De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Op basis van de meest recente CBS-cijfers bouwt ruim 89% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.
De overheid biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR). De OBR is per 1 januari 2025 gesloten voor nieuwe instroom.
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. De Minister is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Implementatietraject Wet toekomst pensioenen
Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Nu de transitieplannen zijn afgerond en de eerste fondsen zijn overgegaan naar het nieuwe pensioenstelsel, zal in 2026 de grootste groep deelnemers de transitie doormaken. Om deze grote stelselherziening te monitoren, versterken en waar nodig knelpunten op te lossen, loopt er een meerjarig implementatietraject met diverse elementen. In 2026 zal in die trajecten extra aandacht zijn voor het beter betrekken en informeren van deelnemers over het transitieproces en hoe daarin de belangen van deelnemers zijn meegenomen.
Voor het publiek is er het informatieplatform Pensioenduidelijkheid.nl. Dit is de plek waar Nederlanders terechtkunnen voor feitelijke informatie over het tweede-pijlerpensioen en de transitie naar het nieuwe stelsel. Voor de pensioenprofessional is nog steeds het informatieplatform Werkenaanonspensioen.nl beschikbaar. In 2026 zal de sector opnieuw worden geïnformeerd over relevante politieke en beleidsmatige ontwikkelingen, en daarnaast over handige informatie vanuit de samenwerkende partners. Er zal in 2026 speciale aandacht zijn voor kleine werkgevers met een verzekerde regeling, om te zorgen dat zij hun regeling vóór 2028 kunnen oversluiten en de omzetting naar het nieuwe stelsel meer gelijkmatig over de transitieperiode wordt verspreid.
Wetsvoorstel herziening bedrag ineens
Op grond van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen kan een deelnemer op de pensioeningangsdatum maximaal 10% van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen opnemen (‘bedrag ineens’). In het wetsvoorstel herziening bedrag ineens worden een aantal technische aanpassingen voorgesteld ten aanzien van de mogelijkheid om de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen. In dit wetsvoorstel wordt onder andere de periode tussen de pensioeningangsdatum en het uitbetalingsmoment verkleind. Ook wordt de uitkeringsstroom vereenvoudigd. Als een deelnemer kiest voor uitgestelde betaling van bedrag ineens wordt de periodieke uitkering direct vanaf pensioeningangsdatum verlaagd. Het kabinet heeft toegezegd om de ontwikkeling van een keuzetool voor bedrag ineens te willen ondersteunen. De keuzetool kan de deelnemer meer inzicht geven in de gevolgen van bedrag ineens voor inkomensafhankelijke regelingen. Het bedrag ineens treedt niet eerder in werking dan 1 juli 2026. De uiteindelijke inwerkingtredingsdatum is afhankelijk van de voortgang van het parlementaire proces.
Wetsvoorstel toezeggingen pensioenonderwerpen
Tijdens de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer zijn er een aantal toezeggingen gedaan. Deze lopen mee in het traject van het wetsvoorstel toezeggingen pensioenonderwerpen. Dit wetsvoorstel ziet op het mogelijk maken van het vrijwillig voortzetten van het wezenpensioen, alsmede het uniformeren van het kindbegrip. Daarnaast richt het zich ook op het verbeteren van de uitvoering door het overgangsrecht voor de voortzetting van het pensioen bij arbeidsongeschiktheid, voor zowel gesloten pensioenfondsen als verzekeraars, te verruimen. Dit wetsvoorstel wordt in het najaar van 2025 aangeboden aan de Tweede Kamer.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Verplichtingen | 182.977 | 64.560 | 66.725 | 69.873 | 73.745 | 77.450 | 81.397 |
Uitgaven | 182.343 | 64.722 | 66.887 | 70.035 | 73.907 | 77.612 | 81.559 | |
8.0 | Oudedagsvoorziening | 182.343 | 64.722 | 66.887 | 70.035 | 73.907 | 77.612 | 81.559 |
Inkomensoverdrachten | 181.923 | 63.873 | 66.335 | 69.483 | 73.355 | 77.060 | 81.007 | |
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) | 54.940 | 62.568 | 66.084 | 69.483 | 73.355 | 77.060 | 81.007 | |
Overbruggingsregeling AOW | 1.364 | 765 | 251 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Gebaar erkenning Surinaamse ouderen | 125.619 | 540 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 420 | 849 | 552 | 552 | 552 | 552 | 552 | |
Opdrachten | 420 | 849 | 552 | 552 | 552 | 552 | 552 | |
Ontvangsten | 0 | 2.205 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Geschatte budgetflexibiliteit
2026 | |
---|---|
juridisch verplicht | 99,7% |
bestuurlijk gebonden | 0,0% |
beleidsmatig gereserveerd | 0,1% |
nog niet ingevuld/ vrij te besteden | 0,2% |
De begrotingsgefinancierde uitgaven op artikel 8 Oudedagsvoorziening zijn voor 99,7% juridisch verplicht voor het jaar 2026. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.
Inkomensoverdrachten
De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AOV en de Overbruggingsregeling AOW (OBR).
Opdrachten
De middelen onder opdrachten zijn voor 61% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen gereserveerde middelen voor onder andere de periodieke rapportage van de Wet SUWI en een analyse over de inkomenspositie van Anw-gerechtigden. De middelen onder opdrachten zijn voor 14% beleidsmatig gereserveerd.
Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Verplichtingen | 51.926.160 | 55.281.822 | 58.431.096 | 62.029.329 | 64.817.930 | 68.322.323 | 72.135.054 |
Uitgaven | 51.926.160 | 55.281.822 | 58.431.096 | 62.029.329 | 64.817.930 | 68.322.323 | 72.135.054 | |
8.0 | Oudedagsvoorziening | 51.926.160 | 55.281.822 | 58.431.096 | 62.029.329 | 64.817.930 | 68.322.323 | 72.135.054 |
Inkomensoverdrachten | 51.926.160 | 55.281.822 | 58.431.096 | 62.029.329 | 64.817.930 | 68.322.323 | 72.135.054 | |
AOW | 51.708.571 | 55.281.822 | 56.459.630 | 57.697.616 | 58.146.841 | 59.395.516 | 60.771.395 | |
Inkomensondersteuning AOW | 217.589 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
AOW nominaal | 0 | 0 | 1.971.466 | 4.331.713 | 6.671.089 | 8.926.807 | 11.363.659 | |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Inkomensoverdrachten
Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)
Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.
Budgettaire ontwikkelingen
In 2025 nemen de uitkeringslasten van de AOV toe vanwege een beleidsmatige verhoging per 1 juli 2024 van de uitkeringsbedragen. De uitgaven voor de AOV stijgen ook vanaf 2025 meerjarig. Dit heeft te maken met de sterke vergrijzing op de eilanden. Het aantal 65-plussers neemt elk jaar met circa 5 à 5,5% toe.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) | 5,5 | 5,8 | 6,1 |
Overbruggingsregeling AOW (OBR)
De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling, private AOV, partnerpensioen of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden en werkt terug tot 1 januari 2013. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden.
Sinds 1 januari 2025 is de OBR gesloten voor nieuwe instroom. Per 1 januari 2027 zullen de laatste OBR-gerechtigden zijn uitgestroomd wanneer de laatste OBR-gerechtigden de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Dit leidt ertoe dat tot 2027 voor de OBR uitgaven worden voorzien.
Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 7.1, Sociale fondsen SZW gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.
Wie komt er voor in aanmerking?
Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2026 17 jaar) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2026 67 jaar) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als iemand niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.
De AOW-gerechtigde leeftijd neemt de komende jaren stapsgewijs toe. De AOW-leeftijd voor 2026 en 2027 is vastgesteld op 67 jaar en 0 maanden. Dit is onveranderd ten opzichte van 2024. In 2028 stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden naar 67 jaar en 3 maanden. De AOW-gerechtigde leeftijd wordt vijf jaar van tevoren vastgesteld op basis van de wettelijk vastgestelde formule met de 2/3e-koppeling aan de levensverwachting.
AOW’ers die vóór 1 april 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen in aanmerking komen voor de partnertoeslag als de jongere partner nog niet AOW-gerechtigd is. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt of wanneer de oudere partner overlijdt. Per 1 april 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.
Hoe hoog is de AOW?
De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%. De exacte bedragen voor 1 januari 2026 worden eind 2025 bekend gemaakt.
1 juli 2025 | |
---|---|
Gehuwd / samenwonend | 1.103,97 |
Alleenstaand | 1.612,44 |
De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder gemist jaar 2% minder AOW.
Budgettaire ontwikkelingen
De begrote uitgaven aan AOW-uitkeringslasten, inclusief de verwachte nominale ontwikkeling, bedragen in 2026 circa € 58,4 miljard. Naar verwachting zullen de uitkeringslasten tussen 2026 en 2030 toenemen met € 13,7 miljard. De voornaamste oorzaak van de stijging van de AOW-uitkeringslasten is de toename van het aantal AOW-gerechtigden als gevolg van de vergrijzing. De instroom in 2028 wordt iets gedempt door de stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.594 | 3.663 | 3.736 | |
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) | 19 | 19 | 19 |
Handhaving
De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2024. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | Gepercipieerde detectiekans (%) | 36 | 39 | 41 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 89 | 93 | 93 | |||||
Opsporing2 | Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 5 | 4,6 | 4,4 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 | 0,5 | 0,5 | 0,4 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 2,6 | 3,3 | 2,7 | |||||
Sanctionering2 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,5 | 0,3 | 0,3 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,3 | 0,3 | 0,3 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,5 | 0,7 | 0,6 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||
2022 | 2023 | 2024 | ||||||
Terugvordering2 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) | 36,7 | 30,1 | 12,7 |
Opdrachten
De gebudgetteerde middelen voor opdrachten bedragen vanaf 2026 jaarljks € 552.000. De middelen onder opdrachten worden hoofdzakelijk ingezet voor onderzoeken.
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota.
Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de paragraaf ‘Toelichting op de fiscale regelingen’ in de bijlage ‘Fiscale regelingen’.
2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|
Pensioen niet-belaste premie | 25.623 | 27.073 | 28.655 |
Pensioen belaste uitkering | ‒ 15.861 | ‒ 16.272 | ‒ 17.424 |
Pensioen vrijstelling box 3 | 9.358 | 11.877 | 12.531 |
Lijfrente premieaftrek | 1.004 | 1.058 | 1.119 |
Lijfrente belaste uitkering | ‒ 550 | ‒ 569 | ‒ 614 |
Lijfrente vrijstelling box 3 | 325 | 415 | 441 |
Nettopensioen en nettolijfrente | 19 | 26 | 29 |
Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen, het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% en de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen met een grote mate van zekerheid na te komen. Ten opzichte van de afgelopen jaren is het aantal pensioenfondsen in 2024 afgenomen. Dit past bij de dalende trend van de afgelopen jaren. Het gaat hierbij vooral om een afname van de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer. Het aandeel pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 130% is licht afgenomen. Sinds 1 juli 2022 kunnen fondsen die voornemens zijn de pensioenen in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel gebruik maken van aangepaste regelgeving. Middels die aangepaste regelgeving wordt een voorschot genomen op het nieuwe pensioenstelsel en kunnen pensioenfondsen al indexeren vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105%. Het indexeren van pensioenen heeft een neerwaarts effect op de dekkingsgraad.
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||
---|---|---|---|---|
Totaal aantal pensioenfondsen1 | 181 | 180 | 173 | |
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2 | 125 | 128 | 121 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) | 5.428 | 5.957 | 5.7583 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) | 3.154 | 3.619 | 3.5083 |
Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.