Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger beroepsonderwijs (ho), wetenschappelijk onderwijs (wo) en in de beroepsopleidende leerweg (bol) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000).
Financieren
De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Kengetallen
Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar OCW in Cijfers.
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | |||
---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Uitwonend | Thuiswonend | |
Basisbeurs | € 314,00 | € 125,99 | € 338,68 | € 103,78 |
Aanvullende beurs | € 475,17 | € 475,17 | € 455,22 | € 427,82 |
Maximaal leenbedrag | € 304,95 | € 304,95 | € 226,08 | € 226,08 |
Collegegeldkrediet | € 216,75 | € 216,75 | n.v.t | n.v.t. |
Totaal | € 1.310,87 | € 1.122,86 | € 1.019,98 | € 757,68 |
Uit een juridische analyse van de Landsadvocaat is gebleken dat de maatregel uit het hoofdlijnenakkoord die de ov-vergoeding voor studenten die in het buitenland studeren afschaft, een aanmerkelijk juridisch risico vormt omdat dit mogelijk in strijd zou zijn met het EU-recht. De Minister van OCW heeft daarom besloten de vergoeding niet af te schaffen. Hiervoor is € 21,0 miljoen structureel geïntensiveerd, met een oploop vanaf € 2,8 miljoen in 2026. Een resterend besparingsverlies van € 9,0 miljoen op de maatregel, door een lager aantal studenten en lager bedrag per student, is verwerkt in de studiefinancieringsraming. Zie ook Eerste Suppletoire Begroting van OCW 2025.
Daarnaast zijn er meerdere onderzoeken afgerond met betrekking tot de Wet studiefinanciering BES (WSF BES). Dit voorjaar is een onderzoek opgeleverd waarbij gekeken is naar de verschillen tussen de WSF 2000 en WSF BES. Daarbij is het principe van comply or explain gehanteerd. Dit principe gaat ervan uit dat beleidsintensiveringen in Europees Nederland op een zelfde manier van toepassing zijn op Caribisch Nederland, tenzij er redenen zijn om dat niet te doen. In dat geval kunnen er maatwerkregelingen worden genomen.Eerder is ook al een onderzoek gedaan naar de toereikendheid van de normbedragen in de WSF BES. Uit de onderzoeken blijkt dat aanpassingen in de WSF BES wenselijk zijn, om te zorgen voor gelijkere wetgeving tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland en een passender bedrag aan studiefinanciering bij het studeren vanuit de WSF BES. Hiervoor wordt een bedrag van circa € 1,2 miljoen geïntensiveerd op artikel 11.
Als laatste is vanuit het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen in samenwerking met andere departementen besloten om de nabetaling van uitkeringen op het toetsingsinkomen uit te sluiten van inkomensafhankelijke regelingen. Als mensen in een eerder kalenderjaar onterecht een te lage/geen uitkering hebben gekregen, krijgen ze te maken met een nabetaling. Deze nabetaling veroorzaakt een piekinkomen in het jaar van de nabetaling en kan leiden tot het terugvorderen van toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Daardoor krijgen mensen minder inkomensondersteuning dan waar ze recht op hadden als de uitkering wel direct goed was vastgesteld. Deze aanpassing leidt tot hogere uitgaven op de aanvullende beurs. Hiervoor wordt in 2030 een bedrag van circa € 0,7 miljoen en structureel € 1,5 miljoen geïntensiveerd op artikel 11.
Realisatie | Begroting | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
Verplichtingen | 5.418.778 | 6.982.735 | 4.612.395 | 6.834.141 | 5.494.665 | 5.416.932 | 5.388.806 |
Uitgaven | 5.418.300 | 6.982.735 | 4.612.395 | 6.834.141 | 5.494.665 | 5.416.932 | 5.388.806 |
Inkomensoverdrachten | 2.174.868 | 4.012.193 | 1.872.389 | 4.465.899 | 3.445.407 | 3.562.622 | 3.581.384 |
Basisbeurs gift (R) | 360.774 | 482.728 | 640.706 | 880.714 | 1.129.745 | 1.264.703 | 1.277.440 |
Aanvullende beurs gift (R) | 785.246 | 835.512 | 895.536 | 965.609 | 1.027.826 | 1.056.105 | 1.069.187 |
Reisvoorziening gift (R) | 829.454 | 896.126 | 34.182 | 1.028.495 | 1.024.138 | 1.017.022 | 1.020.423 |
Studievoorschotvouchers (R) | 16 | 667.756 | 26.969 | 12.844 | 5.513 | 0 | 0 |
Caribisch Nederland gift (R) | 1.959 | 1.959 | 2.332 | 2.867 | 3.201 | 3.201 | 3.201 |
Tegemoetkoming (R) | 0 | 922.960 | 81.915 | 1.382.012 | 75.988 | 44.134 | 25.804 |
Overige uitgaven (R) | 197.419 | 205.152 | 190.749 | 193.358 | 178.996 | 177.457 | 185.329 |
Leningen | 3.012.232 | 2.713.167 | 2.481.068 | 2.104.285 | 1.799.637 | 1.661.640 | 1.626.038 |
Basisbeurs Prestatiebeurs (NR) | 1.209.060 | 873.126 | 774.936 | 513.146 | 262.018 | 118.781 | 99.624 |
Aanvullende beurs Prestatiebeurs (NR) | 244.247 | 291.972 | 239.349 | 165.772 | 110.250 | 84.517 | 68.682 |
Caribisch Nederland prestatiebeurs (NR) | 0 | 262 | 262 | 262 | 262 | 262 | 262 |
Reisvoorziening (NR) | 120.166 | 18.945 | 21.496 | 13.269 | 25.542 | 52.678 | 67.568 |
Rentedragende lening (NR) | 1.239.412 | 1.323.257 | 1.242.163 | 1.211.862 | 1.203.729 | 1.209.311 | 1.195.904 |
Collegegeldkrediet (NR) | 150.753 | 157.285 | 154.197 | 151.460 | 149.339 | 147.623 | 146.195 |
Levenlanglerenkrediet (NR) | 17.840 | 18.609 | 18.609 | 18.609 | 18.609 | 18.609 | 18.609 |
Caribisch Nederland leningen (NR) | 262 | 408 | 408 | 408 | 408 | 408 | 408 |
Overige uitgaven (NR) | 30.492 | 29.303 | 29.648 | 29.497 | 29.480 | 29.451 | 28.786 |
Bijdrage aan agentschappen | 231.200 | 257.375 | 258.938 | 263.957 | 249.621 | 192.670 | 181.384 |
Dienst Uitvoering Onderwijs (R) | 231.200 | 257.375 | 258.938 | 263.957 | 249.621 | 192.670 | 181.384 |
Ontvangsten | 1.742.931 | 2.832.722 | 2.005.885 | 2.813.462 | 2.176.836 | 2.209.350 | 2.224.802 |
Ontvangsten Relevant | 129.154 | 279.894 | 254.700 | 508.151 | 395.484 | 416.427 | 413.939 |
Ontvangen rente (R) | 105.824 | 253.547 | 231.888 | 485.433 | 372.849 | 393.863 | 391.439 |
Ontvangsten Caribisch Nederland (R) | 729 | 846 | 847 | 847 | 846 | 847 | 846 |
Overige ontvangsten (R) | 22.601 | 25.501 | 21.965 | 21.871 | 21.789 | 21.717 | 21.654 |
Ontvangsten Niet - Relevant | 1.613.777 | 2.552.828 | 1.751.185 | 2.305.311 | 1.781.352 | 1.792.923 | 1.810.863 |
Terugontvangen lening (NR) | 1.613.717 | 2.552.739 | 1.751.096 | 2.305.222 | 1.781.263 | 1.792.834 | 1.810.774 |
Ontvangsten Caribisch Nederland (NR) | 60 | 89 | 89 | 89 | 89 | 89 | 89 |
Budgetflexibiliteit
2026 | |
---|---|
juridisch verplicht | 100,0% |
bestuurlijk gebonden | 0,0% |
beleidsmatig gereserveerd | 0,0% |
nog niet ingevuld/vrij te besteden | 0,0% |
Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2026 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de wet.
Toelichting
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in de Ontwerpbegroting 2023 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee CBS. De relevante uitgaven in deze begroting worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In deze begroting van het Ministerie van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo. Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
Om de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen is er een basisbeurs voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) en voor studenten op het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Studenten in de bol niveau 1 en 2 vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, worden financiële belemmeringen weggenomen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het hbo en wo hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. De prestatiebeurs is voor hen een lening, die wordt omgezet in een gift indien de opleiding met succes wordt afgerond binnen tien jaar na het eerste moment waarop studiefinanciering is opgenomen. Het prestatiebeursregime stimuleert hen daarmee om af te studeren.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studenten met basisbeurs1 | 630.047 | 616.400 | 609.000 | 602.700 | 603.000 | 603.200 | 602.000 |
Bol | 184.836 | 184.600 | 191.400 | 197.900 | 203.900 | 208.800 | 211.400 |
Hbo | 272.993 | 264.700 | 256.600 | 250.200 | 246.900 | 244.300 | 242.200 |
Wo | 172.218 | 167.100 | 161.000 | 154.600 | 152.200 | 150.100 | 148.400 |
Studenten zonder basisbeurs2 | 130.397 | 132.400 | 134.600 | 133.200 | 132.000 | 130.900 | 130.000 |
Bol | 15.495 | 15.500 | 16.000 | 16.600 | 17.100 | 17.500 | 17.700 |
Hbo | 55.447 | 55.100 | 54.700 | 53.700 | 53.000 | 52.400 | 52.000 |
Wo | 59.455 | 61.800 | 63.900 | 62.900 | 61.900 | 61.000 | 60.300 |
Totaal | 760.444 | 748.800 | 743.600 | 735.900 | 735.000 | 734.100 | 732.000 |
Toelichting
Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijdsstudenten in het hbo, wo en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering. Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde basisbeurs gift1 | 85.056 | 79.211 | 88.100 | 92.202 | 95.255 | 97.215 | 98.052 |
Bol | 78.344 | 74.004 | 82.687 | 86.664 | 89.551 | 91.213 | 91.639 |
Hbo | 1.649 | 1.160 | 1.168 | 1.145 | 1.129 | 1.117 | 1.107 |
Wo | 5.063 | 4.047 | 4.245 | 4.393 | 4.575 | 4.885 | 5.306 |
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs2 | 275.718 | 403.517 | 552.606 | 788.512 | 1.034.490 | 1.167.488 | 1.179.388 |
Bol | 205.583 | 217.495 | 216.730 | 219.902 | 223.912 | 224.935 | 227.777 |
Hbo | 39.271 | 134.962 | 190.294 | 315.130 | 447.861 | 515.116 | 524.964 |
Wo | 30.864 | 51.060 | 145.582 | 253.480 | 362.717 | 427.437 | 426.647 |
Totaal | 360.774 | 482.728 | 640.706 | 880.714 | 1.129.745 | 1.264.703 | 1.277.440 |
In de bovenstaande tabel worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs stijgen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het hbo en wo. De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek. De basisbeurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste vijf maanden krijgen de studenten in het hbo en wo de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste twaalf maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
Vanaf studiejaar 2023/2024 is de wet herinvoering basisbeurs in werking getreden. In het hbo en wo krijgen, als onderdeel van deze wet, meer studenten recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor is verhoogd vanaf 1 januari 2024.
Toelichting
De bovenstaande tabel laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. Momenteel zijn op het hbo de meeste aanvullende beurs gebruikers, met daaropvolgend de bol en tot slot het wo.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde aanvullende beurs gift1 | 298.906 | 319.584 | 343.235 | 352.413 | 359.829 | 364.891 | 366.701 |
bol | 215.770 | 233.856 | 256.023 | 266.542 | 274.982 | 280.798 | 283.304 |
hbo | 60.245 | 61.708 | 62.266 | 61.053 | 60.218 | 59.576 | 59.027 |
wo | 22.891 | 24.020 | 24.946 | 24.818 | 24.629 | 24.517 | 24.370 |
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs2 | 486.340 | 515.928 | 552.301 | 613.196 | 667.997 | 691.214 | 702.486 |
bol | 144.425 | 148.923 | 145.759 | 149.648 | 154.764 | 162.799 | 172.294 |
hbo | 244.756 | 263.836 | 285.083 | 317.675 | 348.450 | 365.631 | 370.767 |
wo | 97.159 | 103.169 | 121.459 | 145.873 | 164.783 | 162.784 | 159.425 |
Totaal | 785.246 | 835.512 | 895.536 | 965.609 | 1.027.826 | 1.056.105 | 1.069.187 |
Toelichting
In de bovenstaande tabel worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor studenten in de bol is de aanvullende beurs, naast het inkomen van de ouders, onder meer afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; een thuis- of uitwonende student ontvangt maximaal respectievelijk € 427,82 of € 455,22 (zie tabel ‘Normbedragen studiefinanciering 2025 per maand in euro's’).
In de tabel is een duidelijke stijging van de uitgaven aan aanvullende beurs te zien. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo en doordat de uitgaven voor een groot deel afhankelijk zijn van de prijsontwikkeling. Daarnaast heeft DUO diverse maatregelen getroffen om het niet-gebruik van de aanvullende beurs tegen te gaan. Ook is de ontwikkeling in het aantal studenten (met minder draagkrachtige ouders) en de deelname aan het onderwijs hier van invloed. Zo is er sprake van een krimpende studenteninstroom op het hbo en wo wat zorgt een voor lichte daling in het aantal giften. Ook exogene factoren spelen een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek (in hbo, wo en bol 3-4). De aanvullende beurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven. Hierdoor wordt het effect van de dalende studenteninstroom in het hbo en wo pas later zichtbaar in de omzettingen.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht1 | 789.513 | 788.400 | 789.800 | 779.300 | 771.600 | 770.400 | 767.800 |
Bol minderjarig | 104.158 | 109.600 | 112.500 | 112.700 | 112.800 | 111.500 | 110.000 |
Bol | 181.297 | 179.900 | 186.200 | 193.100 | 199.600 | 205.100 | 208.600 |
Ho | 504.058 | 498.900 | 491.100 | 473.500 | 459.200 | 453.800 | 449.200 |
Aantal RBS2 | 16.965 | 16.700 | 16.500 | 16.200 | 16.100 | 16.100 | 15.900 |
Bol | 1.826 | 1.800 | 1.900 | 1.900 | 2.000 | 2.100 | 2.100 |
Ho | 15.139 | 14.900 | 14.600 | 14.300 | 14.100 | 14.000 | 13.800 |
Totaal | 806.478 | 805.100 | 806.300 | 795.500 | 787.700 | 786.500 | 783.700 |
Toelichting
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct of een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden (RBS)).
Voltijdstudenten in het hbo en wo kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar.
Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Minderjarige bol studenten hebben ook recht op de reisvoorziening.
De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde reisvoorziening gift1 | 96.462 | 92.971 | 95.165 | 98.610 | 102.037 | 104.947 | 107.392 |
Bol | 75.323 | 72.782 | 76.263 | 79.486 | 82.660 | 85.226 | 87.312 |
Ho | 21.139 | 20.189 | 18.903 | 19.124 | 19.378 | 19.721 | 20.080 |
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs2 | 838.029 | 879.787 | 896.737 | 906.252 | 901.709 | 893.013 | 894.586 |
Bol | 281.316 | 286.075 | 289.221 | 291.366 | 289.381 | 296.758 | 309.636 |
Ho | 556.712 | 593.711 | 607.516 | 614.886 | 612.328 | 596.255 | 584.949 |
Bijdrage studerenden aan OV-contract | ‒ 1.093.874 | ‒ 1.035.071 | ‒ 1.057.021 | ‒ 1.061.965 | ‒ 1.072.327 | ‒ 1.092.123 | ‒ 1.110.405 |
Bol | ‒ 396.160 | ‒ 381.153 | ‒ 401.183 | ‒ 419.047 | ‒ 436.670 | ‒ 451.319 | ‒ 463.251 |
Ho | ‒ 697.715 | ‒ 653.918 | ‒ 655.838 | ‒ 642.918 | ‒ 635.657 | ‒ 640.805 | ‒ 647.154 |
Kosten contract OV-bedrijven | 988.838 | 958.440 | 99.300 | 1.085.598 | 1.092.718 | 1.111.185 | 1.128.851 |
Totaal reisvoorziening | 829.454 | 896.126 | 34.182 | 1.028.495 | 1.024.138 | 1.017.022 | 1.020.423 |
Toelichting
Bij de kosten contract ov-bedrijven zijn de jaarlijkse kosten lastig met elkaar te vergelijken. Dit heeft te maken met de verschillende kasschuiven. Contractueel is vastgelegd dat het Ministerie van OCW de vergoeding voor de ov-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven, een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.
Er heeft een kasschuif van € 1,0 miljard plaatsgevonden van 2025 naar 2024. Ook vindt er een kasschuif plaats van € 970,0 miljoen van 2026 naar 2025. Omdat er (vooralsnog) geen kasschuif plaatsvindt van 2027 naar 2026, zijn de kosten contract ov-bedrijven voor 2026 veel lager dan andere jaren.
Caribisch Nederland
Studenten uit Caribisch Nederland ontvangen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering BES (WSF BES). Studenten uit Bonaire, Saba en Sint-Eustatius krijgen hiermee de mogelijkheid om te studeren in de Caribische regio, in Europees Nederland, in de Verenigde Staten of in Canada.
Vanaf 2026 is het budget voor Caribisch Nederland verhoogd vanwege het voornemen om de WSF BES aan te passen naar aanleiding van meerdere rapporten over deze wet. Vanaf 2028 is er structureel € 1,2 miljoen geboekt ten behoeve van de aanpassingen op de WSF BES.
Studievoorschotvouchers
In de Wet herinvoering basisbeurs is de vorm van de studievoorschotvouchers aangepast. De doelgroep van de studievoorschotvouchers betreft studenten die in de collegejaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 voor het eerst een opleiding met studiefinanciering zijn gaan doen en daarvoor binnen de diplomatermijn een diploma hebben behaald. De resulterende tegemoetkoming bedraagt circa € 2.097 (prijspeil 2025) per student. Naar schatting maken 374.000 studenten gebruik van deze regeling. De financiële reeks voor de studievoorschotvouchers is in tabel 48 opgenomen.
Tegemoetkoming
De Wet herinvoering basisbeurs regelt dat studenten die daar recht op hebben, vanaf 2025 een tegemoetkoming krijgen wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. De tegemoetkoming is bedoeld voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. De student ontvangt een tegemoetkoming voor elke maand dat die onder het leenstelsel heeft gestudeerd. Daarbij geldt een minimale periode van 12 maanden die men onder het leenstelsel moet hebben gestudeerd. In de wet is het per maand beschikbare bedrag voor de tegemoetkoming opgenomen van € 34,17 (prijspeil 2025). Naar schatting zullen er ongeveer 916.500 studenten gebruik maken van deze regeling. De financiële reeks voor de tegemoetkoming is in tabel 48 opgenomen. Daarnaast zijn er in deze reeks de middelen opgenomen voor de aanvullende tegemoetkoming uit het Hoofdlijnenakkoord. Deze wordt naar verwachting vanaf 2027 uitgekeerd.
Overige uitgaven
De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder kortlopende vorderingen als gevolg van onterechte verstrekte beurzen en kwijtscheldingen. Tot en met 2027 zijn de overige uitgaven hoger doordat er in deze jaren in de raming rekening is gehouden met kwijtschelding als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire.
Leningen
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet-relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet.
Basisbeurs
Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hbo en wo, die nog aanspraak maken op studiefinanciering, weer een basisbeurs. Deze studenten en de studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde basisbeurs1 | 1.587.398 | 1.389.462 | 1.354.919 | 1.324.735 | 1.317.715 | 1.312.446 | 1.306.439 |
Bol | 261.968 | 252.609 | 259.401 | 267.234 | 275.163 | 282.029 | 286.177 |
hbo | 699.093 | 623.337 | 602.511 | 585.958 | 578.214 | 572.341 | 567.454 |
Wo | 629.927 | 513.516 | 493.007 | 471.543 | 464.338 | 458.076 | 452.808 |
Toeslagenaffaire | ‒ 3.590 | ||||||
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs2 | ‒ 275.719 | ‒ 403.517 | ‒ 552.606 | ‒ 788.512 | ‒ 1.034.490 | ‒ 1.167.488 | ‒ 1.179.388 |
Bol | ‒ 205.583 | ‒ 217.495 | ‒ 216.730 | ‒ 219.902 | ‒ 223.912 | ‒ 224.935 | ‒ 227.777 |
Hbo | ‒ 39.272 | ‒ 134.962 | ‒ 190.294 | ‒ 315.130 | ‒ 447.861 | ‒ 515.116 | ‒ 524.964 |
Wo | ‒ 30.864 | ‒ 51.060 | ‒ 145.582 | ‒ 253.480 | ‒ 362.717 | ‒ 427.437 | ‒ 426.647 |
Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs | ‒ 102.618 | ‒ 112.819 | ‒ 27.377 | ‒ 23.077 | ‒ 21.207 | ‒ 26.177 | ‒ 27.427 |
Bol | ‒ 15.482 | ‒ 20.877 | ‒ 20.877 | ‒ 20.877 | ‒ 20.877 | ‒ 20.877 | ‒ 22.127 |
Hbo | ‒ 77.242 | ‒ 81.553 | ‒ 5.000 | ‒ 1.500 | ‒ 300 | ‒ 300 | ‒ 300 |
Wo | ‒ 9.894 | ‒ 10.389 | ‒ 1.500 | ‒ 700 | ‒ 30 | ‒ 5.000 | ‒ 5.000 |
Totaal | 1.209.060 | 873.126 | 774.936 | 513.146 | 262.018 | 118.781 | 99.624 |
Toelichting
In de bovenstaande tabel worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De tijdelijke koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten gedurende het studiejaar 2023-2024 zorgt voor hogere toekenningen zowel in de bol als in het ho in 2023 (niet zichtbaar in tabel) en 2024. De hogere negatieve uitgaven aan de omzetting naar lening in 2024 en 2025 voor het hbo en wo betreft beurzen uit het oude basisbeursstelsel.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde aanvullende beurs | 787.707 | 869.602 | 853.352 | 840.670 | 839.949 | 838.432 | 835.870 |
bol | 169.074 | 200.806 | 206.174 | 212.369 | 218.664 | 224.108 | 227.379 |
hbo | 427.340 | 461.400 | 447.312 | 436.338 | 432.260 | 427.859 | 424.201 |
wo | 192.691 | 207.396 | 199.866 | 191.963 | 189.025 | 186.465 | 184.290 |
toeslagenaffaire | ‒ 1.398 | ||||||
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | ‒ 486.340 | ‒ 515.927 | ‒ 552.300 | ‒ 613.195 | ‒ 667.997 | ‒ 691.213 | ‒ 702.485 |
bol | ‒ 144.425 | ‒ 148.923 | ‒ 145.759 | ‒ 149.648 | ‒ 154.764 | ‒ 162.799 | ‒ 172.294 |
hbo | ‒ 244.756 | ‒ 263.835 | ‒ 285.082 | ‒ 317.674 | ‒ 348.450 | ‒ 365.630 | ‒ 370.766 |
wo | ‒ 97.159 | ‒ 103.169 | ‒ 121.459 | ‒ 145.873 | ‒ 164.783 | ‒ 162.784 | ‒ 159.425 |
Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | ‒ 57.120 | ‒ 61.702 | ‒ 61.702 | ‒ 61.702 | ‒ 61.702 | ‒ 62.702 | ‒ 64.702 |
bol | ‒ 13.250 | ‒ 16.838 | ‒ 16.838 | ‒ 16.838 | ‒ 16.838 | ‒ 16.838 | ‒ 16.838 |
hbo | ‒ 33.273 | ‒ 34.707 | ‒ 34.707 | ‒ 34.707 | ‒ 34.707 | ‒ 34.707 | ‒ 34.707 |
wo | ‒ 10.598 | ‒ 10.158 | ‒ 10.158 | ‒ 10.158 | ‒ 10.158 | ‒ 11.158 | ‒ 13.158 |
Totaal | 244.247 | 291.972 | 239.349 | 165.772 | 110.250 | 84.517 | 68.682 |
Aanvullende beurs
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
Als gevolg van de prijsontwikkeling en de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo, zijn de uitgaven aan toekenningen in het bol en hbo en wo vanaf 2024 gestegen.
Toelichting
In tabel 57 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Voor het verloop van deze uitgaven gelden dezelfde factoren als voor de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs.
Reisvoorziening
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde reisvoorziening1 | 1.017.981 | 964.596 | 982.842 | 984.683 | 992.014 | 1.009.384 | 1.025.692 |
Bol | 323.401 | 310.784 | 327.160 | 341.927 | 356.500 | 368.699 | 378.640 |
Ho | 697.292 | 653.811 | 655.682 | 642.756 | 635.513 | 640.685 | 647.052 |
Toeslagenaffaire | ‒ 2.712 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs2 | ‒ 838.029 | ‒ 879.786 | ‒ 894.984 | ‒ 904.480 | ‒ 899.912 | ‒ 891.190 | ‒ 892.735 |
Bol | ‒ 281.316 | ‒ 286.075 | ‒ 288.918 | ‒ 291.046 | ‒ 289.044 | ‒ 296.406 | ‒ 309.271 |
Ho | ‒ 556.712 | ‒ 593.711 | ‒ 606.066 | ‒ 613.434 | ‒ 610.868 | ‒ 594.784 | ‒ 583.464 |
Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | ‒ 59.786 | ‒ 65.864 | ‒ 66.362 | ‒ 66.934 | ‒ 66.560 | ‒ 65.516 | ‒ 65.389 |
Bol | ‒ 10.035 | ‒ 13.845 | ‒ 13.568 | ‒ 13.494 | ‒ 13.345 | ‒ 13.711 | ‒ 14.452 |
Ho | ‒ 49.751 | ‒ 52.019 | ‒ 52.794 | ‒ 53.440 | ‒ 53.215 | ‒ 51.805 | ‒ 50.937 |
Totaal reisvoorziening | 120.166 | 18.945 | 21.496 | 13.269 | 25.542 | 52.678 | 67.568 |
Toelichting
In tabel 58 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ontvangen rente1 | 105.824 | 253.547 | 231.888 | 485.433 | 372.849 | 393.863 | 391.439 |
Overige ontvangsten | 22.601 | 25.501 | 21.965 | 21.871 | 21.789 | 21.717 | 21.654 |
Langlopende vorderingen | 980 | 857 | 749 | 655 | 573 | 501 | 438 |
Kortlopende vorderingen | 21.621 | 24.644 | 21.216 | 21.216 | 21.216 | 21.216 | 21.216 |
Ontvangsten Caribisch Nederland2 | 729 | 846 | 847 | 847 | 846 | 847 | 846 |
Totaal relevante ontvangsten | 129.154 | 279.893 | 254.699 | 508.151 | 395.484 | 416.426 | 413.939 |
Toelichting rentedragende lening, collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet
Naast de studiebeurzen kunnen studenten ook geld lenen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De afgelopen jaren daalde het percentage studenten dat gebruik maakt van een lening. Daarnaast heeft de herinvoering van de basisbeurs ervoor gezorgd dat er minder studenten zijn gaan lenen. Ook wordt er een lager bedrag geleend. De uitgaven aan de rentedragende lening, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet groeien mee met de raming van de studentenaantallen.
Bijdrage aan agentschappen
DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
Relevante ontvangsten
De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. Het rentepercentage op studieleningen is sinds 2023 weer positief. De rente wordt voor studenten na afstuderen eens per vijf jaar vastgesteld. De komende jaren komt er naar verwachting dus telkens een nieuw cohort bij die rente moet gaan betalen. Hierdoor lopen de renteontvangsten de komende jaren op. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit ontvangsten op de kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De ontvangsten op langlopende vorderingen bestaan uit leningen van vóór 1992 waarover geen rente verschuldigd is. De ontvangsten Caribisch Nederland betreft ontvangsten op leningen die verstrekt zijn aan studenten uit het Caribisch gebied.
De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer en vaker is geleend. Daarnaast heeft (de toekenning van) de tegemoetkoming voor de leenstelselstudenten gevolgen voor de niet-relevante ontvangsten. Studenten zonder studieschuld krijgen de tegemoetkoming uitbetaald. Voor leenstelselstudenten met een studieschuld wordt de tegemoetkoming in mindering gebracht op de openstaande studieschulden. Deze verlaging van de studieschulden wordt op dit begrotingsartikel zichtbaar als een (hogere) niet-relevante ontvangst. Deze verlaging is het grootst in 2025 en 2027 omdat in deze jaren de grootste groepen leenstelselstudenten de tegemoetkoming (2025), de tegemoetkoming studievouchers (2025) en de aanvullende tegemoetkoming (2027) krijgen toegekend.