

1.649

1.160

1.168

1.145

1.129

1.117

1.107

Wo

5.063

4.047

4.245

4.393

4.575

4.885

5.306

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs2

275.718

403.517

552.606

788.512

1.034.490

1.167.488

1.179.388

Bol

205.583

217.495

216.730

219.902

223.912

224.935

227.777

Hbo

39.271

134.962

190.294

315.130

447.861

515.116

524.964

Wo

30.864

51.060

145.582

253.480

362.717

427.437

426.647

Totaal

360.774

482.728

640.706

880.714

1.129.745

1.264.703

1.277.440

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

In de bovenstaande tabel worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs stijgen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het hbo en wo. De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek. De basisbeurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste vijf maanden krijgen de studenten in het hbo en wo de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste twaalf maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Vanaf studiejaar 2023/2024 is de wet herinvoering basisbeurs in werking getreden. In het hbo en wo krijgen, als onderdeel van deze wet, meer studenten recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor is verhoogd vanaf 1 januari 2024.

Tabel 52 Totaal aantal studenten met een aanvullende beurs
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Bol1

95.072

100.200

104.300

108.000

111.400

114.000

115.300

Hbo

138.290

136.800

132.700

129.500

127.700

126.400

125.300

Wo2

62.534

61.800

59.700

57.400

56.500

55.800

55.100

Totaal

295.896

298.800

296.700

294.900

295.600

296.200

295.700

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

De bovenstaande tabel laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. Momenteel zijn op het hbo de meeste aanvullende beurs gebruikers, met daaropvolgend de bol en tot slot het wo.

Tabel 53 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Uitbetaalde aanvullende beurs gift1

298.906

319.584

343.235

352.413

359.829

364.891

366.701

bol

215.770

233.856

256.023

266.542

274.982

280.798

283.304

hbo

60.245

61.708

62.266

61.053

60.218

59.576

59.027

wo

22.891

24.020

24.946

24.818

24.629

24.517

24.370

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs2

486.340

515.928

552.301

613.196

667.997

691.214

702.486

bol

144.425

148.923

145.759

149.648

154.764

162.799

172.294

hbo

244.756

263.836

285.083

317.675

348.450

365.631

370.767

wo

97.159

103.169

121.459

145.873

164.783

162.784

159.425

Totaal

785.246

835.512

895.536

965.609

1.027.826

1.056.105

1.069.187

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025– 2030 ramingsmodel SF

Toelichting

In de bovenstaande tabel worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor studenten in de bol is de aanvullende beurs, naast het inkomen van de ouders, onder meer afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; een thuis- of uitwonende student ontvangt maximaal respectievelijk € 427,82 of € 455,22 (zie tabel ‘Normbedragen studiefinanciering 2025 per maand in euro's’).

In de tabel is een duidelijke stijging van de uitgaven aan aanvullende beurs te zien. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo en doordat de uitgaven voor een groot deel afhankelijk zijn van de prijsontwikkeling. Daarnaast heeft DUO diverse maatregelen getroffen om het niet-gebruik van de aanvullende beurs tegen te gaan. Ook is de ontwikkeling in het aantal studenten (met minder draagkrachtige ouders) en de deelname aan het onderwijs hier van invloed. Zo is er sprake van een krimpende studenteninstroom op het hbo en wo wat zorgt een voor lichte daling in het aantal giften. Ook exogene factoren spelen een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek (in hbo, wo en bol 3-4). De aanvullende beurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven. Hierdoor wordt het effect van de dalende studenteninstroom in het hbo en wo pas later zichtbaar in de omzettingen.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 54 Totaal aantal studenten met reisvoorziening
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Aantal gebruikers van het reisrecht1

789.513

788.400

789.800

779.300

771.600

770.400

767.800

Bol minderjarig

104.158

109.600

112.500

112.700

112.800

111.500

110.000

Bol

181.297

179.900

186.200

193.100

199.600

205.100

208.600

Ho

504.058

498.900

491.100

473.500

459.200

453.800

449.200

Aantal RBS2

16.965

16.700

16.500

16.200

16.100

16.100

15.900

Bol

1.826

1.800

1.900

1.900

2.000

2.100

2.100

Ho

15.139

14.900

14.600

14.300

14.100

14.000

13.800

Totaal

806.478

805.100

806.300

795.500

787.700

786.500

783.700

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct of een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden (RBS)).

Voltijdstudenten in het hbo en wo kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar.

Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Minderjarige bol studenten hebben ook recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

Tabel 55 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Uitbetaalde reisvoorziening gift1

96.462

92.971

95.165

98.610

102.037

104.947

107.392

Bol

75.323

72.782

76.263

79.486

82.660

85.226

87.312

Ho

21.139

20.189

18.903

19.124

19.378

19.721

20.080

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs2

838.029

879.787

896.737

906.252

901.709

893.013

894.586

Bol

281.316

286.075

289.221

291.366

289.381

296.758

309.636

Ho

556.712

593.711

607.516

614.886

612.328

596.255

584.949

Bijdrage studerenden aan OV-contract

‒ 1.093.874

‒ 1.035.071

‒ 1.057.021

‒ 1.061.965

‒ 1.072.327

‒ 1.092.123

‒ 1.110.405

Bol

‒ 396.160

‒ 381.153

‒ 401.183

‒ 419.047

‒ 436.670

‒ 451.319

‒ 463.251

Ho

‒ 697.715

‒ 653.918

‒ 655.838

‒ 642.918

‒ 635.657

‒ 640.805

‒ 647.154

Kosten contract OV-bedrijven

988.838

958.440

99.300

1.085.598

1.092.718

1.111.185

1.128.851

Totaal reisvoorziening

829.454

896.126

34.182

1.028.495

1.024.138

1.017.022

1.020.423

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

Bij de kosten contract ov-bedrijven zijn de jaarlijkse kosten lastig met elkaar te vergelijken. Dit heeft te maken met de verschillende kasschuiven. Contractueel is vastgelegd dat het Ministerie van OCW de vergoeding voor de ov-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven, een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.

Er heeft een kasschuif van € 1,0 miljard plaatsgevonden van 2025 naar 2024. Ook vindt er een kasschuif plaats van € 970,0 miljoen van 2026 naar 2025. Omdat er (vooralsnog) geen kasschuif plaatsvindt van 2027 naar 2026, zijn de kosten contract ov-bedrijven voor 2026 veel lager dan andere jaren.

Caribisch Nederland

Studenten uit Caribisch Nederland ontvangen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering BES (WSF BES). Studenten uit Bonaire, Saba en Sint-Eustatius krijgen hiermee de mogelijkheid om te studeren in de Caribische regio, in Europees Nederland, in de Verenigde Staten of in Canada.

Vanaf 2026 is het budget voor Caribisch Nederland verhoogd vanwege het voornemen om de WSF BES aan te passen naar aanleiding van meerdere rapporten over deze wet. Vanaf 2028 is er structureel € 1,2 miljoen geboekt ten behoeve van de aanpassingen op de WSF BES.

Studievoorschotvouchers

In de Wet herinvoering basisbeurs is de vorm van de studievoorschotvouchers aangepast. De doelgroep van de studievoorschotvouchers betreft studenten die in de collegejaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 voor het eerst een opleiding met studiefinanciering zijn gaan doen en daarvoor binnen de diplomatermijn een diploma hebben behaald. De resulterende tegemoetkoming bedraagt circa € 2.097 (prijspeil 2025) per student. Naar schatting maken 374.000 studenten gebruik van deze regeling. De financiële reeks voor de studievoorschotvouchers is in tabel 48 opgenomen.

Tegemoetkoming

De Wet herinvoering basisbeurs regelt dat studenten die daar recht op hebben, vanaf 2025 een tegemoetkoming krijgen wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. De tegemoetkoming is bedoeld voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. De student ontvangt een tegemoetkoming voor elke maand dat die onder het leenstelsel heeft gestudeerd. Daarbij geldt een minimale periode van 12 maanden die men onder het leenstelsel moet hebben gestudeerd. In de wet is het per maand beschikbare bedrag voor de tegemoetkoming opgenomen van € 34,17 (prijspeil 2025). Naar schatting zullen er ongeveer 916.500 studenten gebruik maken van deze regeling. De financiële reeks voor de tegemoetkoming is in tabel 48 opgenomen. Daarnaast zijn er in deze reeks de middelen opgenomen voor de aanvullende tegemoetkoming uit het Hoofdlijnenakkoord. Deze wordt naar verwachting vanaf 2027 uitgekeerd.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder kortlopende vorderingen als gevolg van onterechte verstrekte beurzen en kwijtscheldingen. Tot en met 2027 zijn de overige uitgaven hoger doordat er in deze jaren in de raming rekening is gehouden met kwijtschelding als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire.

Leningen

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet-relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet.

Basisbeurs

Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hbo en wo, die nog aanspraak maken op studiefinanciering, weer een basisbeurs. Deze studenten en de studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime.

Tabel 56 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Uitbetaalde basisbeurs1

1.587.398

1.389.462

1.354.919

1.324.735

1.317.715

1.312.446

1.306.439

Bol

261.968

252.609

259.401

267.234

275.163

282.029

286.177

hbo

699.093

623.337

602.511

585.958

578.214

572.341

567.454

Wo

629.927

513.516

493.007

471.543

464.338

458.076

452.808

Toeslagenaffaire

‒ 3.590

      

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs2

‒ 275.719

‒ 403.517

‒ 552.606

‒ 788.512

‒ 1.034.490

‒ 1.167.488

‒ 1.179.388

Bol

‒ 205.583

‒ 217.495

‒ 216.730

‒ 219.902

‒ 223.912

‒ 224.935

‒ 227.777

Hbo

‒ 39.272

‒ 134.962

‒ 190.294

‒ 315.130

‒ 447.861

‒ 515.116

‒ 524.964

Wo

‒ 30.864

‒ 51.060

‒ 145.582

‒ 253.480

‒ 362.717

‒ 427.437

‒ 426.647

Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 102.618

‒ 112.819

‒ 27.377

‒ 23.077

‒ 21.207

‒ 26.177

‒ 27.427

Bol

‒ 15.482

‒ 20.877

‒ 20.877

‒ 20.877

‒ 20.877

‒ 20.877

‒ 22.127

Hbo

‒ 77.242

‒ 81.553

‒ 5.000

‒ 1.500

‒ 300

‒ 300

‒ 300

Wo

‒ 9.894

‒ 10.389

‒ 1.500

‒ 700

‒ 30

‒ 5.000

‒ 5.000

Totaal

1.209.060

873.126

774.936

513.146

262.018

118.781

99.624

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

In de bovenstaande tabel worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De tijdelijke koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten gedurende het studiejaar 2023-2024 zorgt voor hogere toekenningen zowel in de bol als in het ho in 2023 (niet zichtbaar in tabel) en 2024. De hogere negatieve uitgaven aan de omzetting naar lening in 2024 en 2025 voor het hbo en wo betreft beurzen uit het oude basisbeursstelsel.

Tabel 57 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Uitbetaalde aanvullende beurs

787.707

869.602

853.352

840.670

839.949

838.432

835.870

bol

169.074

200.806

206.174

212.369

218.664

224.108

227.379

hbo

427.340

461.400

447.312

436.338

432.260

427.859

424.201

wo

192.691

207.396

199.866

191.963

189.025

186.465

184.290

toeslagenaffaire

‒ 1.398

      

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 486.340

‒ 515.927

‒ 552.300

‒ 613.195

‒ 667.997

‒ 691.213

‒ 702.485

bol

‒ 144.425

‒ 148.923

‒ 145.759

‒ 149.648

‒ 154.764

‒ 162.799

‒ 172.294

hbo

‒ 244.756

‒ 263.835

‒ 285.082

‒ 317.674

‒ 348.450

‒ 365.630

‒ 370.766

wo

‒ 97.159

‒ 103.169

‒ 121.459

‒ 145.873

‒ 164.783

‒ 162.784

‒ 159.425

Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 57.120

‒ 61.702

‒ 61.702

‒ 61.702

‒ 61.702

‒ 62.702

‒ 64.702

bol

‒ 13.250

‒ 16.838

‒ 16.838

‒ 16.838

‒ 16.838

‒ 16.838

‒ 16.838

hbo

‒ 33.273

‒ 34.707

‒ 34.707

‒ 34.707

‒ 34.707

‒ 34.707

‒ 34.707

wo

‒ 10.598

‒ 10.158

‒ 10.158

‒ 10.158

‒ 10.158

‒ 11.158

‒ 13.158

Totaal

244.247

291.972

239.349

165.772

110.250

84.517

68.682

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Als gevolg van de prijsontwikkeling en de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo, zijn de uitgaven aan toekenningen in het bol en hbo en wo vanaf 2024 gestegen.

Toelichting

In tabel 57 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Voor het verloop van deze uitgaven gelden dezelfde factoren als voor de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs.

Reisvoorziening

Tabel 58 Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Uitbetaalde reisvoorziening1

1.017.981

964.596

982.842

984.683

992.014

1.009.384

1.025.692

Bol

323.401

310.784

327.160

341.927

356.500

368.699

378.640

Ho

697.292

653.811

655.682

642.756

635.513

640.685

647.052

Toeslagenaffaire

‒ 2.712

0

0

0

0

0

0

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs2

‒ 838.029

‒ 879.786

‒ 894.984

‒ 904.480

‒ 899.912

‒ 891.190

‒ 892.735

Bol

‒ 281.316

‒ 286.075

‒ 288.918

‒ 291.046

‒ 289.044

‒ 296.406

‒ 309.271

Ho

‒ 556.712

‒ 593.711

‒ 606.066

‒ 613.434

‒ 610.868

‒ 594.784

‒ 583.464

Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 59.786

‒ 65.864

‒ 66.362

‒ 66.934

‒ 66.560

‒ 65.516

‒ 65.389

Bol

‒ 10.035

‒ 13.845

‒ 13.568

‒ 13.494

‒ 13.345

‒ 13.711

‒ 14.452

Ho

‒ 49.751

‒ 52.019

‒ 52.794

‒ 53.440

‒ 53.215

‒ 51.805

‒ 50.937

Totaal reisvoorziening

120.166

18.945

21.496

13.269

25.542

52.678

67.568

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

In tabel 58 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.

Tabel 59 Relevante ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Ontvangen rente1

105.824

253.547

231.888

485.433

372.849

393.863

391.439

Overige ontvangsten

22.601

25.501

21.965

21.871

21.789

21.717

21.654

Langlopende vorderingen

980

857

749

655

573

501

438

Kortlopende vorderingen

21.621

24.644

21.216

21.216

21.216

21.216

21.216

Ontvangsten Caribisch Nederland2

729

846

847

847

846

847

846

Totaal relevante ontvangsten

129.154

279.893

254.699

508.151

395.484

416.426

413.939

1

Bron 2024: realisatiegegevens DUO

2

Bron 2025 – 2030: ramingsmodel SF

Toelichting rentedragende lening, collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet

Naast de studiebeurzen kunnen studenten ook geld lenen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De afgelopen jaren daalde het percentage studenten dat gebruik maakt van een lening. Daarnaast heeft de herinvoering van de basisbeurs ervoor gezorgd dat er minder studenten zijn gaan lenen. Ook wordt er een lager bedrag geleend. De uitgaven aan de rentedragende lening, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet groeien mee met de raming van de studentenaantallen.

Bijdrage aan agentschappen

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Relevante ontvangsten

De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. Het rentepercentage op studieleningen is sinds 2023 weer positief. De rente wordt voor studenten na afstuderen eens per vijf jaar vastgesteld. De komende jaren komt er naar verwachting dus telkens een nieuw cohort bij die rente moet gaan betalen. Hierdoor lopen de renteontvangsten de komende jaren op. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit ontvangsten op de kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De ontvangsten op langlopende vorderingen bestaan uit leningen van vóór 1992 waarover geen rente verschuldigd is. De ontvangsten Caribisch Nederland betreft ontvangsten op leningen die verstrekt zijn aan studenten uit het Caribisch gebied. 

De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer en vaker is geleend. Daarnaast heeft (de toekenning van) de tegemoetkoming voor de leenstelselstudenten gevolgen voor de niet-relevante ontvangsten. Studenten zonder studieschuld krijgen de tegemoetkoming uitbetaald. Voor leenstelselstudenten met een studieschuld wordt de tegemoetkoming in mindering gebracht op de openstaande studieschulden. Deze verlaging van de studieschulden wordt op dit begrotingsartikel zichtbaar als een (hogere) niet-relevante ontvangst. Deze verlaging is het grootst in 2025 en 2027 omdat in deze jaren de grootste groepen leenstelselstudenten de tegemoetkoming (2025), de tegemoetkoming studievouchers (2025) en de aanvullende tegemoetkoming (2027) krijgen toegekend.

Licence