Er bestaat onzekerheid over de mate van globalisering en mondiale economische verwevenheid. De globale economische verwevenheid die we gewend zijn van de afgelopen decennia is geen vanzelfsprekendheid meer. De WRR spreekt over fragmentatie van de wereldorde in meerdere machtspolen, waardoor Nederland niet meer automatisch kan meedeinen op voor ons land gunstige internationale verhoudingen.101 De groei van de wereldwijde goederenhandel is afgevlakt sinds de financiële crisis.102 Daarnaast zien we recent een toename in mondiale handelsrestricties op goederen en diensten.103 Staatssteun vanuit overheden neemt toe, waardoor er sprake is van oneigenlijke concurrentie. Zo verstrekt China volgens de OESO 4 tot 8 keer zoveel industriële subsidies als de EU en OESO-landen, al zijn deze schattingen onzeker door gebrek aan transparantie.104 Hoewel dit handelsbeleid voor lagere prijzen zorgt en dus goed is voor Europese consumenten, vormt het oneerlijke concurrentie voor buitenlandse producenten.105 Tegelijkertijd nemen sommige landen, zoals de VS, de toevlucht tot hogere importheffingen en marktbescherming. Het handelssysteem, dat was gebaseerd op een uniform model van handelsregels en wederzijdse afhankelijkheid met als doel economische efficiëntie, verandert door importheffingen, industriesubsidies en exportrestricties (zie figuur 22). Daar zijn onzekerheden en kosten aan verbonden.
Nederland profiteert van internationale handel. Doordat landen zich specialiseren in producten waar ze een comparatief voordeel in hebben, kunnen er meer producten tegen lagere prijzen worden geproduceerd dan wanneer er geen handel bestaat. Bovendien ontstaan dankzij handel schaalvoordelen. In 2022 verdiende Nederland 337 miljard euro aan de uitvoer; ruim een derde van het totale bbp.107 Handel stimuleert kennisuitwisseling en daarmee productiviteitsgroei.108 Daarbij worden bedrijven ook productiever naarmate ze meer activiteiten in het buitenland uitvoeren.109 Voorts blijkt uit onderzoek dat Nederlandse leveranciers van internationaal opererende bedrijven bovengemiddeld productief zijn.110 De handelsbaten van de EU voor Nederland bedragen volgens het CPB 3,1% van het bbp; voor het overgrote deel vanwege de interne markt.111 Dit is waarschijnlijk nog een onderschatting, omdat deze studie de positieve effecten op toeleveranciers en de productiviteit niet meeneemt.
Internationale handel draagt bij aan internationale samenwerking, ontwikkeling en veiligheid. Landen die veel handel met elkaar drijven, hebben belang bij stabiele relaties. Een goed voorbeeld hiervan is de Europese Unie, die is ontstaan uit de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en vervolgens de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Economische wederzijdse afhankelijkheden door handel verhogen het belang van samenwerking, lage transactiekosten en diplomatie. De toegenomen veiligheid die hierdoor ontstaat, en wordt versterkt door een op regels gebaseerd handelssysteem, draagt op haar beurt weer bij aan de welvaart. Alhoewel handel dus de economische en maatschappelijke kosten van oorlog verhoogt, biedt handel geen garantie voor vrede.112 In sommige landen wegen andere belangen zwaarder dan het economische belang. We moeten ons dan ook niet blindstaren op de veiligheid die handel met deze landen biedt.
Een afname van handel door handelsschokken zoals plotseling aangekondigde heffingen kan Nederland als open economie schaden. Op korte termijn kunnen handelsschokken de export, investeringen en consumptie raken. De onzekerheid over deze handelsschokken is echter het belangrijkste kanaal voor de economische impact. Op lange termijn past de economie zich aan doordat ondernemers handelsstromen verleggen en nieuwe afzetmarkten vinden. Wel kunnen langdurig nadelige effecten van onzekerheid aanblijven zoals een beperkter aanbod, lagere productiviteitsgroei en permanente gedragsveranderingen. Het blijft onduidelijk welke handelstarieven de VS uiteindelijk zullen hanteren. Vooralsnog geldt voor de Europese Unie de op 27 juli 2025 overeengekomen algemene heffing van 15% op Europese goederen (zie ook hoofdstuk 1.2).
Geopolitieke risico’s kunnen de financiële volatiliteit vergroten, de Nederlandse economie heeft echter een goede uitgangspositie door ruime kapitaalbuffers. Wanneer onzekerheid financiering voor banken duurder en schaarser maakt, kan dit leiden tot liquiditeitsstress, een situatie waarin een bank tijdelijk niet genoeg direct beschikbaar geld heeft. Ook investeerders reageren doorgaans erg sterk op geopolitieke schokken, die zij vaak niet goed kunnen inprijzen. Daarnaast kan er sprake zijn van overwaarderingen van aandelen in goede economische tijden.113 Daardoor kunnen plotselinge schokken grote onrust op financiële markten veroorzaken.114 Hierbij is volgens DNB de impact het grootst bij verzekeraars en banken.115 Geopolitieke schokken kunnen daarnaast een aanleiding vormen voor systeemstress als ze interageren met bestaande kwetsbaarheden.116 Het CPB en DNB geven echter aan dat de Nederlandse economie over een goede uitgangspositie beschikt door ruime kapitaalbuffers bij banken en verzekeraars en gezonde pensioenfondsen. Ook heeft Nederland een lage overheidsschuld, is de schuldhoudbaarheid van bedrijven verbeterd en zijn de schulden van huishoudens gedaald.117 Daarnaast kent het Nederlandse financiële stelsel een beperkte directe blootstelling aan schokken vanuit de VS.
Box 1: Waar komt de kritiek op internationale handel vandaan?
De baten van handel komen niet altijd gelijk terecht.118 In de VS verloren bijvoorbeeld veel werknemers in de textiel- en staalindustrie hun baan als gevolg van toegenomen concurrentie uit China. Recent onderzoek laat echter zien dat het totale welvaartseffect van de goedkope invoer uit China voor de VS licht positief was: alle Amerikaanse consumenten profiteerden van lagere prijzen, ondanks langdurige werkloosheid en sociale problematiek in getroffen regio’s en sectoren.119 Ook voor Nederland is deze zogenoemde China-shock beperkt gebleken.120 Daarnaast kan internationale handel economische veiligheidsrisico’s met zich meebrengen doordat deze handel (risicovolle) afhankelijkheden creëert op het gebied van grondstoffen en (digitale) diensten. Ook is controle op productiestandaarden zoals arbeidsomstandigheden lastig, wat kan leiden tot oneerlijke concurrentie. Transport van goederen zorgt bovendien voor negatieve externe effecten, zoals CO2-uitstoot en files. Ten slotte verstoren sommige landen en bedrijven de markt met oneerlijke handelspraktijken, zoals subsidies, quota’s, dumping of het niet-voldoen aan productstandaarden of consumentenbescherming. In combinatie met exportbeperkingen op bijvoorbeeld grondstoffen maakt dit dat (oneerlijke) handel een geopolitiek wapen kan zijn.
Het economische effect van handel is positief; het is aan overheden om de nadelen van handel te beperken en te voorkomen dat de roep om protectionisme luider wordt.121 Dit vraagt om overheidsbeleid zoals het verdelen van de baten van handel, het verminderen van de risico’s van strategische afhankelijkheden, stevige en afdwingbare mededingingsregels en klimaatafspraken om een gelijk internationaal speelveld te creëren en het versterken van de instituties die hierop toezien.