1. Inleiding
Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) zet zich in voor een toekomstbestendig voedselsysteem waarin voedselzekerheid, innovatie en het verdienvermogen van Nederlandse boeren, tuinders en vissers centraal staan. Daarnaast werken we aan robuuste natuur, als basis voor ons welzijn en verweven met onze dagelijkse leefomgeving. Natuurherstel en voedselproductie gaan hand in hand in het werken aan een vitaal landelijk gebied. De uitdagingen waar we aan werken raken bovendien een breder domein van economie, woningbouw, de paraatheid van defensie, infrastructuur en verduurzaming. Het kabinet werkt daarom voortvarend aan deze urgente uitdagingen, ook in deze demissionaire periode.
De uitspraak van de Raad van State van vorig jaar heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het kunnen verlenen van vergunningen. Het werd urgenter dan ooit om oplossingen te zoeken die de stikstofuitstoot verminderen en de natuur herstellen en daarmee meer ruimte geven voor vergunningverlening. Begin 2025 is de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel daarmee aan de slag gegaan en heeft het kabinet een aantal besluiten genomen, waaronder een startpakket, waarvan verschillende elementen in 2026 tot uitvoering komen. Het pakket zet verschillende veranderingen in werking die de komende jaren nodig zijn op juridisch vlak, op het vlak van natuurbehoud en –herstel en ten aanzien van een perspectiefvolle verduurzaming van landbouw.
Het kabinet heeft oog voor de mogelijke gevolgen die deze veranderingen kunnen hebben voor het bedrijfsleven en agrarische ondernemers – zowel blijvers als stoppers – net als voor hun gezinnen.
Dit geldt ook voor PAS-melders, aan wie zo snel mogelijk een juridisch houdbare oplossing geboden moet worden. Daarom zal de overheid ondersteuning bieden bij deze veranderingen en zal zij ervoor zorgen dat beleid realistisch, haalbaar en duidelijk is. Tegelijkertijd hebben ondernemers, zoals boeren en tuinders, vaak oplossingen in handen die lokaal bijdragen aan de maatschappelijke opgaven. Door de samenwerking tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen te bevorderen is veel mogelijk.
Het kabinet ziet deze vraagstukken in het licht van ingrijpende mondiale ontwikkelingen. Er is veel in beweging. Oorlog op het Europese continent, onzekerheden op het gebied van mondiale handel, steeds meer voelbare impact van klimaatverandering en snelle ontwikkeling van kunstmatige intelligentie. Dit alles beïnvloedt de internationale voedselketens, en heeft zijn weerslag op de plekken waar boeren, tuinders en vissers iedere dag hun werk doen. Die hebben ook het vermogen om tot oplossingen te komen, dus daar wil het kabinet een goed klimaat voor scheppen.
Buiten kijf staat dat we voedselproductie nodig hebben. Om als land en als Europa op onze eigen benen te kunnen staan moeten we strategisch autonoom zijn. Daar is voedselzekerheid een belangrijk onderdeel van. Dat vraagt om innovatie en veranderkracht en creëert kansen voor ondernemers. Tegelijkertijd is het voor voedselproductie en voor onze gezondheid op de langere termijn nodig dat we de inspanningen combineren voor natuurherstel, schonere wateren en minder uitstoot van broeikasgassen. Dit draagt bij aan onze toekomstige welvaart en welzijn en is bovendien wettelijk verplicht. Het kabinet streeft daarom samen met natuurbeheerders en andere partijen naar een robuuste natuur, als basis voor ons welzijn en verweven met onze dagelijkse leefomgeving.
Leeswijzer
De beschrijving van de beleidsprioriteiten voor 2026 start met een toelichting op het maatregelenpakket van de Ministeriële Commissie voor Economie en Natuurherstel voor 2026. Daarna worden de plannen toegelicht voor een toekomstbestendig voedselsysteem en voor dierenwelzijn. Vervolgens komen de onderwerpen robuuste natuur, vitaal landelijk gebied en ruimtelijke inrichting aan de orde. Ten slotte volgen de overkoepelende onderwerpen EU en internationaal en kennis en innovatie en als laatste uitvoering en toezicht.
2. Nederland van het slot
Het jaar 2026 zal in het teken staan van het verder ‘van het slot’ halen van Nederland. Daarvoor is de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) opgericht. Het kabinet werkt deels aan de uitvoering van maatregelen en zal verdere besluiten nemen om het proces te bespoedigen. Dit gebeurt met een viersporenaanpak, met aandacht voor: het aanpassen van het vergunningenstelsel in spoor 1; maatregelen die zorgen voor verminderen van de stikstofuitstoot en gericht zijn op natuurbehoud en -herstel in spoor 2; de maatschappelijke impact van de uitspraken van de rechter in spoor 3; en de inzet van het kabinet op Europees niveau in spoor 4. Deze vier sporen moeten samen zorgen dat vergunningverlening weer mogelijk wordt en Nederland daardoor ‘van het slot’ komt.
Het kabinet is gestart met een actieprogramma vergunningverlening waarin wordt gewerkt aan concrete oplossingen binnen en buiten de kaders van het huidige systeem (spoor 1). Het actieprogramma vergunningverlening is in 2025 van start gegaan; belangrijke elementen zullen in 2026 in uitvoering komen en tot resultaat gaan leiden. In dit programma wil het kabinet onder meer een rekenkundige ondergrens invoeren. Ook wil het kabinet de natuurdoelanalyses verbeteren via een aangepaste handreiking. Daarnaast werkt het kabinet aan spoed-AMVBs. Eén voor vrijstelling van vergunningplicht voor kleine uitstoters en een andere voor vrijstelling voor kleine, tijdelijke emissies die uiteindelijk zorgen voor een emissieafname. Ook werkt het kabinet aan een spoedwet met een juridisch houdbaar alternatief voor de doelen die zijn gebaseerd op de kritische depositiewaarden (KDW). Dit in combinatie met een wettelijk programma met geborgde maatregelen waarmee verslechtering van de natuur in Natura 2000-gebieden dusdanig wordt tegengegaan en voorkomen, dat vergunningverlening weer mogelijk wordt.
Wat betreft het terugdringen van de uitstoot van stikstof (spoor 2) bouwen we voort op de drie pijlers waarlangs het kabinet sinds zijn aantreden werkt: toewerken naar afrekenbare doelsturing op bedrijfsniveau, landelijke maatregelen en ondersteuning, en een gebiedsspecifieke aanpak.
Onder de eerste pijler werkt het kabinet verder aan de al eerder aangekondigde omslag naar doelsturing. Dit geeft boeren de vrijheid om zoveel mogelijk naar eigen kennis en kunde te ondernemen én geeft duidelijkheid over wat we van hen vragen. We stimuleren ondernemers om op bedrijfsniveau aan de slag te gaan met emissiereductie, bijvoorbeeld via technische en managementmaatregelen. Doelsturing draagt niet alleen bij aan emissiereductie van stikstof, maar ook aan de klimaatopgave en het verbeteren van de waterkwaliteit. Daarbij werken we toe naar haalbare, afrekenbare emissienormen voor stikstof, waterkwaliteit en klimaat in 2035 op bedrijfsniveau.
Onder de tweede pijler treft het kabinet landelijke maatregelen die gericht zijn op een structurele daling van stikstofemissies vooruitlopend op doelsturing, en op natuurbehoud en natuurherstel. Het startpakket van de MCEN bevat cruciale stappen voor de opgaven in het landelijk gebied, waarvan verschillende onderdelen in uitvoering gaan. Voor boeren die willen stoppen komt er een vrijwillige beëindigingsregeling, voor blijvers onder meer een extensiveringsregeling en extra stimulering van agrarisch natuurbeheer. Ten slotte zetten we met middelen uit het startpakket (tussen 2026 en 2030 € 100,0 mln. extra) in op natuurherstel en het voorkomen van verdere verslechtering van natuur.
Om de belangen van landbouw en natuur zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen is een gebiedsspecifieke aanpak geboden. Deze derde pijler wordt onder meer ingevuld via een regionale maatwerkaanpak. Hiervoor maakt het kabinet voor de periode 2026-2028 € 600,0 mln. extra vrij voor de Veluwe en de Peel. Met deze aanpak werkt het kabinet samen met medeoverheden om de vergunningverlening op gang te brengen en ruimte te bieden voor blijvende agrarische ondernemers.
3. Een toekomstbestendig voedselsysteem
De belangen van voedselproductie weegt het kabinet af tegen de belangen van natuur en milieu. Geopolitieke ontwikkelingen vragen om oog te hebben voor een ander belang: de weerbaarheid van ons voedselsysteem. In 2025 is, mede in het licht van onze weerbaarheid, in kaart gebracht welke processen en aanbieders binnen de voedselketen onderdeel worden van de vitale infrastructuur. In 2026 wordt, samen met de NVWA, verder gewerkt aan de implementatie van de Cyberbeveiligingswet en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten voor de levensmiddelenindustrie. Daarnaast werkt LVVN aan een Landelijk Crisisplan Voedselzekerheid en een Nationale Voedselstrategie. Eind 2025 krijgt uw Kamer deze toegezonden. Prioritaire onderwerpen uit deze strategie krijgen in 2026 een nadere uitwerking in een actiegerichte uitvoeringsagenda. De strategische tafel landbouw en voedsel komt in 2026 minimaal vier keer bij elkaar, en bespreekt strategische onderwerpen over de landbouw en het voedselsysteem. Ook in 2026 zet LVVN onverminderd in op het tegengaan van voedselverspilling, onder andere door minder verspilling op het land. Dat gebeurt door de ontwikkeling van veerkrachtige gewassen en akkers.
In het hoofdlijnenakkoord is de terugkeer van rode diesel afgesproken om (financiële) ruimte te creëren voor boeren, tuinders en loonwerkers vanaf 2027. Na uitvoerig juridische en uitvoeringstechnisch onderzoek blijkt herinvoering van de oorspronkelijke fiscale regeling rode diesel complex te zijn. Om op een snelle manier middelen met eenzelfde doel uit te geven is dezelfde hoeveelheid financiële ruimte toegevoegd aan het uitgavenbudget op de begroting van LVVN. De middelen worden hier alsnog ingezet om de (financiële) positie van de boeren, tuinders en loonwerkers te versterken. Financiële ruimte creëren we onder meer door extra middelen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Groenfonds te reserveren, maar ook voor klimaatadaptatie en arbeidsbesparende innovatie via robotisering en digitalisering. Via psychosociale zorg waaronder Taboer hebben we oog voor agrarische ondernemers die het perspectief (tijdelijk) niet meer zien. En met BoerenPerspectief investeren we in de sociaal-economische begeleiding van agrarische ondernemers bij het krachtiger maken van hun eigen toekomstplannen voor het bedrijf.
Het inspelen op allerlei maatschappelijke eisen vraagt veel van agrariërs. Met ondernemerschap en kennis produceren zij onder deze uitdagende omstandigheden voedsel voor Nederland, Europa en de wereld. LVVN ondersteunt boeren door bij te dragen aan een ondernemersklimaat waarin essentiële productiefactoren toegankelijk zijn. In 2026 doet LVVN dit onder meer door de herziening van de pachtwetgeving, de ondersteuning bij financiering van duurzame investeringen door het Investeringsfonds Duurzame Landbouw of door de borgstellingsregeling bij kredietverlening, door het versterken van het verdienmodel door diversificatie zoals multifunctionele landbouw en door te anticiperen op een veranderende arbeidsmarkt. Wat de pachtregelgeving betreft zet LVVN in 2026 op een integrale herziening daarvan in het Burgerlijk Wetboek die aansluit bij de huidige behoeften in de samenleving en de landbouwsector, door bijvoorbeeld langjarige pachtovereenkomsten als norm te stellen en kortlopende pacht te ontmoedigen. Met aanpassing van het systeem van pachtvormen wordt ook de pachtprijssystematiek in het Pachtprijzenbesluit 2007 herzien. De regeling borgstelling bij kredietverlening is er vanaf 2026 ook voor visserij- en aquacultuurbedrijven en de toepassing van de regeling voor de grotere kredieten zal vereenvoudigd zijn.
Het kabinet heeft in het bijzonder aandacht voor jonge boeren en zij-instromers. LVVN investeert in de nieuwe generaties door met partijen in de sector kennis en advies rondom bedrijfsovernames aan te bieden in het Kennisplatform Bedrijfsovername. Verder is er steun via GLB-maatregelen (vestigingssteun en steun voor innovatieprojecten, ook in het kader van generatievernieuwing).
Energie- en klimaatbeleid vraagt om een voortdurende aanpassing door ondernemers in de glastuinbouw. Het kabinet wil daarom blijven investeren in verdienmodellen om in 2040 een klimaatneutrale en economisch rendabele glastuinbouwsector te bereiken met gezamenlijke uitwerking van het randvoorwaardenpakket energietransitie glastuinbouw, naast kennisontwikkeling en ondersteuning voor investeringen. Verder vormt de Voorjaarsnota 2026 een belangrijk ijkmoment voor de wijze waarop ETS2 opt-in en de Bijmengverplichting groen gas uitwerking kunnen krijgen voor de glastuinbouwsector, ter uitwerking van de prinicipebesluiten zoals verwoord in de «Toelichting op de besluitvorming en overzicht van klimaat en energiemaatregelen» (bijlage bij Kamerstuk 33043-114). Het ‘Convenant energietransitie glastuinbouw 2022-2030’ dat in 2022 met de glastuinbouwsector is gesloten en de bijbehorende randvoorwaarden blijven daarbij leidend.
Het kabinet en de glastuinbouwsector blijven daarnaast samenwerken aan ambities op het gebied van waterkwaliteit, circulariteit, robotisering en arbeidsomstandigheden. Richting een volledig circulaire sector in 2050 neemt het kabinet belemmeringen weg, ten behoeve van verminderde afhankelijkheid van primaire grondstoffen en het vinden van hoogwaardige toepassingen van eigen en externe reststromen.
Gewasbeschermingsmiddelen dragen bij aan voedselzekerheid door gewassen te beschermen tegen ziekten, plagen en onkruiden en daarmee oogstverlies te beperken. Deze middelen blijven voorlopig nodig en mogen op de markt worden gebracht, mits uit de wetenschappelijke risicobeoordeling is gebleken dat veilig gebruik mogelijk is, omdat er geen onaanvaardbare risico's zijn voor mens, dier en milieu. Hierbij steunt het kabinet op de aangewezen autoriteiten die deze wetenschappelijke beoordeling onafhankelijk uitvoeren, waaronder het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Het kabinet spant zich via onderzoek en innovatie in om te zorgen voor de ontwikkeling van alternatieven en de bredere toepassing hiervan. Dat vermindert de afhankelijkheid van chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen. In 2026 zet het kabinet in Europees verband in op het vereenvoudigen van het goedkeuring- en toelatingsbeleid voor biologische en laag-risico gewasbeschermingsmiddelen, zodat deze sneller beschikbaar komen. Ook ontwikkelt LVVN met de sector een monitorings- en benchmarkingsysteem om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen inzichtelijk en transparant te maken en telers te helpen in de overstap naar duurzamere gewasbescherming. Ten slotte zet LVVN in 2026 het meerjarig onderzoek door naar mogelijke gevolgen van de blootstelling van omwonenden aan gewasbeschermingsmiddelen en levert het via de sporen van toelating, toepassing en toezicht een bijdrage aan KRW-doelbereik voor gewasbeschermingsmiddelen.
Het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is ook een gevolg van meer biologische productie. Het kabinet gaat in 2026 door met het uitvoeren van het nationaal actieplan ‘groei van biologische productie en consumptie’, met als doel dat in 2030 vijftien procent van het landbouwareaal in gebruik is voor de productie van biologisch voedsel. Om de groei van de vraag van de consument en de markt te stimuleren vinden er in 2026 verschillende activiteiten plaats: een consumentencampagne, de uitvoering van de programma's voor de ontwikkeling van de markt (gericht op supermarkten en hun ketens), foodservices (gericht op horeca en catering en hun ketens) en inzet op beurzen als de Biofach en het bevorderen van de samenwerking in de keten. In 2026 wordt er een subsidieregeling opengesteld om de afzet te bevorderen en geeft LVVN uitvoering aan de strategieën voor de groei van dierlijke en plantaardige productie. Er komt een strategie voor de versterking van biologische landbouw in het agrarisch onderwijs.
Hoe boeren, tuinders en vissers hun bedrijf willen ontwikkelen rekening houdend met de maatschappelijke ontwikkelingen, is hoofdzakelijk hun eigen keuze, waarbij de overheid randvoorwaarden stelt en maatschappelijke belangen waarborgt. Het kabinet ondersteunt hen in hun zoektocht naar perspectief op allerlei manieren, zoals eerder beschreven. Een passend verdienmodel is immers nodig om alle inspanningen voor milieudoelen te kunnen plegen. Maar niet alleen de overheid heeft hierbij een rol te vervullen. De realisatie van dat verdienmodel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ondernemers, de overheid en ketenpartijen, zoals supermarkten en banken. Het kabinet streeft ernaar de agrarische sector en ketenpartijen te helpen nieuwe markten en verdienmodellen te ontwikkelen en het verdienvermogen te versterken. Er zal onder andere blijvende inzet plaatsvinden op multifunctionele landbouw, het marktprogramma biologisch en het marktprogramma verduurzaming dierlijke producten. Daarnaast werken we samen met kennisinstellingen, de keten en de primaire sector aan een gemeenschappelijke systematiek voor KPI’s met een goede verbinding met doelsturing. Dit maakt het mogelijk om afspraken te maken over vergoedingen en verdienmodellen.
De vergoeding voor de producent verdient in dit samenspel van partijen bijzondere aandacht. De wijziging van de Europese Gemeenschappelijke Marktverordening (GMO) zal de positie van de boer in de keten versterken, onder andere door versterking van de samenwerking tussen landbouwers in producenten- en brancheorganisaties. LVVN waakt verder voor de positie van de boer in de keten door het monitoren van de margeverdeling in de keten. Daarnaast zet LVVN in op middelen voor (grensoverschrijdend) toezicht en handhaving via de Wet oneerlijke handelspraktijken en de Geschillencommissie voor meer laagdrempelige bemiddeling.
Als het om het behalen van doelen op milieugebied gaat, is het mestbeleid een van de meest urgente. Dit beleid stemt het gebruik van meststoffen af op de doelen voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (in het kader van de verplichtingen uit de Nitraatrichtlijn en de doelen van de Kaderrichtlijn Water). Binnen dit kader start vanaf 1 januari 2026 de uitvoering van het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. In dit actieprogramma werkt het kabinet een vorm van bedrijfsgerichte doelsturing uit, waarbij agrarische ondernemers door zelf te meten inzicht krijgen in de waterkwaliteit op hun bedrijf en daarop kunnen sturen. Wat ook bijdraagt aan het terugdringen van het mestoverschot is het convenant van de sectorpartijen in de zuivelketen. Doel is het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen van melkvee, ook wel het voerspoor genoemd. LVVN ondersteunt het convenant in 2025 en 2026 door via een subsidie bij te dragen aan kennisdeling en communicatie over het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen.
Naast de maatregelen uit de Aanpak mestmarkt, blijft het kabinet inzetten op de toepassing van RENURE (bewerkte dierlijke mest) binnen de Europese Unie. Zodra de Europese besluitvorming hierover is afgerond, wil het kabinet de productie van RENURE in Nederland zo snel mogelijk faciliteren. Daarnaast stimuleert het kabinet via de subsidie mestaanwending innovatieve technieken om stikstofemissies naar de lucht te verlagen.
Een ander maatschappelijk thema waar de boer mee te maken heeft, is dierenwelzijn. Het kabinet werkt in nauwe samenwerking met de partijen van het convenant ‘Stappen naar een dierwaardige veehouderij’, aan de fasegewijze invoering van dierwaardige veehouderij 2040. Veehouders kunnen verantwoorde stappen zetten als de daarvoor benodigde randvoorwaarden (waaronder vergunningen, investeringen en verdienvermogen) worden ingevuld, dit ook in relatie tot alle overige doelen waar zij op hun erf mee van doen hebben. Een nog op te richten Autoriteit dierwaardige veehouderij monitort de ontwikkelingen en rapporteert periodiek. In een AMvB zijn regels opgenomen waar de veehouderijen in de loop van de tijd aan moeten gaan voldoen.
De zorg voor het dier raakt de burger niet minder dan de boer. Het welzijn van gezelschapsdieren moet verbeteren. Daarvoor richt LVVN zich op de diereigenaar. Die heeft immers een bepalende rol. Om verantwoord houderschap te stimuleren zetten we in 2026 in op (gedrags)onderzoek, een communicatiecampagne en goede informatievoorziening. Daarnaast focust het beleid zich op de behoeften van het dier; het dier moet een positief welzijn kunnen ervaren. In 2026 wordt het ingezette beleid tegen het fokken van en de handel in dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken verder gebracht. Dat gebeurt met een houdverbod voor bepaalde typen dieren en een vertoningsverbod. Na de inwerkingtreding van de huis- en hobbydierenlijst voor zoogdieren in 2024, werken we verder aan een reptielenlijst. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoeften van het dier en de veiligheid van mensen, waaronder risico’s op zoönose.
Een specifieke groep dieren waarvoor het welzijn geborgd moet zijn, zijn de proefdieren. Hun welzijn wordt geborgd met het zogenoemde 3V-beleid, ofwel: vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven. Dit beleid is gericht op het vervangen van dierproeven waar dit al kan, het verminderen van het aantal dieren per onderzoeksproject en het borgen van het welzijn van proefdieren. Dit beleid is noodzakelijk zolang er dierproeven nodig zijn. Met de Transitie naar Proefdiervrije Innovatie (TPI) en via investering uit het Groeifonds in een Centrum Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) werkt het kabinet aan het versnellen van de ontwikkeling en toepassing van diervrije innovaties zodat, bij beschikbaarheid van geaccepteerde diervrije modellen, uitfasering van dierproeven binnen het wetenschappelijk onderzoek en wettelijk vereiste testen op termijn mogelijk wordt.
Niet alleen het land, maar ook het water brengt voedsel voort. Nederland heeft een rijke geschiedenis met voedselwinning uit zee en grote wateren. De visserij- en aquacultuursector draagt bij aan een gezonde en gevarieerde voedselvoorziening en daarmee aan voedselzekerheid. Tegelijkertijd staat de sector voor uitdagingen als gevolg van ruimtelijke vraagstukken, hoge brandstofprijzen, EU-regelgeving en spanning met natuuropgaven. Om het hoofd te bieden aan deze uitdagingen zet het kabinet in op het ondersteunen van de sector in de doorontwikkeling naar een economisch rendabele, ecologisch duurzame en innovatieve visserij. Samen met stakeholders werken we in 2026 verder aan de uitvoeringsagenda voor de visie ‘Voedsel uit zee en grote wateren’.
Juist voor het oplossen van de spanning tussen economie en ecologie, bieden innovaties uitkomst. Daarom heeft het kabinet stevige ambities op dit gebied en het daarmee mogelijk maken van gewenste technieken zoals de pulstechniek. Het kabinet blijft zich inzetten om voor deze en andere innovaties draagvlak te creëren in Europa door samenwerking met andere lidstaten en het schrappen van belemmerende EU-regelgeving. De Europese Commissie is een evaluatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) gestart die de mogelijkheid biedt om belemmerende EU-regelgeving en administratieve lasten te agenderen.
Het kabinet werkt verder aan een toekomstvisie voor de garnalenvisserij. Onderdeel hiervan is een vrijwillige saneringsregeling voor de garnalenvisserij die openstaat van november 2025 tot en met februari 2026.
Er moet voldoende ruimte beschikbaar zijn voor vissers om hun werk te doen. Daarom kijkt het kabinet bij het inpassen van nieuwe gebieden voor windenergie op zee eerst naar ruimte voor de visserij. In aangewezen natuurgebieden moet visserij mogelijk blijven binnen de randvoorwaarden voor Natura 2000. Het kabinet onderzoekt in 2026 verder wat de mogelijkheden voor actieve visserij in windparken zijn. Daarnaast wordt de mogelijke invulling van visakkers voor de bodem- en garnalenvisserij in 2026 verder uitgewerkt.
4. Robuuste natuur
De natuur is de basis van al het leven: zij levert ons bijvoorbeeld zuurstof, schoon drinkwater en een vruchtbare bodem om voedsel te kunnen verbouwen. Om de kwaliteit van de natuur te beschermen en waar nodig te verbeteren, werkt het kabinet aan de implementatie van de Natuurherstelverordening (NHV), die voortbouwt op onder meer de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn en op de bestaande natuurwetgeving. Daarvoor moet Nederland uiterlijk op 1 september 2026 een concept-Natuurplan aanleveren bij de Europese Commissie met daarin concrete maatregelen per ecosysteem voor 2030 en een strategische doorkijk naar 2050. Voor het definitieve Natuurplan doorlopen we in 2026 een milieueffectrapportage op basis van het concept-Natuurplan. Daarnaast werkt het kabinet aan uitvoeringswetgeving, waarmee de taken en verantwoordelijkheden worden vastgelegd binnen de departementen én tussen het Rijk en de decentrale overheden om effectieve uitvoering van de NHV te garanderen. In 2026 werken we daarnaast samen met provincies en uitvoerders verder aan natuurherstel via het Programma Natuur.
Het kabinet vindt het van belang om zoveel mogelijk te sturen op basis van de daadwerkelijke staat van de natuur. Daarom zet LVVN in op verbetering en intensivering van natuurmonitoring. Met het meerjarige Verbeterprogramma VHR-Monitoring (VVM) werkt LVVN samen met provincies aan meer, betere, meer uniforme en meer gebiedsspecifieke data binnen en buiten natuurgebieden, met meer inzicht in systeemherstel en effectiviteit van maatregelen. In 2026 zal als onderdeel van het VVM een volgende versie van het landelijke registratiesysteem voor natuurmaatregelen gelanceerd worden. We werken onder andere de mogelijkheden om via bodemmetingen de staat van de natuur verder inzichtelijk te maken nader uit. De producten uit het VVM zullen benut worden voor de vereiste monitoring van de NHV en voor het verbeteren en verbreden van de natuurdoelanalyses. Tot slot werken we samen met provincies verder aan de wettelijke verankering van het publiekelijk openstellen van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF), die nu is opengesteld via een tijdelijke bestuursovereenkomst. Dit draagt bij aan transparanter natuurbeleid.
De doelen voor natuurherstel gaan verder dan natuurgebieden en de soorten die daar voorkomen. Door natuur sterker te verweven met onze dagelijkse leefomgeving en te werken aan een basiskwaliteit natuur, kunnen we natuurdoelen binnen bereik brengen. Voor de ecologische versterking van het landelijk gebied heeft het kabinet structureel budget beschikbaar gesteld voor uitbreiding van agrarisch natuurbeheer (ANB) om boeren beter te kunnen belonen en langjarig zekerheid te bieden en zo deelname aantrekkelijker te maken.
Onderdeel van het ANB is het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), een al eerder bestaand instrument, uitgevoerd door de agrarische gebiedscollectieven onder regie van de provincies. In 2026 wil het kabinet de tarieven voor het ANLb actualiseren, waaronder de tarieven van ANLb-maatregelen ter bevordering van weidevogels, waaronder de grutto. Ook gaat het kabinet het areaal in ANLb-beheer uitbreiden, uitvoeringsorganisaties versterken, kennis ontwikkelen in GLB-pilots, monitoring verbeteren en het doelenkader voor het ANLb actualiseren.
Voor jacht en faunabeheer (zie Kamerstuk 36200-XIV, nr. 120) werkt LVVN samen met provincies en maatschappelijke organisaties aan een herziening van het bestaande stelsel. Daarbij staan jacht en faunabeheer in nauw verband met bredere natuurdoelen zoals actieve soortenbescherming, duurzame landschapsinrichting en herstel van de natuur. We streven ernaar om in 2026, als uit het traject van de stelselherziening blijkt dat dit nodig is, de procedure voor wijziging van de betreffende wet- en regelgeving in gang te zetten.
In 2026 werkt het kabinet samen met provincies ook verder aan de Landelijke Aanpak Wolven (Kamerstuk 33576, nr. 405) die loopt tot 2029. In 2026 wil LVVN onder andere aanvullende provinciale initiatieven ondersteunen voor het beschermen van vee tegen aanvallen van wolven. Ook werkt LVVN samen met provincies aan de ontwikkeling van een ruimtelijke visie op de wolf in Nederland en begeleiden we diverse onderzoeksprojecten om aanvullende kennis te vergaren voor een steviger beleid. Verder bouwt LVVN in 2026 het Landelijk Informatiepunt Wolven als centraal informatiepunt over wolven verder uit.
In 2026 werkt LVVN samen met provincies en andere overheden samen aan een verbeterde aanpak van invasieve exoten door de implementatie van prioritaire acties uit het Landelijk Aanvalsplan Invasieve Exoten, aangekondigd in de contourennota (Kamerstuk 26407, nr. 154). De nadruk ligt op het voorkomen dat invasieve exoten zich in de Nederlandse natuur kunnen verspreiden. En als ze er toch zijn pakken we ze vroeg aan. Met het programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak Uitheemse Rivierkreeften werkt LVVN aan een effectieve aanpak van deze invasieve soort.
In het kader van de Programmatische Aanpak Grote Wateren investeren IenW en LVVN in de natuur- en waterkwaliteit van de grote wateren. In 2026 vindt een beleidsevaluatie plaats en wordt besluitvorming voorzien voor een vierde tranche projecten. In 2026 vindt de trilaterale regeringsconferentie over de Waddenzee plaats onder voorzitterschap van Denemarken in Esbjerg.
5. Vitaal landelijk gebied en robuuste ruimtelijke inrichting
In het landelijk gebied komen allerlei ontwikkelingen samen: boeren en tuinders verdienen daar hun brood, er liggen natuurgebieden en burgers recreëren daar. Dit naast allerlei andere claims op de ruimte. Het Rijk werkt daarom samen met de medeoverheden aan de opgave om een leefbaar landelijk gebied te realiseren, met oog voor de kracht van de regio's. Dit raakt ook de kabinetsbrede inzet voor het versterken van de brede welvaart voor burgers en ondernemers in de regio, zowel nu als voor latere generaties. LVVN werkt hiervoor nauw samen met andere ministeries, de medeoverheden en andere maatschappelijke partners. De opgaven waar onze ondernemers in het landelijk gebied voor staan zijn groot en vragen om een slagvaardige en uitvoeringsgerichte aanpak.
Dat het eigen karakter van de gebieden ertoe doet, blijkt uit de gebiedsspecifieke aanpak binnen de MCEN van de regionale maatwerkaanpak, en gaat over de Veluwe en de Peel. In deze gebieden zijn stevige inspanningen nodig om de vergunningverlening weer op gang te krijgen en te komen tot een balans tussen economische bedrijvigheid, robuuste natuur en leefbaarheid. Het kabinet wil specifiek inzetten op het reduceren van stikstofemissies door een maatwerkaanpak binnen stroken van 250 meter rond overbelaste gebieden.
Deze aanpak is verbonden met de uitvoering van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur (RLN) waaraan het kabinet in 2026 verder werkt. Met deze aanpak voert het kabinet meer regie op de ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied en de grote ruimteclaims die daar liggen. De ruimtelijke keuzes die staan beschreven in de aanpak RLN vormen de input van LVVN in de Nota Ruimte, die in de eerste helft van 2026 na de inspraakprocedure wordt aangepast en vastgesteld.
De gebiedsspecifieke aanpak vraagt ook om gebiedsspecifieke inzet van middelen. Daarom zet het kabinet bij de aanpak RLN in op een effectieve besteding van beschikbare middelen om tot uitvoering te komen op locaties waar de gebiedsspecifieke opgaven en uitdagingen het grootst zijn. Daar willen we boeren die blijven ondernemen extra ondersteunen om samen te werken aan de doelen op het gebied van natuur, water en klimaat. In een aantal gebieden met urgente, meervoudige opgaven werkt het kabinet samen met de medeoverheden aan extra Rijksinzet voor gebieden en boerenerven. Het doel is om daar de uitvoering te versnellen, zoals beschreven in de Kamerbrief over de RLN-aanpak (Kamerstuk 36600-XIV, nr. 66). In 2026 gaat het kabinet verder met de uitvoering van deze extra Rijksinzet voor de eerste gebieden. Als onderdeel van de aanpak RLN willen we bovendien leren van eventuele knelpunten die ontstaan op het boerenerf en in de gebieden, zodat het beleid beter aansluit op de uitvoeringspraktijk. Ten slotte werkt het kabinet in 2026 verder aan de uitvoering van de sociaaleconomische actielijnen voor een toekomstbestendig landelijk gebied. Dit alles voor een vitaal platteland, waar het prettig wonen, werken en recreëren is.
Het omvattende ruimtelijk beleid is verwoord in de NOVEX-aanpak van het kabinet. Daarbinnen werkt LVVN ook aan de toekomst van het platteland. LVVN heeft een rol als Rijkstrekker voor de NOVEX-gebieden het Groene Hart, Arnhem-Nijmegen-Foodvalley en De Peel. Hier spelen complexe ruimtelijke opgaven, zoals het versterken van de leefomgeving en perspectief voor agrarische ondernemers, een dominante rol. In 2026 werken Rijk en medeoverheden samen met de gebiedspartijen aan het realiseren van de uitvoeringsagenda's voor deze gebieden.
Zoals gezegd, te midden van alle ontwikkelingen in het landelijk gebied, denken boeren na over de toekomst van hun bedrijf. Daarbij ondersteunt de overheid hen. Bij de implementatie van de regelingen uit het ‘Trappetje van Remkes’ zijn zaakbegeleiders ingezet om agrarische ondernemers bij het maken van hun keuzes te ondersteunen. Gezien de positieve ervaringen, zet het kabinet in 2026 in op verbreding van de inzet van zaakbegeleiding. De focus ligt op ondersteuning van agrarische ondernemers die voor ingrijpende keuzes staan en te maken hebben met een complexe menukaart aan instrumenten. Zaakbegeleiders bieden ook ondersteuning aan PAS-melders en bij de Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging (MGB). Verder verkennen we of zaakbegeleiding meerwaarde heeft bij de Vrijwillige beëindigingsregeling, de extra Rijksinzet van de RLN-aanpak en ter ondersteuning van de implementatie van het MCEN-pakket.
In 2026 zet het kabinet in op de verbreding van de maatwerkaanpak die in 2024 is gestart in het kader van het ‘Trappetje van Remkes’. Deze aanpak zetten we in als onderdeel van de instrumentenkoffer om doelbereik te realiseren en om met een doorbraakmethode in de praktijk oplossingen voor boeren en gebieden mogelijk te maken. Daarnaast zetten we ook in op de opschaling van de pilots voor ondernemingsplannen met als doel veehouders die hun onderneming verder willen ontwikkelen meer duidelijkheid en toekomstperspectief te bieden.
Voor het bereiken van doelen op regionaal niveau is het bevorderen van grondmobiliteit een kritische factor. Voor een toekomstbestendige bedrijfsvoering is vaak extra grond nodig, maar dit is voor startende ondernemers moeilijk te financieren. De Nationale Grondbank kan op verzoek van provincies grondaankopen doen. Die aangekochte gronden kunnen worden ingezet als ruilgrond, voor bedrijfsverplaatsing, extensivering of omschakeling. Met het oog hierop zet het kabinet in 2026 in op: het vergroten van de bekendheid van bestaande instrumenten, vervolgstappen naar aanleiding van de verkenning ‘actief grondbeleid’, inzet van Rijksgronden, herwaardering van gronden en kennisuitwisseling. Waar nodig focussen we deze inzet op gebieden met een grote opgave.
Een mondiale ontwikkeling met directe impact op regionaal en bedrijfsniveau is klimaatverandering. Droge periodes, overvloedige neerslag en in de kustregio’s ook verzilting, zijn daarvan voorbeelden. Met de inzet op klimaatadaptieve landbouw, doelsturing, extensivering, innovatie alsook in het natuurbeheer, de aanpak RLN, agrarisch natuurbeheer ,de bossenstrategie en de veenweidenstrategieën draagt het kabinet bij aan een klimaatweerbare landbouw, een sterke natuur en het in binnen bereik brengen van de klimaatdoelen voor de landbouw en het landgebruik voor 2030 en daarna. Ook de emissiereducties uit het MCEN-pakket, waaronder de inzet op vrijwillige beëindiging, dragen bij. Daarbovenop werken we in 2026 verder aan de uitvoering van de Routekaart Koolstofverwijdering die het kabinet heeft gepresenteerd en stimuleren we door de openstelling van een subsidieregeling innovaties, en de opschaling daarvan, voor het verduurzamen van landbouwvoertuigen.
6. EU en Internationaal
Voor de samenhang van voedselproductie en aanpassingen die klimaat, natuur- en milieubeleid vragen is Europese besluitvorming van grote betekenis. Veel van de wet- en regelgeving op LVVN-terrein komt in de EU tot stand. Het is daarom van belang om de Nederlandse prioriteiten goed onder de aandacht te (blijven) brengen in Brussel. Begin 2026 wordt een brief over de EU-Strategie aan de Kamer gestuurd. Deze zal leidend zijn voor de inzet in 2026 (cf. motie van Campen: Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 200 XIV, nr. 27).
Het lopende Nationaal Strategisch Plan is de nationale invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het GLB wordt gezamenlijk met provincies uitgevoerd, waarbij LVVN in 2026 extra aandacht heeft voor generatievernieuwing en uitbreiding van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). De resultaten van de evaluatie in 2026 van het Derde Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP 3) zullen input vormen voor het nieuwe GLB na 2027.
De inzet van het kabinet voor 2026 is om de rechtstreekse betalingen stabiel te houden. Met name kijken we naar mogelijkheden om te vereenvoudigen, mede naar aanleiding van vereenvoudiging in Europese GLB-regelgeving. Naar aanleiding van de grote belangstelling voor de eco-regeling, komt vanaf 2026 daarvoor extra budget beschikbaar. Dit zorgt ervoor dat de tarieven voor zowel de basisinkomenssteun als de eco-regeling zo veel mogelijk op peil blijven. In 2026 hebben harmonisatie van gerelateerd beleid zoals de extra middelen voor agrarisch natuurbeheer en de implementatie van het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn prioriteit.
In 2028 gaat het nieuwe GLB van start. In 2026 zijn op Europees niveau de voorbereidingen hiervoor in volle gang. In de onderhandelingen richt LVVN zich op een marktgericht GLB met voedselzekerheid als uitgangspunt, waarbij er passende instrumenten zijn om de sector te helpen bij de verschillende uitdagingen in de lidstaten.
Relevante ontwikkelingen op natuurdossiers zijn er in 2026 ook in Europa en wereldwijd. Nederlandse inzet is in Europa bijvoorbeeld nodig voor de Natuurherstelverordening, zogeheten ‘nature credits’ (instrument om prestaties op gebied van natuur te belonen), Natura-2000 en soortenbescherming. Op mondiaal niveau vindt in 2026 de tweejaarlijkse VN-biodiversiteitstop COP17 plaats. Tijdens die top evalueren de lidstaten voor het eerst de wereldwijde voortgang van de uitvoering van de mondiale biodiversiteitsdoelen uit het Global Biodiversity Framework. Ook bespreken zij daar welke verdere acties nodig zijn om de natuur beter te beschermen.
Voor Caribisch Nederland geldt het Natuur-en Milieubeleidsplan 2020-2030 (NMBP) (Kamerstuk 33576, nr.355). Samen met de ministeries BZK en IenW én de Openbare Lichamen werkt LVVN aan het aanpakken van erosie en invasieve soorten, natuurbescherming en -herstel, koraalherstel en aanpak van sleutelhabitats en soorten, ook in 2026. Dit natuurbeleid bevordert de welvaart en cultuur op de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Betere ecologische condities zorgen bovendien voor een productiever voedselsysteem.
Juist ook in geopolitiek onzekere tijden en in een onstuimige handelspolitieke omgeving blijft de inzet van het LVVN Attaché Netwerk (LAN) in samenwerking met Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) voor de Nederlandse beleidsdoelen essentieel, zowel in de EU als mondiaal. De activiteiten vanuit LVVN zullen zich ook in 2026 richten op drie thema's: innovatie en een duurzaam verdienvermogen, inclusief gelijk speelveld voor land-, tuinbouw- en visserijsector; voedselzekerheid en klimaat; en biodiversiteit/water. Het LAN blijft actief in en met andere landen (en in multilateraal kader als de FAO, OESO, G20 etc.) werken aan een weerbaar en toekomstbestendig mondiaal voedselsysteem en een veerkrachtige natuur. Zo draagt het LAN ook bij aan de uitvoering van de internationale klimaatstrategie (Kamerstuk 31 793, nr. 252). Binnen de EU draagt het LAN, zowel in Brussel als in de andere lidstaten, bij aan het bevorderen van de Nederlandse prioriteiten en standpunten in Europese beleidsprocessen. Bij de invulling van de taakstelling zal worden ingezet om het LAN zo breed en effectief mogelijk te kunnen blijven benutten, maar zullen vanaf 2026 keuzes moeten worden gemaakt waar het LAN actief blijft. De reorganisatie binnen LVVN biedt kansen om de regie, sturing en samenhang op de internationale en EU-agenda vanuit LVVN verder te versterken.
7. Kennis en innovatie
Zoals in het regeerprogramma aangegeven, vormt innovatie een onmisbaar spoor om onze maatschappelijke doelen te halen. LVVN blijft daar fors op inzetten door het ontwikkelen van kennis voor beleid en samenleving, het verspreiden van werkende ideeën en oplossingen en de ingebruikname hiervan binnen het gehele domein van LVVN. LVVN investeert ook in de ontwikkeling van mensen, als dragers voor de vernieuwing, en in het realiseren van (technologische en sociale) innovatie in de praktijk.
Om «Nederland van het slot» te krijgen investeert LVVN in brede toepassing van robots, weerbare teeltsystemen en innovatieve stal- en managementmaatregelen. LVVN brengt, onder andere via het Actieprogramma Digitalisering, de randvoorwaarden op orde, om digitalisering beter in te kunnen zetten voor onze maatschappelijke opgaven. Met de start van de uitvoering van het innovatieprogramma ‘Robots naar de boerenpraktijk’ investeert LVVN mee in de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van robotica en drones. Dit programma is bedoeld om de ontwikkeling van automatisering te versnellen daarmee bij te dragen aan beleidsdoelstellingen als arbeidsbesparing, verduurzaming en nieuwe teeltsystemen en verdienmodellen. Met de inzet op gebiedsspecifieke experimenteerlocaties en het Nationaal Platform Experimenteerlocaties wordt gewerkt aan de doorontwikkeling en opschaling van kennis en innovaties, zodat deze beter aansluiten bij de dagelijkse praktijk van het boerenerf.
Het Nederlandse kennissysteem is essentieel voor onze wereldwijd competitieve sectoren. Om deze sectoren toekomstperspectief te kunnen blijven bieden, dienen de randvoorwaarden van ons kennissysteem op orde te zijn. Daarom investeren we in 2026 extra in kennisontwikkeling, om te zorgen voor een stevige kennisbasis. Dit helpt LVVN-beleid te onderbouwen of richting te geven, en knelpunten in de beleidsuitvoering op te lossen. Voorbeelden hiervan zijn: investeringen in onderzoeksfaciliteiten, het ontwikkelen van de verschillende (nieuwe) methodieken op het gebied van stikstof (vanuit het Nationaal Kennisprogramma Stikstof, kennisontwikkeling over natuur- en waterkwaliteit ten bate van de invoering van doelsturing en nieuwe hoogtechnologische productie- en analysetools, zodat innovaties bij agrarische bedrijven gerealiseerd kunnen worden.
Om te zorgen voor voldoende beschikbaar talent is inzet nodig op kennisverspreiding, onderwijs en educatie. Met de nieuwe fase van Groenpact, het voedseleducatieprogramma Jong Leren Eten en onze inzet in het interdepartementale initiatief Duurzame School zetten we in op bewustwording en versterking van de veerkracht en veranderkracht in onze sectoren en de bredere maatschappij.
8. Uitvoering en toezicht
De impact van beleid en regelgeving wordt voor een groot deel bepaald door de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. LVVN werkt daarom samen met onder andere de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aan de uitvoering van en toezicht op beleid.
De NVWA werkt nauw samen met andere rijksinspecties onder de vlag van de Inspectieraad. De NVWA is betrokken bij rijksbrede ontwikkelingen zoals het opstellen van de Kaderwet op de rijkinspecties (WoRI) en het programma Werk aan Uitvoering.
Door LVVN is met de NVWA een pad afgesproken om te komen tot een alternatieve vorm van bekostiging waarbij de onafhankelijke uitoefening van (risicogericht) toezicht beter geborgd wordt. In 2026 werken we dan ook verder aan meerjarige prestatieafspraken inclusief passende financieringsafspraken. Om zich verder te ontwikkelen tot een toekomstbestendige en innovatieve toezichthouder zet de NVWA extra middelen in. Richting de laatste tranche in 2028 van de beschikbaarstelling van deze middelen zet de NVWA in op vernieuwing van het toezicht, zowel door de inzet van nieuwe toezichtmethoden (drones, apps en gedragsinterventies) als door de organisatie meer wendbaar te maken (flexibele inzet van inspecteurs) en door het datagerichte werken te versterken (data op orde).
Voor de NVWA is een stabiele financiering met een transparante verdeling van kosten tussen overheid en bedrijfsleven van belang. Met de sector wordt het effect van de NVWA-tarieven op de concurrentiepositie onderzocht en werken we in 2026 aan een gestandaardiseerde manier om de effecten van de wijzigingen in retributies te objectiveren.
Het takenpakket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is de laatste jaren gegroeid als gevolg van de ontwikkelingen in de agrarische sector en natuur. De implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) vanaf 2028 vraagt de nodige aandacht en voor de aanpak stikstof zal verder moeten blijken wat dit betekent voor de uitvoering door RVO. RVO heeft haar organisatie vanaf 2025 opnieuw ingericht voor een toekomstbestendige uitvoering. Gelet op de gelimiteerde middelen voor de uitvoering en de schaarste op de arbeidsmarkt is de verwachting dat het takenpakket vanuit LVVN voor de RVO niet zal toenemen in de komende jaren. Er zal eerder gekeken worden naar de prioritering van het bestaande opdrachtenpakket.
9. Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)
Op 1 juli 2025 heeft de Raad van de Europese Unie, in het kader van het Europees Semester, Nederland onder andere aanbevolen te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan (HVP), met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk én verdere inspanningen te leveren op het gebied van duurzame landbouw.
Het HVP, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk, bestaat uit 131 mijlpalen en doelstellingen die zijn vastgelegd in het raadsuitvoeringsbesluit. Op 12 mei jl. is het gewijzigde raaduitvoeringsbesluit aangenomen door de Ecofinraad ( Kamerstuk II 21501-07). LVVN geeft uitvoering aan twee maatregelen uit het HVP met in totaal vijf doelstellingen: vier doelstellingen van het Programma Natuur en één van de Saneringsregeling Varkenshouderij (SRV).
De SRV is ingediend bij het tweede betaalverzoek aan de Europese Commissie dat in het najaar van 2024 is ingediend. Dit betaalverzoek is op 17 februari 2025 door de Europese Commissie positief beoordeeld. De vier doelstellingen uit het Programma Natuur zullen worden ingediend in het vijfde, en tevens laatste, betaalverzoek. Indiening van dit betaalverzoek staat gepland voor augustus 2026. Over de voortgang van de maatregelen binnen het HVP wordt de Kamer periodiek door de minister van Financiën geïnformeerd.