Vanwege de jaarlijkse afname van de CO2-uitstoot van nieuwe conventionele personenauto’s (autonome vergroening) worden in de bpm ten behoeve van een stabiele opbrengst jaarlijks de CO2-schijfgrenzen en -tarieven aangepast. Deze aanpassing is zodanig vormgegeven dat de gemiddelde bpm-inkomsten per conventionele personenauto, ceteris paribus, gelijk blijven. Hiermee wordt beoogd de voorziene afname van de belastinggrondslag door autonome vergroening te mitigeren. Voor de jaren 2026 tot en met 2028 wordt een autonome vergroening van respectievelijk 1,55% (2026), 1,46% (2027) en 1,38% (2028) voorzien. Voorgesteld wordt om dit percentage jaarlijks te verwerken in de tarieftabel zoals die voor de bpm wordt gehanteerd. Hiervoor worden in respectievelijk 2026, 2027 en 2028 de schijfgrenzen, inclusief de grens voor de dieseltoeslag, verlaagd met respectievelijk 1,55%, 1,46% en 1,38%, en worden de tarieven, inclusief het tarief voor de dieseltoeslag, verhoogd met respectievelijk 1,57%, 1,48% en 1,40%.
Er is voor gekozen om de autonome vergroening voor drie jaar vast te leggen om de sector zo veel mogelijk duidelijkheid en voorspelbaarheid te bieden over de ontwikkeling van de bpm. Dit draagt bij aan stabiliteit in de autobelastingen en voorkomt jaarlijkse herziening. Onderzocht is of ook bij de tariefstelling voor bestelauto’s rekening gehouden moet worden met autonome vergroening. Vastgesteld is dat hier geen aanleiding voor is.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De maatregel is doeltreffend doordat zij de verwachte daling in CO2-uitstoot van conventionele personen- en bestelauto’s vertaalt in een evenredige aanscherping van de bpm-tarieven. Hierdoor blijft de gemiddelde belastingdruk per motorrijtuig behouden, wat past binnen het uitgangspunt van een stabiele en houdbare heffing op personenauto’s. Tevens blijft de prikkel in stand om te kiezen voor voertuigen met een lagere CO2-uitstoot.
Door de autonome vergroening jaarlijks te verdisconteren in de tarieftabel wordt met een beperkte aanpassing van wet- en regelgeving tegen zo laag mogelijke kosten op een effectieve manier voorkomen dat de belastingrondslag erodeert. Daarmee wordt de stabiliteit van de bpm-opbrengst geborgd zonder dat aanvullende uitvoeringslasten of handhavingsinspanningen nodig zijn. De maatregel is hiermee doelmatig.
Voor deze maatregel is geen afzonderlijke evaluatie voorzien. Wel zal, in lijn met bestaande praktijk, ook na 2028 periodiek bezien worden of aanpassing van de tarieftabel noodzakelijk is op basis van de meest recente gegevens over de autonome vergroening van het wagenpark. Op die wijze blijft de maatregel afgestemd op de feitelijke ontwikkeling van de CO2-uitstoot van nieuwe motorrijtuigen.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Dienst Toeslagen en douane
Het aanpassen van de tarieftabel ten behoeve van de autonome vergroening betreft een parameterwijziging. Aanpassing van de tarieven in de bpm voor de jaren 2026 tot en met 2028 is voor de Belastingdienst uitvoerbaar per 2026. Deze maatregel heeft weinig tot geen impact op de uitvoering.