Wanneer er sprake is van grenseffecten van een maatregel, wordt dat hieronder toegelicht. Wordt een maatregel niet toegelicht in deze paragraaf, dan zijn er geen noemenswaardige grenseffecten.
Hervormingen afvalstoffenbelasting
Export van afval, waarbij de afvalstoffen in het buitenland verbrand of gestort worden, wordt belast onder de afvalstoffenbelasting (artikel 23, eerste lid 1, onderdeel c Wet belastingen op milieugrondslag), daarnaast is grensoverschrijdend transport onderhevig aan de regels van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Export van afval naar cementovens in het buitenland wordt niet belast binnen de afvalstoffenbelasting en kan mogelijk toenemen door een poorttariefverhoging. Volgens de impactanalyse van Trinomics176 is de belangrijkste barrière voor het opschalen van export naar cementovens het feit dat afval moet worden verwerkt om te voldoen aan specifieke kwaliteitsnormen, zowel in termen van calorische waarde als verontreinigingsniveaus, voordat het kan worden gebruikt als brandstof bij cementproductie. Deze voorbehandeling vereist extra infrastructuur en economische kosten, die niet altijd beschikbaar is, vooral niet bij het omgaan met gemengde of sterk verontreinigde afvalstromen. Bovendien willen cementovens over het algemeen niet te sterk vertrouwen op brandstoffen uit afval, vanwege bezorgdheid over de leveringszekerheid en consistentie in vergelijking met conventionele brandstoffen. Deze factoren beperken samen de schaal waarop afval momenteel wordt omgeleid naar cementovens, ondanks hun theoretisch potentieel en beschikbare capaciteit. Daarnaast is er een mogelijkheid tot illegale export van afval naar het buitenland, dit is ook afhankelijk van handhaving hierop. Door de sector is erop gewezen dat bij export afval in het buitenland mogelijk minder milieuvriendelijk wordt verwerkt, waardoor er op mondiaal niveau een verslechtering zou kunnen optreden.
Daarnaast zorgt de verhoging van de poorttarieven, als gevolg van de aanpassingen in de afvalstoffenbelasting, ervoor dat de prikkel om te recyclen in het buitenland zal toenemen ten opzichte van de verwerking van afval in Nederland. Bij export van afval dat in het buitenland gerecycled wordt is in beginsel geen afvalstoffenbelasting verschuldigd. Wel wordt afvalstoffenbelasting buitenland geheven over het recyclingresidu dat uiteindelijk wordt verbrand in installaties waar ook huishoudelijke afvalstoffen of gemengd bedrijfsafval en gemengd sorteerresidu mogen worden verbrand. Nederlandse recyclers krijgen als gevolg van de tariefverhoging in de afvalstoffenbelasting te maken met hogere verbrandingskosten van hun recyclingsresidu, terwijl buitenlandse recyclers meer mogelijkheden hebben om deze kostenstijging te vermijden. Tot slot zal de import van buitenlandse afvalstoffen, zoals omschreven in paragraaf 5.19 fors afnemen als gevolg van deze maatregelen.
Omdat het belastingtarief voor storten-met-ontheffing hoger komt te liggen dan het tarief voor het overbrengen van afval naar het buitenland, ontstaat een prikkel voor ontdoeners met een ontheffingsvergunning om het afval te exporteren.
Aanpassingen CO2-heffing industrie
De CO2-heffing wordt voor ETS1- en lachgasinstallaties per 2026 verlaagd en komt – vanwege de systematiek van de carry back – per saldo op nihil uit. Hierdoor nemen de lasten voor deze bedrijven af, wat het risico op weglek verkleint.
Export van afval wordt onder de CO2-heffing niet belast, in tegenstelling tot bij de afvalstoffenbelasting. In hoeverre de aanscherping van de CO2-heffing leidt tot extra export, hangt van verschillende factoren af. AVI’s met een hoog gebruik van CCS kunnen de CO2-heffing (grotendeels) vermijden, waardoor de impact op het poorttarief beperkt is en de poorttarieven vergelijkbaar zijn met wat het zou kosten om het afval in buitenlandse AVI’s te belasten. In dat geval is een toename van export niet waarschijnlijk. Bij AVI’s met een beperkt CCS-potentieel, kan de aanscherping van de CO2-heffing wel leiden tot hogere poorttarieven, waardoor het afval mogelijk voor een deel wordt geëxporteerd naar het buitenland dan wel de huidige import van buitenlands afval afneemt. Een gedeeltelijke verschuiving van de afvalstromen naar Duitsland, en in beperkte mate Zweden, is denkbaar, omdat deze landen over vrije capaciteit beschikken. Er zijn tegelijkertijd enkele factoren die de gevolgen voor de uitvoer van afvalstoffen kunnen verminderen: langetermijncontracten kunnen de poorttarieven tijdelijk lager houden, bepaalde contracten met gemeenten beperken de export van afvalstoffen naar het buitenland, AVI’s die verder van de landsgrenzen verwijderd zijn minder geneigd te exporteren vanwege de vervoerskosten en sommige landen verbieden de import van specifieke afvalstromen (zoals Polen).
Aanpassing zuiveldefinitie
Het aanpassen van de zuiveluitzondering in de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken leidt ertoe dat alcoholvrije dranken die ten gevolge van de voorgestelde wijziging niet langer onder de zuiveluitzondering vallen, worden belast met verbruiksbelasting. Het gaat hierbij om alcoholvrije dranken als vruchten- en groentesappen met een vleugje zuivel, frisdrank met een vleugje zuivel, zuiveldranken die zijn gezoet of gearomatiseerd of waaraan smaak- of geurstoffen zijn toegevoegd en sojadranken met een suiker- of verzadigd vetgehalte boven de voorgestelde hoeveelheid. De verbruiksbelasting voor deze dranken gaat € 26,13 per hectoliter bedragen (dus € 0,26 per liter), net als voor de alcoholvrije dranken die op dit moment al onder de verbruiksbelasting vallen. Producenten kunnen ervoor kiezen deze belastingverhoging geheel of gedeeltelijk door te berekenen in de prijs, wat een prijsstijging voor deze dranken kan betekenen. Prijsstijgingen in Nederland kunnen leiden tot prijsverschillen met onze buurlanden. Naar verwachting kent het aanpassen van de zuiveluitzondering geen of slechts in geringe mate grenseffecten aangezien het om een beperkte hoeveelheid alcoholvrije dranken gaat die mogelijk beperkt in prijs worden verhoogd.
Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG
Ten opzichte van het basispad (de situatie waarin de accijnstarieven per 1 januari niet langer zouden worden verlaagd) zorgt de maatregel voor grenseffecten. Door de lagere accijnstarieven zullen meer consumenten in Nederland tanken of minder Nederlandse consumenten over de grens tanken. Ten opzichte van 2025 is het daarentegen juist de verwachting dat de maatregel geen groot effect heeft op het grensoverschrijdende tankverkeer, aangezien de tarieven hetzelfde blijven. Overigens kunnen ook andere factoren dan deze maatregel het grensverkeer beïnvloeden, zoals maatregelen die in buurlanden worden genomen.