Base description which applies to whole site

5.14 Emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen

Met het aflopen van de bpm-vrijstelling voor emissievrije motorrijtuigen per 1 januari 2025 is een ongewenst verschil in behandeling ontstaan tussen enerzijds reguliere emissievrije personenauto’s en anderzijds emissievrije bijzondere personenauto’s, zoals kampeerauto’s en voertuigen voor rolstoelvervoer, en emissievrije motorrijwielen. Terwijl reguliere emissievrije personenauto’s in de bpm enkel worden belast met een vaste voet van € 667 en voor emissievrije bestelauto’s een nihiltarief geldt, worden voornoemde emissievrije bijzondere personenauto’s vanaf 2025 belast volgens dezelfde tarieven als hun fossiele tegenhangers.

Concreet betekent dit dat emissievrije bijzondere personenauto’s sinds 2025 37,7% van de catalogusprijs aan bpm verschuldigd zijn, en emissievrije motorrijwielen 19,4%. Daarmee wordt geen recht gedaan aan het karakter van deze motorrijtuigen, die bovendien vaak nog relatief duurder zijn in aanschaf dan hun fossiele tegenhangers. De onbedoelde lastenverzwaring die hierdoor ontstaat, is voor het jaar 2025 ondervangen via goedkeurend beleid.113

Voordat het besluit tot het voeren van goedkeurend beleid is genomen is vastgesteld of dit besluit verenigbaar is met het kader voor beleidsbesluiten vooruitlopend op wetgeving op de terreinen van Belastingen, Toeslagen en Douane zoals dat op 12 december 2024 is vastgesteld.114 Geconcludeerd is dat dit het geval was. Hierbij is in het bijzonder stilgestaan bij de vraag of de onderbouwing om het goedkeurend besluit te treffen in verhouding staat tot het belang dat ermee is gediend. In dit kader is vastgesteld dat de bpm tot 1 januari 2025 voor emissievrije bijzondere motorrijtuigen en emissievrije motorrijwielen nihil was. Vanaf januari 2025 kon de bpm echter oplopen tot meer dan € 25.000. Dit zorgt in 2025 voor een groot verschil in belastingdruk, zeker als het voorstel wordt aangenomen om de bpm voor deze voertuigen vanaf 1 januari 2026 gelijk te stellen aan die van emissievrije personenauto's (€ 667). Dit verschil is moeilijk te rechtvaardigen. Het wachten op wetgeving zou bovendien ook problemen opleveren voor partijen die de bijzondere personenauto’s al hadden besteld en in gebruik willen nemen. Vastgesteld is dat onverkorte wetstoepassing niet past bij een overheid die recht wil doen aan de menselijke maat en algemene rechtsbeginselen. Dit beleidsbesluit voorkomt zo een maatschappelijke onaanvaardbare situatie door hardheden van (het ontbreken van) wetgeving voor alleen de periode januari tot en met december 2025, wat daarnaast een rem zou kunnen zetten op beleidsmatig wenselijke investeringen in emissievrije motorrijtuigen. Dit besluit werkt uitsluitend in het voordeel van de beoogde groep belastingplichtigen. Ten einde zo transparant mogelijk te zijn is de publicatie van het beleidsbesluit op 23 juni 2025 expliciet onder de aandacht gebracht.115

Om de belastingdruk voor emissievrije bijzondere personenauto’s te corrigeren, wordt voorgesteld de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) op dit punt te wijzigen. Voorgesteld wordt voor emissievrije bijzondere personenauto’s tot en met 2030 hetzelfde tarief te hanteren als reguliere emissievrije personenauto’s. Dat tarief is op dit moment een vaste voet van € 667. Voor emissievrije motorrijwielen wordt voorgesteld om tot en met 2030 een separate vaste voet van € 200 in te voeren. Op deze wijze wordt de stimulans voor emissievrije mobiliteit ook voor deze categorieën motorrijtuigen hersteld en behouden.

Voor met fossiele brandstoffen aangedreven bijzondere personenauto’s en motorrijwielen blijft overigens de catalogusprijs de grondslag voor de bpm. Het is op dit moment niet mogelijk om de bpm voor deze motorrijtuigen vast te stellen aan de hand van de CO2-uitstoot en daarmee gelijk te stellen met andere personenauto’s. Hiervoor is informatie nodig over de CO2-uitstoot van deze motorrijtuigen en die is in het kentekenregister afwezig of onvoldoende betrouwbaar om voor de bpm te kunnen gebruiken.

Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie

De voorgestelde maatregel is doeltreffend, omdat zij de onbedoelde fiscale verschillen binnen de bpm tussen emissievrije reguliere personenauto’s en andere emissievrije voertuigcategorieën – zoals bijzondere personenauto’s en motorrijwielen – op een gerichte en proportionele wijze wegneemt. Door ook voor deze motorrijtuigen een vaste voet in de bpm te introduceren, wordt voorkomen dat de overstap naar emissievrije mobiliteit wordt ontmoedigd. Hiermee wordt de stimulans voor emissievrije alternatieven in stand gehouden en sluit het bpm-stelsel beter aan bij de beleidsdoelstellingen op het gebied van klimaat en duurzaamheid.

De maatregel is doelmatig, omdat zij tegen zo laag mogelijke kosten met een beperkte en eenvoudig uitvoerbare aanpassing in de bpm-systematiek een onevenredige belastingdruk voor specifieke categorieën emissievrije motorrijtuigen wegneemt. Door het hanteren van vaste voetbedragen – € 667 voor emissievrije bijzondere personenauto’s en € 200 voor emissievrije motorrijwielen – wordt aangesloten bij bestaande uitvoeringspraktijken, wat de uitvoeringslasten voor zowel de Belastingdienst als belastingplichtigen beperkt houdt. Tegelijkertijd wordt met minimale middelen effectief bijgedragen aan het bevorderen van emissievrije mobiliteit binnen alle voertuigcategorieën, zonder dat een complex of omvangrijk instrumentarium hoeft te worden ingezet.

Er wordt geen specifieke evaluatie voorzien van de maatregel voor emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen. De maatregel kent wel een horizonbepaling tot en met 2030. Op dat moment moet opnieuw worden gewogen, met oog voor uitkomsten van de evaluatie van stimulering van emissievrije bestelauto’s in de bpm uiterlijk in 2029 en op basis van actuele inzichten over de stimulering van emissievrije personenauto’s, hoe wordt omgegaan met de fiscale behandeling van emissievrije motorrijwielen en bijzondere personenauto’s.

Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Dienst Toeslagen en douane

De maatregel heeft naar oordeel van de Belastingdienst weinig of geen impact. De maatregel heft een ongewenst verschil in behandeling op tussen reguliere motorrijwielen en emissievrije motorrijwielen door de wijziging van de vaste voet in de bpm. De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen tijdig door de Belastingdienst worden gerealiseerd.

114

Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. AM.

115

Kamerstukken II 2024/25, 32 140, nr. 260.

Licence