Base description which applies to whole site

2.2.1 Augustusbesluitvorming

Met een fors pakket aan maatregelen beperkt het kabinet de invloed van de inflatie op de koopkracht. Het koopkrachtpakket dat in 2022 is ingezet, wordt in 2023 grotendeels voortgezet en uitgebreid met verdere maatregelen. In tabel 2.2.1 staat een compleet overzicht hiervan. In de tabel is onder andere te zien dat de verlaging van de energiebelasting en brandstofaccijnzen wordt verlengd. Ook wordt de zorg- en huurtoeslag tijdelijk verhoogd, het wettelijk minimumloon (wml) wordt sneller en meer verhoogd. Dit is nodig vanwege de ongekende terugval in koopkracht van huishoudens door de gestegen energieprijzen. Tegelijkertijd zet het kabinet in lijn met de aanbevelingen van het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Vermogensverdeling stappen om de belasting van verschillende typen werkenden meer in evenwicht te brengen. Dit gebeurt met het verhogen van het lage vpb-tarief naar 19%, het afschaffen van de doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon en het verder afbouwen van de zelfstandigenaftrek. Ook wordt meer evenwicht gebracht in het belasten van vermogen door het aftoppen van de giftenaftrek en het breder aanpakken van constructies en fiscale regelingen. De opbrengst van de belastingen op vermogen wordt teruggegeven in lagere lasten op arbeid voor werkgevers en werknemers. Het totale pakket levert mede door deze maatregelen structureel een positief effect op voor het EMU-saldo. Op de korte termijn leidt het pakket echter tot een saldoverslechtering ondanks de inzet van de toegenomen gasbaten, extra inkomsten uit de mijnhouwheffing, herbestemming van middelen uit de maatregel Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). Het kabinet vindt deze tijdelijke verslechtering verdedigbaar gezien de omvang van de koopkrachtproblematiek en het feit dat de begroting op langere termijn verbetert door de som van de maatregelen. De maatregelen uit het augustusbesluitvorming staan in de tabel 2.2.1 puntsgewijs toegelicht.

De totale augustusbesluitvorming heeft zowel budgettaire als economische effecten die met grote onzekerheden zijn omgeven. Zo heeft dit pakket aan maatregelen volgens de berekeningen van het CPB een opwaarts effect op de groei (+0,5%-punt) en een neerwaarts effect op de inflatie (-1,75%-punt). Deze ramingen van economische groei en inflatie zijn echter met veel onzekerheid omgeven. Het totaal van het koopkrachtpakket en het budgettaire beeld leidt tot een onderschrijding van het uitgavenplafond in 2022 en tot overschrijdingen van dit plafond in latere jaren (zie voor plafondtoetsen bijlage 1). In het lastenkader is voor 2023 sprake van een overschrijding die in latere jaren omslaat naar een onderschrijding (zie voor het lastenkader bijlage 3). Wanneer de effecten voor het uitgavenplafond en het lastenkader bij elkaar worden opgeteld is over de jaren 2022 t/m 2027 sprake van een overschrijding van 1,5 miljard euro. De structurele tegenvaller in het uitgavenbeeld wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de tegenvallende rente en zal worden meegenomen in de voorjaarsbesluitvorming.

Tabel 2.2.1 Augustusbesluitvorming

in miljoenen euro, plus = saldobelastend

2022

2023

2024

2025

2026

2027

struc

        

Incidenteel pakket koopkracht

50

10.173

227

37

93

113

0

Verlaging Energiebelasting

0

5.422

0

0

0

0

0

Reservering fonds betalingsachterstanden

0

50

0

0

0

0

0

Uitstel schuif energiebelasting naar 2024

0

‒ 246

0

0

0

0

0

Energietoeslag (1300 euro)

0

1.400

0

0

0

0

0

Eenmalig verhogen zorgtoeslag met 412 euro

0

2.117

0

0

0

0

0

Enveloppe armoede & schulden

50

75

75

0

0

0

0

Inkomensafhankelijke huurverlaging 1/7

0

0

0

0

0

0

0

Verhogen beurs uitwonende studenten

0

12

18

37

93

113

0

Intensivering nationaal isolatieprogramma

0

150

150

0

0

0

0

Maatregel brandstofaccijns

0

1.193

‒ 16

0

0

0

0

        

Structureel pakket

111

5.346

4.449

3.220

3.098

3.087

3.174

Verhoging WML

22

3.208

2.073

863

833

811

532

IOAOW verlagen 2023, afschaffen 2025

0

‒ 496

‒ 151

0

0

0

0

Verhoging huurtoeslag met 203 euro

25

187

325

325

325

325

325

Kindgebonden budget

65

732

485

248

134

133

100

Kinderopvangtoeslag naar 96%

0

0

6

80

102

113

113

Arbeidskorting

0

500

500

500

500

500

500

Verlaging tarief eerste schijf IB

0

700

700

700

700

700

1.000

Investering MKB

0

500

500

500

500

500

600

tarief box 2

0

70

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

verhogen EIA/MIA/VAMIL

0

150

150

150

150

150

150

verhogen WKR

0

50

50

50

50

50

50

Aof-premie kleine werkgevers

0

230

301

301

301

301

401

Caribisch NL

0

16

12

4

4

4

4

        

Dekkingsmaatregelen

‒ 2.939

‒ 7.051

‒ 6.137

‒ 4.568

‒ 4.510

‒ 4.211

‒ 3.347

Gasbaten exclusief Norg

‒ 2.470

‒ 2.281

‒ 2.371

‒ 919

‒ 385

‒ 35

‒ 35

Mijnbouwheffing

0

‒ 2.021

‒ 714

‒ 52

0

0

0

SDE meevaller kolencentrales

‒ 500

0

0

0

0

0

0

Versneld afbouwen zelfstandigenaftrek

0

‒ 173

‒ 345

‒ 518

‒ 688

‒ 598

‒ 89

Afschaffen doelmatigheidsmarge

0

‒ 543

‒ 524

‒ 505

‒ 487

‒ 468

‒ 189

Verhogen lage vpb-tarief naar 19%

0

‒ 1.525

‒ 1.527

‒ 1.528

‒ 1.529

‒ 1.530

‒ 1.549

Box 3: verhogen tarief & HHV

0

‒ 84

‒ 217

‒ 350

‒ 350

‒ 350

‒ 350

Aanpak constructies & fiscale regelingen

0

0

‒ 100

‒ 250

‒ 400

‒ 550

‒ 550

Aftoppen giftenaftrek ANBI-constructie

0

‒ 10

‒ 20

‒ 30

‒ 40

‒ 50

‒ 50

Afschaffen FBI vastgoed

0

0

‒ 54

‒ 54

‒ 54

‒ 54

‒ 54

Verhogen overdrachtsbelasting tot 10,4%

0

‒ 130

‒ 130

‒ 130

‒ 130

‒ 130

‒ 130

Resterend overschot inkomstenkader

31

‒ 284

‒ 135

‒ 232

‒ 447

‒ 446

‒ 351

        

Uitgavenbeeld augustus

‒ 2.578

573

807

1.496

1.022

‒ 445

635

Rente

383

1.947

1.049

1.015

1.071

1.071

1.071

Asiel

183

189

95

176

184

182

168

Medeoverheden

0

0

0

0

1.100

0

0

Uitvoerinsinformatie SZW en VWS

‒ 937

‒ 35

‒ 185

‒ 312

‒ 381

‒ 433

‒ 438

Onderuitputting

‒ 2.100

‒ 2.100

‒ 500

0

0

0

0

Kasschuiven

41

840

489

713

‒ 855

‒ 1.153

0

Overige

‒ 148

‒ 268

‒ 141

‒ 96

‒ 97

‒ 113

‒ 166

        

Totaal1

‒ 5.356

9.041

‒ 654

184

‒ 297

‒ 1.456

462

1

Deze tabel toont in structureel opzicht een verslechtering van het EMU-saldo. Het kabinet inventariseert maatregelen om de structurele doorwerking van de rentetegenvaller in de voorjaarsbesluitvorming van 2023 in te passen. Op het moment dat dit gebeurt, leidt het pakket per saldo tot een structurele verbetering van het EMU-saldo.

Incidenteel pakket koopkracht

De verlaging van de energiebelasting uit 2022 wordt doorgezet en geïntensiveerd. In de energiebelasting worden huishoudens tegemoetgekomen via de belastingvermindering en via lagere tarieven. Hiervoor wordt ruim 4,5 miljard euro vrijgemaakt, waarmee het pakket in de energiebelasting en btw van vorig jaar in omvang ruim wordt doorgezet. De geplande schuif in de energiebelasting tussen elektriciteit en gas uit het coalitieakkoord wordt in 2023 vervangen door hiervoor genoemde maatregelen om de energiebelasting te verlagen. Vanaf 2024 wordt de schuif in de energiebelasting van elektriciteit naar gas doorgevoerd volgens het in het coalitieakkoord opgenomen pad. Een deel van het budget (940 miljoen euro) wordt gereserveerd voor gerichte steun via de energierekening. Er wordt op dit moment onder andere een tariefplafond verkend. Hierbij wordt de steun via de energierekening gericht op huishoudens die onvoldoende bereikt worden met het reguliere instrumentarium. De afbakening van de doelgroep wordt onderzocht. Als deze verkenning niet tot resultaat leidt, valt het budget terug aan verlichting via de belastingvermindering in de energiebelasting. Ook wordt er 50 miljoen euro van deze reeks in de tabel op de aanvullende post gereserveerd om een fonds op te richten. Dit fonds is gericht op het voorkomen van afsluitingen door betalingsachterstanden.

Ook in 2023 kunnen gemeenten een energietoeslag van 1300 euro uitkeren. In totaal wordt 1,4 miljard euro voor gemeenten vrijgemaakt zodat de energietoeslag ook in 2023 kan worden uitgekeerd aan huishoudens tot 120% van het sociaal minimum. Hiermee kunnen deze huishoudens de hogere energieprijzen beter opvangen. De energietoeslag is onderdeel van het grotere pakket om de koopkracht van lagere inkomens te ondersteunen.

De zorgtoeslag wordt in 2023 eenmalig verhoogd met 412 euro. Dit verhoogt het inkomen van huishoudens die al zorgtoeslag ontvangen met 34 euro per maand. Deze groep omvat zowel de meest kwetsbare huishoudens als huishoudens met (lage) middeninkomens die door de gestegen energierekening moeite hebben om rond te komen. Huishoudens waarvan het inkomen net boven de oude maximum inkomensgrens lag, ontvangen een deel van dit bedrag. De kosten van de verhoging zijn 2,1 miljard euro.

Daarnaast stelt het kabinet in totaal 200 miljoen euro beschikbaar voor flankerend beleid. Dit beleid is onder andere gericht op de lagere inkomens. Dit beleid is bedoeld voor huishoudens die naast de maatregelen extra ondersteuning nodig hebben. De maatregelen uit het flankerend beleid worden nog verder uitgewerkt.

Ook wil het kabinet huurders met een laag inkomen ondersteunen. Daarom vervroegt het kabinet, in overleg met de woningcorporaties, de inkomensafhankelijke huurverlaging naar 1 juli 2023. Dit verlaagt de huren voor huurders met een inkomen onder 120% van het sociaal minimum die wonen in een sociale huurwoning van een woningcorporatie. Gemiddeld wordt voor deze huurders de huur verlaagd met 57 euro per maand.

Om uitwonende studenten tegemoet te komen voor hun gestegen lasten trekt het kabinet eenmalig 500 miljoen euro uit. Dit bedrag wordt ingezet om in het collegejaar 2023-2024 de basisbeurs voor uitwonende mbo-, hbo- en wo-studenten met ongeveer 165 euro per maand te verhogen. Omdat de basisbeurs in veel gevallen wordt verstrekt als een prestatiebeurs en pas bij het behalen van een diploma wordt omgezet naar een gift, valt het grootste deel van de (plafondrelevante) uitgaven in latere jaren.

Het kabinet wil (kwetsbare) huishoudens financieel ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen. Daarom stelt het in 2023 en 2024 in totaal 300 miljoen euro extra beschikbaar voor het Nationaal Isolatieprogramma. Dit betekent dat meer (kwetsbare) huishoudens hun woningen kunnen verduurzamen en op deze manier hun energielasten kunnen verlagen. Doel hiervan is huishoudens beter weerbaar te maken tegen toekomstige prijsfluctuaties.

Het kabinet verlengt de verlaging van de accijns op brandstof. In 2023 worden de accijnzen gedurende de periode januari tot en met juni op hetzelfde bedrag gehouden als in 2022. In de tweede helft van 2023 wordt de accijnsverlaging langzaam afgebouwd.

Structureel pakket

Het kabinet versnelt en vergroot de voorgenomen verhoging van het wettelijk minimumloon. Dit maakt werken aantrekkelijker en versterkt de inkomenspositie van zowel werkenden met een laag inkomen als uitkeringsgerechtigden. Al per 2023 wordt het wml met de voorgenomen 7,5% verhoogd en daarbij wordt het aanvullend verhoogd zodat het wml op 1 januari 2023 stijgt met ruim 10% (inclusief de gebruikelijke indexatie). Hiertoe wordt het wml aanvullend beleidsmatig verhoogd met 0,55%. De koppeling met de AOW blijft behouden. Het kabinet is van mening dat met het stijgen van de AOW-uitkering de noodzaak tot een aanvullende Inkomensondersteuning IOAOW vervalt. Daarom wordt deze in 2023 verlaagd naar 5 euro per maand en per 2025 afgeschaft. Net als in het coalitieakkoord wordt de doorwerking op de grenzen van de arbeidskorting teruggedraaid.

Het kabinet verhoogt structureel de huurtoeslag met 16,94 euro per maand. Huishoudens in huurwoningen zijn kwetsbaar voor externe schokken zoals recent de hoge energieprijzen. Om de inkomenspositie van huurders te verbeteren, verhoogt het kabinet de huurtoeslag. Het kabinet trekt hiervoor structureel 325 miljoen euro uit.

Het kabinet verhoogt het kindgebonden budget. Deze verhoging bestaat uit drie onderdelen. Het bedrag voor het derde kind en verder wordt verhoogd, zodat dit gelijk is aan het bedrag voor het tweede kind (een verhoging van 105 euro). De rest van het budget wordt gelijk verdeeld over alle kindbedragen (ook voor eerste kinderen) en de verhoging van het hogere bedrag voor alleenstaande ouders (de ALO-kop). Dit verhoogt deze bedragen met 335 euro. Deze maatregel wordt geïmplementeerd in 2023 en wordt in de daaropvolgende jaren afgebouwd. Per 2028 trekt het kabinet structureel 100 miljoen euro uit voor de verhoging van het kindgebonden budget.

Het vergoedingspercentage van de kinderopvangtoeslag gaat naar 96%. Het vergoedingspercentage van de kinderopvangtoeslag wordt per 2025 verhoogd van 95% naar 96% zodat bij de hervorming naar een nieuw stelsel voor kinderopvang ook de laagste inkomens ten minste hun huidige vergoeding behouden.

Om werken lonender te maken verhoogt het kabinet de arbeidskorting. Het kabinet trekt structureel 500 miljoen euro uit om, aanvullend op de verhoging uit het coalitieakkoord, de arbeidskorting te verhogen. Dit wordt ingezet om middeninkomens te bereiken. Hiertoe worden het tweede en derde knikpunt verhoogd met 89 euro en het afbouwpercentage stijgt naar 6,51%.

Het kabinet zet in op het verlagen van de lasten op arbeid en verlaagt daarom het tarief eerste schijf in 2023 met 0,11%-punt. Hierdoor daalt de gemiddelde belastingdruk voor alle inkomens. De kosten hiervan bedragen 700 miljoen euro. In de tariefsverhoging is ook de verhoging van het tarief eerste schijf meegenomen door de meevaller in de Zorgverzekeringswest (Zvw).

Om de lasten op arbeid te verlagen, verlaagt het kabinet ook de lasten voor ondernemers in het mkb. De opbrengst van de verhoging van het lage vpb-tarief wordt met name teruggegeven aan het mkb. Hiervoor trekt het kabinet in de jaren 2023 tot en met 2027 500 miljoen euro uit. Vanaf 2028 wordt hiervoor structureel 600 miljoen euro gereserveerd. De lastenverlichting ontstaat door de Arbeidsongeschiktheids (Aof)-premie voor kleine werkgevers te verlagen en de werkkostenregeling (WKR) te verruimen met 50 miljoen euro. Ook wordt het budget voor de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu investeringen (VAMIL) verhoogd met 150 miljoen euro om zo verduurzaming te stimuleren en de energieafhankelijkheid van bedrijven te verminderen. Daarnaast wordt het gedifferentieerde tarief in box 2, dat ingaat per 2024 en zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota, aangepast naar een laag tarief van 24,5% en een hoog tarief van 31% (met een grens van 67.000 euro bij het lage tarief). De lastenrelevante opbrengst van de box 2-maatregel begint in 2024, in plaats van in 2023, zoals aangenomen werd bij de Voorjaarsnota. Daardoor is er een derving van 70 miljoen euro in 2023 ten opzichte van de stand in de Voorjaarsnota.

De maatregelen uit het koopkrachtpakket voor Europees Nederland worden doorvertaald naar Caribisch Nederland. Sommige van de maatregelen zijn niet direct door te vertalen; zo kent Caribisch Nederland bijvoorbeeld geen kindgebonden budget. Voor het nemen van vergelijkbare maatregelen in Caribisch Nederland stelt het kabinet 16 miljoen euro incidenteel en 2,4 miljoen euro structureel beschikbaar. Hiervan wordt 6,4 miljoen euro in 2024 en 1,6 miljoen euro vanaf 2025 gereserveerd op de aanvullende post in afwachting van nadere uitwerking.

Dekkingsmaatregelen

Door de onrust op de gasmarkt zijn de gasprijzen en daardoor ook de gasbaten gestegen. Naar verwachting liggen de prijzen ook de komende jaren hoger dan bij Voorjaarsnota 2022 werd geraamd. Hierdoor vallen ook de ontvangsten Mijnbouwwet en dividenden EBN de komende jaren hoger uit. Dit leidt tot een meevaller van cumulatief 8,5 miljard euro.

Door het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales ontstaat er incidentele ruimte in de SDE+(+)-middelen. Het kabinet reserveert hiervan 500 miljoen euro voor het versterken van de kapitaalpositie van Stedin om investeringen in de energietransitie te ondersteunen. Ook wordt 500 miljoen euro ingezet als dekking voor de augustusbesluitvorming.

Door een cijns-tarief van 65% op prijzen boven de 50 eurocent per kubieke meter kan een opbrengst van circa 2,8 miljard euro aan mijnbouwheffing gerealiseerd worden. Op lagere prijzen wordt geen extra cijns geheven ten opzichte van de huidige situatie. Voor deze raming wordt uitgegaan van dezelfde gasprijzen als de gasbatenraming. Het kabinet voert overleg met gas- en olie-exploitanten over een solidariteitsbijdrage van deze partijen. Het kabinet bekijkt of het mogelijk is om voorafgaand aan de stemming over het pakket Belastingplan 2023 tot bindende afspraken te komen met de gas- en olie-exploitanten. Deze afspraken moeten per saldo tenminste gelijk zijn aan de opbrengst van de cijnsverhoging. Als dat lukt, kan deze bijdrage de cijnsverhoging voor 2023 en 2024 vervangen. In het geval dat partijen deze afspraken zijn nagekomen komt er geen cijnsverhoging in 2023 en 2024.

Het kabinet gaat de zelfstandigenaftrek versneld afbouwen en verder verlagen naar 900 euro. In het coalitieakkoord is afgesproken om de zelfstandigenaftrek vanaf 2023 met stappen van 650 euro (inclusief basispad, de laatste twee jaar in stappen van 605 euro) verder terug te brengen tot 1200 euro in 2030. Bij het versneld afbouwen wordt de zelfstandigenaftrek al in 2026 teruggebracht tot 1200 euro en in 2027 verder verlaagd naar 900 euro. Dit brengt meer evenwicht in het belasten van verschillende typen werkenden (werknemers en IB-ondernemers).

De doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon wordt afgeschaft. Voor het bepalen van het arbeidsinkomen van de dga geldt de gebruikelijkloonregeling. In het gebruikelijk loon wordt gezocht naar de meestverdienende werknemer binnen de onderneming of de meest vergelijkbare werknemer in de sector. Bij de laatstgenoemde loonvergelijking kan het loon op minimaal 75% hiervan worden vastgesteld. Het verschil van 25% wordt de doelmatigheidsmarge genoemd.1 Het voornemen tot afschaffen volgt op de voorgenomen verlaging van de doelmatigheidsmarge van 25% naar 15% zoals die was aangekondigd in de Voorjaarsnota. Het afschaffen van de doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon voor dga’s leidt ertoe dat het inkomen van ondernemers gelijker wordt belast in vergelijking met dat van werknemers.

Het lage vpb-tarief wordt verhoogd van 15% naar 19%. De omvang van de fiscale winst van een onderneming zegt weinig over de omvang van het bedrijf of de draagkracht van de dga en andere aandeelhouders. Ook vennootschappen zonder werknemers of met alleen een dga profiteren van dit lage tarief. Bovendien leidt de differentiatie in het vpb-tarief in de praktijk tot fiscaal gedreven gedrag (door bijvoorbeeld het opknippen van bv’s) en belastinguitstel. Om deze ongewenste effecten te beperken wordt het huidige lage tarief in de vennootschapsbelasting verhoogd van 15% naar 19%.

Tarief box 3 wordt verhoogd naar 34% en het heffingsvrijheffingsvrij vermogen naar circa 57.000 euro. Met deze maatregel wordt het huidige tarief in box 3 met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025. Vanaf 2026 gaat het nieuwe stelsel voor box 3 in. In het verleden is op basis van een forfaitair rendement belasting geheven op box 3, zonder rekening te houden met de werkelijke samenstelling van het vermogen. Bij het overgangsrecht de komende jaren en in het nieuwe stelsel van werkelijk rendement krijgen belastingplichtigen met veel spaargeld een lagere belastingdruk. Mensen met een groot vermogen in beleggingen gaan juist meer belasting betalen. Het extra verhogen van het tarief in box 3 wordt dus vooral gevoeld door de groepen die op basis van de werkelijke vermogensmix het grootste rendement hebben. Dit is deels ook de groep die het meest profijt heeft gehad van het oude stelsel. Tot slot is besloten om de niet-bezwaarmakers in box 3 geen compensatie toe te kennen. Het compenseren van niet-bezwaarmakers op dezelfde wijze als bezwaarmakers zou leiden tot een budgettaire derving van 4,1 miljard euro. De Hoge Raad heeft aangegeven dat compensatie juridisch niet verplicht is. Gelet op de grote maatschappelijke opgaven die momenteel spelen heeft het kabinet besloten de beperkt beschikbare budgettaire middelen in te zetten voor andere onderwerpen zoals koopkrachtmaatregelen voor lage en middeninkomens.

Constructies en fiscale regelingen worden aangepakt. Deze maatregelen zullen nader worden uitgewerkt. Als placeholder geldt daarom een taakstelling via het tarief eerste schijf. Deze placeholder wordt vervangen door een concrete invulling van de constructieaanpak. Zo komt verhuurd vastgoed straks niet meer in aanmerking voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR). Met constructies worden fiscale constructies bedoeld die oneigenlijk gebruik van het belastingsysteem in de hand werken. Het aanpakken van deze constructies leidt tot een evenwichtigere belastingheffing. De fiscale regelingen die worden aangepakt zijn de regelingen die negatief geëvalueerd zijn op doelmatigheid en doeltreffendheid. Het afschaffen of versoberen van zulke regelingen draagt bij aan de vereenvoudiging van het belastingstelsel.

De giftenaftrek wordt afgetopt. De giftenaftrek voor particulieren houdt in dat onder bepaalde voorwaarden een gift aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI, meestal aan stichting) aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. De giftenaftrek wordt vanaf 2023 afgetopt op 250.000 euro per huishouden voor periodieke giften aan ANBI’s en verenigingen.

Fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) mogen niet meer direct beleggen in vastgoed. Een fbi mag nog wel indirect in vastgoed beleggen. Zij mag dus nog wel aandelen houden in een regulier belaste dochtervennootschap die belegt in vastgoed.

Algemeen tarief overdrachtsbelasting wordt verhoogd. Met deze maatregel wordt de overdrachtsbelasting niet-woningen na de verhoging in het coalitieakkoord en de Voorjaarsnota verder verhoogd van 10,1% naar 10,4%.

Er ontstaat een overschot in het inkomstenkader. In augustus wordt elk jaar het inkomstenkader gesloten. Door aanpassingen en herijkingen van maatregelen uit de Startnota, waaronder een herijking van het actualiseren van de leegwaarderatio, is er een overschot in het inkomstenkader.

Uitgavenbeeld Augustus

De rente-uitgaven stijgen structureel met 1,1 miljard euro per jaar. In de MEV-raming van het CPB zijn de rentetarieven voor 2022 en 2023 opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot een stijging van de rente-uitgaven van structureel 1,1 miljard euro per jaar. In de CEP-raming van komend voorjaar stelt het CPB ook de rentestanden voor de periode vanaf 2024 bij. Naar verwachting leidt dit tot een aanvullende tegenvaller. Als de huidige raming voor de rente in 2023 doorgetrokken wordt naar latere jaren, leidt dit indicatief tot een structurele tegenvaller van naar verwachting ongeveer 3 miljard euro per jaar. In aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming inventariseert het kabinet opties en maatregelen om deze tegenvaller structureel in te passen.

Om de asielopvangproblematiek op te lossen stelt het kabinet extra middelen beschikbaar. Deze middelen zijn voor crisisopvang van asielzoekers en huisvesting en inburgering van statushouders, welke hieronder uitgebreider worden toegelicht. In de periode tussen 2022 en 2027 gaat het om cumulatief ruim 1 miljard euro.

Om de doorstroom in de asielopvang weer op gang te krijgen heeft het kabinet bestuurlijke afspraken gemaakt met veiligheidsregio’s, provincies en gemeenten. Deze partijen spannen zich in om waar mogelijk opvanglocaties te realiseren en de uitstroom van statushouders te bevorderen. Er worden tijdelijke maatregelen genomen op het gebied van nareizigers en hervestiging in het kader van de EU-Turkije Verklaring om de instroom van vluchtelingen te beperken. Het kabinet investeert in het oplossen van de asielopvangproblematiek met extra middelen voor de aanpak van overlastgevende asielzoekers (45 miljoen euro structureel) ter bevordering van het draagvlak voor opvang en de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) tot 21 jaar (40 miljoen euro structureel). Daarnaast komt er oplopend tot 83 miljoen euro structureel beschikbaar voor de verhoging van de brede doeluitkering rampenbestrijding (BDUR) van het Rijk aan de Veiligheidsregio’s. Het budget voor inburgering in 2022, 2023 en 2024 zal worden opgehoogd met respectievelijk 20, 40 en 30 miljoen euro.

Ook voor de huisvestingsproblematiek van statushouders wordt een pakket aan maatregelen genomen. Zo zal het Rijksvastgoedbedrijf flexwoningen kopen om door te verkopen aan corporaties, gemeenten en andere potentiële afnemers. Ook zal het Rijksvastgoedbedrijf enkele bestaande en te verwerven panden laten transformeren voor huisvesting statushouders. Verder worden er ook locaties ingericht waar flexwoningen tijdelijk kunnen worden geplaatst en geëxploiteerd. Tot slot zal het Rijk ook een garantieregeling verkennen met gemeenten en woningcorporaties. Hiervoor worden ook middelen gereserveerd. Deze garantieregeling wordt de komende tijd uitgewerkt conform het beleidskader risicoregelingen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat eventuele restrisico’s bij uitputting van het budget evenredig worden gedragen door gemeenten, corporaties en het Rijk.

Er komt 90 miljoen euro beschikbaar voor de inburgering en integratie van statushouders. Deze middelen worden via een Algemene Uitkering verstrekt aan het Gemeentefonds.

Het kabinet stelt 1,1 miljard euro beschikbaar in 2026 voor de medeoverheden. In aanloop naar een nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten en provincies vanaf 2026 wordt eenmalig 1,1 miljard euro beschikbaar gesteld voor het Gemeentefonds, Provinciefonds en BTW-compensatiefonds.

Het uitvoeringsbeeld van Sociale Zekerheid laat na verwerking van de MEV per saldo een tegenvaller zien. Deze loopt op van 19 miljoen euro in 2022 naar 135 miljoen euro in 2027. De tegenvaller ontstaat vooral door hogere uitgaven aan de kinderopvangtoeslag (KOT) en de verlofregelingen. Dit wordt onder andere gedekt uit de inzet van loon- en prijsbijstelling (LPO) over coalitieakkoord-intensiveringen en uit de terugontvangsten op uitvoeringskosten UWV en SVB. Daarnaast neemt SZW drie maatregelen (cumulatief 135 miljoen euro) om de urgente problematiek rondom sociaal-medische beoordelingen (SMB) bij het UWV te verminderen. Deze maatregelen worden gedekt binnen de uitvoeringskosten van UWV.

Er zijn meevallers in de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). In de Zvw komt dit voornamelijk door de actualisatie van de uitvoeringscijfers en het verwerken van het Integraal Zorgakkoord. De meevallers in de Wlz volgen uit hogere eigen bijdragen, onder andere door de koppeling van de AOW aan het wml. Op de VWS-begroting zijn diverse tegenvallers, onder meer bij de regeling wanbetalers, regeling onverzekerbare vreemdelingen, regeling voor medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden en op PGB 2.0.

Om extra middelen voor de augustusbesluitvorming mogelijk te maken is een extra onderuitputting geboekt. Deze onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling op de aanvullende post. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota voor het lopende jaar t gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenplafond overschreden en verslechtert het EMU-saldo. Gezien de krappe arbeidsmarkt is de verwachte onderuitputting waarschijnlijk hoger de komende jaren. Ook het CPB voorziet in zijn ramingen dat er middelen overblijven.

Er zijn middelen middels kasschuiven in het juiste kasritme gezet. Het gaat onder andere om kasschuiven op middelen voor toeslagen (1,2 miljard euro van 2022 naar latere jaren), een kasschuif voor TenneT (cumulatief 2,5 miljard euro uit 2026 en 2027 naar eerdere jaren) en een kasschuif voor de vooruitbetaling van het OV (960 miljoen euro van 2023 naar 2022).

Tot slot zijn enkele mee- en tegenvallers verwerkt die over het algemeen kleiner zijn dan 100 miljoen euro. Dit zijn onder andere de bijstelling van EU-afdrachten en dividenden van staatsdeelnemingen. Daarnaast wordt het budget voor Official Development Assistance (ODA) binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) bijgesteld op basis van de groeiverwachting van het bruto nationaal inkomen (bni) in de MEV-raming.

Overig

De meevaller in de Zvw-uitgaven wordt gedekt via een aanpassing in het tarief eerste schijf en Aof-premie en staat daarom niet in de tabel. De uitgaven in de Zvw (onderdeel van de totale zorguitgaven) worden lastendekkend gefinancierd via de zorgpremies. Dit staat in de wet. Dit betekent dat mee- en tegenvallers in de uitgaven dus automatisch leiden tot lagere of hogere premies. Verandering in de premies leidt ook automatisch tot verandering van de zorgtoeslag. De premies en de zorgtoeslag zijn beide relevant voor in het inkomstenkader. Volgens de begrotingsregels is een besluit nodig over de inzet van de meevaller in de Zvw-uitgaven. Dit kabinet heeft gekozen voor de inzet van de meevaller aan de uitgavenzijde. Dit leidt daardoor tot een compenserende lastenverzwaring aan de lastenkant via het verhogen van de tarief eerste schijf (burgers) en het verhogen van de Aof-premie (bedrijven), zie ook bijlage 3 inkomstenkader.

Licence