Gezien de spoedbehandeling van het Belastingplan is het wetsvoorstel in zijn geheel niet ter internetconsultatie aangeboden. Er zijn wetswijzigingen in het wetsvoorstel welke individueel wel voor internetconsultatie zijn uitgezet. Wanneer dit is gebeurd, wordt dat hieronder toegelicht.
Over het volledige pakket Belastingplan 2026 is advies gevraagd aan de Raad voor de Rechtspraak. In haar advies wijst de Raad voor de Rechtspraak – op basis van de ter beschikking gestelde stukken – op mogelijke werklastgevolgen die enkele voorgestelde wijzigingen met zich kunnen meebrengen. Met name de aanpassingen van de lucratiefbelangregeling en de verhoging van het forfait voor overige bezittingen in box 3 zijn door de Raad benoemd als regelingen die potentieel kunnen leiden tot een complexere behandeling van zaken of tot een toename van het aantal gerechtelijke procedures. De Raad heeft hierbij opgemerkt mogelijk nog een aanvullende inschatting van de werklast te geven.
Verduidelijking fietsregeling loonbelasting
Verschillende stakeholders, waaronder NS en ANWB, hebben aangegeven in de praktijk problemen te zien met de huidige bijtellingsregels voor de fiets. Zij kunnen zich vinden in de voorgestelde aanpassing.
Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personenvervoer
Het kabinet heeft er in het voorjaar voor gekozen om deze maatregel per 2027 in werking te willen laten treden. Inwerkingtreding per die datum is nodig om de wettelijke klimaatdoelen te kunnen halen. Hoewel de maatregel wel al is aangekondigd in april van dit jaar, is ook de verwachting dat werkgevers hun gedrag pas gaan veranderen als dit wetsvoorstel is aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Het (nadelige) gevolg hiervan is dat het gelet op de beperkte tijd niet meer mogelijk was om het voorstel ter internetconsultatie voor te leggen. Er zijn wel meerdere gesprekken geweest met relevante vertegenwoordigende partijen/stakeholders. Deze gesprekken hebben geleid tot aanpassingen, aanvullende toelichtingen en verduidelijkingen.
Wat betreft de juridische houdbaarheid van de afbakening van de reikwijdte van de pseudo-eindheffing is advies ingewonnen bij de Landsadvocaat. Het kabinet heeft de Landsadvocaat ingeschakeld om te beoordelen of de pseudo-eindheffing over fossiele auto’s houdbaar is in het licht van het gelijkheidsbeginsel als wordt gekozen voor een pseudo-eindheffing die geldt als een werkgever mede voor privédoeleinden een fossiele personenauto ter beschikking stelt aan een werknemer. In het bijzonder was het daarbij de vraag of – in het licht van het gelijkheidsbeginsel – deze heffing niet ook moet gelden voor personenauto’s die alleen zakelijk (niet zijnde woon-werkverkeer) worden gebruikt. De Landsadvocaat concludeert dat goed verdedigbaar is dat een pseudo-eindheffing die zou worden opgelegd aan werkgevers die een fossiele brandstofauto (mede) voor privégebruik of woon-werkverkeer ter beschikking stellen aan hun werknemers niet in strijd komt met het gelijkheidsbeginsel ingeval die heffing niet geldt voor werkgevers die hun werknemers een fossiele brandstofauto ter beschikking stellen voor uitsluitend zakelijk gebruik.
Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap in de erf- en schenkbelasting
Er heeft een internetconsultatie plaatsgevonden van het conceptvoorstel met concepttoelichting. De internetconsultatie «Aanpak constructie ongelijke breukdelengemeenschap» liep van 23 april tot en met 14 mei 2025. Op de internetconsultatie zijn reacties ontvangen van de organisaties Netwerk Notarissen, KNB, NOB, RB, EPN, enkele notaris- en advieskantoren en enkele (anonieme) particuliere reacties. Hoewel er begrip is voor het doel van het wetsvoorstel (het tegengaan van belastingontwijking bij een ongelijke breukdelengemeenschap), wordt er ook kritiek geuit. Hieronder wordt ingegaan op de gemeenschappelijke punten van de kritiek.
Reikwijdte en Proportionaliteit
Meerdere organisaties hebben erop gewezen dat de voorgestelde regeling in hun ogen te ruim is. Er wordt aangegeven dat de ongelijke breukdelengemeenschap190 gebruikt wordt om reële niet-fiscale redenen. Het wetsvoorstel belast ongelijke breukdelen in alle gevallen, ook wanneer er geen sprake is van fiscale constructies, zoals bij compensatie van ongelijk ingebracht vermogen, bescherming van familievermogen of het ontgaan van de legitieme portie. Er wordt daarom door verschillende organisaties gepleit voor een tegenbewijsregeling of een termijn van 180 dagen tussen het aanpassen van de breukdelen in de huwelijksgoederengemeenschap en de ontbinding van deze gemeenschap. Ook wordt aangegeven dat de voorgestelde fictie leidt tot heffing over het eigen ingebrachte vermogen als de huwelijksgoederengemeenschap wordt verdeeld naar rato van de inbreng. Naar aanleiding van deze kritiek en het advies van de Raad van State is de toelichting aangepast. Er wordt nu duidelijker aangegeven dat heffing bij de ontbinding van een ongelijke breukdelengemeenschap en een verrekenbeding met ongelijke breukdelen een principiële keuze is en niet alleen bedoeld is om fiscale constructies aan te pakken. Het blijft mogelijk om de ongelijke breukdelengemeenschap te gebruiken om andere dan fiscale redenen, maar dat leidt dan wel tot heffing van erf- of schenkbelasting bij ontbinding van deze gemeenschap. Bij deze principiële keuze past een tegenbewijsregeling of een termijn niet. Verder is de toelichting aangevuld met een voorbeeld, waarmee inzichtelijk wordt gemaakt dat er bij ongelijk ingebracht vermogen logischere alternatieven zijn dan een ongelijke breukdelengemeenschap om het verschil in inbreng te handhaven.
Overgangsrecht
Verschillende organisaties en de Raad van State hebben aangegeven dat het overgangsrecht te beperkt is. Een kleine wijziging in de huwelijkse voorwaarden leidt al tot het vervallen van het overgangsrecht. Er wordt daarom geadviseerd om het overgangsrecht alleen te laten vervallen als de verhouding in de huwelijksgoederengemeenschap of het verrekenbeding wordt gewijzigd. Daarnaast wordt ook gepleit de datum van de eerbiedigende werking van het overgangsrecht te verleggen naar een latere datum dan 18 april 2025. Naar aanleiding van dit commentaar is er aanleiding gezien het overgangsrecht te verruimen. Zie hiervoor ook de toelichting van de maatregel.
Overige aspecten
In reactie op de consultatie wordt ook opgemerkt dat onvoldoende rekening is gehouden met de internationale aspecten of dat een uitzondering gemaakt zou moeten worden op het overgangsrecht als een buitenlandse notaris de huwelijkse voorwaarden wijzigt. Dit heeft geen aanleiding gegeven om de toelichting aan te passen. Het huwelijksvermogensrecht in internationale situaties is zeer complex en per casus en land verschillend. Het is daarom niet mogelijk om in de toelichting algemene handvaten te bieden. Naar aanleiding van de consultatie is daarnaast de toelichting aangevuld dat een periodiek verrekenbeding ook onder de voorgestelde maatregel valt. Ten slotte is het voorgestelde artikel 11, vijfde lid, SW 1956 aangepast, zodat ook voormalige partners onder dit artikel vallen. Het was anders mogelijk om onder de werking van dit lid uit te komen door een van de partners op een ander adres in de Basisregistratie Personen (BRP) in te schrijven.
Verhoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater
In het voortraject is gesproken met VEWIN (de brancheorganisatie van waterbedrijven), VNO-NCW en branchevertegenwoordigers om gevolgen voor bedrijven in beeld te krijgen evenals aandachtspunten voor de uitvoerbaarheid. Bij de uitwerking van het wetsvoorstel is met VEWIN gesproken over de uitvoerbaarheid voor de drinkwaterbedrijven van voorgestelde versmalling van de belastinggrondslag. Hieruit kwamen geen nadere aandachtspunten t.a.v. de uitvoerbaarheid naar voren. Wel is het voor de waterbedrijven van belang tijdig kennis te kunnen nemen van (voorgenomen) besluitvorming, om hun administratiesystemen hier tijdig op aan te kunnen passen. Om hieraan tegemoet te komen is gedurende het wetgevingstraject diverse keren met VEWIN gesproken over de op dat moment geldende stand van zaken.
Hervormingen afvalstoffenbelasting
In aanloop naar dit wetsvoorstel is diverse keren gesproken met de Vereniging Afvalbedrijven, de branchevereniging voor afvalverwerkende bedrijven, en individuele bedrijven. Hierbij is onder andere gesproken over de wenselijkheid van specifieke hervormingen en de tariefsverhoging en is er gereflecteerd op de zorgen over de economische gevolgen van het pakket maatregelen. Daarnaast is er gesproken over het maatregelenpakket met de afval- en plasticsector aan de Plastictafel191. Hierbij is er ook gesproken is over mogelijke alternatieven om de budgettaire taakstelling mee in te vullen. Ook is meermaals gesproken met de NVRD (Nederlandse Vereniging voor Reinigingsdiensten), in deze gesprekken is gefocust op de vraag hoe de lasteneffecten op burgers in kaart gebracht kon worden. Tot slot is er ook gesproken met de grootstedelijke gemeenten, waarbij er is gereflecteerd op hun zorgen ten aanzien van de economische gevolgen van het maatregelenpakket. Met betrekking tot het schrappen van de vrijstelling voor zuiveringsslib zijn diverse overleggen gevoerd met de Unie van Waterschappen.
Aanpassingen CO2-heffing industrie
Het kabinet geeft met de voorgestelde verlaging van de CO2-heffing voor ETS1- en lachgasinstallaties, binnen de budgettaire kaders maximaal uitvoering aan motie van Dijk c.s.192, die opriep tot het zo snel mogelijk afschaffen van de CO2-heffing. In dit kader zijn gesprekken gevoerd met belangenorganisaties in de industrie en groene NGO’s. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de Europese Commissie, vanwege raakvlakken met het herstel- en veerkrachtplan.
Het kabinet heeft daarnaast een voorzitter gevraagd om met een Overlegtafel CO2-heffing industrie – met vertegenwoordigers van onder andere het Rijk, groene NGO’s en industriële bedrijven – met alternatieven of ideeën voor aanpassingen aan het bestaand borgend instrumentarium te komen. De Overlegtafel levert omstreeks 1 november haar advies op, dat kan worden betrokken in de verdere besluitvorming over het borgend instrumentarium in de industrie.