Base description which applies to whole site

2. IBO Grensoverschrijdende zorg

Onderwerp

De uitgaven aan grensoverschrijdende zorg binnen het macroprestatiebudget (mpb) zijn de afgelopen jaren sterk gestegen: van 184 mln. euro in 2007 tot 324 mln. euro in 2011 (CVZ, 2012).

Dit IBO verkent de oorzaken van de toename in grensoverschrijdende zorg, daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar het spoedeisende en electieve aandeel in de groei. Daarnaast beziet dit IBO of deze zorg relatief duur of kosteninefficiënt is. Het IBO komt met mogelijkheden om de groei van deze uitgaven beter in lijn te brengen met het kabinetsbeleid, waarin een zeer beheerste groei van de Nederlandse zorguitgaven centraal staat, daarbij de nieuwe Europese Richtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg in acht nemend.

Voor het Nederlandse zorgstelsel is uitgangspunt dat zorgverzekeraars het zorgaanbod en de zorgkosten dienen te beïnvloeden door middel van contractering met zorgaanbieders. In 2013 moet de Europese Richtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd zijn. In deze richtlijn is bepaald dat EU-onderdanen recht hebben op medische zorg in een andere lidstaat en op vergoeding van de kosten. Het risico bestaat dat geboekte resultaten op het beheersen van de zorguitgaven in Nederland, (deels) tenietgaan door een toename van het zorggebruik in het buitenland.

Hoewel het IBO zich zal concentreren op de grensoverschrijdende Zvw-zorg zal ook een korte analyse worden opgeleverd over de grensoverschrijdende AWBZ-zorg in relatie tot de op handen zijnde hervorming langdurige zorg.

Grondslag

Onderstaande tabel betreft de grensoverschrijdende zorg binnen en buiten het mpb. Relevant voor het mpb zijn de zorgkosten die gemaakt zijn in het buitenland door in Nederland woonachtige Zvw-verzekerden of Zvw-verzekerden die in het buitenland zorg krijgen. Voor 2012 raamde het CVZ deze kosten op circa 328 mln. euro. De grensoverschrijdende zorgkosten die buiten het mpb vallen, betreffen de lasten van internationale verdragen6. Deze kosten worden direct met het Zorgverzekeringsfonds verrekend.

Tabel 6.3: Ontwikkeling van de Zvw-uitgaven Grensoverschrijdende zorg (Rijksbegroting 2013)1

Grensoverschrijdende zorg (bedragen x € 1mln)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Grensoverschrijdende zorg (buitenland in mpb)

183,6

220,2

357,7

424,1

323,6

342,5

354,0

366,0

383,3

383,8

Grensoverschrijdende zorg (buitenland niet in mpb)

225,6

182,8

201,1

242,2

262,0

277,9

286,1

235,0

249,9

250,3

 

409,2

403,0

558,8

666,3

585,6

620,4

640,1

601,0

633,2

634,1

1

In de cijfers voor 2016 en 2017 is de groeiruimte nog niet toegedeeld aan de grensoverschrijdende zorg. Voor 2013 tot en met 2015 geldt dat de loon- en prijsbijstelling nog niet is toegekeerd. Dit maakt een vergelijk met eerdere jaren (procentueel) ook lastig aangezien dat wel bedragen inclusief lpo zijn. Cijfer 2014 is lager vanwege maatregel werelddekking uit het basispakket (60 mln.). Voor 2012 en 2013 is deze maatregel geschrapt.

Opdracht aan de werkgroep

Dit IBO brengt de oorzaken en effecten in kaart van de aanzienlijke groei van de grensoverschrijdende zorgkosten en verkent de mogelijkheden om deze beter te beheersen en deze uitgaven beter in lijn te brengen met de groeiafspraken uit het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord 2012–2015. Daarbij dient de nieuwe Europese Richtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg in acht genomen te worden. Om de mogelijkheden voor kostenbeheersing in kaart te brengen wordt:

  • De ontwikkeling van de uitgaven aan grensoverschrijdende zorg geanalyseerd (welke factoren liggen ten grondslag aan de uitgavenstijging: waarom en voor welke zorg gaan mensen naar het buitenland, welke invloed hebben regionale samenwerkingsverbanden in de grensregio’s etc.?). Daarbij wordt eveneens een vergelijking gemaakt met de groei van grensoverschrijdende zorgkosten in andere (Europese) landen en de ontwikkeling van de buitenlandse zorgvraag in Nederland;

  • Een analyse gemaakt van zowel de risico’s (relatief dure zorg, beheersbaarheid etc.) als de mogelijkheden voordelen van grensoverschrijdende zorg (internationale specialisatie, goedkopere zorg etc.);

  • Bezien hoe zorgverzekeraars omgaan met zorgkosten die Zvw-verzekerden in het buitenland maken (kopen verzekeraars zorg in bij buitenlandse ziekenhuizen, maken verzekeraars afspraken over betaling van kosten met buitenlandse zorgaanbieders die populair zijn bij hun verzekerden of loopt betaling via CVZ);

  • Onderzocht welke prikkels en instrumenten kunnen worden ingebouwd om doelmatig gebruik van zorg in het buitenland te stimuleren. Daarbij toetst de werkgroep of de RA-maatregelen ten aanzien van art 13 Zvw en restitutiepolis afdoende extra instrumenten opleveren en in welke mate EU regelgeving ingrijpen lastig maakt.

  • De mogelijke (budgettaire) effecten van de implementatie van de nieuwe Europese Richtlijn op de vraag van Zvw-verzekerden naar grensoverschrijdende zorg in kaart gebracht;

  • Verkend op welke manier onvoorziene effecten, die met de implementatie van de Europese richtlijn gepaard gaan, beheerst kunnen worden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de spanning die kan ontstaan tussen het recht op medische zorg in het buitenland en de mogelijkheid van zorgverzekeraars om de kosten te beheersen door zorgaanbieders van hun voorkeur (in Nederland en/of buitenland) te contracteren.

De werkgroep heeft de concrete opdracht om:

  • Beleidsvarianten te ontwikkelen teneinde de uitgavenontwikkeling voor buitenlandse zorg in lijn te brengen met die voor binnenlandse zorg, waarbij een beter overzicht van en sturing op grensoverschrijdende zorg wordt ontwikkeld. Daarbij dient tenminste één variant (al dan niet bestaande uit verschillende subvarianten) een aanzienlijke structurele besparing van de totale netto uitgaven voor grensoverschrijdende zorg op te leveren.

  • Gezien de reële groei van de uitgaven voor grensoverschrijdende zorg, dient de werkgroep ook één of meerdere beleidsvarianten in beeld brengen die gericht zijn op het structureel beperken van de reële groei, zodanig dat deze groei op langere termijn niet hoger is dan de structurele reële BBP groei.

  • De beleidsvarianten geven weer: de maatschappelijke voor- en nadelen (op de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg), de budgettaire effecten (in het jaar waarop een maatregel kan ingaan en structureel), de ingeschatte effecten op de langere termijn niet-demografische volumegroei van de uitgaven, Europeesrechtelijke consequenties en de uitvoeringsaspecten van de variant.

  • Een analyse op te leveren van de mogelijke consequenties van de hervorming langdurige zorg voor de grensoverschrijdende AWBZ-zorg.

Organisatie van het onderzoek

Samenstelling

Leden van de werkgroep: VWS, AZ, EZ en FIN.

Suggesties voor externe deskundigen in werkgroep: CVZ.

De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, die wordt ondersteund door een secretariaat vanuit Financiën en VWS.

Overig

Het secretariaat start de voorbereidende werkzaamheden vanaf juni 2013. De werkgroep start formeel in september 2013 en dient haar eindrapport uiterlijk 1 maart 2014 in.

De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Licence