Base description which applies to whole site

4. EMU-saldo en EMU-schuld

Tabel 7 geeft de ontwikkeling van het EMU-saldo weer ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2010.

Tabel 7: EMU-saldo sinds Miljoenennota 2010 (in % bbp)
 

2010

EMU-saldo Miljoenennota 2010

– 6,3%

Uitgavenkader

0,0%

wv RBG-eng

0,2%

wv SZA

0,0%

wv BKZ

– 0,2%

Ruilvoet

0,1%

Rente

0,1%

Inkomsten

– 0,3%

Gasbaten

– 0,1%

Kapitaalverstrekking Fortis Bank Nederland/ ABN AMRO

– 0,2%

Noemereffect

0,1%

EMU-saldo Voorjaarsnota 2010

– 6,6%

De verslechtering van het EMU-saldo met 0,3% bbp wordt veroorzaakt door de volgende mutaties. Zoals reeds uit paragraaf 2 is gebleken sluit het totaalkader; de overschrijdingen onder het budgettair kader zorg wordt gecompenseerd door de kaderonderschrijding bij RBG-eng. De correctie voor de ontwikkeling van de ruilvoet laat een meevaller zien ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2010. De reden hiervoor is een lagere loon- en prijsontwikkeling daar waar tijdens Miljoenennota 2010 rekening mee werd gehouden. De rentelasten laten eveneens een meevaller zien; deze wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een lagere rekenrente.

Aan de inkomstenzijde van de rijksbegroting zorgen de lagere belasting- en premieontvangsten, ter grootte van 1,4 mld, voor een saldoverslechtering van 0,3% bbp – zie hiertoe de toelichting in voorgaande paragraaf. Ook de gasbaten verslechteren het saldo. De daling van de geraamde gasbaten is onder andere het gevolg van hogere kosten van gaswinning. Anderzijds leidt een steeds lossere koppeling tussen gasprijs en de olieprijs ertoe dat een steeds groter deel van het gas wordt verkocht tegen lager dan geraamde spotprijzen in plaats van tegen oliegekoppelde gasprijzen.

Het CBS heeft eerder dit jaar de integratiekosten die verband houden met de herkapitalisatie van Fortis Bank Nederland/ ABN AMRO aangemerkt als saldorelevant. Deze incidentele correctie van komt overeen met een saldoverslechtering ter grootte van 0,2% bbp. Tot slot doet zich een noemereffect voor. Sinds Miljoenennota 2010 is de raming voor het bbp toegenomen, hetgeen leidt tot een positief effect op het EMU-saldo.

De EMU-schuld werd tijdens Miljoenennota 2010 geraamd op 66% bbp; ook de huidige raming voor de EMU-schuld bedraagt 66% bbp. Figuur 1 geeft een weergave van het EMU-saldo en de EMU-schuld voor de lidstaten behorende tot de eurozone. Het leeuwendeel van de lidstaten bevindt zich in 2010 in het kwadrant linksboven – in dit kwadrant is de EMU-schuld en het EMU-saldo van een lidstaat hoger respectievelijk lager dan de normen uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). In 2009 bevonden Finland en Luxemburg als enige twee lidstaten zich nog in een saldopositie binnen de –3% bbp-norm uit het SGP. Dit jaar hebben alle lidstaten deze norm overschreden (links van de verticale as in figuur 1). De positie van Griekenland lijkt zich te verbeteren ten opzichte van de realisatie over 2009 (saldo 2009: –13,6% bbp). Toch blijft de budgettaire positie van Griekenland zorgwekkend.

Figuur 1: EMU-saldo en EMU-schuld 2010 (eurozone, in % bbp)

Bron: European Commission, European Economic Forecast, Spring 2010

Bron: European Commission, European Economic Forecast, Spring 2010

Het Nederlands EMU-saldo komt overeen met het gemiddelde van de eurozone; de schuldpositie van Nederland is beter dan het gemiddelde van de eurozone. Nota bene: voor Nederland zijn de Voorjaarsnotacijfers opgenomen; voor alle andere lidstaten de cijfers uit de European Economic Forecast.

Licence