Base description which applies to whole site

nr. 1BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2000

1 Hoofdlijnen

Deze Voorjaarsnota wordt uitgebracht tegen de achtergrond van gunstige economische inzichten voor 2000. Hierdoor is het mogelijk extra uitgaven te realiseren en tegelijk een solide budgettair beleid te voeren: het uitgavenkader wordt gehandhaafd, het EMU-saldo wordt geraamd op een overschot van 0,6%BBP en de schuld zakt tot onder de bekende grenswaarde van 60%BBP van het Verdrag van Maastricht.

Sinds de laatste Miljoenennota zijn de economische vooruitzichten voor 2000 verbeterd. Het Centraal Planburau (CPB) raamt in het Centraal Economisch Plan (CEP) een economische groei van 4%, ten opzichte van een geraamde economische groei van 2,5% in de MEV 2000. De hogere CEP-raming voor de economische groei hangt nauw samen met een geraamde aanhoudend forse groei van de consumptieve bestedingen en de wereldhandel.

In samenhang met de hogere economische groei is aan de uitgavenkant extra ruimte beschikbaar gekomen. Onder meer de uitgaven in de Sociale Zekerheid en de rente-uitgaven vallen lager uit. Dit stelt de regering in staat om reeds voorgenomen Regeerakkoordbeleid te versnellen en nieuw beleid te ontwikkelen om knelpunten die sinds het opstellen van het Regeerakkoord scherper in beeld zijn gekomen, aan te pakken.

Ter financiering van de extra uitgaven van 5,6 miljard is de extra uitgavenruimte onder de uitgavenkaders benut. Hierdoor resulteert een per saldo sluitend uitgavenkader.

2 De Uitgaven

2.1 De economische ontwikkelingen

Het uitgavenbeeld is gebaseerd op de macro-economische vooruitzichten uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB. In de Miljoenennota 2000 werd voor 2000 uitgegaan van het macro-economisch beeld uit de MEV 2000. Deze ramingen zijn nu geactualiseerd. In tabel 2.1.1 wordt een overzicht gegeven van de raming van de macro-variabelen.

Tabel 2.1.1 Macro-variabelen voor 2000

 CEPMN 2000mutatie
Volume BBP4%2½%+ 1½%
Contractloon3¼%3%+ ¼%
afgeleide CPI laag2%1¼%+ ¾%
Prijs BBP3%2½%+ ½%
Rente5¾%15%+ ¾%
Werkloosheid (dz. pers.)235280– 45

1 Tegen de achtergrond van de huidige renteontwikkeling is in deze nota voor 2000 een rentestand van 5½% aangehouden.

Door de hogere economische groei en de krapte op de arbeidsmarkt, komt de verwachte loonontwikkeling hoger uit dan voor 2000 werd voorzien bij Miljoenennota, terwijl de werkloosheid zich gunstig blijft ontwikkelen. Daarnaast raamt het CPB een hogere inflatie. De hogere lonen en prijzen leiden tot hogere nominale uitgaven binnen het uitgavenkader.

Daartegenover ontstaat extra ruimte binnen het kader als gevolg van lagere uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en een hoger geraamde prijsontwikkeling van het BBP (pBBP). Het kader voor 2000 wordt immers vastgesteld op basis van de pBBP uit het CEP2000. Ondanks de hogere rentevoet vallen de rente-uitgaven mee als gevolg van een lager feitelijk tekort en hiermee samenhangend een lagere financieringsbehoefte.

2.2 De uitgavenimpuls

De regering heeft besloten de extra ruimte te gebruiken voor een omvangrijk intensiveringspakket voor het jaar 2000. In totaal wordt – ten opzichte van de Miljoenennota 2000 – 5,6 miljard aan extra uitgaven voorzien voor diverse doeleinden binnen de uitgavenkaders.

Door de hogere economische groei zijn enkele problemen/trends die in het Regeerakkoord reeds gesignaleerd werden, duidelijker naar voren gekomen. De zich gunstiger ontwikkelende economie leidt tot een grotere druk op het milieu. Er is sprake van spanning en krapte op de arbeidsmarkt in zowel de particuliere als collectieve sector, leidend tot tekorten aan personeel in bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen in het primaire onderwijs. De hogere groei leidt tot meer consumptie, een toename van mobiliteit en daarmee fileproblemen.

Door de extra ruimte onder de uitgavenkaders bleek het mogelijk te zijn om delen van het Regeerakkoord versneld uit te voeren. Hiermee is recht gedaan aan de prioriteiten die twee jaar geleden bij de kabinetsformatie zijn gesteld. Ook is het anderszins mogelijk gebleken om extra gelden uit te trekken bij voorbeeld ter vermindering van de wachtlijsten in de zorg en ten behoeve van een kwaliteitsimpuls in het onderwijs.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitgavenverhogingen waartoe sinds het uitbrengen van de Miljoenennota 2000 is besloten. Deze uitgavenverhogingen zijn additioneel ten opzichte van de intensiveringen die reeds in het Regeerakkoord zijn opgenomen; voor 2000 betrof dat een bedrag van 5,3 miljard, zodat voor 2000 ruimschoots een verdubbeling van de voorgenomen intensiveringen optreedt.

Tabel 2.2.1: Uitgavenverhogingen sinds Miljoenennota 2000 (in miljarden)

 2000
Onderwijs/kennis1,3
Gezondheidszorg0,8
Veiligheid en leefbaarheid0,3
Natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling0,6
Infrastructuur0,1
Internationale samenwerking en defensie0,3
Sociale Zekerheid0,6
Asiel0,3
Tegoeden WO-II0,7
Gemeente- en Provinciefonds0,6
Totaal5,6

Toelichting

Onderwijs/kennis: De uitgaven ten behoeve van onderwijs en kennis zijn opwaarts bijgesteld met 1,3 miljard. Voor 0,1 miljard is dit een gevolg van hogere studenten- en leerlingenaantallen.

Op het terrein van het onderwijs speelt een aantal zaken. Allereerst is het een uitdaging het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Naast het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden voor leraren op scholen die te maken hebben met arbeidsmarktknelpunten worden ook maatregelen genomen gericht op het hoger onderwijs, waaronder AIO's. Om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren wordt extra geld beschikbaar gesteld voor functiedifferentiatie, wordt een gerichte impuls gegeven aan de bestrijding van de landelijk hoge ziekteverzuimcijfers in het onderwijs, is er extra geld voor kinderopvangfaciliteiten voor onderwijsgevenden en worden middelen vrijgemaakt voor de (BTW) kosten die verbonden zijn aan de inschakeling van uitzendleraren.

Voorts worden extra middelen uitgetrokken voor de verbetering van het rendement van beroepsopleidingen, voor flexibilisering van de opleidingsprogramma's van met name ROC's, het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en hogescholen.

De modernisering van het onderwijsstelsel, met name de snelle ontwikkeling van de informatieen communicatietechnologie, stelt hoge eisen aan de leermiddelen en capaciteiten van onderwijsgevenden. Voor ICT in het onderwijs wordt in 2000 0,3 miljard uitgetrokken. Hier is sprake van een versnelling van de reeds in het Regeerakkoord voorziene maatregelen, alsmede van een extra impuls. Daarnaast wordt nog eens 0,2 miljard uitgetrokken voor de versnelde modernisering van leermiddelen en de inventaris van scholen. Ook zijn er extra middelen van 0,1 miljard voor een revolving fund dat zich zal richten op de (co-) financiering van impulsen op het gebied van scholing van docenten en diverse investeringsprojecten in inventaris en leermiddelen alsmede ter ondersteuning van lopende onderwijsvernieuwingstrajecten.

Voor de versterking van de zorgcomponent in het onderwijs, de vroegschoolse opvang, achterstandsscholen en de aanpak van wachtlijsten in het speciaal onderwijs komt 0,2 miljard beschikbaar. Tenslotte is in 2000 een bedrag van 75 miljoen beschikbaar voor de intensivering van de WTS.

Gezondheidszorg: De uitgavenverhogingen op het terrein van de gezondheidszorg bedragen in 2000 0,8 miljard. Deze uitgavenverhoging wordt voor ruim de helft bepaald door tegenvallers bij de medicijnen. Volgens de meest recente inzichten bedraagt de groei bij de uitgaven aan medicijnen 11% per jaar. Los van deze hogere basisgroei is het niet mogelijk gebleken om alle voorgenomen besparingen uit het Regeerakkoord te implementeren.

Voorts worden maatregelen uit het Regeerakkoord gericht op het terugdringen van wachtlijsten vervroegd, wat in totaal een impuls van 0,2 miljard betekent in 2000. Deze is additioneel aan de impuls van 0,1 miljard die in 1999 al is uitgetrokken voor de reductie van de wachtlijsten in de zorg op basis van de bij de Algemene Politieke Beschouwingen door de Tweede Kamer aangenomen motie Melkert. De extra impuls richt zich vooral op de reductie van de wachtlijsten voor de verpleging en verzorging (wachtlijsten voor ouderen- en thuiszorg) en van de wachtlijsten gehandicaptenzorg.

Voor een ICT-impuls in de zorgsector is 0,1 miljard beschikbaar gesteld. Ten eerste gaat het om een extra investering in de voorwaarden voor het gemeenschappelijk gebruik van kennis. Daarvoor is standaardisatie van groot belang, bijvoorbeeld door het verbinden van dossiers tot een elektronisch patiëntendossier. Voorts worden middelen aangewend voor een beter informatieen registratiesysteem bij de zorgkantoren, dit om meer zicht te krijgen op de wachtlijstproblematiek.

Daarnaast wordt ook in de gezondheidszorg een beleid voorgesteld gericht op het terugdringen van de arbeidsmarktknelpunten met name door gerichte actie in het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Ook is extra geld uitgetrokken om de werkdruk bij verloskundigen aan te pakken. Om tegemoet te komen aan de tekorten aan huisartsen zal de opleidingscapaciteit worden vergroot.

Veiligheid en leefbaarheid: De uitgavenverhogingen op het terrein van veiligheid en leefbaarheid bedragen in 2000 0,3 miljard. Ten behoeve van veiligheid en leefbaarheid heeft de regering besloten tot het versterken van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie, onder andere door het versneld uitvoeren van in het Regeerakkoord voorgesteld beleid. Geld wordt bestemd ten behoeve van uitbreiding van het aantal officieren van justitie, een impuls aan kennisontwikkeling binnen het Openbaar Ministerie en voor ICT, waaronder een versnelling van reeds in het Regeerakkoord voorziene maatregelen. Voorts is een uitbreiding en herstructurering van de opleidingscapaciteit van de politie voorzien en zijn – net als bij het onderwijs en de gezondheidszorg – middelen uitgetrokken voor het opvangen van arbeidsmarktknelpunten bij de politie. Tevens zijn extra middelen voorzien voor de rampenbestrijding.

Ook zal meer geld uitgetrokken worden voor toezicht op zedendelinquenten en voor meer mogelijkheden tot DNA-onderzoek. Vervolgens wordt het CRIEM-experiment uitgebreid en worden middelen vrijgemaakt ten behoeve van de inburgering van Antilliaanse jongeren en de wijkveiligheid.

Tot slot is geld gereserveerd om de capaciteit bij de Douane en de Koninklijke Marechaussee uit te breiden. Dit om voldoende inhoud te kunnen blijven geven aan hun taken gericht op veiligheid en grensbewaking.

Natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling: De uitgavenverhogingen voor natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling bedragen in 2000 0,6 miljard. Om te beginnen komt door de hogere economische groei en een toename van de economische activiteit het milieu onder een extra druk te staan. In het Regeerakkoord is afgesproken dat extra milieudruk uit hoofde van extra economische groei zoveel mogelijk wordt gecompenseerd. Ter compensatie van de milieudruk wordt onder andere extra beleid voorgesteld en extra geld gereserveerd ten behoeve van vermindering geluidshinder, voor bodemsanering en geluidsisolatie van Schiphol. Tevens worden extra gelden uitgetrokken om de biologische landbouw te stimuleren en een impuls te geven aan de voedselveiligheid. Voorts zullen fiscale maatregelen worden genomen om het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. Deze maatregelen zullen in het belastingplan in augustus nader worden uitgewerkt. Vervolgens wordt voor het landelijk gebied geld gereserveerd. In de eerste plaats om de mestproblematiek aan te pakken en voorts aanvullend hierop voor landschapsbeheer en de natte natuur. De intensiveringen die in het Regeerakkoord voor deze prioriteiten zijn aangekondigd worden versneld ingevoerd. Bij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de bufferzones, zijn tekorten ontstaan vanwege de stijging van de grondprijzen. Om toch het voorgestelde programma uit te kunnen voeren wordt het budget met bijna 0,1 miljard verhoogd.

Binnen het ministerie van LNV wordt gewerkt aan de Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw. De revitalisering van de natuur vormt een belangrijke doelstelling en reeds in 2000 wordt hiervoor 50 miljoen uitgetrokken.

Infrastructuur: In 2000 wordt 100 miljoen gereserveerd om publiek-private samenwerking te stimuleren. Daarnaast is er een beperkte versnelling van projecten ten behoeve van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad.

Internationale samenwerking en defensie: De uitgaven van de homogene groep Internationale Samenwerking zijn gekoppeld aan het Bruto Nationaal Product (BNP). Vanwege de extra groei van het BNP wordt er dus extra geld beschikbaar gesteld. Op het terrein van Defensie is naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen 50 miljoen gereserveerd ten behoeve van personeelsbeleid rond vredesoperaties. Tevens wordt 45 miljoen structureel ingezet om het aantal operationele F16's op 108 stuks te handhaven en wordt 10 miljoen uitgetrokken in verband met arbeidsmarktknelpunten.

Sociale Zekerheid: Ten behoeve van de ontvlechting van de arbeidsvoorzieningsorganisatie en de uitvoering van de werknemersverzekeringen in Nederland, wordt een reservering gepleegd die in 2000 175 miljoen bedraagt. Het Plan van aanpak voor de WAO, gericht op de beheersing en beperking van de volumegroei van de WAO, leidt in 2000 tot meeruitgaven van 70 miljoen. Zowel voor de ontvlechting van de arbeidsvoorzieningsorganisatie als voor het plan van aanpak WAO gaat het daarbij om incidenteel hogere uitgaven. Op de langere termijn mogen besparingen verwacht worden. Op het terrein van de Sociale Zekerheid is voorts 159 miljoen extra benodigd voor de Reïntegratie van Arbeidsongeschikten (REA) en naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen is 125 miljoen extra ingezet voor de kinderbijslag.

Asiel: op het terrein van asiel zijn nieuwe ramingen verwerkt voor wat betreft de in- en uitstroom. Daarnaast zijn tegenvallers verwerkt bij de alleenstaande minderjarige asielzoekers en bij de Zorgwet voorlopige vergunning tot verblijf. In 2000 leidt dit tot meer uitgaven.

Tegoeden WO-II: Het kabinet heeft besloten om 680 miljoen vrij te maken in verband met de diverse rapporten over WO-II. Om uitdrukkelijk finaal recht te doen aan de kritiek op de bejegening van de vervolgingsslachtoffers in het rechtsherstel en de gevolgen die dit heeft gehad voor hun verdere bestaan, wordt een bedrag beschikbaar gesteld aan de betrokken groepen van vervolgingsslachtoffers, zijnde de Joodse gemeenschap (400 miljoen), de Sinti en Roma (30 miljoen), en de Indische gemeenschap (250 miljoen). Daarnaast is 50 miljoen gereserveerd als stelpost voor uitvoeringskosten.

Doorvertaling Gemeente- en Provinciefonds: De algemene uitkering aan het GF/PF is gekoppeld aan de omvang van de (netto-gecorrigeerde) rijksuitgaven. Als gevolg van het omvangrijke intensiveringspakket uit deze Voorjaarsnota kunnen de lagere overheden dus rekenen op een extra stijging van hun middelen, te weten met 0,6 miljard in 2000. Met de gemeenten en provincies zullen in het kader van het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) nadere afspraken worden gemaakt om de middelen (ook meerjarig) zo veel en zo gericht mogelijk in te zetten voor onder meer sociale infrastructuur, waaronder integratie, wijkveiligheid, voor- en naschoolse opvang en jeugdbeleid, en ruimtelijke infrastuctuur, naast de (extra) middelen die hier al op rijksniveau via de begrotingen voor worden uitgetrokken.

Bijlage 1 (de Verticale Toelichting) bevat een meer gedetailleerde toelichting op de uitgavenverhogingen.

2.3 Financiering van de uitgavenimpuls

De toetsing aan het uitgavenkader

De verwerking van de bijgestelde macro-economische ontwikkelingen en de uitgavenverhogingen leiden, tezamen met het inzetten van de uitgavenreserve tranche 1999 en 2000 per saldo tot een sluitend uitgavenkader. Dit als saldo van een onderschrijding van 3 miljard bij de sector SZA, waartegenover een overschrijding van 2,4 miljard bij de sector RBG-eng en een overschrijding van de sector Zorg met 0,6 miljard kan worden aanvaard. In tabel 2.3.1 wordt de toetsing van de uitgaven aan het uitgavenkader gepresenteerd.

Uit de tabel blijkt dat als gevolg van de macro-economische ontwikkelingen flinke ruimte ontstaat onder het totaal van de kaders. Deze ruimte concentreert zich in de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt, aangezien de uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen fors lager uitvallen (zo'n 2 miljard). Ook de rente-uitgaven vallen met circa 0,7 miljard mee. De prijsontwikkeling van het BBP levert extra ruimte op van bijna 2 miljard. De uitgavenreserve tranche 1999 is ingezet ter financiering van intensiveringen op grond van de aangenomen moties bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Daarnaast is de tranche 2000 ingezet ter completering van de dekking voor de gehele intensiveringsimpuls.

Tabel 2.3.1 Toetsing van de netto relevante uitgaven aan de uitgavenkaders (in miljarden)

 2000
Mutaties in de uitgaven sinds Miljoenennota 2000 
Totale netto uitgaven stand Miljoenennota 2000343,4
Macro-economische ontwikkelingen– 2,4
Uitgavenverhogingen5,51
Statistische correcties0,2
Totale netto uitgaven stand Voorjaarsnota 2000346,7
  
Mutaties in de uitgavenkaders sinds Miljoenennota 2000 
Uitgavenkader stand Miljoenennota 2000344,2
Mutatie prijsontwikkeling BBP1,9
Inzet uitgavenreserve tranche 1999 en 20000,5
Statistische correcties0,2
Uitgavenkader stand Voorjaarsnota 2000346,7
  
Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2000 (– = onderschrijding)0
wv Rijksbegroting in enge zin+ 2,4
wv Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt– 3,0
wv Zorg+ 0,6

1 Voor de sector Zorg betreft dit de collectief gefinancierde zorguitgaven die 86 procent belopen van de totale zorguitgaven. Dit verklaart het verschil met het bedrag van 5,6 miljard aan totale uitgavenverhogingen.

De mutaties als gevolg van de macro-economische ontwikkelingen bestaan uit mutaties als gevolg van loon- en prijsmutaties, meevallers bij de rente-uitgaven, meevallende uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en iets lager geraamde EU-afdrachten. Daarnaast bevat deze post een meevaller van 350 miljoen in 2000 als gevolg van eerdere betalingen aan Arbeidsvoorziening in 1999.

De uitgavenverhogingen zijn reeds in paragraaf 2.2 toegelicht.

3 De Belasting- en premieopbrengsten

3.1. De belastingontvangsten

Voor 2000 wordt het totaal van de belastingontvangsten geraamd op 204,6 miljard. Dit is een opwaartse bijstelling van 7,8 miljard ten opzichte van de Miljoenennota 2000 (exclusief de verwerking van de Nota van Wijziging). Deze bijstelling is het gevolg van de doorwerking van de meevaller over 19991, het gewijzigd economisch beeld voor 2000, en de additionele lastenverlichting waartoe is besloten naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen. In tabel 1 worden voor de verschillende belastingsoorten de mutaties ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2000 weergegeven.

Tabel 3.1.1: Mutaties van raming van de belastingontvangsten 2000 t.o.v. Miljoenennota 2000 (in miljarden)

 TotaalBeleidDoorwerking realisatie 1999Gewijzigd economisch beeld 2000
Kostprijsverhogende belastingen3,40,01,32,1
Omzetbelasting1,70,00,41,3
Accijnzen0,30,00,10,2
Belasting van rechtsverkeer0,40,00,30,1
Motorrijtuigenbelasting0,00,0– 0,10,1
Belasting op personenauto's en motorrijtuigen0,60,00,40,2
Overig0,20,00,00,2
     
Belasting op inkomen, winst en vermogen4,5– 0,42,02,9
Inkomstenbelasting– 0,1– 0,10,1– 0,1
Loonbelasting1,4– 0,30,80,9
Dividendbelasting0,70,00,70,0
Vennootschapsbelasting1,60,00,31,3
Overig0,90,00,10,8
Totaal belastingen7,8– 0,43,34,9

3.2 De premie-ontvangsten

De premie-inkomsten komen volgens de huidige inzichten 3,9 miljard hoger uit dan verwacht in de Miljoenennota 2000. De meevallende premie-inkomsten zijn het resultaat van de bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer genomen aanvullende beleidsmaatregelen, de doorwerking van premiemeevallers uit 1999 en het gewijzigde economische beeld voor 2000. Met name de stijging van het aantal werkenden en de geraamde hogere contractloonstijging zorgen in 2000 voor een hogere premieopbrengst (tabel 3.2.1).

Tabel 3.2.1: Mutatie van de raming van de premieontvangsten 2000 t.o.v. Miljoenennota 2000 (in miljarden)

 TotaalBeleidDoorwerking 1999Gewijzigd economisch beeld 2000
Volksverzekeringen3,10,01,21,8
AOW1,20,00,80,3
ANW0,20,00,00,1
AWBZ1,70,00,41,4
     
Werknemersverzekeringen0,7– 0,50,21,0
WAO/WAZ0,50,10,10,3
AWF-0,3– 0,60,10,2
WGF0,10,00,00,1
Zfw-centraal0,40,00,00,4
Zfw-individueel0,00,00,00,0
Totaal3,9– 0,51,42,9

3.3 Aardgasbaten

Door de hogere olieprijzen – en ondanks de zachte winter – vallen de voor de ijklat relevante aardgasbaten (niet-belastingontvangsten exclusief FES) in 2000 naar verwachting 0,7 miljard hoger uit dan geraamd in de Miljoenennota 2000.

3.4 Toetsing van de overheidsinkomsten aan de inkomstenijklatten

Om te bepalen hoe groot de totale inkomstenmeevaller (belastingen, premies en aardgasbaten) ten opzichte van het Regeerakkoord is, worden de geraamde overheidsinkomsten over 2000 getoetst aan de inkomstenijklatten (tabel 3.4.1). Analoog aan de uitgaventoetsing worden de reële inkomstenijklatten uit de Miljoenennota 1999 nominaal gemaakt met de meest recente raming van de prijsontwikkeling van het BBP. Omdat het bij de toetsing aan de ijklatten gaat om structurele inkomstenmee- of tegenvallers die voortvloeien uit een andere economische beeld dan verondersteld in het Regeerakkoord is zowel gecorrigeerd voor incidentele inkomstenmee- en tegenvallers als voor beleidsmaatregelen. Deze correcties zijn opgenomen in de correctiepost.

De inkomstenmeevaller in 2000 ten opzichte van het regeerakkoord bedraagt volgens de huidige ramingen 11,1 miljard, waarvan 7,5 miljard bij de belastingen c.s., 2,6 miljard bij de sociale premies en 1,1 miljard bij de aardgasbaten. In de Miljoenennota 2000 bedroeg de geraamde inkomstenmeevaller over 2000 nog 1,3 miljard.

Tabel 3.4.1: Toetsing van de overheidsinkomsten aan de inkomsten-ijklatten 2000 (in miljarden; – is onderschrijding)

 belastingen c.s. premiesaardgastotaal
Mutaties in de inkomsten sinds Miljoenennota 2000     
Totale inkomsten stand Miljoenennota 2000197,7135,32,6335,5
Totale inkomsten stand Voorjaarsnota 2000205,5137,63,3345,4
     
Mutaties in de inkomstenijklatten sinds Miljoenennota 2000    
Inkomstenijklat stand Miljoenennota 2000196,4135,72,2334,2
Mutatie prijsontwikkeling BBP1,10,70,01,8
Correctiepost0,6– 1,40,0– 0,8
Inkomstenijklat stand Voorjaarsnota 2000198,0135,02,2335,2
Overschrijding inkomstenijklat Voorjaarsnota 20007,52,61,111,1

4 Het EMU-saldo en de EMU-schuld

4.1 De ontwikkeling van het EMU-saldo 2000

Het EMU-saldo 2000 wordt nu geraamd op een overschot van 0,6% BBP. Exclusief de ontvangsten van het AOW-spaarfonds resulteert evenwicht. Bij de toepassing van de Europese regels worden de ontvangsten van het AOW-spaarfonds tot de ontvangsten van de overheid gerekend, met als gevolg dat stortingen in het AOW-spaarfonds per saldo niet leiden tot een belasting van het EMU-saldo (zie tabel 4.1).

Het AOW-spaarfonds

Nederland vergrijst en ontgroent. In de komende jaren zal het aantal 65-plussers ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking alsmaar toenemen en permanent op een hoger niveau uitkomen. Dit brengt consequenties voor de oudedagsvoorziening met zich mee. Teneinde te voorkomen dat deze oudedagsvoorziening onbetaalbaar wordt, is in Nederland in 1997 het AOW-spaarfonds ingesteld. De bedoeling van dit fonds is om geld opzij te leggen waar te zijner tijd de AOW-uitkeringen voor een aanzienlijk deel uit betaald kunnen worden. Jaarlijks stort de overheid een bedrag in dit fonds. Aangezien het AOW-spaarfonds een begrotingsfonds is, maakt het onderdeel uit van de Rijksbegroting en daarmee ook van de sector overheid. Omdat het EMU-saldo en de EMU-schuld worden berekend voor de gehele sector overheid, verlagen de stortingen in het fonds het EMU-saldo en de EMU-schuld niet. Er vinden immers stortingen en ontvangsten plaats binnen één en dezelfde sector overheid. Wanneer te zijner tijd AOW-betalingen worden gedaan uit het fonds, wordt het EMU-saldo en de EMU-schuld belast. Het betreft hier dan immers geldstromen van de sector overheid naar de particuliere sector.

In de Miljoenennota 2000 (inclusief het AOW-spaarfonds) werd nog een negatief saldo van 0,5% BBP voorzien. De verbetering met met 1,1%-punt BBP is gelegen in ontwikkelingen bij het Rijk en de Sociale Fondsen. Het saldo van het Rijk muteert met 0,7% BBP. Hieraan ten grondslag liggen mutaties bij de uitgaven (verslechtering van 0,2%-punt BBP) en bij de belastingopbrengsten (verbetering van 0,9%-punt BBP). Het saldo van de sociale fondsen verbetert met 0,4%-punt BBP ten gevolge van de gunstiger economische ontwikkeling.

Tabel 4.1 Ontwikkeling EMU-saldo 2000 in % BBP

Stand Miljoenennota 2000– 0,5%
Mutatie uitgaven/NBO's Rijk en overig– 0,2%
Mutatie belastingontvangsten Rijk+ 0,9%
Mutatie sociale fondsen+ 0,4%
Stand Voorjaarsnota 2000+ 0,6%
(wv Rijk en sociale fondsen)(+ 0,3%)
(wv lokale overheid)(+ 0,3%)
Tekortbeperkend effect ontvangsten AOW-spaarfonds+ 0,6%
EMU-saldo exclusief ontvangsten AOW-spaarfonds0%

als gevolg van afrondingen kan de som der delen 0,1 afwijken van het totaal

4.2 De ontwikkeling van de EMU-schuld 2000

In 2000 zet de daling van de EMU-schuld zich verder voort. Voor 2000 duiden de huidige inzichten op een EMU-schuld van 59,6% BBP. Hiermee wordt – het is goed om dat te markeren – een EMU-schuld voorzien die lager ligt dan de grenswaarde van 60% uit het Verdrag van Maastricht. Ten opzichte van de EMU-schuld 1999 van 63,8% BBP daalt de schuld met 4%-punt BBP.

5 Meerjarig doorkijkje

Zoals in deze Voorjaarsnota is aangegeven vindt er in 2000 ten opzichte van de Miljoenennota een uitgavenverhoging plaats van 5,6 miljard. Ook voor de jaren 2001 en 2002 is er volgens de huidige inzichten een aanzienlijke ruimte voor uitgavenverhogingen.

Die inzichten, die voor 2001 goeddeels gebaseerd zijn op het Centraal Economisch Plan 2000 van het CPB en voor 2002 op de macro-economische veronderstellingen die ook in de laatste Miljoenennota werden gehanteerd, wijzen op een ruimte onder de uitgavenkaders van 7½ miljard voor 2001 en ca. 8 miljard voor 2002. Als voor 2001 rekening wordt gehouden met de door het CPB geraamde stijging van de reële loonontwikkeling voor dat jaar en als voor 2002 de eerder geraamde reële contractloondaling wordt vervangen door een contractloonontwikkeling die gelijk is aan de prijsontwikkeling, dan resteert (inclusief uitgavenreservetranche 2000) ten opzichte van Miljoenennota 2000 een ruimte van ca. 5¼ miljard in 2001 en ca. 4 miljard in 2002.

Voorts zal er op basis van de huidige verwachting binnen het FES ruimte ontstaan, in de orde van grootte van 1½ miljard per jaar, als gevolg van extra gasbaten in verband met de ontwikkeling van de olieprijs en dollarkoers, hogere opbrengsten van veilingen en meer verkoopopbrengsten van staatsdeelnemingen.

Ook bij de inkomstenraming loopt de meevaller ten opzichte van de ijklat verder op, en wel van ruim 11 miljard in 2000 tot ruim 17 miljard in 2001.

De genoemde uitgavenruimte is maatgevend voor de besluitvorming binnen de regering over de begroting voor 2001. Deze besluitvorming krijgt, net als de besluitvorming over de inkomstenkant van de begroting, haar beslag in de Miljoenennota 2001 en de daarbij behorende begrotingen voor 2001 die op Prinsjesdag aan de Staten-Generaal worden aangeboden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Licence