Base description which applies to whole site

10. Doenvermogen

Per maatregel is een inschatting gemaakt van de «doenlijkheid». Het gaat er dan om in hoeverre een maatregel (direct) kan leiden tot (problematische) belasting van het doenvermogen van de betreffende burgers of ondernemers. Deze inschatting is gemaakt door de dossierhouder in overleg met de gedragsexperts. Er is hierbij geen aanvullend empirisch onderzoek gedaan en/of contact geweest met burgers over de inschattingen van de doenlijkheid.

Bij het doenvermogen wordt gekeken naar een aantal factoren zoals:

  • op welke groep burgers of ondernemers is het wetsvoorstel van toepassing,

  • welke extra acties worden er van deze doelgroep gevraagd ten opzichte van de huidige situatie, en

  • in hoeverre kunnen deze acties samenvallen met omstandigheden die het doenvermogen kunnen inperken, zoals financiële stress en life events.

  • in hoeverre de maatregel bij specifieke groepen kan leiden tot (een verergering) van financiële stress en onzekerheid.

Bij maatregelen die enkel betrekking hebben op grote of middelgrote ondernemingen die gebruik maken van professionele fiscale adviseurs en bij maatregelen die geen extra acties vergen (zoals een technische wijziging of parameterwijziging) wordt door middel van de doenvermogenscan de inschatting gegeven dat doenvermogen hierbij geen aandachtspunt zal zijn. Bij overige maatregelen zijn er drie oordelen mogelijk:

  • de maatregel doet een kleiner beroep op het doenvermogen,

  • de maatregel doet een groter beroep op het doenvermogen maar dit is geen aandachtspunt want de doelgroep zal naar verwachting deze benodigde acties goed kunnen uitvoeren,

  • de maatregel doet een groter beroep op het doenvermogen en dit is wel een aandachtspunt.

Elke maatregel krijgt derhalve één van de volgende vier oordelen:

  • Oordeel 1: doenlijkheid niet relevant of onveranderd; wanneer de maatregel ten opzichte van de huidige situatie geen extra acties vergt van mensen, enkel grote ondernemingen raakt, of een technische wijziging betreft

  • Oordeel 2: kleiner beroep op het doenvermogen van belastingplichtigen; wanneer de maatregel ten opzichte van de huidige situatie (i) minder acties vergt, (ii) minder problematische samenloop heeft met stressvolle omstandigheden en/of andere wet- en regelgeving, (iii) zorgt voor minder financiële stress en onzekerheid,

  • Oordeel 3: groter beroep op het doenvermogen van belastingplichtigen, geen aandachtspunt; Wanneer de maatregel ertoe leidt dat (een deel van) de doelgroep meer acties moet nemen, maar zij dit naar verwachting goed zullen kunnen. Dit kan o.a. het geval zijn wanneer de gevergde acties beperkt zijn in aantal en complexiteit, en/of wanneer deze acties niet samenvallen met stressvolle omstandigheden en levensgebeurtenissen.

  • Oordeel 4: groter beroep op het doenvermogen van belastingplichtigen, wel aandachtspunt; wanneer de maatregel ertoe leidt dat(een deel van) de doelgroep meer acties moet nemen, en zij dit naar verwachting niet (altijd) goed kunnen/zullen uitvoeren. Dit kan o.a. het geval zijn wanneer de gevergde acties talrijk en/of complex zijn, en/of wanneer deze acties samenvallen met stressvolle omstandigheden en levensgebeurtenissen.

Tabel 14: doenvermogen

Maatregel

Oordeel

Inkomensbeleid

Oordeel 1

Verduidelijking fietsregeling

Oordeel 2

Maatregelen lucratiefbelangregeling

Oordeel 3

Aanpassingen box 3

Oordeel 3

Uitsluiten niet-marktconform handelende gelieerde partijen van toepassing leegwaarderatio

Oordeel 3

Reparatie tegenbewijsregeling box 3 voor obligaties en andere vermogensbestanddelen met kortlopende termijnen

Oordeel 1

Aanpassingen groen beleggen

Oordeel 1

Akkoord «gezond naar pensioen»

Oordeel 1

Versobering ETK regeling

Oordeel 3

Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personenvervoer

Oordeel 3

Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap

Oordeel 1

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden

Oordeel 2

Gelijkstelling voor de schenk- en erfbelasting van biologische kinderen

Oordeel 3

Verlegging ingangsdatum berekenen belastingrente en verlenging aangiftetermijn erfbelasting

Oordeel 2

Emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen

Oordeel 1

Autonome vergroening

Oordeel 1

Tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto’s

Oordeel 1

Kwarttarieven motorrijtuigenbelasting

Oordeel 1

Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater

Oordeel 1

Hervormingen afvalstoffenbelasting

Oordeel 1

Aanpassingen CO2-heffing industrie

Oordeel 1

Belastingvermindering energiebelasting

Oordeel 1

Aanpassing zuiveldefinitie

Oordeel 1

Koopkrachtmaatregel BES-eilanden

Oordeel 1

Verlengen accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG

Oordeel 1

Inkomensbeleid

De maatregelen waarbij het aangrijpingspunt van het toptarief wordt aangepast, het tarief in de eerste en tweede schijf van de inkomstenbelasting wijzigt en de tabelcorrectiefactor beperkt wordt toegepast, worden automatisch toegepast en vergen geen handelingen van belastingplichtigen. Hierdoor is doenvermogen geen aandachtspunt bij deze wijzigingen.

Verduidelijking fietsregeling loonbelasting

Deze maatregel heeft een positief effect op de doenlijkheid. Werkgevers zullen hierdoor minder vaak loonheffingen verschuldigd zijn als zij een fiets ter beschikking stellen aan hun werknemer die niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres van die werknemer wordt gestald. Verder doet de nieuwe wetgeving een kleiner beroep op het doenvermogen van werkgevers en werknemers in termen van het bijhouden van type gebruik van de fiets.

Maatregelen lucratiefbelangregeling

De voorgestelde maatregelen hebben beperkte gevolgen voor het doenvermogen. Het zwaarder belasten van voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang vereist een juiste verwerking door de belastingplichtige in de aangifte inkomstenbelasting. Het gaat hier echter doorgaans om belastingplichtigen die worden bijgestaan door een adviseur. De maatregel waarmee een ongewenste structuur wordt tegengegaan is meer technisch van aard, heeft geen invloed op het doenvermogen en raakt een zeer beperkte doelgroep.

Aanpassingen box 3

Door de voorgestelde verlaging van het heffingvrije vermogen is een grotere groep burgers belasting verschuldigd over box 3-inkomen. Deze burgers zijn echter nu al aangifteplichtig in verband met de beschikking rendementsgrondslag voor de vermogenstoets voor inkomensafhankelijke regelingen. De beschikking rendementsgrondslag wordt vastgesteld bij een box 3-vermogen van € 37.395 (bedrag 2025) of hoger. De verlaging van het heffingvrije vermogen tot € 51.396 zorgt daarom niet voor aanvullende verplichtingen voor burgers, aangezien de betreffende burgers nu al hun box 3-vermogen moeten opgeven voor het vaststellen van de beschikking rendementsgrondslag. Wel zal de maatregel ertoe leiden dat meer belastingplichtigen onderaan de streep een betaling zullen moeten doen aan de Belastingdienst, wat enig doenvermogen vergt. De verwachting is dat de meeste mensen in deze populatie hiertoe goed in staat zullen zijn.

Uitsluiten niet-marktconform handelende gelieerde partijen van toepassing leegwaarderatio

De maatregel betreft de codificatie van arresten van de HR. Hierbij worden geen extra acties gevergd van de belastingplichtige en er zijn dus geen implicaties qua doenlijkheid.

Reparatie box 3-tegenbewijsregeling voor obligaties en andere vermogensbestanddelen met kortlopende termijnen

Een belastingplichtige die gebruik wil maken van de box 3-tegenbewijsregeling is verantwoordelijk voor het opgeven van het werkelijke rendement. De belastingplichtige zal zelf gegevens die relevant zijn voor het werkelijke rendement moeten verzamelen en opgeven. Door de wijzigingen in dit wetsvoorstel wordt een extra beroep op het doenvermogen gedaan, omdat de regels voor het bepalen van het werkelijke rendement ingewikkelder worden. Dit komt door de terugwerkende kracht en het overgangsrecht, waardoor de belastingplichtige zal moeten bepalen welk regime van toepassing is. Bovendien gaat een andere waarderingsregel gelden voor het bepalen van het werkelijke rendement in de tegenbewijsregeling dan geldt voor het bepalen van het forfaitaire rendement. Dit zorgt voor complexiteit voor belastingplichtigen. Op de gehele box 3-tegenbewijsregeling betreft het echter een kleine wijziging. Belastingplichtigen moeten ook nu al kennis nemen van de regels voor het bepalen van het werkelijke rendement, waardoor geen sprake is van extra gevraagde acties. Bij het uitvragen van het werkelijke rendement zal de belastingplichtige zo goed mogelijk worden geholpen door middel van toelichtende hulpteksten.

Aanpassingen groen beleggen

De voorgestelde maatregel heeft geen invloed op het doenvermogen van belastingplichtigen. Het gaat hier namelijk slechts om een aanpassing van het bedrag van de vrijstelling en het percentage van de heffingskorting. Ook wordt de datum van afschaffing met een jaar opgeschoven. Belastingplichtigen hoeven geen actie te ondernemen naar aanleiding van dit voorstel.

Akkoord «Gezond naar het pensioen»

Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld dat de bestaande tijdelijke RVU-drempelvrijstelling vanaf 2026 in stand blijft. Naar verwachting is het beroep op het doenvermogen hiervan beperkt. De bestaande systematiek wordt – behoudens een technische aanpassing in de berekeningssystematiek van de RVU-drempelvrijstelling – ongewijzigd voortgezet. Wel hebben sociale partners zich gecommitteerd in het akkoord «Gezond naar het pensioen» om de RVU-drempelvrijstelling gerichter in te zetten voor werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. In de arbeidsvoorwaardelijke overleggen over de RVU-drempelvrijstelling vraagt dat om een extra inspanning om de inzet van de RVU-drempelvrijstelling gerichter te maken met een onderbouwde afbakening van de doelgroep, gericht op belastende functies en werkzaamheden gebaseerd op objectieve criteria.

Versoberen ETK regeling

Deze maatregel kan een beroep doen op het doenvermogen van werkgevers. Zij dienen vast te stellen of zij kostenvergoedingen betalen die vallen onder de versobering van de ETK-regeling. Vervolgens zullen zij ook moeten beslissen of ze doorgaan met deze kostenvergoedingen of loonbelasting over deze vergoedingen gaan betalen. Voor werknemers zal de maatregel weinig vergen van het doenvermogen, omdat de loonbelasting al ingehouden wordt. Verder is de verwachting dat de ondernemingen die geraakt worden door deze maatregel veelal automatische loonadministratiesystemen of fiscale adviseurs hebben. Er kan echter niet worden uitgesloten dat de maatregel voor kleinere ondernemingen toch een bepaald beroep doet op het doenvermogen.

Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personenvervoer

Deze maatregel doet een beroep op het doenvermogen van werkgevers. Zij dienen vast te stellen of en hoeveel pseudo-eindheffing er verschuldigd is, en deze vervolgens via de loonaangifte aan te geven en te betalen. Voor de vaststelling of zij pseudo-eindheffing verschuldigd zijn, moeten zij beoordelen of sprake is van terbeschikkingstelling voor privédoeleinden. In veel gevallen zal dit, naar verwachting, niet lastig zijn. Echter, in specifieke gevallen kan dit wel een beroep doen op het doenvermogen van werkgevers. De verwachting is dat de ondernemingen die geraakt worden door deze maatregel veelal fiscale adviseurs hebben, echter er kan niet worden uitgesloten dat de maatregel voor kleinere ondernemingen toch een significant beroep doet op het doenvermogen. Voor werknemers zal de maatregel weinig vergen van het doenvermogen. De maatregel krijgt oordeel 3.

Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap in de schenk- en erfbelasting

Deze maatregel vergt na inwerkingtreding van deze maatregel geen nieuwe acties van belastingplichtigen. Voor het aanpassen van het aandeel in de huwelijksgoederengemeenschap of het verrekenbeding is een notaris vereist, die aan echtgenoten de fiscale gevolgen van dergelijke keuzes inzichtelijk kan maken. Ook wordt met het overgangsrecht voorkomen dat echtgenoten die eerder om niet-fiscale redenen een huwelijksgoederengemeenschap of een verrekenbeding met ongelijke breukdelenzijn overeengekomen zijn, onder de voorgestelde maatregel vallen. Zodoende geeft deze maatregel geen aandachtspunten qua doenlijkheid.

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden van erflater

De voorgestelde aanpassing van de fictiebepaling voor schenkingen binnen 180 dagen voor het overlijden van de schenker werkt positief op het doenvermogen. De burger hoeft niet langer aangifte schenkbelasting voor deze schenkingen te doen. De berekening van schenkbelasting en de latere verrekening van schenkbelasting met de erfbelasting kunnen door de voorgestelde aanpassing van de fictiebepaling achterwege blijven. Dit vergemakkelijkt ook het doen van de aangifte erfbelasting en verbetert de begrijpelijkheid van de aangifte en aanslag erfbelasting. In de praktijk zal het nauwelijks meer voorkomen dat een aanslag schenkbelasting is opgelegd. In die paar gevallen gaat de Belastingdienst over tot ambtshalve vermindering en informeert de burger hierover.

Gelijkstelling voor de schenk- en erfbelasting van biologische kinderen met kinderen die in familierechtelijke betrekking tot de schenker of erflater staan

De maatregel houdt in dat kinderen die een schenking of erfenis ontvangen van hun biologische ouder waartoe zij niet in familierechtelijke betrekking staan, voor de schenk- en erfbelasting worden gelijkgesteld met kinderen die wel in familierechtelijke betrekking tot die ouder staan. Het kind moet dat biologische ouderschap met de uitslag van een genetische test doen blijken. Het zou namelijk onwenselijk zijn als de Belastingdienst op basis van feiten en omstandigheden zou moeten beoordelen of het aannemelijk is dat het om een biologisch kind gaat. Dit past ook niet binnen de taken en expertise van de Belastingdienst en zou tot discussies kunnen leiden. Deze kinderen moeten daarom de uitslag van een DNA-test overleggen waaruit het biologische ouderschap volgt. Dit doet wel een beroep op het doenvermogen. Er zal namelijk een DNA-test moeten worden besteld en vervolgens DNA moeten worden afgenomen. Hier kan echter wel van tevoren al op geanticipeerd worden (voor het doen van de schenking of bij het opnemen van het biologische kind in het testament van de biologische ouder). De notaris kan ook wijzen op het moeten overleggen van de uitslag van een DNA-test. Door geen aanvullende eisen te stellen aan de DNA-test, zoals een accreditatie van het laboratorium waar het onderzoek wordt verricht, wordt de belasting van het doenvermogen beperkt. Mogelijk hebben belastingplichtigen in het verleden al een DNA-test gedaan om de verwantschap voor henzelf duidelijk te krijgen. De aangifteverplichting voor de schenk- en erfbelasting blijft hetzelfde.

Verlegging ingangsdatum berekenen belastingrente en verlenging aangiftetermijn erfbelasting

Een langere aangifteperiode erfbelasting verkleint het beroep op het doenvermogen van de burger in een vaak stressvolle, emotionele periode, doordat in het gros van de gevallen de standaardaangiftetermijn van twintig maanden adequaat zal zijn er dus veelal niet meer hoeft te worden verzocht om uitstel en geen belastingrente meer speelt.

Emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen

De voorgestelde maatregel heeft geen gevolgen voor het doenvermogen van burgers en bedrijven. Integendeel, door de lastenverlichting ten opzichte van de huidige situatie wordt juist tegemoetgekomen aan de behoefte aan betaalbare emissievrije mobiliteit in specifieke doelgroepen, zoals rolstoelgebruikers en bezitters van kampeerauto’s of motorrijwielen. De dowijziging leidt niet tot extra administratieve handelingen voor burgers of bedrijven; door aanspraak te maken op de vaste voet kan bij inschrijving van een emissievrije bijzondere personenauto en een emissievrij motorrijwiel op relatief eenvoudige wijze bpm-aangifte worden gedaan.

Autonome vergroening

De jaarlijkse aanpassing van het bpm-tarief vanwege autonome vergroening doet geen beroep op het doenvermogen van burgers en bedrijven. De maatregel leidt niet tot een verhoging van de gemiddelde bpm per conventionele auto, maar is er juist op gericht om de bpm-opbrengst per motorrijtuig gelijk te houden ondanks de dalende CO2-uitstoot. Voor consumenten en bedrijven verandert er daardoor niets aan het aangifteproces of de informatievoorziening. De Belastingdienst verwerkt de jaarlijkse aanpassing van de tarieftabel in haar systemen, waardoor de uitvoering zonder extra administratieve lasten plaatsvindt. Hiermee wordt de uitvoerbaarheid geborgd en blijft de impact voor belastingplichtigen beperkt.

Tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto’s

De verhoging van de tariefkorting voor emissievrije personenauto’s doet geen beroep op het doenvermogen van burgers en bedrijven. De maatregel verlaagt de belastingdruk voor houders van emissievrije personenauto’s, waardoor hun financiële positie juist iets verbetert ten opzichte van de situatie bij een lagere korting. Voor burgers en bedrijven verandert er niets aan de administratieve verplichtingen of het aangifteproces. De Belastingdienst verwerkt de aangepaste korting geautomatiseerd in haar systemen, houders van emissievrije personenauto’s hoeven zelf geen actie te ondernemen. De uitvoerbaarheid van de maatregel is daarmee geborgd en de impact op de belastingplichtige is beperkt tot een positieve financiële wijziging.

Kwarttarieven motorrijtuigenbelasting

Het beperken van de kwarttarieven tot bestelauto’s bij inwerkingtreding van de vrachtwagenheffing en het beëindigen van deze kwarttarieven per 1 januari 2028 heeft geen onevenredige impact op het doenvermogen van burgers en bedrijven. De maatregel betreft een beperkt aantal motorrijtuigen – circa 1.250 in totaal – en richt zich op uitzonderingsregelingen die niet langer goed verdedigbaar zijn binnen het stelsel van de motorrijtuigenbelasting. Om houders van bestelauto’s die gebruikmaken van het kwarttarief voldoende voorbereidingstijd te bieden, is gekozen voor een overgangstermijn van twee jaar. Hiermee wordt geborgd dat zij tijdig hun bedrijfsvoering kunnen aanpassen of alternatieven kunnen overwegen. De Belastingdienst zal de tariefaanpassing in haar systemen verwerken, waardoor het aangifteproces voor betrokken houders ongewijzigd blijft en de maatregel geen extra administratieve lasten met zich meebrengt.

Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater

De levering van hoeveelheden water van drinkwaterkwaliteit die uitkomen boven het huidige heffingsplafond van 300 kubieke meter, geschiedt vooral aan ondernemingen met een waterverbruik boven 300 kubieke meter. Vooral zij zullen dus te maken krijgen met deze wetswijziging. Het raakt het doenvermogen van deze bedrijven niet: net als nu rekenen hun waterleveranciers de belasting op leidingwater aan hen door via de waterrekening.

Hervormingen afvalstoffenbelasting

De aanpassingen in de afvalstoffenbelasting zijn grotendeels parameterwijzigingen. Deze doen geen beroep op het doenvermogen. De maatregelen die wel een beroep daarop doen betreffen aanpassingen in de uitvoering bij een beperkt aantal AVI’s. Dit zijn grote bedrijven die allen professionele ervaring hebben met de afvalstoffenbelasting en over voldoende doenvermogen beschikken voor de benodigde acties.

Tijdens de overleggen met stakeholders zijn over de uitvoerbaarheid van de maatregelen geen zorgen geuit. Door de maatregelen wordt de belastingdruk verhoogd bij belastingplichtigen, die deze via hun poorttarieven (deels) zullen doorberekenen aan afvalontdoeners. Doordat de tariefverhoging per 2028 worden doorgevoerd wordt zowel aan afvalverwerkers als afvalontdoeners voldoende tijd gegeven om hun bedrijfsprocessen hierop aan te passen.

Aanpassingen CO2-heffing industrie

De voorgestelde maatregelen richten zich uitsluitend op grote industriële bedrijven en afvalverbrandingsinstallaties. Voor deze doelgroep zijn de administratieve verplichtingen beperkt en grotendeels vergelijkbaar met de bestaande praktijk. Bedrijven zijn al gewend te rapporteren aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) in het kader van het Europese emissiehandelssysteem. De maatregelen leiden daarom niet tot wezenlijke nieuwe verplichtingen voor burgers of kleinere ondernemingen.

Voor ETS1- en lachgasinstallaties verandert het doenvermogen in beperkte mate. De verlaging van het tarief en het constant houden van de reductiefactor betekenen dat de lasten van de heffing voor deze bedrijven verminderen en de administratieve verplichtingen gelijk blijven. Monitoring en rapportage blijven nodig zolang een positief heffingstarief geldt of de carry-backregeling kan worden toegepast. Indien in de toekomst blijkt dat het margetarief (verschil tussen tarief en EU ETS-prijs) structureel nihil is, zal het kabinet bezien of administratieve lasten verder kunnen worden beperkt.

Voor afvalverbrandingsinstallaties neemt de prikkel vanuit de CO2-heffing juist toe door het hogere tarief en het afbouwpad van de vrijgestelde emissies. De administratieve lasten voor deze bedrijven blijven in de kern gelijk, aangezien de rapportageverplichtingen aansluiten bij bestaande verplichtingen onder de CO2-heffing. De maatregelen zijn daarmee uitvoerbaar binnen de bestaande systemen en processen van de bedrijven en de NEa. Alles afwegend is het oordeel dat het doenvermogen niet in het geding is: de maatregelen vergen geen nieuwe of complexe acties van burgers, raken enkel grote ondernemingen, en sluiten aan bij bestaande administratieve routines.

Belastingvermindering energiebelasting

De verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting ten opzichte van het basispad wordt toegepast door energieleveranciers op de energierekening. Huishoudens, bedrijven en instellingen hoeven geen actie te ondernemen om de belastingvermindering en verhoging daarvan te ontvangen.

Aanpassing zuiveldefinitie

Door de aanpassing van de zuiveluitzondering wordt over bepaalde alcoholvrije dranken verbruiksbelasting verschuldigd waar dat nu niet het geval is. Het gaat hierbij om vruchten- en groentesappen met een vleugje zuivel, frisdranken met een vleugje zuivel, zuiveldranken die zijn gezoet of gearomatiseerd of waaraan smaak- of geurstoffen zijn toegevoegd en sojadranken met een suiker- of verzadigd vetgehalte boven de voorgestelde hoeveelheid. De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is verschuldigd op het tijdstip van de zogenoemde uitslag van de alcoholvrije drank en moet op aangifte worden voldaan.180 Voor producenten die gevestigd zijn in Nederland zal het moment van uitslag over het algemeen zijn het moment waarop de alcoholvrije drank de zogenoemde inrichting fysiek verlaat. Voor het produceren van alcoholvrije dranken is een vergunning voor een inrichting nodig. Producenten van vruchten- en groentesappen en frisdranken waaraan een vleugje zuivel is toegevoegd, zullen reeds over deze vergunning beschikken en zijn ook al bekend met het aangifteproces. Zij zullen immers doorgaans ook vruchten- en groentesappen en frisdranken zonder vleugje zuivel produceren en daarover reeds verbruiksbelasting betalen. Alleen producenten van enkel alcoholvrije dranken die niet langer onder de zuiveluitzondering vallen en die nog geen vergunning hebben, zullen een vergunning moeten aanvragen om een inrichting te kunnen voeren en procedures moeten inrichten om aangifte te kunnen doen. De bedrijven die het betreft zijn over het algemeen (grote) ondernemingen waarbij de doenlijkheid minder een zorgpunt is omdat zij gewend zijn met dergelijke processen om te gaan.

Ondernemers die alcoholvrije dranken die niet langer onder de zuiveluitzondering vallen uit een ander land (EU-lidstaat of derdeland) halen en vervolgens in Nederland voorhanden hebben, zullen hiervan aangifte moeten doen. Ondernemers die al alcoholvrije dranken waarover verbruiksbelasting is verschuldigd naar Nederland overbrengen uit andere EU-lidstaten of importeren uit derde landen zijn reeds bekend met het aangifteproces. Alleen ondernemers die uitsluitend alcoholvrije dranken waarop de zuiveluitzondering niet langer van toepassing is naar Nederland overbrengen of importeren, zullen procedures moeten inrichten om aangifte te kunnen doen. Het aantal nieuwe belastingplichtigen onder dergelijke ondernemers wordt beperkt geacht.

Ondernemers die het betreft worden hierover door de Douane geïnformeerd. Daarbij hebben nieuwe belastingplichtigen een jaar de tijd om hun processen aan te passen, omdat de voorgestelde aanpassing van de zuiveldefinitie van kracht wordt op 1 januari 2027.

De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor het doenvermogen van burgers. Zij merken mogelijk alleen dat alcoholvrije dranken die niet langer onder de zuiveluitzondering vallen, duurder worden.

Koopkrachtmaatregel BES-eilanden

De maatregel betreft een parameterwijziging, zodoende zijn er hierbij geen aandachtspunten qua doenlijkheid.

Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG

Voor de doenlijkheid voor burgers heeft deze maatregel geen gevolgen omdat de maatregel van hen geen extra handeling vraagt. De accijns is in de consumentenprijs verwerkt. Voor de oliemaatschappijen betreft de maatregel een continuering van het geldende accijnstarief. Zodoende is doenlijkheid geen aandachtspunt.

180

Artikel 18 WVAD.

Licence