Base description which applies to whole site

6. Budgettaire aspecten

Het pakket Belastingplan 2026 bestaat uit acht wetsvoorstellen. Een volledig overzicht van het lastenbeeld is opgenomen in de Miljoenennota 2026. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de budgettaire effecten van het pakket Belastingplan 2026 en een uitsplitsing van de maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026. De budgettaire effecten per maatregel van de andere 7 wetsvoorstellen uit het pakket Belastingplan 2026 worden toegelicht in de betreffende memories van toelichting. Het betreft hier enkel de budgettaire gevolgen op transactiebasis voor de ontvangstenkant van de Rijksbegroting. In paragraaf 12 wordt ingegaan op de uitvoeringskosten die aan de uitgavenkant van de Rijksbegroting vallen.

De ramingen per maatregel worden nader toegelicht in de bijlage Ramingstoelichtingen bij dit wetsvoorstel. Het Centraal Planbureau (CPB) beziet de ramingen van de budgettaire effecten van de fiscale maatregelen uit het pakket Belastingplan 2026. Met deze certificering wordt de kwaliteit en objectiviteit van de ramingen van fiscale maatregelen zo veel mogelijk geborgd, in navolging van het advies van de studiegroep Begrotingsruimte.175 Het CPB heeft het voorlopige resultaat van de certificering op zijn website geplaatst. De publicatie van de ramingstoelichtingen en de certificering draagt bij aan het vergroten van de transparantie en validiteit.

Bij het doorlopen van het certificeringsproces zijn enkele ramingen herijkt waardoor er een verschil kan ontstaan tussen het lastenbeeld in de Miljoenennota en het Belastingplan. De budgettaire gevolgen van deze herijking worden integraal meegenomen in de voorjaarsbesluitvorming. In tabel 12 worden de budgettaire effecten van het pakket Belastingplan 2026 weergegeven.

Tabel 12: Budgettaire effecten van het pakket Belastingplan 2026, in € mln.

Wetsvoorstellen

2025

2026

2027

2028

2029

Structureel

Belastingplan 2026

– 26

54

1400

453

814

942

Overige Fiscale Maatregelen 2026

0

0

0

0

0

0

Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling bijheffing-informatieaangifte (DAC9)

0

0

0

0

0

0

Differentiatie vliegbelasting

0

0

257

257

257

257

Tweede wet aanpassingen Wet minimumbelasting 2024

0

0

0

0

0

0

Wetsvoorstel uitvoering Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)

0

211

237

0

0

0

Wetsvoorstel Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht

0

0

0

0

0

0

Wet terugdraaien afschaffing verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport

0

9

9

9

9

9

Tabel 13: Budgettaire effecten van het wetsvoorstel Belastingplan 2026, in € mln.

Maatregel

2025

2026

2027

2028

2029

Structureel

Inkomensbeleid

0

130

130

129

129

117

Verhogen tarief 1e en 2e schijf in de IB (compensatie zorgpremies)

0

240

240

240

240

240

Verduidelijking fietsregeling

0

0

0

0

0

0

Maatregelen lucratiefbelangregeling

0

45

45

45

45

45

Aanpassingen box 3

0

1.267

1.267

0

0

0

Uitsluiten niet-marktconform handelende gelieerde partijen van toepassing leegwaarderatio

0

0

0

0

0

0

Reparatie tegenbewijsregeling box 3 voor obligaties en andere vermogensbestanddelen met kortlopende termijnen

0

0

0

0

0

0

Aanpassingen groen beleggen

0

0

– 1

0

0

0

Akkoord «gezond naar pensioen»

0

0

0

– 22

– 34

– 34

Versobering ETK regeling

0

21

21

21

21

21

Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personenvervoer1

0

208

– 313

– 276

– 178

– 43

Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap

0

3

4

4

4

4

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden

0

0

0

0

0

0

Gelijkstelling voor de schenk- en erfbelasting van biologische kinderen

– 9

– 7

– 7

– 7

– 7

– 7

Verlegging ingangsdatum berekenen belastingrente erfbelasting en verlenging aangiftetermijn erfbelasting

0

– 1

– 10

– 13

– 15

– 15

Emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen

0

– 9

– 5

– 5

– 5

0

Autonome vergroening

0

0

0

0

0

0

Tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto’s1

0

– 30

– 36

– 44

1

1

Kwarttarieven motorrijtuigenbelasting

0

0

0

0

0

0

Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater

0

64

105

105

105

105

Hervormingen afvalstoffenbelasting2

0

0

107

460

567

567

Aanpassingen CO2-heffing industrie

– 17

– 61

– 88

– 125

0

0

Belastingvermindering energiebelasting

0

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

Aanpassing zuiveldefinitie

0

0

41

41

41

41

Koopkrachtmaatregel BES-eilanden

0

0

0

0

0

0

Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG

0

– 1.716

0

0

0

0

Totaal

-26

54

1.400

453

814

942

1

De budgettaire effecten van deze maatregelen hebben een sterke samenhang. Zie voor een uitgebreide toelichting de pakket ramingstoelichtingen.

2

Onder deze post vallen ook de maatregelen rond de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s)

Inkomensbeleid

Dit beleid bestaat uit drie onderdelen. De eerste is een aanpassing van de toepassing van de tabelcorrectiefactor (tcf). De tcf is een parameter die volgt uit de inflatiecijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarmee onder andere de inkomstenbelasting (IB) standaard wordt gecorrigeerd voor inflatie. Er wordt voorgesteld om de tcf voor 2026 maar voor 95,8% toe te passen. Hierdoor worden onder andere de belastingschijven en heffingskortingen binnen de IB slechts gedeeltelijk gecompenseerd voor inflatie. In het wetsvoorstel behoud verlaagde btw-tarief cultuur, media en sport wordt ook voorgesteld om de tcf voor 2026 beperkt toe te passen. Het totaal van beide voorstellen resulteert in een tcf toepassing van 52,8%. De beperkte toepassing van de tcf tot 95,8% in dit wetsvoorstel levert structureel € 126 miljoen op vanaf 2026.

De tweede aanpassing betreft het tarief van de eerste schijf (TES) in de IB. Het kabinet stelt voor om de TES met 0,05%-punt te verhogen als onderdeel van het koopkrachtpakket. Dit leidt tot een opbrengst van € 189 miljoen in 2026, aflopend naar € 176 miljoen structureel. De derving loopt af vanwege de Houdbaarheidsbijdrage. Hierdoor wordt het eindpunt van de 1e schijf jaarlijks beperkt geïndexeerd en gaat daardoor minder snel omhoog dan het eindpunt van de 2e schijf. Hierdoor valt elk jaar een relatief kleiner deel van het inkomen in de 1e schijf en neemt de opbrengst van een tariefsverhoging in de 1e schijf jaarlijks iets af.

De derde aanpassing betreft de arbeidskorting. Het kabinet stelt voor om de arbeidskorting te verhogen. Specifiek wordt het tweede knikpunt met € 25 verhoogd en het derde knikpunt met € 27. Dit leidt tot een structurele derving van € 185 miljoen vanaf 2026.

Verhogen tarief 1e en 2e schijf in de IB (compensatie zorgpremies)

Met deze maatregel worden de tarieven in de 1e en 2e schijf verhoogd met 0,05%-punt ter dekking van de compensatie zorgpremies.

Verduidelijking fietsregeling loonbelasting

Als een werkgever een fiets ter beschikking stelt aan een werknemer voor werk én privédoeleinden, dan geldt er op jaarbasis een bijtelling van 7% van de waarde van de fiets. Dit geldt in ieder geval als een werknemer de fiets kan gebruiken voor woon- werkverkeer. In de praktijk blijkt echter dat deze regeling tot onduidelijkheid leidt. Bijvoorbeeld bij hub-, dienst-, OV- en andere soorten deelfietsen die worden gebruikt voor woon- werkverkeer en overige zakelijke ritten.

Het kabinet stelt voor om deze regeling op enkele punten te verduidelijken en lichtelijk uit te breiden door voortaan geen bijtelling meer toe te passen op het incidenteel privégebruik van een deelfiets. Dit heeft verwaarloosbare budgettaire gevolgen.

Maatregelen lucratiefbelangregeling

In box 2 wordt belasting geheven over inkomen uit een «aanmerkelijk belang». Er is sprake van een aanmerkelijk belang als een belastingplichtige (al dan niet samen met een fiscaal partner) minimaal 5% van de aandelen of andere rechten in een vennootschap bezit. Binnen box 2 gelden er specifieke regels voor een «middellijk gehouden lucratief belang». Dit is een specifiek soort belang waar sprake van is als een belastingplichtige bepaalde vermogensrechten (bijvoorbeeld aandelen) bezit, deze rechten mede zijn verkregen als beloning voor werkzaamheden, deze beloning excessief is én de belastingplichtige deze rechten heeft ondergebracht in een vennootschap waarin hij/zij een aanmerkelijk belang heeft.

Het kabinet stelt voor om in bepaalde situaties de grondslag voor een zogenoemd lucratief belang te verbreden door middel van een multiplier in box 2 voor voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang. Voorts stelt het kabinet in bepaalde situaties een verduidelijking voor van de fiscale behandeling van voordelen die belast worden als inkomen uit aanmerkelijk belang. Tot slot stelt het kabinet een maatregel voor om een onwenselijke structuur te kunnen tegengaan in de lucratiefbelangregeling. Dit alles leidt tot een structurele opbrengst van € 45 miljoen vanaf 2026.

Aanpassingen box 3

Er worden twee aanpassingen voorgesteld voor box 3 in de IB. Allereerst wordt er voorgesteld om het forfait voor overige bezittingen (bijvoorbeeld aandelen) met 1,78% te verhogen naar 7,78%. Daarnaast wordt er voorgesteld om het heffingvrije vermogen te verlagen naar € 51.396. Gezamenlijk leiden deze maatregelen tot een opbrengst van € 1.276 miljoen in 2026 en 2027. Omdat vanaf 2028 naar verwachting het nieuwe box 3 stelsel op basis van werkelijk rendement wordt ingevoerd, leiden de maatregelen niet tot een structurele opbrengst.

De verwachting is dat een deel van de belastingplichtigen die structureel meer box 3-belasting gaat betalen het gedrag zal aanpassen door bijvoorbeeld meer consumptie, schenkingen of giften, het verschuiven van hoogrenderende naar laagrenderende beleggingen of het verplaatsen van vermogen naar de vennootschap. In de raming is rekening gehouden met een beperkt gedragseffect van 20%. Dit is in lijn met het gedragseffectenmemo van het CPB.

Uitsluiten niet-marktconform handelende gelieerde partijen van toepassing leegwaarderatio

De waarde van woningen wordt binnen de IB en de schenk- en erfbelasting in beginsel vastgesteld op basis van de waardering onroerende zaken (WOZ) waarde. Voor woningen die worden verhuurd of verpacht geldt echter een afwijkende regeling: de «leegwaarderatio». Met deze regeling wordt de waarde van de woning vastgesteld op basis van een percentage van de WOZ-waarde. Het doel hiervan is om rekening te houden met de effecten van huur of pacht op de waarde van de woning.

Het kabinet stelt voor om gelieerde (verwante) partijen die een niet-marktconforme (te lage) huurprijs gebruiken, uit te sluiten van de leegwaarderatio. Omdat dit een codificatie is van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (HR) heeft dit geen budgettaire gevolgen.

Reparatie box 3-tegenbewijsregeling voor obligaties en andere vermogensbestanddelen met kortlopende termijnen

Het kabinet stelt voor om de berekening van het werkelijke rendement in de box 3-tegenbewijsregeling aan te passen. Aanleiding voor de voorgestelde wijziging zijn publicaties waarin is gewezen op een mogelijkheid om de heffing in box 3 in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk te ontwijken door de aankoop van obligaties met aangegroeide rente. De voorgestelde maatregel zorgt ervoor dat een gemiste opbrengst wordt voorkomen.

Er is niet met zekerheid te zeggen hoeveel mensen gebruik zouden gaan maken van dit lek. Het is echter aannemelijk dat door deze ontwijkingsmogelijkheid in 2025 de gemiste opbrengst een omvang van circa € 100 miljoen zal hebben. Ook in de jaren daarna tot invoering van het stelsel waarbij wordt geheven over het werkelijke rendement zou een gemiste opbrengst te verwachten zijn als gevolg van dit lek. Bij deze inschatting is meegenomen dat belastingplichtigen die gebruik hebben gemaakt van de ontwijkingsmogelijkheid, het jaar daarop een extra hoog werkelijk rendement hebben. Het is dus waarschijnlijk dat een deel van de belastingplichtigen die op de beschreven wijze in 2025 hun werkelijke rendement omlaag hebben gebracht, in 2026 niet opnieuw gebruik kunnen maken van de tegenbewijsregeling.

Het materiële risico voor het EMU-saldo van het ongemoeid laten van dit heffingslek is significant. De budgettaire consequenties van de maatregel voor specifiek het inkomstenkader worden echter op nul vastgesteld. De Wet tegenbewijsregeling box 3 inclusief geraamde derving is namelijk reeds vastgesteld. Ten tijde van het vaststellen van het budgettaire effect van die wet was dit lek nog niet in beeld. Het kabinet wijst erop dat dit uiteraard geen reden kan zijn om, nu het lek wel in beeld is, niet alsnog adequaat te handelen.

Aanpassingen groen beleggen

Bij de behandeling van het Belastingplan 2025 is het amendement van Eijk-Nagel en Vermeer aangenomen. Met dit amendement wordt de werkkostenregeling uitgebreid en dit wordt gedekt door de box 3 vrijstelling en heffingskorting voor groen beleggen af te schaffen per 2027. Er wordt voorgesteld om de inwerkingtreding van deze maatregelen uit te stellen met 1 jaar. Hierdoor wordt in 2027 de vrijstelling voor groene beleggingen verlaagd naar € 200 (voor partners € 400) en de heffingskorting naar 0,1%. Dit leidt tot een incidentele derving van € 1 miljoen in 2027.

Akkoord «gezond naar pensioen»

Het kabinet stelt voor om de huidige Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) drempelvrijstelling te continueren. Deze vrijstelling houdt in dat als een werknemer maximaal 3 jaar voor de AOW-leeftijd stopt, de werkgever tot een bedrag gelijk aan de AOW-uitkering geen pseudo-eindheffing hoeft te betalen over de uitkering die wordt betaald aan deze werknemer. Ook wordt voorgesteld om het drempelbedrag te verhogen met € 300 bruto per maand. Om dit deels te dekken wordt het tarief verhoogd. Dit alles leidt tot een derving van € 22 miljoen in 2028, oplopend naar € 34 miljoen structureel.

Versobering ETK regeling

Er worden twee aanpassingen voorgesteld van de Extra Territoriale Kosten (ETK) regeling. Voor inkomende werknemers worden zowel de extra kosten van levensonderhoud én de vergoeding van extra gesprekkosten met het herkomstland uit de regeling gehaald. Hierdoor kunnen deze kosten niet meer belastingvrij worden verstrekt door werkgevers aan werknemers. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 21 miljoen vanaf 2026.

Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personenvervoer

Voor fossiele personenauto’s die vanaf 2027 voor eerst ter beschikking worden gesteld aan werknemers voor privégebruik of woon-werk gaat een pseudo-eindheffing gelden in de loonbelasting. Bestaande gevallen worden gedurende de overgangstermijn niet geraakt. Deze overgangstermijn geldt tot 17 september 2030: vanaf dat moment gaan alle fossiele personenauto’s die voor privégebruik en woon-werk ter beschikking worden gesteld, onder de pseudo-eindheffing vallen. Het belastingtarief bedraagt 12% over de cataloguswaarde voor personenauto’s tot 25 jaar of 12% over de waarde economisch verkeer voor personenauto’s vanaf 25 jaar.

De pseudo-eindheffing leidt tot versnelling van de ingroei van volledig elektrische auto’s. Hierdoor zijn er minder inkomsten uit accijnzen en bpm van fossiele auto’s, zogenaamde «grondslagerosie». Deze derving wordt voor een deel gecompenseerd door de opbrengsten van de pseudo-eindheffing. Dit alles leidt tot een opbrengst van € 208 miljoen in 2026, aflopend naar een derving van € 43 miljoen structureel. De opbrengst in 2026 komt door een anticipatie-effect van extra leasecontracten voor fossiele auto’s als gevolg van de samenhang van de verhoging van motorrijtuigenbelasting (mrb) tariefkorting voor emissievrije personenauto’s en normering van de zakelijke leasemarkt.

Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap in de erf- en schenkbelasting

Gehuwden kunnen in het zicht van overlijden hun huwelijksgoederengemeenschap zo aanpassen dat erfbelasting voor een groot deel wordt vermeden. Om dit te voorkomen stelt het kabinet een aanpassing voor, voor gemeenschappen met «ongelijke breukdelen». Dat zijn gemeenschappen waarbij de verdeling tussen de partners anders is dan ieder de helft (50–50). Hetzelfde wordt voorgesteld voor verrekenbedingen waarbij de partners een ongelijke aanspraak hebben op de te verrekenen som (anders dan 50–50).

Er wordt voorgesteld dat er voortaan bij de ontbinding van een gemeenschap met ongelijke breukdelen, belasting wordt geheven voor zover een partner meer dan 50% krijgt (idem voor ongelijke verrekenbedingen). Dit leidt tot een opbrengst van € 3 miljoen in 2026, oplopend naar € 4 miljoen structureel.

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden

In de erfbelasting geldt een fictiebepaling voor schenkingen die binnen 180 dagen voor overlijden worden gedaan. Door deze bepaling worden deze schenkingen in de erfbelasting betrokken. Daarnaast moet over deze schenkingen schenkbelasting worden betaald die wordt verrekend met de erfbelasting. Deze bepaling is ingevoerd om te voorkomen dat bij schenkingen in het zicht van overlijden aan aanstaande erfgenamen, de verkrijgers dubbel gebruik kunnen maken van het verlaagde tarief en een extra vrijstelling binnen de schenk- en erfbelasting.

In de praktijk blijkt echter dat deze bepaling tot uitvoeringsproblemen leidt voor burgers en de Belastingdienst. Om dit op te lossen stelt het kabinet voor om de fictiebepaling dusdanig te wijzigen dat er geen aangifte schenkbelasting door de verkrijger, geen aanslag schenkbelasting door de inspecteur en geen verrekening van betaalde schenkbelasting met de erfbelasting meer nodig zijn. Dit heeft verwaarloosbare budgettaire gevolgen.

Gelijkstelling voor de schenk- en erfbelasting van biologische kinderen met kinderen die in familierechtelijke betrekking tot schenker of erflater staan

Het kabinet stelt voor om uitsluitend biologische kinderen voor de schenk- en erfbelasting gelijk te stellen aan kinderen die in familierechtelijke betrekking (juridische kinderen) tot een erflater of schenker staan. Met deze voorgestelde wijziging kunnen biologische kinderen o.a. een beroep doen op de kindvrijstellingen en lagere tarieven in de schenk- en erfbelasting. Hiermee wordt opvolging gegeven aan het arrest van 6 september 2024, waarin de HR heeft geoordeeld dat het uitsluiten van biologische kinderen die «family life» hebben met hun biologische ouder in strijd is met het discriminatieverbod van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De maatregel leidt tot een derving van € 9 miljoen in 2026, aflopend naar € 7 miljoen structureel.

Verlegging ingangsdatum berekenen belastingrente en verlenging aangiftetermijn erfbelasting

De aangiftetermijn van acht maanden na overlijden voor een aangifte erfbelasting blijkt in de praktijk vaak te kort. Belastingplichtigen kunnen verzoeken om uitstel voor het doen van aangifte tot maximaal twintig maanden. Als uitstel wordt verleend, worden belastingplichtigen geconfronteerd met belastingrente. Het startmoment van de belastingrente is namelijk gekoppeld aan de aangiftetermijn. Daarom stelt het kabinet voor om de aangiftetermijn erfbelasting te verlengen naar twintig maanden. Hieraan verbonden wordt voorgesteld om het startmoment van de belastingrente bij de erfbelasting te verleggen naar twintig maanden. Dit leidt tot een derving van € 1 miljoen in 2026, oplopend naar € 15 miljoen structureel.

Emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen

Het kabinet stelt voor om de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) voor emissievrije bijzondere personenauto’s en motorrijwielen tijdelijk te verlagen. Hierdoor zullen de emissievrije bijzondere personenauto’s tot en met 2030 alleen een vaste voet van € 667 verschuldigd zijn. Emissievrije motorrijwielen zijn alleen een vaste voet van € 200 verschuldigd. Dit leidt tot een derving van € 9 miljoen in 2026, aflopend naar € 5 miljoen in 2027 t/m 2030 en structureel nul.

Autonome vergroening

Vanwege de jaarlijkse afname van de CO2-uitstoot van nieuwe conventionele personenauto’s (autonome vergroening) stelt het kabinet voor om de CO2 schijfgrenzen en tarieven van de bpm aan te passen. Doordat deze aanpassingen zo worden vormgegeven dat de inkomsten per auto gelijk blijven, heeft dit geen budgettaire gevolgen.

Tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto’s

Het kabinet stelt voor om de bestaande tijdelijke tariefkorting voor emissievrije personenauto’s in de mrb te verhogen. Hierdoor wordt de korting 30% voor de periode 2026 t/m 2028 en 25% in 2029. Dit leidt tot een derving van € 30 miljoen in 2026, oplopend naar een opbrengst van € 1 miljoen structureel.

Kwarttarieven motorrijtuigenbelasting

Binnen de mrb zijn er nog twee kwarttarieven voor bijzondere categorieën motorrijtuigen. Het gaat om motorrijtuigen die zijn ingericht als werktuig of als werkplaats en motorrijtuigen die worden gehouden door kermis- of circusexploitanten en worden gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden. Het kabinet stelt voor om deze kwarttarieven af te schaffen. Dit heeft verwaarloosbare budgettaire gevolgen.

Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater

De belasting op leidingwater heeft op dit moment een heffingsplafond van 300 m3. Dit zorgt ervoor dat gebruikers van leidingwater alleen belasting betalen over de eerste 300 m3 water. Dit leidt ertoe dat de belasting met name wordt betaald door huishoudens. Het kabinet stelt voor om dit heffingsplafond stapsgewijs af te schaffen. Dit leidt tot een opbrengst van € 64 miljoen in 2026, oplopend naar € 105 miljoen structureel.

Hervormingen afvalstoffenbelasting

Het kabinet stelt voor om meerdere hervormingen door te voeren in de afvalstoffenbelasting (ASB) van 2027. Als eerste wordt voorgesteld om een apart tarief in de ASB in te voeren voor storten met een ontheffing, wat hoger komt te liggen dan het bestaande tarief voor verbranding. Ook wordt voorgesteld om de vrijstelling voor zuiveringsslib af te schaffen. Als laatste wordt voorgesteld om het algemene tarief te verhogen. Daarnaast worden 3 maatregelen voorgesteld binnen de CO2-heffing voor AVI’s. Er wordt voorgesteld om het tarief te verhogen naar € 295 per ton in 2030, de dispensatierechten af te bouwen naar 0 in 2033 en de terugsluis van de CO2-heffing af te schaffen. Deze maatregelen leiden tot een opbrengst van € 107 miljoen in 2027, oplopend naar € 567 miljoen structureel.

Bij de raming van dit pakket is rekening gehouden met verschillende gedragseffecten. Op basis van de prijselasticiteiten uit de evaluatie afvalstoffenbelasting is berekend hoeveel de grondslag van verbrand en gestort afval afneemt ten gevolge van de maatregelen in de afvalstoffenbelasting. Een stijging van de CO2-heffing zorgt voor een toename van het effectieve tarief voor verbranden. Daarom is via de prijselasticiteiten uit de evaluatie afvalstoffenbelasting ook de impact van maatregelen in de CO2-heffing op de grondslag van de afvalstoffenbelasting en de impact van de maatregelen rond het verbranden van afval op de grondslag van de CO2-heffing meegenomen. Op basis van het Trinomics rapport is de verwachting dat de volledige importstroom van afval wegvalt na doorvoering van dit maatregelenpakket. De verwachting is dat de helft van de importstroom wegvalt in het basispad door de reeds voorgenomen stijging van de CO2-heffing en de rest van de importstroom valt naar verwachting weg na doorvoering van dit maatregelenpakket. Voor storten- met-ontheffing is rekening gehouden met een verplaatsing van de grondslag van storten-met-ontheffing naar verbranden, omdat verbranden relatief goedkoper wordt. Daarnaast is voor storten-met-ontheffing op basis van de prijselasticiteiten uit de evaluatie afvalstoffenbelasting berekend hoeveel de grondslag afneemt ten gevolge van de gestegen kostprijs voor het verwerken van afval. Tot slot is voor zuiveringsslib rekening gehouden met een verplaatsing van een deel van het aanbod van zuiveringsslib in binnenlandse AVI’s naar buitenlandse monoverbranders.

Aanpassingen CO2-heffing industrie

Voor de CO2-heffing industrie wordt voorgesteld om het tarief generiek te verlagen. Dit leidt tot een derving van € 17 miljoen in 2025, oplopend naar € 125 miljoen in 2028. Structureel hebben de maatregelen geen budgettaire gevolgen.

Belastingvermindering energiebelasting

De energiebelasting kent een belastingvermindering. Dit is een vast bedrag wat per jaar in mindering wordt gebracht op de energierekening ongeacht hoeveel elektriciteit of aardgas er is gebruikt door de gebruiker. Het kabinet stelt voor om deze belastingvermindering taakstellend te verhogen. Dit leidt tot een structurele derving van € 100 miljoen vanaf 2026.

Aanpassing zuiveldefinitie

Op alcoholvrije dranken zoals frisdrank en vruchtensappen wordt verbruiksbelasting geheven. Zuivel- en sojadranken zijn echter vrijgesteld. Door een klein beetje zuivel toe te voegen aan een drank is het mogelijk om deze onder de vrijstelling te brengen en zo de belasting te omzeilen. Het kabinet stelt voor om de zuiveluitzondering aan te passen om dit aan te pakken. Daarnaast worden ook zuivel- en sojadranken zoals chocolade- en frambozenmelk voortaan belast met verbruiksbelasting. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 41 miljoen vanaf 2027. De voorgestelde wijziging van de term limonade heeft geen inhoudelijke of budgettaire gevolgen.

Koopkrachtmaatregel BES-eilanden

Het kabinet stelt voor om de tarieven van de IB op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) te wijzigen. Specifiek wordt er voorgesteld om het tarief van de eerste schijf te verlagen en het tarief voor de tweede schijf te verhogen. Dit wordt zo vormgegeven dat de derving die ontstaat door de verlaging van het eerste schijf tarief wordt gedekt door de verhoging van het tweede schijf tarief. Hierdoor is het voorstel budgettair neutraal.

Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG

In 2022 is er vanwege de energiecrisis besloten om de accijnstarieven voor benzine, diesel en liquefied petroleum gas (LPG) tijdelijk te verlagen. Het doel van deze tijdelijke steunmaatregel was om de gevolgen van de hoge energieprijzen te dempen. Vanaf 1 juli 2023 is deze verlaging gedeeltelijk afgelopen. Het kabinet stelt voor om de huidige, verlaagde accijnstarieven met een jaar te verlegen. Hierdoor geldt de verlaging tot 1 januari 2027. Dit leidt tot een incidentele derving van € 1.716 miljoen in 2026.

175

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 74.

Licence