Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZ en KGG geraamd, voor zover die betrekking hebben op de kerndepartementen EZ en KGG (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de diensten van EZ en KGG (ACM24, SodM en CPB). Enkele stafdirecties werken als gemeenschappelijke dienst voor EZ, KGG en LVVN. In deze begroting zijn enkel de EZ- en KGG-aandelen van deze gedeelde diensten geraamd, te weten 57%. De overige 43% van het budget staat op de LVVN-begroting geraamd. De uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) worden apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd. Tevens bevat dit artikel een raming voor de bijdragen aan DICTU voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van de kernministeries EZ en KGG.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 713.754 | 573.154 | 547.580 | 515.035 | 493.478 | 464.868 | 460.131 |
Uitgaven | 713.754 | 573.154 | 547.580 | 515.035 | 493.478 | 464.868 | 460.131 |
Personele uitgaven | 551.702 | 429.546 | 399.856 | 370.694 | 363.872 | 342.783 | 339.048 |
eigen personeel | 404.306 | 374.136 | 363.018 | 332.429 | 326.648 | 317.334 | 313.907 |
inhuur externen | 140.383 | 29.734 | 25.198 | 24.866 | 22.805 | 16.950 | 16.833 |
overige personele uitgaven | 7.013 | 25.676 | 11.640 | 13.399 | 14.419 | 8.499 | 8.308 |
Materiële uitgaven | 162.052 | 143.608 | 147.724 | 144.341 | 129.606 | 122.085 | 121.083 |
ICT | 9.436 | 23.526 | 27.738 | 30.803 | 17.956 | 18.031 | 17.923 |
bijdrage aan SSO's | 33.559 | 28.839 | 28.107 | 28.063 | 27.986 | 35.596 | 35.604 |
bijdrage aan agentschap DICTU | 42.664 | 27.256 | 27.137 | 27.116 | 27.128 | 32.524 | 31.800 |
overige materiële uitgaven | 76.393 | 63.987 | 64.742 | 58.359 | 56.536 | 35.934 | 35.756 |
Ontvangsten | 121.139 | 49.950 | 34.042 | 33.234 | 33.802 | 30.981 | 30.257 |
NCG | 90.003 | ||||||
Overig | 31.136 | 49.950 | 34.042 | 33.234 | 33.802 | 30.981 | 30.257 |
Toelichting op de uitgaven
Personele uitgaven
De personele uitgaven betreffen alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de diensten. De ramingen voor externe inhuur zijn apart gespecificeerd. Onder de overige personele uitgaven vallen onder andere het sociaal plan, wachtgelduitgaven en kosten voor de landsadvocaat. In de tabel is te zien dat de personeeluitgaven over de jaren heen afnemen. Dit heeft te maken met de apparaatstaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord.
Van de totale personele uitgaven in 2026 betreft ongeveer € 18,5 mln het CPB, € 96,8 mln de ACM en € 30,7 mln het SodM.
Materiële uitgavenBetreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen voor het kerndepartement en de diensten. Dit omvat onder andere huisvesting, communicatie, ICT en de bijdrage aan het Inkoopuitvoeringscentrum (IUC) dat gepositioneerd is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Vanaf de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven (onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO’s betreffen onder andere uitgaven voor O&P Rijk en FMHaaglanden. De bijdrage aan DICTU is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices.
Van de totale materiële uitgaven in 2026 betreft ongeveer € 4,1 mln het CPB, € 35,2 mln de ACM en € 4,8 mln het SodM.
Toelichting op de ontvangsten
Onder «Overig» vallen de ontvangsten van de ACM, SodM, het CPB en de kerndepartementen. De ontvangsten betreffen bij de ACM de bijdragen uit de markt voor de sectoren energie, telecommunicatie, vervoer en post alsook de vergoedingen voor fusiemeldingen (€ 24,3 mln in 2026). Het CPB ontvangt gelden van ministeries en de Europese Commissie (€ 1,6 mln in 2026). De ontvangsten van het SodM zijn in 2026 begroot op circa € 1,4 mln en betreffen retributieontvangsten. De overige ontvangsten ter grootte van € 6,7 mln in 2026 betreffen ontvangsten van de kerndepartementen. Het gaat onder andere om retributieontvangsten voor mijnbouwvergunningen.
Externe inhuur
Voor 2026 wordt voor totaal EZ en KGG een percentage externe inhuur voorzien dat ruim boven de zgn. Roemer-norm ligt (maximaal 10% van de personeelskosten voor externe inhuur). Onderstaande tabel geeft de percentages externe inhuur weer voor het kerndepartement (EZ en KGG), voor SodM en voor de taakorganisaties van EZ.
2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|
Kerndepartement | 10,6% | 11,7% | 10,0% |
Autoriteit Consument & Markt | 15,7% | 12,4% | 11,0% |
Centraal Planbureau | 0,7% | 0,2% | 1,0% |
Staatstoezicht op de Mijnen1 | 24,6% | 10,0% | 10,0% |
Nationaal Coördinator Groningen2 | 61,7% | ||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 24,9% | 24,0% | 22,7% |
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur | 16,6% | 20,8% | 21,9% |
Dienst ICT Uitvoering | 51,8% | 41,0% | 40,5% |
Nederlandse Emissieautoriteit3 | 10,0% | ||
Totaal | 28,6% | 23,3% | 22,0% |
– Het hogere aandeel van externen bij DICTU wordt veroorzaakt door de behoefte aan specifieke ICT-expertise, vooral bij ontwikkeling van nieuwe applicaties en structureel toenemende vraag van opdrachtgevers (o.a. door rijks digitalisering en overheid op orde). Gezien de kerntaken en de fluctuerende opdrachtenportefeuilles van DICTU is de Roemer-norm van 10% voor DICTU niet haalbaar in de huidige zeer krappe arbeidsmarkt. Maatregelen om inhuur te beperken zijn onder meer de bedrijfs- en sourcing strategie, waaronder twee aanbestedingen met als doel diensten voor innovatie, beheer en ontwikkeling af te nemen van de markt in plaats van inhuur, verscherpt toezicht op de duur van inhuur, verambtelijking en samenwerking met hogescholen en universiteiten. DICTU zet daarnaast in op het beperken van haar dienstverlening tot het verzorgingsgebied van EZ, KGG en LVVN en het op basis van een afwegingskader leveren van generieke diensten breder in het Rijk. Daarbij wordt ingezet op het maken van keuzes in het dienstverleningsportfolio in overleg met CIO Rijk door het anders beleggen van generieke diensten.
– De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft een personeelsbeleid waarbij wordt ingezet op het optimaliseren van de flexibele schil. Daarbij wordt gekeken op welke functie er wordt ingehuurd en wordt waar mogelijk ingezet op verambtelijking. Op sommige functies is verambtelijking lastig (bijvoorbeeld in het IV-domein). Een flexibele schil blijft altijd wenselijk om mee te kunnen bewegen met de dynamiek in het opdrachtenpakket van RVO. Bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een tijdelijke crisismaatregel neemt de omvang van inhuur toe. Als de crisisregeling afloopt zal de omvang van inhuur weer afnemen.
– Rijksinspectie Digitale Infrastructuur heeft hoofdzakelijk externe inhuur op de IV functies (IT en Data) naast een aantal zeer specialistische functies op de werkvelden die vanuit Europese wet- en regelgeving opgedragen zijn (NIS, AI, CER, CRA enz.). De concurrentie op de arbeidsmarkt is hoog voor deze functies waardoor inhuur in veel gevallen de uiteindelijk enige optie is. In sommige gevallen leidt ook de uitstel van wetgeving ertoe dat er met inhuurcontracten moet worden gewerkt. Voor 2025 ‒ 2029 zet RDI in op een inhuurpercentage van maximaal 22%. Deze is ook verwerkt in de Agentschapsparagraaf. Jaarlijks herijkt het agentschap de verwachting rondom de benodigde inzet van de externe inhuur. Ook zet het agentschap bij gebleken geschiktheid en waar dat kan altijd in op het omzetten van extern personeel naar ambtelijk personeel.
– Voor wat betreft het SodM is het begrote inhuurpercentage voor 2026 lager ten opzichte van 2024, omdat in 2026 nog geen rekening wordt gehouden met incidentele projecten. Dit wordt doorgaans bekend bij de voorjaarsbesluitvorming in het betreffende jaar. Om deze reden gaat het SodM uit van een streefpercentage van 10%, in lijn met de Roemernorm.
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s
De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZ en KGG weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor de kernministeries EZ en KGG, en de diensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s en RWT’s (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Totaal apparaatsuitgaven ministerie | 713.753 | 573.154 | 547.580 | 515.035 | 493.478 | 464.868 | 460.131 |
Kerndepartement (beleid en staf) | 373.103 | 379.534 | 357.498 | 329.191 | 321.856 | 303.695 | 302.231 |
Apparaatsuitgaven diensten | |||||||
Centraal Planbureau (CPB) | 22.416 | 23.941 | 22.596 | 22.153 | 20.771 | 20.019 | 19.959 |
Autoriteit Consument en Markten (ACM) | 114.367 | 131.940 | 131.946 | 130.639 | 118.810 | 114.503 | 111.489 |
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)1 | 28.959 | 37.739 | 35.540 | 33.052 | 32.041 | 26.651 | 26.452 |
Nationaal Coördinator Groningen (NCG)2 | 174.908 | ||||||
2. Totaal apparaatskosten agentschappen | 1.509.694 | 1.711.040 | 1.581.517 | 1.517.067 | 1.483.273 | 1.478.425 | 1.475.846 |
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) | 83.544 | 98.652 | 107.238 | 101.231 | 99.786 | 98.925 | 98.966 |
Dienst ICT Uitvoering (DICTU) | 371.484 | 380.666 | 343.374 | 315.109 | 286.383 | 287.785 | 289.316 |
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)3 | 18.220 | ||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) | 1.036.446 | 1.231.722 | 1.130.905 | 1.100.727 | 1.097.104 | 1.091.715 | 1.087.564 |
3. Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's | |||||||
Centraal Bureau voor de Statistiek | 257.2294 | 274.036 | |||||
Stichting COVA5 | 2.1456 | ||||||
Raad voor Accreditatie | 13.570 | 15.328 | |||||
Bestuur Autoriteit Consument en Markt | 749 | 945 | |||||
TNO | 720.9717 | 687.033 | |||||
Kamer van Koophandel | 290.287 | 302.405 |
De ministeriële verantwoordelijkheid over de Staatstoezicht op de Mijnen is overgedragen aan de Minister van Klimaat en Groene Groei. In de begrotingsadministratie moet dit nog verwerkt worden.
In de bovenstaande tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZ en KGG gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.
2026 | |
---|---|
Totaal apparaat | 547.580 |
DG Klimaat en Energie | 33.154 |
DG Bedrijfsleven en Innovatie | 39.750 |
DG Realisatie Groene Groei | 42.908 |
DG Economie en Digitalisering | 24.802 |
WKR en diensten CPB, ACM en SodM | 194.273 |
Stafdirecties BBR, DC, DEIZ, FEZ, IV, M&O en WJZ (incl. EZ-en KGG-aandeel gezamenlijke onderdelen EZ/KGG/LVVN) | 86.723 |
Materiele en centrale budgetten kerndepartement | 125.970 |
Bovenstaande tabel maakt onderscheid naar de personele uitgaven van het DG Klimaat en Energie, DG Bedrijfsleven en Innovatie, DG Realisatie Groene Groei, DG Economie en Digitalisering, de stafdirecties, en de materiële en centrale uitgaven voor de onderdelen binnen het kerndepartement. Ook de WKR en de diensten van EZ en KGG worden apart weergegeven. De materiële en centrale budgetten kerndepartement bestaan ondere andere uit externe inhuur en bijdragen aan SSO's. Het DG Klimaat en Energie en het DG Realisatie Groene Groei verrichten werkzaamheden voor de minister van Klimaat en Groene Groei.