Base description which applies to whole site

Bijlage 8: Normeringssystematiek Gemeente- en Provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van hun belangrijkste inkomstenbronnen is de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru). Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- of afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Tabellen 8.1–8.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de ngru uiteindelijk resulteert in het accres. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto rijksuitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd (zie tabel 8.2 en gerelateerde toelichting). Het saldo geeft de ngru, de basis voor de accresberekening (C).

Tabel 8.1 Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accrespercentage
 

2012

2013

1 De Koning

40

40

2A Staten-Generaal

140

134

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

110

108

3 Algemene Zaken

47

50

4 Koninkrijksrelaties

73

91

5 Buitenlandse Zaken

10.019

7.839

6 Justitie

10.147

10.918

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

4.136

530

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

31.421

32.382

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

9.215

16

9B Financiën

1.288

1.584

10 Defensie

7.552

7.310

12 Infrastructuur en Milieu

10.463

9.806

13 Economische Zaken

4.525

4.679

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

19.608

20.270

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

5.634

4.294

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

0

2.970

18 Wonen en Rijksdienst

0

2.566

50 Gemeentefonds

18.501

17.989

51 Provinciefonds

1.686

1.553

Aanvullende posten

– 6

193

(A) Totaal netto uitgaven

134.597

125.322

     

(B) Totaal correcties

– 45.119

– 36.136

     

(C)Totaal NGRU (=A+B)

89.479

89.186

     

Accres (%) = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

 

– 0,33

De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 8.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 8.2 Totaal correcties
 

2012

2013

Rente 9A

– 9.215

0

EU-afdrachten (inclusief landbouwheffingen)

– 6.102

– 6.986

HGIS

– 4.840

– 4.674

WWB

– 5.082

– 5.667

GF/PF

– 18.675

– 17.981

WMO en opleidingsfonds

– 3.384

– 2.155

Studieleningen en radiofrequenties

1.502

1.522

Overboekingen RBG-eng – GF/PF

1.222

1.107

Overige financieringsverschuivingen

– 545

– 1.301

Totaal correcties

– 45.119

– 36.136

Tabel 8.3 Van accrespercentage naar accres in euro’s
 

2013

1. Accres % (nominaal)

– 0,33

2. Grondslag normeringssystematiek

18.675

3. Accres (= 1 * 2)

– 61

   

4. Accres stand FJR 2013 (miljoen euro)

– 61

Waarvan Gemeentefonds

– 58

Waarvan Provinciefonds

– 3

Ontwikkeling accres 2013

Tabel 8.4 Aansluiting accres stand Startnota naar stand FJR 2013
 

2013

Accrespercentage, stand startnota

0,11%

Accres, stand startnota (miljoen euro)

19

Mutatie sinds startnota (miljoen euro)

– 80

Accres, stand FJR 2013 (miljoen euro)

– 61

Accrespercentage, stand FJR 2013

– 0,33%

Het accres 2013 is ten opzichte van de Startnota neerwaarts bijgesteld met ongeveer 80 miljoen euro. Het accres 2013 komt uit op – 0,33 procent, dat komt overeen met – 61 miljoen euro. De bijstelling van het accres 2013 is onder andere het gevolg van het inhouden van de prijsbijstelling in 2013 en een lagere dan verwachte loon- en prijsontwikkeling in 2013. De begrotingsafspraken 2014 hadden daarentegen een positief effect op het accres, als gevolg van de intensivering onderwijs. Per saldo resteert een neerwaartse bijstelling van het accres 2013 van 80 miljoen euro.

Licence