Base description which applies to whole site

3.4.1 Inkomstenontwikkeling

In de periode 2008 tot en met 2012 bleef de ontwikkeling van de totale belasting- en premieontvangsten achter bij de ontwikkeling van de waarde van het bbp.84 In 2012 is de collectieve lastendruk beduidend lager dan die in 2008. Dit is ook te zien in figuur 3.4.2. In 2013 en 2014 groeiden de totale ontvangsten beduidend harder dan het bbp en nam de collectieve lastendruk toe. Dit was het gevolg van met name beleidsmaatregelen die nodig waren om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. In 2015 en 2016 neemt de collectieve lastendruk naar verwachting weer af. In 2015 gebeurt dat mede dankzij (het aflopen van) tijdelijke beleidsmaatregelen en in 2016 vanwege het pakket aan lastenverlichtende maatregelen.

De endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten loopt in 2016 gelijk op met de economische ontwikkeling. Sinds 2007 bleef de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten, op 2010 na, steevast achter bij de economische groei. Ook in 2015 zal dat naar verwachting nog het geval zijn. Voor 2016 is de verwachting dat de groei van belastingontvangsten gelijk opgaat met die van het bbp. De endogene ontwikkeling van belastingontvangsten is de ontwikkeling waarbij is gecorrigeerd voor het (directe) effect van beleidsmaatregelen. In figuur 3.4.3 zijn de totale en de endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten weergegeven.

Figuur 3.4.3 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten en bbp (index 2006=100)

Figuur 3.4.3 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten en bbp (index 2006=100)

Bron: CPB (Macro Economische Verkenningen), Ministerie van Financiën (ramingen 2015, 2016)

Voor de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten is vooral van belang hoe de economische groei is samengesteld. Elke belastingsoort kent immers een eigen grondslag. De economische groei is – bezien vanuit de bestedingenkant – de resultante van de consumptieve bestedingen van huishoudens en overheid, investeringen en het saldo van uitvoer min invoer. Als de economische groei vooral is gebaseerd op de groei van de uitvoer terwijl de consumptieve bestedingen nauwelijks groeien, dan stijgt het bbp dus harder dan de consumptieve bestedingen. In dat geval blijft de ontwikkeling van de btw-opbrengsten achter bij die van het bbp.

Bezien vanuit de productiekant is de economische groei de resultante van de beloning van arbeid en kapitaal (inclusief afschrijvingen). Als de economische groei gepaard gaat met relatief meer inzet van arbeid dan van kapitaal, nemen de opbrengsten uit de loonheffing harder toe dan het bbp en de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting minder hard. De verschillende belastinggrondslagen zijn dus niet een-op-een en op dezelfde manier gerelateerd aan de ontwikkeling van het totale bbp; per jaar kan de relatie tussen de ontwikkeling van het bbp en die van de belastingontvangsten verschillend uitpakken.

De ontwikkeling van de ontvangsten verschilt per belastingsoort. Daarom volgt hieronder een toelichting op de ontwikkeling van de drie grootste belastingsoorten: de omzetbelasting, de loonheffing en de vennootschapsbelasting.

De endogene btw-ontvangsten groeien in 2015 en 2016 harder dan het bbp. Sinds 2007 bleef de endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten juist achter bij het bbp, met uitzondering van 2010. Vooral de negatieve ontwikkeling van investeringen in woningen heeft een forse impact gehad op deze endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten. Daarnaast bleef de ontwikkeling van de particuliere consumptie sinds 2007 steeds wat achter bij die van het bbp. De totale btw-ontvangsten – dat is inclusief het effect van beleidsmaatregelen – nemen in 2013 harder toe dan de waarde van het bbp door de beleidsmatige verhoging van het algemene btw-tarief van 19 procent naar 21 procent. In 2015 en 2016 zorgt een sterke groei van de investeringen in woningen ervoor dat de totale btw-ontvangsten harder groeien dan het bbp.

Figuur 3.4.4 Ontwikkeling btw-ontvangsten en bbp (index 2006=100)

Figuur 3.4.4 Ontwikkeling btw-ontvangsten en bbp (index 2006=100)

Bron: CPB (Macro Economische Verkenningen), Ministerie van Financiën (ramingen 2015, 2016)

De ontvangsten uit de loonheffing nemen in 2016 in absolute zin af dankzij beleidsmaatregelen. De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de loonheffing is in 2016 positief, maar blijft wel achter bij die van het bbp. Lastenverlichtende maatregelen die in 2016 worden doorgevoerd zorgen ervoor dat per saldo de ontvangsten uit de loonheffing in 2016 lager uitkomen dan in 2015. In de periode 2009–2012 groeiden de ontvangsten uit de loonheffing juist veel harder dan het bbp. Figuur 3.4.5 laat dit zien.

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de loonheffing zijn gerelateerd aan de ontwikkeling van het arbeidsvolume en de lonen. In 2009 nam de werkloosheid weliswaar toe, maar bleef de werkgelegenheid nog op peil bij een dalende productie. Daarnaast stegen de contractuele lonen in 2009. Dit leverde per saldo een groei op van de ontvangsten uit de loonheffing bij een negatieve bbp-groei. Door de lagere productie sinds de crisis hebben bedrijven uiteindelijk wel moeten bezuinigen op personeel. De werkloosheid nam sinds halverwege 2011 flink toe. Vanaf 2012 blijft de endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de loonheffing dan ook achter bij die van het bbp. Beleidsmaatregelen zorgden er in 2013 en 2014 voor dat de totale ontvangsten uit de loonheffing toch harder stegen dan het bbp. Ook in 2015 en 2016 blijft de endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de loonheffing achter bij het bbp, maar is de groei wel groter dan de afgelopen jaren omdat de werkgelegenheid weer aantrekt en de lonen wat harder stijgen. Door de lastenverlichtende maatregelen die in 2016 worden doorgevoerd nemen de totale ontvangsten uit de loonheffing in absolute zin af. Het aandeel van de totale ontvangsten uit de loonheffing in het bbp is in 2016 dan ook flink lager dan in de jaren ervoor en komt weer in de buurt van die van 2008.

Figuur 3.4.5 Ontwikkeling ontvangsten loonheffing en bbp (index 2006=100)

Figuur 3.4.5 Ontwikkeling ontvangsten loonheffing en bbp (index 2006=100)

Bron: CPB (Macro Economische Verkenningen), Ministerie van Financiën (raming 2015, 2016)

De vpb-ontvangsten zitten sinds 2014 weer in de lift. Dit na een periode waarbij de ontwikkeling fors achterbleef bij die van het bbp. De economische crisis heeft direct in 2009 een fors effect op de winsten van bedrijven gehad en daarmee op de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting. De kapitaalinkomensquote nam in 2009 af met meer dan 10 procent. In 2010 en 2011 kenden de winsten op macroniveau gezien een opleving, maar daarna liep de kapitaalinkomensquote weer terug en kwam in 2013 zelfs onder het lage niveau van 2009 uit. De vpb-ontvangsten zijn in 2009 nog harder gedaald dan de kapitaalinkomensquote, namelijk met meer dan 30 procent. Dit had verschillende oorzaken.

Vooral in het crisisjaar 2009 speelde het effect van fors neerwaarts bijgestelde winstverwachtingen over de jaren voor 2009 een grote rol. Voorlopige positieve aanslagen waarop bedrijven in 2008 en eerdere jaren al belasting hadden afgedragen, hebben in 2009 tot forse kasuitgaven geleid vanwege de verminderingen die in 2009 op de desbetreffende aanslagen zijn opgelegd.

Verder kent de vpb een verliesverrekening. Dat betekent dat verliezen kunnen worden verrekend met winsten uit het jaar daarvoor (carry back) of met toekomstige winsten in de negen jaren daarna (carry forward). De verliesverrekening heeft sinds 2009 een extra dempend effect op de vpb-ontvangsten en zorgt ervoor dat de vpb-ontvangsten sinds de forse daling in 2009 nog nauwelijks zijn toegenomen.

Tot slot hebben tijdelijke stimuleringsmaatregelen in 2009, 2010 en 2011 ervoor gezorgd dat de vpb-ontvangsten in deze jaren nog lager zijn uitgekomen. Deze stimuleringsmaatregelen gingen allereerst om een verruiming van de voornoemde verliesverrekening, waarbij het mogelijk was om verliezen te verrekenen met de winsten van de drie jaren daarvoor in plaats van slechts het jaar daarvoor. Daarnaast maakten de opeenvolgende maatregelen tot willekeurige afschrijving het mogelijk afschrijving van kapitaalgoederen op een zelfgekozen moment te boeken, waardoor de verschuldigde belasting in de tijd kan worden verplaatst. Dit verschafte bedrijven liquiditeit en rentewinst.

Vanaf 2013 is het effect zichtbaar van het aflopen van de tijdelijke stimuleringsmaatregelen. Vanaf 2014 is weer een positieve endogene ontwikkeling te zien bij de vpb-ontvangsten. In 2014 groeiden de vpb-ontvangsten daarbij fors harder dan het bbp dankzij hogere kasontvangsten over voorgaande jaren als gevolg van positief bijgestelde voorlopige aanslagen voor die jaren. Ook in 2015 en 2016 nemen de vpb-ontvangsten naar verwachting harder toe dan het bbp. Het aandeel van de totale vpb-ontvangsten in het bbp neemt sinds 2014 weer toe, maar ligt in 2016 nog ver onder het niveau van voor de crisis.

Figuur 3.4.6 Ontwikkeling vpb-ontvangsten en bbp (index 2006=100)

Figuur 3.4.6 Ontwikkeling vpb-ontvangsten en bbp (index 2006=100)

Bron: CPB (Macro Economische Verkenningen), Ministerie van Financiën (Raming 2015, 2016)

Licence