Base description which applies to whole site

4.1 Samenvatting besluitvorming en ontwikkeling uitgavenplafonds

De besluitvorming van dit voorjaar behelst gezien de demissionaire status van het kabinet de missionaire dossiers, zoals Groningen, Toeslagen Herstel en Oekraïne. Verder heeft het kabinet middelen ter beschikking gesteld om knelpunten aan te pakken in de Nederlandse halfgeleidersector (microchipsector). In lijn met het advies van de Raad van State heeft het kabinet besloten om de bbp-systematiek vanaf 2024 in te voeren in combinatie met het schrappen van de oploop van de opschalingskorting. Gemeenten en provincies worden incidenteel grotendeels gecompenseerd voor de overgang naar de nieuwe bbp-systematiek. Ook investeert het kabinet in verdere versterking van de luchtverdediging en munitie voor de eigen krijgsmacht.

Naast deze besluitvorming zijn de begrotingen aangepast op basis van de laatste uitvoeringsinformatie en ramingen. Tot slot zijn als onderdeel van deze voorjaarsbesluitvorming begrote middelen doorgeschoven naar latere jaren als de verwachting is dat ze dit jaar niet tot besteding komen.

Aanvullende onderuitputting

De afgelopen jaren zien we een stijgende trend in de hoogte van de onderuitputting. Om hierop in te spelen, heeft het kabinet op eerdere momenten besloten om aanvullende onderuitputting in te boeken in de begroting van 2024 en 2025. De huidige begroting houdt voor 2024 rekening met ‒ 3,6 miljard euro aanvullende onderuitputting en voor 2025 met ‒ 2,3 miljard euro (zie tabel A, rij 5). Daarnaast is voor 2024 ‒ 4,9 miljard euro aan in=uittaakstelling3 ingeboekt. In tabel A is ditzelfde bedrag verondersteld aan in=uittaakstelling in 2025. Dit betekent dat in de huidige begroting voor 2024 in totaal ‒ 8,5 miljard en voor 2025 ‒ 7,3 miljard euro aan onderuitputting gerealiseerd moet worden om de aanvullende onderuitputting en in=uittaakstelling geheel in te kunnen vullen. Het deel wat aan het eind van het jaar niet ingevuld wordt, leidt tot saldoverslechtering.

Het inboeken van aanvullende onderuitputting heeft niet de voorkeur. Het is beter om budgetten op de departementale begrotingen in een realistisch bestedingsritme te plaatsen of onderuitputting met concrete maatregelen in de begroting te zetten. Ook de Kamer verzoekt via de motie Flach en Grinwis om stappen te nemen om de mate van onderuitputting te verminderen.

In deze Voorjaarsnota is daarom door middel van kasschuiven de begroting realistischer gemaakt. Dit heeft geresulteerd in ‒ 5,2 miljard euro aan kasschuiven vanuit 2024 en ‒ 4,1 miljard euro aan kasschuiven vanuit 2025. Samen met het totaal aan ingeboekte onderuitputting gaat de begroting in 2024 daarmee uit van ‒ 13,7 miljard euro verwachte onderuitputting en in 2025 met ‒ 11,3 miljard euro.

Het kabinet acht het verder ophogen van aanvullende onderuitputting op dit moment niet verstandig. In de loop van het begrotingsjaar kunnen nog middelen worden geschoven naar latere jaren omdat ze in het lopend jaar niet tot besteding zullen gaan komen, bijvoorbeeld voor de investeringsbudgetten. Deze middelen kunnen daarmee aan het eind van het jaar niet meer worden ingezet om de aanvullende onderuitputting in te vullen. Het kabinet wil, in het licht van de motie Flach en Grinwis, oog blijven houden voor het realisme van de begroting. Bij de Miljoenennota zal het kabinet daarom opnieuw kijken naar het bestedingsritme van de budgetten op de rijksbegroting en wegen of er meer aanvullende onderuitputting ingeboekt moet worden.

Tabel A: Ingeboekte onderuitputting, 2024-2025

In miljoenen euro, + is saldo belastend

2024

2025

1. Ingeboekte in=uittaakstelling

‒ 0,1

‒ 0,1

2. Aanvullende onderuitputting Miljoenennota 2023

‒ 0,5

 

3. Aanvullende onderuitputting Voorjaarsnota 2023

‒ 1,5

‒ 1,3

4. Aanvullende onderuitputting Miljoenennota 2024

‒ 1,5

‒ 1,0

5. Totaal ingeboekte onderuitputting (t/m MJN24)

‒ 3,6

‒ 2,3

   

6. In=uittaakstelling Voorjaarsnota 2024*

‒ 4,9

‒ 4,9

7. Totaal ingeboekte onderuitputting (t/m VJN24)

‒ 8,5

‒ 7,3

   

8. Kasschuiven voorjaarsbesluitvorming

‒ 5,2

‒ 4,1

9. Totaal (rij 7 + 8)

‒ 13,7

‒ 11,3

* Voor 2025 wordt verondersteld dat de in=uittaakstelling even hoog is als in 2024. De exacte hoogte is bekend na de Voorjaarsbesluitvorming 2025.

In de plafondtoetsen staat de besluitvorming inclusief de generale dossiers, de uitvoeringsinformatie en de kasschuiven nader uitgesplitst inclusief een toelichting. Daarnaast bevat de investeringsmonitor een overzicht van het verloop van de investeringsmiddelen. In paragraaf 4.2 is naast de besluitvorming over Oekraïne ook een overzicht opgenomen met wat in de afgelopen jaren is geraamd ten behoeve van de steun aan Oekraïne. In bijlage 2 Verticale toelichtingen worden per begrotingshoofdstuk de mutaties ten opzichte van Miljoenennota 2024 weergegeven inclusief een toelichting.

Plafondtoetsen uitgaven

In het coalitieakkoord heeft het kabinet afgesproken hoeveel er elk jaar maximaal mag worden uitgegeven. Met plafondtoetsen controleert het kabinet of het verwachte uitgavenniveau binnen het vastgestelde uitgavenplafond blijft. De plafondtoetsen in deze nota worden opgemaakt ten opzichte van de Miljoenennota 2024. Tabel 9 geeft de plafondtoets weer van de vier verschillende deelplafonds en het totale uitgavenplafond. De ontwikkeling van de uitgaven onder de vier deelplafonds wordt in deze paragraaf nader toegelicht.

Tabel 9 Plafondtoets reguliere uitgaven

(in miljarden euro, min = onderschrijding)

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal uitgavenplafond reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

411,1

436,0

    

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

408,1

434,8

462,8

479,7

501,5

522,7

Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2024

‒ 3,0

‒ 1,3

    

Over- / onderschrijding Miljoenennota 2024

‒ 0,7

1,5

    
       

Rijksbegroting reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

181,1

187,1

    

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

177,1

187,8

196,1

202,1

211,8

219,4

Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2024

‒ 3,9

0,7

    

Over- / onderschrijding Miljoenennota 2024

‒ 3,5

2,5

    
       

Sociale zekerheid reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

107,6

116,2

    

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

108,5

114,6

121,7

128,5

134,4

141,0

Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2024

1,0

‒ 1,6

    

Over- / onderschrijding Miljoenennota 2024

1,9

‒ 0,8

    
       

Zorg reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

97,8

102,2

    

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

97,0

101,8

107,5

113,2

119,3

125,1

Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2024

‒ 0,8

‒ 0,4

    

Over- / onderschrijding Miljoenennota 2024

0,1

‒ 0,2

    
       

Investeringen reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

24,7

30,5

    

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

25,5

30,6

37,5

35,8

36,0

37,2

Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2024

0,8

0,1

    

Over- / onderschrijding Miljoenennota 2024

0,8

0,0

    

De verwachting is dat het totale uitgavenplafond in 2024 met 3,0 miljard euro wordt onderschreden, waar dat bij Miljoenennota 2024 nog 0,7 miljard euro was. Alleen op het deelplafond Investeringen is de overschrijding ongeveer gelijk gebleven. Op het deelplafond Rijksbegroting is de onderschrijding toegenomen en op het deelplafond Sociale zekerheid is de overschrijding afgenomen. Bij Miljoenennota 2024 werd er nog een overschrijding verwacht op het deelplafond Zorg van 0,1 miljard euro, in deze Voorjaarsnota wordt een onderschrijding verwacht van 0,8 miljard euro.

Voor 2025 wordt het totale uitgavenplafond onderschreden met 1,3 miljard euro. Bij Miljoenennota 2024 was hier nog sprake van een overschrijding van 1,5 miljard euro. Dit komt met name door een stijging van de onderschrijding op deelplafond Sociale zekerheid en een daling van de overschrijding op deelplafond Rijksbegroting.

Figuur 4 Ontwikkeling per plafond (in miljarden euro)

3

De in=uittaakstelling is de jaarlijkse tegenhanger van de eindejaarsmarge. Om te voorkomen dat het uitgavenplafond wordt overschreden door de jaarlijkse uitkering van de eindejaarsmarge, wordt tegelijkertijd een even grote taakstelling ingeboekt, de zogenoemde in=uittaakstelling. Hierdoor levert het doorschuiven via de eindejaarsmarge dus geen extra middelen op in het jaar waarnaar wordt doorgeschoven. De in=uittaakstelling kent geen concrete invulling, maar moet gaandeweg het jaar ingevuld worden met onderuitputting.

Licence