Algemene doelstelling
Het realiseren van een veilig, efficiënt, duurzaam en betrouwbaar goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.
Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten die de minister tot zijn beschikking heeft, is opgenomen in de tabel van de budgettaire gevolgen van beleid, zoals verderop in het artikel is gepresenteerd.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 303.659 | 103.571 | 135.592 | 129.123 | 112.478 | 133.558 | 70.051 |
Uitgaven | 80.213 | 179.028 | 158.239 | 150.099 | 143.323 | 150.714 | 185.235 |
Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel | |||||||
1 Scheepvaart en Havens | 80.213 | 179.028 | 158.239 | 150.099 | 143.323 | 150.714 | 185.235 |
Ontvangsten | 3.411 | 5.895 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rol en verantwoordelijkheid
In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Scheepvaart en Havens. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.
Rol | Toelichting |
Stimuleren | Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. Met het walstroomprogramma stimuleert IenW de verduurzaming van havens en scheepvaart met als doel te voldoen aan de Europese verplichtingen uit de EU. |
Regisseren | De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. De Minister zet in op intensivering en stroomlijning van de inspanningen vanalle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen die betrokken zijn bij de maritieme beleidsopgaven. De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister zet zich regionaal en internationaal in voor gelijke normen in de EU en in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategiegeeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt |
(doen) uitvoeren | De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdvaarwegennet. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Mobiliteitsfonds. Via het Mobiliteitsfonds (artikel 11,15 en 17) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Rijkswaterstaat (RWS) voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. |
Beleidsinformatie
Samenhang doelstelling en meetbare gegevens
Voor het artikel Scheepvaart en Havens zijn vijf specifieke doelstellingen geformuleerd. Deze specifieke doelstellingen leveren een bijdrage aan het bereiken van de algemene doelstelling. Voor iedere specifieke doelstelling zijn tevens een of meerdere subdoelstellingen geformuleerd. Onder de meetbare gegevens zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstellingen. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. De samenhang tussen de doelstellingen en de meetbare gegevens is onderstaand weergegeven. Voor specifieke doelstellingen 3 en 5 zijn meetbare gegevens in ontwikkeling.
Algemene doelstelling | ||||
---|---|---|---|---|
Het realiseren van een veilig, efficiënt, duurzaam en betrouwbaar goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt. | ||||
Specifieke doelstelling 1 | Specifieke doelstelling 2 | Specifieke doelstelling 3 | Specifieke doelstelling 4 | Specifieke doelstelling 5 |
Het verbeteren van de maritieme veiligheid. | Het realiseren van een robuust vaarwegennetwerk en behouden van krachtige (zee)havens nu en in de toekomst. | Het versterken van de scheepvaart in de energietransitie. | Werken aan een sociaal economische gezonde scheepvaart. | Het realiseren van een multimodaal goederenvervoersysteem waarin de kracht van elke modaliteit optimaal gebruikt wordt. |
Subdoelstellingen | Subdoelstellingen | Subdoelstellingen | Subdoelstellingen | Subdoelstellingen |
1: Het vanaf heden vergroten van de beeldopbouw op de Noordzee en de response capaciteit om op incidenten gericht op de vitale infrastructuur op de Noordzee te kunnen reageren . | 1: Het blijvend op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdvaarwegennet. | 1: Het realiseren van de broeikasgas reductie doelen uit internationale afspraken voor de scheepvaart, door vormgeving, herziening en implementatie van de bijbehorende maatregelen. | 1. Investeren in de maritieme autoriteit, de kwaliteit van het Nederlandse scheepsregister en het certificeringsproces om de zeevaart als modaliteit te bevorderen | 1. Het realiseeren van een blijvende modal shift van 441.000 containers per jaar van weg naar de binnenvaart en het spoorgoederenvervoer. |
2: Het continu versterken van de weerbaarheid en bewaken strategische autonomie van de maritieme sector. | 2: Het continu werken aan toekomstbestendige vaarwegen: klimaatadaptief en betrouwbaar. | 2: Het voorbereiden van Nederlandse maritieme sectorpartijen op een klimaatneutraal energiesysteem door het faciliteren en stimuleren van ombouw van schepen, kennisdeling en gebruik van hernieuwbare energiedragers | 2. Volledig logistiek digitaal in 2030: alle informatie-uitwisseling in logistieke ketens tussen bedrijven en overheden op een gestandaardiseerde en gestructureerde digitale manier. | |
3:. Het doorontwikkelen van adequate noodhulp zodat noodhulp op de Noordzee passend is i.r.t. de snelle ontwikkelingen op de Noordzee. | 3: Het behouden van de toegevoegde waarde en werkgelegenheid van de Nederlandse zeehavens. | 3. Faciliteren en stimuleren van buisleidingtransport als onderdeel van het multimodale transportsysteem. | ||
4: Het continue verbeteren van de beheersing van de nautische risico’s. | ||||
Meetbare gegevens | ||||
scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee | passeertijd sluizen | ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage | ||
scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren | ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden |
SPECIFIEKE DOELSTELLING 1: Het verbeteren van de maritieme veiligheid.
Het verbeteren van de maritieme veiligheid door risico’s in kaart te brengen, deze te analyseren en te beheersen tot een acceptabel niveau (risicogerichte aanpak).
Subdoelstelling 1: Het vanaf heden vergroten van de beeldopbouw op de Noordzee en de response capaciteit om op incidenten gericht op de vitale infrastructuur op de Noordzee te kunnen reageren.
Het borgen en waar nodig verbeteren van de bescherming van de Noordzee infrastructuur zowel nationaal als internationaal. Daarbij is ook de bescherming van eventuele aanlandpunten van kabels en leidingen in havengerelateerd gebied van belang.
Subdoelstelling 2: Het continu versterken van de weerbaarheid en bewaken strategische autonomie van de maritieme sector.
Het versterken en verbeteren van de weerbaarheid van de maritieme sector is vanwege de huidige geopolitieke situatie van groot belang. Weerbaarheid heeft niet alleen betrekking op maritieme safety, security en cybersecurity, maar ook op economische veiligheid en ondermijning. Ook het behouden van strategische autonomie in de maritiem logistieke sector, met name in de zeehavens is hierbij van belang. Hiervoor is een position paper inzake een Europese Havenstrategie opgesteld, mede op basis waarvan de Europese Commissie een port statregy zal voorstellen.
Subdoelstelling 3: Het doorontwikkelen van adequate noodhulp zodat noodhulp op de Noordzee passend is i.r.t. de snelle ontwikkelingen op de Noordzee.
Om er voor te zorgen dat het systeem voor noodhulpverlening is toegerust om incidenten op de complexe situatie op de Noordzee adequaat af te kunnen handelen, werkt IenW aan de herziening van het beleid voor noodhulpverlening op de Noordzee (2025-2030). In deze herziening worden, de relevante aanbevelingen en van OvV rapporten meegenomen. Dit betreft onder andere de aanbevelingen met betrekking tot het rapport Hulpverlenlening Fremantle Highway.
Meetbare gegevens subdoelstellingen 1, 2 en 3: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee
Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op het Nederlandse deel van de Noordzee. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:
– Zeer ernstig scheepsongeval: ongeval waarbij het schip verloren is gegaan, een dodelijk slachtoffer is gevallen, of ernstige schade aan het milieu is ontstaan.
– Ernstig scheepvaartongeval: ongeval dat geen zeer ernstig ongeval is, dat gepaard gaat met brand, explosie, gronding, contact, slecht weer schade, schade door ijs, rompschade, of vermoedelijke rompschade enzovoort, met als resultaat:
• structurele schade die het schip niet zeewaardig maakt, zoals lekkage onderwaterschip, uitval voortstuwing, grote schade aan accommodatie, etc., of
• schade aan het milieu, of
• averij die sleephulp of walassistentie noodzakelijk maakt.
– Minder ernstige scheepsongevallen: alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorieën zeer ernstige of ernstige scheepsongevallen vallen.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Zeer ernstige scheepsongevallen | 5 | 1 | 1 | 2 | 3 | 2 |
Ernstige scheepsongevallen | 4 | 6 | 10 | 12 | 7 | 4 |
Andersoortige scheepsongevallen | 31 | 24 | 31 | 27 | 52 | 31 |
Totaal aantal ongevallen | 40 | 31 | 42 | 41 | 62 | 37 |
Aantal doden (van totaal aantal ongevallen) | 3 | 0 | 0 | 0 | 2 | 0 |
Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen) | 4 | 2 | 1 | 2 | 24 | 0 |
Bron: Rijkswaterstaat, NIS systeem.
Toelichting
In 2024 zijn twee zeer ernstig scheepsongeval (ZESO) geregistreerd en vier ernstige scheepsongevallen (ESO). Er zijn in 2024 geen dodelijke slachtoffers of gewonden gevallen. Het aantal scheepsongevallen op de Noordzee geeft geen duidelijke trend. De aantallen scheepsongevallen zijn in 2024 relatief laag en met weinig grote gevolgschades.
Subdoelstelling 4: Het continue verbeteren van de beheersing van de nautische risico’s.
Op basis van het beleidskader maritieme veiligheid ‘In Veilige Vaart Vooruit’ (2020) (Kamerstuk II, 2020–2021, 31 409, nr. 307), wordt gewerkt volgens een risicogestuurde aanpak. Onderdeel daarvan is de inzet op de nautische veiligheid op de Nederlandse binnenwateren. Gelet op de toenemende drukte op de binnenwateren en een toename van het aantal (dodelijke) ongevallen wordt de (beleids)inzet op nautische veiligheid de komende jaren geïntensiveerd. Hiervoor wordt het bestaande instrumentarium doorontwikkeld ter beheersing van de nautische risico’s op de binnenwateren.
Zoals beschreven in de Kamerbrief ‘Vervolgreactie OvV rapport schipperen met de ruimte’ (Kamerstuk II, 31 409, nr. 478) ligt de focus bij de beheersing van de nautische risico’s op een snel voller en complexer wordende Noordzee allereerst op het beter kennen van de huidige en toekomstige risico’s. Hierdoor kan IenW met behulp van een nieuw op te stellen periodieke veiligheidsanalyse de bestaande maatregelen aanscherpen en nieuwe inpassen. Het doel is een proactieve en weerbare scheepvaartveiligheidsketen die door samenwerking met de andere Noordzeelanden de grote veranderingen op de Noordzee met vertrouwen tegemoet kan treden.
Meetbare gegevens subdoelstelling 4: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren
Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op de Nederlandse binnenwateren.
Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:
– (zeer) ernstige scheepsongevallen. Hier wordt gedoeld op de «significante ongevallen», waar het gaat om ongevallen waarbij een schip niet meer verder kan of mag varen als gevolg van dat scheepsongeval of als er ernstige schade aan lading, infrastructuur of milieu is, en daarbij een stremming van de vaarweg optreedt of als er (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden te betreuren zijn. Voor de overzichtelijkheid is hier gebruik gemaakt van de termen die bij de Noordzee worden gehanteerd. Het verschil in terminologie voor scheepvaartongevallen op de Noordzee (zeer ernstig en ernstig) en binnenwateren (significant) wordt verklaard door de internationale afspraken die hierover zijn gemaakt binnen de IMO (International Maritime Organization).
– Andersoortige scheepsongevallen zijn alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorie (zeer) ernstige scheepsongevallen vallen.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|
(Zeer) ernstige scheepsongevallen | 175 | 148 | 188 | 208 | 208 | 221 |
Andersoortige ongevallen | 1.068 | 1.077 | 1.131 | 1013 | 1013 | 1024 |
Totaal aantal ongevallen | 1.243 | 1.225 | 1.319 | 1221 | 1221 | 1245 |
Aantal doden (van totaal aantal ongevallen) | 3 | 5 | 21 | 8 | 8 | 3 |
Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen) | 39 | 42 | 59 | 47 | 47 | 62 |
Bron: Rijkswaterstaat, NIS systeem.
Toelichting
Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2024 in totaal 1245 ongevallen geregistreerd, waarvan 221 (zeer) ernstige scheepsongevallen. De toename van het aantal (zeer) ernstige ongevallen op de binnenwateren is terug te zien in zowel de beroepsvaart (121 in 2024 t.o.v. 118 in 2023) als in de recreatievaart (101 in 2024 t.o.v. 96 in 2023). Op de binnenwateren waren in 2024 drie dodelijke slachtoffers te betreuren. Dit is minder dan 2023, en onder het langjarig gemiddelde over de periode 2014 ‒ 2022.
SPECIFIEKE DOELSTELLING 2: Het realiseren van een robuust vaarwegennetwerk en behouden van krachtige (zee)havens nu en in de toekomst.
Rijkswaterstaat beheert het netwerk van het hoofdvaarwegennet en dat geldt ook voor kunstwerken zoals sluizen en bruggen. Er wordt ingezet op het in stand houden van een robuust hoofdvaarwegennetwerk en het realiseren van een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden. Dit wordt gedaan door te investeren in het hoofdvaarwegennetwerk door middel van exploitatie, onderhoud en vernieuwing (EOV), ontwikkeling en benutting, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens.
De uitgaven voor het hoofdvaarwegennetwerk vinden op artikel 15 van het Mobiliteitsfonds plaats.
De overheid en de havens willen er samen voor zorgen dat de Nederlandse (zee)havens hun leidende en krachtige positie kunnen behouden in de economie van de toekomst die duurzaam, digitaal en verbonden is. Jaarlijks wordt een havenmonitor opgesteld. De havenmonitor biedt een overzicht van de economische betekenis van de Nederlandse zeehavens. In de havenmonitor wordt primair gebruik gemaakt van een viertal indicatoren: werkgelegenheid, toegevoegde waarde, omzet en bedrijfsvestigingen.
Subdoelstelling 1: Het blijvend op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdvaarwegennet.
Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het behouden van de huidige functie van de infrastructuur door middel van exploitatie, onderhoud en vernieuwing. Hiertoe is het basiskwaliteitsniveau (BKN) ontwikkeld. Met het BKN wordt toegewerkt naar een stabiel en langjarig onderhoudsniveau met een kwaliteit waar de gebruiker op kan rekenen. Voor de instandhoudingswerkzaamheden krijgt Rijkswaterstaat één integrale 8-jarige opdracht, waarbij afspraken zijn gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden en de prestaties met daarbij horende (streef)waarden. De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in indicatoren. Het vernieuwingsprogramma (programma Vervanging en Renovatie) kent een technische aanleiding, namelijk het einde van de technische levensduur van onderdelen en objecten in het hoofdvaarwegennet. Door het vernieuwen van objecten en onderdelen worden de beschikbaarheid en veiligheid van de netwerken op lange termijn geborgd.
Alle objecten die onderdeel uitmaken van het hoofdvaarwegennet – de vaarwegen, sluizen en over- en onderdoorgaande infrastructuur – dienen in stand gehouden te worden. Met de instandhouding wordt de veiligheid en het functioneren van deze infrastructuur behouden en geborgd, zowel door beheer en onderhoud als vervanging en renovatie. Via de Beleidsbegroting HXII wordt aan Rijkswaterstaat een bijdrage verstrekt in het kader van beleidsonder steuning en advies (BOA). Rijkswaterstaat ontvangt tevens via artikel 15 van het Mobiliteitsfonds de bijdrage voor de uitvoering van de instandhoudingsopgave van het hoofdvaarwegennet. Zie hiervoor de extracomptabele verwijzingen op dit artikel.
Meetbare gegevens subdoelstelling 1: Passertijd sluizen
Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | Streefwaarde 2025* | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdtransportas | 65% | 65% | 60% | 56% | 59% | 57% | 85% |
Hoofdvaarweg | 77% | 78% | 80% | 80% | 81% | 83% | 75% |
Overige vaarweg | 85% | 87% | 89% | 88% | 88% | 88% | 70% |
Bron: Rijkswaterstaat.
*Er zijn geen afspraken gemaakt over de streefwaarden voor het de jaren 2024 ‒ 2025. Daarom zijn de laatst afgesproken streefwaarden voor 2021 overgenomen als referentiewaarde.
Toelichting
De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen (HTA) voldoen niet aan de streefwaarden. 5 van de 7 objecten binnen deze categorie voldoen niet aan de streefwaarde, met als uitschieter de Noordzeesluizen (voorheen sluis Terneuzen, score: 11%). Hier wordt een andere methode gehanteerd om passeertijden te bepalen, wat de totale score op de HTA flink naar beneden trekt. Als de Noordzeesluizen buiten beschouwing worden gelaten is de score 67%, wat een stuk hoger is dan de huidige score (57%), maar nog steeds niet voldoende is om de streefwaarde te halen.
De passeertijden voor de hoofdvaarwegen en overige vaarwegen scoren wel ruim voldoende.
Subdoelstelling 2: Het continu werken aan toekomstbestendige vaarwegen: klimaatadaptief en betrouwbaar.
Daar waar het bij instandhouding gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur richt de ontwikkeling van het Hoofdvaarwegennet zich op de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van het netwerk in de toekomst. Dit betekent dat er o.a. rekening wordt gehouden met de effecten van klimaatverandering, maar ook dat moet worden voldaan aan (inter)nationale wet-/regelgeving zoals TEN-T. Hierbij kan het gaan om toevoeging van functies aan het bestaande areaal of op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur.
Beleidsinformatie
In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) zijn onder andere de Rijksprojecten en Rijksprogramma’s opgenomen, waarmee wordt gewerkt aan de bereikbaarheid, veiligheid en ruimtelijke inrichting van Nederland. De rijksinvesteringen in het MIRT op het hoofdwegennet worden (hoofdzakelijk) bekostigd uit het Mobiliteitsfonds. Via de Beleidsbegroting HXII worden opdrachten verstrekt aan Rijkswaterstaat voor beleidsondersteuning en advies op het gebied van Rijkswegen. Rijkswaterstaat ontvangt tevens via artikel 15 van het Mobili teitsfonds de bijdrage voor de uitvoering van de instandhoudingsopgave van het hoofdvaarwegennet. Zie hiervoor de extracomptabele verwijzingen op dit artikel.
Specifiek voor klimaatadaptatie geldt dat in het kader van de Nationale Adaptatiestrategie (NAS) een breed overzicht wordt gegeven van de belangrijkste klimaatrisico’s voor verschillende sectoren, waaronder infrastructuur. In het regeerprogramma heeft het kabinet afgesproken om in 2026 een herijkte Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS’26) te presenteren, met onder andere doelen voor infrastructuur.
Subdoelstelling 3: Het behouden van de toegevoegde waarde en werkgelegenheid van de Nederlandse zeehavens.
Het havenbeleid van de Havennota 2020-2030 gaat uit van vijf havens van nationaal belang die in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) prioriteit hebben voor investeringen in bereikbaarheid over weg, water en spoor. Het nationale belang wordt bepaald op basis van de op- en overslag van goederen en de bijdrage aan de nationale economie en werkgelegenheid. Dit zijn mainport Rotterdam, Moerdijk, Amsterdam/ Noordzeekanaalgebied, Groningen (Eemshaven en Delfzijl) en North Sea Port (in Nederland: Vlissingen en Terneuzen).
Zoals in de Havennota is aangegeven zorgt clustering van havenactiviteiten voor behoud van toegevoegde waarde en werkgelegenheid en vergemakkelijkt clustering van havenindustriële activiteiten de transitie naar een duurzame economie doordat bedrijven gebruik kunnen maken van elkaars restwarmte, afvalstromen of anderszins. IenW blijft daarbij investeren in bereikbaarheid en infrastructuur van de Nederlandse zeehavens, via o.a. vervanging en renovatie van de vaarweg infrastructuur voor maritieme toegang tot de havens, naast inzet op de achterlandverbindingen over weg, water, spoor en per buisleiding. Betere bereikbaarheid verhoogt de toegevoegde waarde van zeehavens door snellere, betrouwbaardere en efficiëntere logistiek die extra bedrijvigheid, investeringen en werkgelegenheid aantrekt.
Meetbaregegevens subdoelstelling 3. Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden
Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.
Basiswaarde 2005 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal Nederlandse Zeehavens | 44,9 | 49,7 | 49,4 | 50,8 | 50,4 | 49,3 |
Mainport Rotterdam | 34,9 | 36,7 | 37,4 | 37,3 | 37,8 | 37,1 |
Overige Nederlandse Zeehavens | 10 | 13 | 12,5 | 13,4 | 12,6 | 12,2 |
Bron: Port of Rotterdam, jaarverslag 2023.
Toelichting
De totale overslag in de gehele «Hamburg-Le Havre range» is in 2024 met 1,1% licht gegroeid (ten opzichte van de forse daling in 2023 met ‒ 7,1%) maar in Nederland in totaal gedaald. Er is deels een correctie stijging na de daling in de voorgaande jaren, maar ook zijn er veranderingen in de overslag van fossiele brandstoffen. Het totaal van de «Nederlandse Zeehavens» heeft met 49,3% een daling in het marktaandeel (van 50,4 in 2023). Rotterdam zag met zijn overslag van 435,8 miljoen ton het marktaandeel licht dalen met ‒ 0,7% en Zeehavens Amsterdam had met 77,5 miljoen ton overslag een daling met ‒ 3,2 miljoen ton met ‒ 4% marktaandeel. Dit is grotendeels door vermindering van massagoed, met name fossiele overslag (in kolen en olie). Bij Zeeland North Sea Ports was er met 66,2 miljoen ton overslag wel een stijging van 0,3 miljoen ton en een lichte stijging van +0,5% marktaandeel in 2024.
De havens van Antwerpen, met Brugge erbij (+2,3%) en Hamburg (-2,3%) laten een wisselend beeld zien in de overslag. En met name Bremerhaven +5,3% en Wilhelmshaven +17,3% laten een flinke stijging zien. In de hele range hebben de ons omliggende zeehavens in Duitsland, België en Frankrijk absoluut gezien een stijging in overslag en in marktaandeel. De Nederlandse zeehavens blijven enigszins achter in groeivoet. In absolute zin is Rotterdam nog met afstand de grootste haven met 37,1% aandeel (tegenover 23,6% van Antwerpen en 9,5% Hamburg). En Amsterdam is de 4e zeehaven met 6,6% marktaandeel in 2024.
SPECIFIEKE DOELSTELLING 3: Het versterken van de scheepvaart in de energietransitie.
Een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren zijn al in de komende jaren concrete verduurzamingsstappen nodig, om onrealistische transitiepaden te voorkomen. Een goede mix en balans van normering, beprijzing en stimulering/facilitatie is hierin belangrijk. Gezien het internationale karakter van scheepvaart, zullen we streven naar normering en beprijzing instrumentatie op mondiaal (IMO) en regionaal (EU/ CCR) niveau, waarbij vormgeving en implementatie van internationaal beleid plaats kan vinden door nationale inzet.
Subdoelstelling 1: Het realiseren van de broeikasgas reductie doelen uit internationale afspraken voor de scheepvaart, door vormgeving, herziening en implementatie van de bijbehorende maatregelen.
Het betreft de vormgeving en implementatie van internationaal normerend en beprijzend beleid gericht op de broeikasgasuitstoot van schepen, met aandacht voor een internationaal gelijk speelveld.
Subdoelstelling 2: Het voorbereiden van Nederlandse maritieme sectorpartijen op een klimaatneutraal energiesysteem door het faciliteren en stimuleren van ombouw van schepen, kennisdeling en gebruik van hernieuwbare energiedragers.
Vormgeving en implementatie van faciliterend en stimulerend beleid waarmee Nederlandse maritieme sectorpartijen, inclusief hernieuwbare brandstofketens, in staat worden gesteld invulling te geven aan de energie transitie, en waarbij zij de kansen die deze transitie biedt kunnen benutten. Hierbij gaat het o.a. om het Maritiem Masterplan.
SPECIFIEKE DOELSTELLING 4: Werken aan een sociaal economische gezonde scheepvaart.
Met behulp van een toekomstbestendige, economisch gezonde en internationaal concurrerende zeevaart- en waterbouwsector bijdragen aan het borgen van onze nationale vitale belangen door maritieme kennis, kunde en sector te behouden en te versterken.
De zeevaart- en waterbouwsector zijn beiden van strategisch belang voor Nederland. Deze sectoren dragen economisch bij en leveren tevens maritieme kennis voor de maritieme cluster op nationaal en mondiaal niveau. Dit is o.a. van belang voor uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen en het bereikbaar houden van de vaarwegen. Om deze sectoren voor Nederland te behouden, moeten de sectoren vanuit Nederland kunnen concurreren en over gekwalificeerd (hoogopgeleid) personeel kunnen beschikken.
Subdoelstelling 1: Investeren in de maritieme autoriteit, de kwaliteit van het Nederlandse scheepsregister en het certificeringsproces om de zeevaart als modaliteit te bevorderen.
De investeringen in de maritieme autoriteit dragen bij aan de benodigde kwaliteit van het Nederlandse scheepsregister en certificeringsproces en daarmee aan het bevorderen en vergemakkelijken van de zeevaart als modaliteit. Tevens wordt ingezet op verdere digitalisering van de benodigde verdragsrechtelijke certificaten voor schepen en bemanning.
Meetbare gegevens subdoelstelling 1: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage.
Onderstaande kengetal geeft informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag | ||||||
Aantallen | ||||||
Handelsvaart | 744 | 748 | 742 | 692 | 694 | 695 |
Zeesleepvaart | 302 | 303 | 304 | 285 | 290 | 116 |
Waterbouw | 170 | 169 | 166 | 136 | 133 | 265 |
Totaal | 1.216 | 1.220 | 1.212 | 1.113 | 1.117 | 1.076 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | ||||||
Handelsvaart | 6.242 | 6.076 | 6.087 | 5.716 | 5.836 | 5.700 |
Zeesleepvaart | 531 | 557 | 542 | 525 | 524 | 522 |
Waterbouw | 552 | 566 | 540 | 540 | 526 | 434 |
Totaal | 7.325 | 7.199 | 7.169 | 6.781 | 6.886 | 6.656 |
Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer | ||||||
Aantallen | ||||||
Handelsvaart | 978 | 997 | 757 | 769 | 755 | 807 |
Zeesleepvaart | 561 | 592 | 598 | 597 | 576 | 619 |
Waterbouw | 383 | 374 | 358 | 354 | 357 | 362 |
Totaal | 1.922 | 1.963 | 1.713 | 1.720 | 1.688 | 1.788 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | ||||||
Handelsvaart | 14.430 | 14.106 | 12.652 | 12.866 | 12.744 | 12.943 |
Zeesleepvaart | 1.428 | 1.427 | 1.498 | 1.511 | 1.496 | 1.732 |
Waterbouw | 10.428 | 10.688 | 9.550 | 8.571 | 8.726 | 7.764 |
Totaal | 26.286 | 26.221 | 23.700 | 22.948 | 22.966 | 22.439 |
Bron: ILT & Lloyd's List Intelligence.
Toelichting
In 2024 is de vloot onder Nederlandse vlag licht gedaald. De groei dan wel afname van de vloot is een indicator voor de aantrekkelijkheid van de Nederlandse vlag. De groei van de vloot in het geheel (Nederlandse vlag en buitenlandse vlag) is een indicator voor de investeringskracht van de zeevaartsector in Nederland en daarmee onder andere een indicator voor de internationale concurrentiekracht. Deze indicatoren zijn echter niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.
SPECIFIEKE DOELSTELLING 5: Het realiseren van een multimodaal goederenvervoersysteem waarin de kracht van elke modaliteit optimaal gebruikt wordt.
In het multimodale goederenvervoerbeleid wordt gewerkt aan een multimodaal, efficiënt georganiseerd, duurzaam, veilig en veerkrachtig goederenvervoer anno 2050 dat de bevoorrading economische en maatschappelijke activiteiten ondersteunt.
Subdoelstelling 1: Het realiseeren van een blijvende modal shift van 441.000 containers per jaar van weg naar de binnenvaart en het spoorgoederenvervoer
Om nu de overvolle weg te ontlasten en als opmaat naar het beoogde goederenvervoer van de toekomst, waarin modaliteiten sterk zijn geïntegreerd en het transportsysteem over de volle breedte wordt benut, wordt ingezet op een modal shift van weg naar water en spoor. Het realiseren van een blijvende modal shift draagt bij aan efficiënt goederenvervoer systeem. Additioneel ten opzichte van deze doelstelling geldt een streven van een modal shift van jaarlijks 200.000 containers van het wegtransport naar de binnenvaart en het spoor in 2026-2027.
Beleidsinformatie
De doelstelling voor de modal shift aanpak is een blijvende of structurele modal shift van 441.000 containers per jaar van weg naar binnenvaart of spoor. Dat betekent dat 441.000 goederentransporten die nu via de weg worden vervoerd voortaan in de binnenvaart of op het spoor vervoerd gaan worden. Hierbij geven opdrachtgevers aan zij transporten die tot dan aan toe via de weg werden uitgevoerd, voortaan via het spoor of de binnenvaart worden uitgevoerd. Dit onderbouwen ze vooraf door middel van vrachtbrieven. Na afloop (3 jaar na de start van het project) wordt gecontroleerd of en zo ja in hoeverre deze transporten ook daadwerkelijk structureel van de weg af zijn verplaatst. Dit wederom aan de hand van vrachtbrieven en transportovereenkomsten. De uitvoerder van de regeling is belegd bij Connekt. Op de website over de ModalShift kan de voortgang worden gevolgd.
Subdoelstelling 2: Volledig logistiek digitaal in 2030: alle informatie-uitwisseling in logistieke ketens tussen bedrijven en overheden op een gestandaardiseerde en gestructureerde digitale manier.
Dat doen wij door de overheid op orde te brengen: alle instanties met een rol in logistieke ketens moeten op een uniforme digitale manier relevante data die het bedrijfsleven aan hen beschikbaar stelt, kunnen raadplegen voor het uitvoeren van hun wettelijke taak. Daartoe implementeren we onder andere de eFTI en EMSWe-verordening en ontwikkelen we binnen de programma’s Digitale Infrastructuur Logistiek en Topcorridors toepas singen van het afsprakenstelsel van de Basis Data Infrastructuur. Daarmee realiseren we een actief digitaal logistiek ecosysteem waarin bedrijfsleven en overheid data met elkaar uitwisselen. Tenslotte brengen we het logistieke bedrijfsleven op een volwassen niveau van digitalisering.
Subdoelstelling 3: Faciliteren en stimuleren van buisleidingtransport als onderdeel van het multimodale transportsysteem.
Buisleidingen spelen een belangrijke rol in Nederland voor het vervoer van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, het transporteren van bestaande en nieuwe energiedragers en transport van CO2. Daarbij dienen ze als belangrijke achterlandverbinding voor de Nederlandse Zeehavens en als levensader voor de grote industrieclusters in Noord West Europa. De doelstelling is om te zorgen dat deze infrastructuur zich verder kan ontwikkelen en optimaal benut wordt. Dit gebeurt mede door het bieden van (a) monitoren en vrijhouden van de ruimtelijke reserveringen voor buisleidingen, (b) het optimaal gebruik maken van buisleidingstrokendiep, (c) het inzetten op toekomstbestendige kruisingen en het oplossen van ruimtelijke knelpunten, zoals het Hollandsch diep, (d) het stimuleren van het innovatie op het gebied van buisleidingen als onderdeel van het goederenvervoersysteem.
Beleidsmatige ontwikkelingen
Onderstaand wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen op het artikel Scheepvaart en Havens.
Klimaatmitigatie
Nederland heeft zich op basis van nationale en internationale afspraken gecommitteerd aan een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om dit te realiseren nemen we in 2026 de volgende stappen:
– In 2026 komen naar verwachting de eerste herzieningen van maatregelen uit het Europese Fit-for-55 pakket gericht op de zeevaart en binnenvaart. We zetten in op borging van Nederlandse speerpunten bij deze herzieningen, in overleg met NEa, RVO, RWS en ILT voor goed uitvoerbare en handhaafbare regelgeving9;
– Uitwerking en implementatie van mondiale afspraken over broeikasgasreductie in de zeevaart op basis van de in 2023 herijkte broeikasgasreductiestrategie van de International Maritime Organisation (IMO);
– Opvolging geven aan de maritieme brandstoftransitie en wat dit vraagt van het Nederlands energiesysteem, op basis van o.a. het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat in 2023 door het kabinet is vastgesteld (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1319) en de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart die in 2024 met de Kamer is gedeeld. Hierbij wordt o.a. de rol van de havens en maritieme sector in de transitie onderzocht;
– Het stimuleren en faciliteren van de energietransitie in de zeevaart en binnenvaart op nationaal niveau, waarbij er synergiekansen liggen met de economische positie van het Nederlands maritiem cluster;
– Het onderzoeken en uitvoeren van interventies met als doel het reduceren van stikstofuitstoot in en rondom havens als gevolg van uitstoot van schepen.
Walstroom
Het kabinet heeft € 64 miljoen beschikbaar gesteld om walstroom voor de scheepvaart uit te rollen en daarmee gericht bij te dragen aan de verlaging van stikstofdepositie. De middelen worden deels ingezet voor walstroom voor de zeevaart en deels voor walstroom op rijksligplaatsen voor de binnenvaart. Daarnaast is € 180 miljoen beschikbaar gesteld voor een subsidieregeling voor walstroom voor de zeevaart, om een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelstellingen en te anticiperen op de Europese verplichting om in 2030 walstroom aan te bieden. Hiervoor is een regeling in maart 2024 opengesteld, die loopt tot en met 2026. In 2024 is al voor ruim € 152 miljoen subsidie verleend, ook het beschikbare budget voor 2025 zal grotendeels ingezet worden, waardoor in 2026 een bescheiden budget resteert. De subsidieregeling zorgt voor een versnelling van de uitrol van walstroom, waardoor de projecten en de daarmee samenhangende emissiereducties naar verwachting eerder dan 2030 gerealiseerd zullen worden.
Maritieme veiligheid
Maritieme veiligheid en daarmee maritieme safety, security en cyberse curity zijn de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan. Het verbeteren van de maritieme veiligheid behelst het in kaart brengen van de grootste risico’s, deze analyseren en beheersen tot een acceptabel niveau (risicogerichte aanpak).
De huidige geopolitieke situatie zorgt ook voor een toenemende cyberse curity dreiging voor de maritieme sector. We streven naar het continu verbeteren en versterken van de weerbaarheid van de maritieme sector. Met de komst van de herziene NIS (Network and Information Security) richtlijn en de CER (Critical Entities Resilience) richtlijn komt er veel op de organisaties in de maritieme sector af. Op dit moment wordt gewerkt om beide richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving. Zodra deze nationale wetten in werking treden, gaan voor meer haven-gerelateerde ondernemingen een zorgplicht, meldplicht en toezichtafspraken gelden.
Daarnaast wordt er ingezet op economische veiligheid, strategische autonomie, ondermijning en weerbaarheid vanwege toenemende geopoli tieke onrust en maritieme dreigingen met mogelijke impact op goederen stromen.
De middelen die het kabinet heeft vrijgemaakt voor scheepvaartveiligheid in relatie tot de uitbreiding van windenergie op zee zullen in 2025 en daarna worden omgezet in concrete maatregelen. Dit betreft een doorlopend proces.
Maritiem Masterplan
Het Maritiem Masterplan heeft € 210 miljoen ontvangen uit het Nationaal Groeifonds voor de ontwikkeling van demonstratieprojecten aan boord van schepen en het versterken van innovatie in de sector. Het project is begin 2024 gestart, heeft een looptijd van tien jaar (tot eind 2033). In 2025 zijn de eerste projecten van de koplopersregeling van start gegaan. In 2026 wordt een nieuwe regeling opengesteld en krijgt de digitale samenwerking verder vorm met de uitwerking van het eerste increment. Ook wordt verder geïnvesteerd in kennisdeling en Human Capital.
Emissielabel binnenvaart
In 2024 en 2025 werkten de lidstaten van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) aan de ontwikkeling van een standaard voor een internationale methode voor een emissielabel. Naar verwachting wordt dit in 2026 opgeleverd en voorgelegd aan het Europees Comité voor het opstellen van standaarden voor de binnenvaart (CESNI), met als doel de invoering van een internationaal geharmoniseerd emissielabel mogelijk te maken.
Interdepartementaal Programma bescherming Noordzee infrastructuur (PBNI) - o.v.v. besluitvorming
De ontwikkelingen in Oekraïne en de sabotage van Nordstream 1 en 2 laten zien dat vitale infrastructuur (datakabels, gas- en olieleidingen en windmolenparken incl. aansluitingen op het vaste land) op de Noordzee zeer kwetsbaar is. Afgelopen jaren zijn steeds meer ongewenste activi teiten van statelijke actoren op de Noordzee waargenomen die duiden op voorbereidingshandelingen (spionage en sabotage) tegen die vitaleinfrastructuur. Op de Noordzee wordt de komende jaren de infrastructuur fors uitgebreid en zal de afhankelijkheid van Nederland van deze vitale infrastructuur evenzeer flink toenemen (oplopend tot 75% van de energiebe hoefte). Daarnaast spelen op de Noordzee steeds meer vraagstukken die – naast de bescherming van de infrastructuur - ook raken aan ondermijning, drugssmokkel en migratie. Als er iets gebeurt met de infrastructuur op de Noordzee heeft dat een impact op sectoren van alle departementen en brede gevolgen voor de maatschappij. Naar aanleiding hiervan is in het voorjaar van 2023 besloten – om onder coördinerende verantwoordelijkheid vande minister van IenW – het interdepartementaal Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) van start te laten gaan. Het PBNI heeft het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur opgesteld.
Er is besloten om in 2025 te beginnen met het opzetten van een National Maritime Security Center (NMSC). In het NMSC moet dataverzameling (in de vorm van een Fusion Cell), data-analyse en control and command aangaande MARSEC worden samengevoegd binnen één organisatie. Daarnaast wordt er ook geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van sensor capaciteit, het uitwerken van crisisplannen en investeringen in middelen om de MARSEC-capaciteit te vergroten waar nodig.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Verplichtingen | 303.659 | 103.571 | 135.592 | 129.123 | 112.478 | 133.558 | 70.051 |
Uitgaven | 80.213 | 179.028 | 158.239 | 150.099 | 143.323 | 150.714 | 185.235 | |
18.1 | Scheepvaart en havens | 80.213 | 179.028 | 158.239 | 150.099 | 143.323 | 150.714 | 185.235 |
Opdrachten | 23.043 | 35.085 | 31.570 | 20.855 | 11.255 | 14.886 | 20.389 | |
Topsector Logistiek | 4.107 | 5.729 | 9.413 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Caribisch Nederland | 57 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
NGF Project - Digitale Infrastructuur Logistiek | 12.457 | 12.193 | 9.962 | 7.642 | 0 | 0 | 0 | |
NGF Project - Maritiem Masterplan | 2 | 2 | 444 | 190 | 3.270 | 7.250 | 10.792 | |
Zeehavens/Zeevaart | 1.981 | 4.141 | 2.180 | 2.529 | 2.654 | 2.914 | 3.164 | |
KF - Verduurzaming Zeevaart | 0 | 105 | 0 | 0 | 100 | 100 | 400 | |
KF: Verduurzaming Binnenvaart | 0 | 65 | 1.480 | 1.875 | 1.460 | 1.460 | 2.226 | |
Opdrachten PBNI | 1.343 | 5.433 | 1.372 | 813 | 598 | 124 | 869 | |
CER/NIS2 | 0 | 649 | 1.369 | 1.370 | 1.369 | 1.370 | 1.370 | |
Overige opdrachten | 3.096 | 6.668 | 5.250 | 6.336 | 1.704 | 1.568 | 1.468 | |
Subsidies (regelingen) | 49.760 | 131.287 | 118.135 | 122.783 | 126.624 | 130.429 | 159.539 | |
Topsector Logistiek | 0 | 3.500 | 3.550 | 2.050 | 0 | 0 | 0 | |
Walstroom | 3.456 | 54.560 | 41.238 | 24.424 | 15.336 | 25.662 | 1.566 | |
Subsidie verduurzaming binnenvaartschepen | 21.775 | 29.228 | 4.125 | 15.705 | 9.367 | 1.483 | 0 | |
NGF Project - Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch | 19.705 | 7.397 | 3.698 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
KF - Walstroom | 0 | 10.471 | 10.000 | 7.556 | 9.577 | 1.396 | 1.000 | |
NGF Project - Maritiem Masterplan | 1.074 | 25.801 | 42.740 | 29.566 | 21.754 | 18.940 | 41.290 | |
KF - Verduurzaming Binnenvaart | 0 | 250 | 3.550 | 16.310 | 38.410 | 44.502 | 73.176 | |
KF - Verduurzaming Zeevaart | 0 | 0 | 3.300 | 11.140 | 18.190 | 30.680 | 41.907 | |
Duurzame Zeevaart | 0 | 0 | 5.910 | 16.032 | 13.990 | 7.766 | 600 | |
Overige subsidies | 3.750 | 80 | 24 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan agentschappen | 5.699 | 7.631 | 6.732 | 5.107 | 4.090 | 4.045 | 3.953 | |
Bijdrage aan agentschap RWS | 3.237 | 3.866 | 2.430 | 1.959 | 1.382 | 1.382 | 1.382 | |
NGF Project - Maritiem Masterplan RVO | 260 | 600 | 400 | 300 | 400 | 400 | 410 | |
Overige bijdragen | 2.202 | 3.165 | 3.902 | 2.848 | 2.308 | 2.263 | 2.161 | |
Bijdrage aan medeoverheden | 0 | 3.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Caribisch Nederland | 0 | 3.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 1.501 | 1.757 | 1.678 | 1.230 | 1.230 | 1.230 | 1.230 | |
CCR/ IMO HGIS | 997 | 1.252 | 1.173 | 1.173 | 1.173 | 1.173 | 1.173 | |
Overige bijdragen | 504 | 505 | 505 | 57 | 57 | 57 | 57 | |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 210 | 268 | 124 | 124 | 124 | 124 | 124 | |
Overige | 210 | 268 | 124 | 124 | 124 | 124 | 124 | |
Ontvangsten | 3.411 | 5.895 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Toelichting op de financiële instrumenten
Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2026, een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt.
Scheepvaart en Havens (€ 158,2 miljoen)
De volgende financiële instrumenten worden ingezet:
Opdrachten (€ 31,6 miljoen)
– Topsector Logistiek (€ 9,4 miljoen). Voor de Topsector Logistiek worden in 2026 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek middels de programmering van het Topteam en de Stuurgroepen. Het Topteam Logistiek bestaat uit vertegenwoordigers van IenW en het bedrijfsleven. De opdrachten hebben betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten en richt zich op een duurzaam, bestendig en veerkrachtig goederenvervoersysteem en dragen bij aan het realiseren van specifieke doelstelling 5. Het betreft hier het uitvoeringprogramma voor de periode 2024-2026.
– Caribisch Nederland (het openbaar lichaam Bonaire) (€ 0,1 miljoen). Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) in Caribisch Nederland (het openbaar lichaam Bonaire) is het benodigde budget begroot.
– NGF-Project: Digitale Infrastructuur Logistiek (€ 10,0 miljoen). In april 2022 is het Nationaal Groeifondsvoorstel Digitale Infrastructuur Logistiek onvoorwaardelijk en volledig toegekend. Een bedrag van
€ 51,1 miljoen is beschikbaar voor het realiseren van een digitale infra structuur logistiek. In de jaren 2023 tot en met 2027 wordt vorm en invulling gegeven aan de uitvoering ervan. Hiervoor is in 2026 een bedrag van € 10,0 miljoen beschikbaar. De opdrachten dragen bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 5.
– NGF-Project: Maritiem MasterPlan (€ 0,4 miljoen). De middelen worden ingezet voor onderzoeken en benodigde analyses die betrekking hebben op het innovatieve karakter van het programma Maritem Masterplan.
– Zeehavens / Zeevaart (€ 2,2 miljoen). Deze middelen worden met name ingezet voor:
• International Maritime Organization. Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).
• Maritieme Cluster. De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht. Dit draagt bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 4.
• Versterking Nationale Aanpak Cybersecurity (VNAC). IenW heeft een deel van de zogenaamde VNAC-gelden (Verkenning Nationaal Actieprogramma Cybersecurity) gekregen om cybersecurity verder te ontwikkelen. De overkoepelende coördinatie voor de besteding van deze middelen ligt bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. In 2025 zullen deze middelen voor de Versterking Nationale Aanpak Cybersecurity (VNAC) verder worden ingezet om de cyberweerbaarheid binnen de maritieme sector gericht te vergroten en planmatig vorm te geven. Daarnaast wordt de implementatie van de herziene Netwerk en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIB) richtlijn in 2025 nader vormgegeven. Deze richtlijn moet in 2025/ 2026 in werking treden en levert voor de betrokken maritieme organisaties grote uitdagingen op. Deze VNAC middelen zullen dan ook worden ingezet om de organisaties zo goed mogelijk hierop voor te bereiden zodat zij hieraan voldoen. Daarnaast wordt erop ingezet om de cyber weerbaarheid van de maritieme organisaties te vergroten, ook gezien de huidige geopolitieke situatie.
– KF: Verduurzaming Binnenvaart (€ 1,5 miljoen). De middelen worden ingezet voor het uitvoeren van eventuele onderzoeken en het betrekken van ketenpartijen (waaronder mogelijke vorming van een Community of Practice) en kennisdeling gericht op o.a. de ontwikkeling, integratie en gebruik van schepen met waterstof en methanol aandrijfsystemen. De opdrachten dragen bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
– Opdrachten PBNI (€ 1,4 miljoen). In 2026 zal het uitwerken van het National Maritime Security Center (NMSC) verder worden vormgegeven. In het NMSC moet dataverzameling (in de vorm van een Fusion Cell), data-analyse en control and command aangaande MARSEC worden samengevoegd binnen één organisatie. Daarnaast wordt er ook geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van sensor capaciteit, het uitwerken van crisisplannen en investeringen in middelen om de MARSEC capaciteit te vergroten waar nodig. De opdrachten PBNI dragen bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 1.
– CER/NIS2 (€ 1,4 miljoen). De middelen ‘Ondersteuning NIS2’ zijn bedoeld voor het ondersteunen van entiteiten die onder de NIS2-wetgeving vallen. Het aantal eniteiten dat hieronder gaat vallen is erg groot. Voor veel entiteiten is het een uitdaging om aan de nieuwe voorschriften, waaronder de zorgplicht en melplicht te voldoen. Ook worden deze entiteiten bijgestaan door een Cybersecurity Incident Response Team (CSIRT) als er een incident plaatsvindt. Dit zal het Nationaal Cybersecurity Centrum (NCSC) zijn. De middelen ‘Ondersteuning CER’ zijn bedoeld voor het ondersteunen van entiteiten die onder de CER-wetgeving vallen. Deze entiteiten worden door de departementen zelf aangewezen en dit draagt bij aan specifieke doelstelling 1.
– Overige opdrachten (€ 5,3 miljoen). Voor diverse opdrachten, waaronder vernieuwing, verduurzaming en verbeteren van de veiligheid van de binnenvaart en Digitale Transport Strategie, die bijdragen aan het realiseren van diverse specifieke doelstellingen is het benodigde budget begroot.
Subsidies (€ 118,1 miljoen)
– Topsector logistiek (€ 3,6 miljoen). Dit betreft een subsidieregeling met als doel het verstrekken van financiële bijdragen aan onderzoeksprojecten die bijdragen aan een duurzaam, bestendig en veerkrachtig goederenvervoersysteem, als onderdeel van het Topsector Logistiek programma 2024-2026. De subsidieregeling draag bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 5.
– Walstroom (€ 51,2 miljoen waarvan 10,0 miljoen klimaatfonds). Het kabinet heeft € 64 miljoen beschikbaar gesteld om walstroom voor de zeevaart uit te rollen en daarmee gericht bij te dragen aan de verlaging van stikstofdepositie. De eerste subsidieregeling Walstroom Zeehavens van € 32 miljoen (incl. uitvoeringskosten) liep in 2022 en 2023. Na aftrek van uitvoeringskosten zal van het beschikbare budget € 18,8 miljoen worden ingezet voor een verlenging van de regeling vanaf najaar 2024 en € 18,9 miljoen worden ingezet voor walstroom op Rijksligplaatsen. Daarnaast is in 2024 een subsidieregeling walstroom voor de zeevaart geopend ten behoeve van de klimaatopgave (€ 180 miljoen). Deze regeling loopt tot en met 2026. De regeling richt zich vooral op projecten die een bijdrage leveren aan Europese walstroomverplichtingen. Het animo voor deze regeling is groot en er is in 2024 al voor € 152,7 miljoen aan beschikkingen uitgegeven. In 2025 staat de regeling open met een budget van € 19 miljoen. Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
– Subsidie verduurzaming binnenvaartschepen (€ 4,1 miljoen).
Voor de Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025 zijn vanuit de structurele aanpak stikstofproblematiek middelen beschikbaar gesteld voor de aanschaf en installatie van SCR-katalysatoren (in combinatie met een roetfilter) en motor vervanging tezamen. Daarnaast zijn voor de stikstofopgave middelen ontvangen voor schone motoren als aanvulling op de subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen. De regeling eindigt in 2025, vanaf 2026 zal een nieuwe regeling ontwikkeld worden die aansluit op de Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025. Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
– NGF-project: Zero Emission Services (€ 3,7 miljoen). Binnen het NGF-project Zero Emissie Services is de tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023–2027 opgesteld die tot doel heeft om de uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof door de binnenvaart terug te dringen. Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die tot doel hebben een binnenschip geschikt te maken om met batterij-containers van Zero Emission Services (ZES) te kunnen varen. Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
– NGF project - Maritiem Masterplan (€ 42,7 miljoen). Vanuit het Nationaal Groeifonds is in totaal € 210 miljoen beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van het Maritiem Masterplan. De uitgaven voor 2026 betreffen o.a. de uitbetaling voor de toegekende subsidies aan projecten van de koploperscall en subsidies voor de het eerste increment van het Digitaal samenwerking- JMDP en voor de verdere uitrol van het human capital-programma. De subsidies die in het kader van het Maritiem Masterplan worden verstrekt dragen bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
– KF - Verduurzaming Binnenvaart (€ 3,6 miljoen). In afstemming met initiatiefnemers in de binnenvaartsector is door IenW een voorstel in het KF ingediend voor emissieloos varen op waterstof in de binnenvaart. Het is voorstel is als goed onderbouwd beoordeeld. Hiervoor is bij voorjaarsbesluit vorming 2024 een bedrag van € 30,5 miljoen toegekend onder de voorwaarde dat de Europese Commissie instemt met de opt-in ETS2 voor de binnenvaart. Aan deze voorwaarde uit het KF is inmiddels voldaan. De resterende € 35,5 miljoen wordt toegekend als het Besluit Energie vervoer (REDIII) naar de Raad van State gaat. IenW werkt een subsidieregeling uit die door de RVO zal worden uitgevoerd. Streven is om de subsidieregeling eind 2026 open te stellen. Als onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming 2024 is er eveneens onder de voorwaarde dat de Europese Commissie de opt-in voor ETS2 voor de binnenvaart goed zou keuren € 165 miljoen beschikbaar gesteld om de binnenvaartsector te faciliteren in het aanpassen van schepen, gericht op de toepassing van hernieuwbare energiedragers. Hierbij wordt nauwe aansluiting gezocht met de maatregel Waterstof in de binnenvaart, maar wordt naast waterstof ook ruimte geboden voor andere energiedragers. De te verstrekken subsidies dragen bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
– KF - Verduurzaming Zeevaart (€ 3,3 miljoen). Het betreft een tijdelijke subsidieregeling vroege opschaling energietransitie zeeschepen 2026-2030 die een CAPEX-tegemoetkoming biedt bij: (1) aanschaf en installatie van aandrijftechnieken voor varen op waterstof of methanol, eventueel gecombineerd met: (1) aanschaf en installatie van één of meerdere energiebesparende technieken, zoals bijv. Wind Assisted Ship Propulsion (WASP) en (2) optioneel een batterijpakket inclusief benodigde aanpassingen aan boord, om in een haven of op volle zee elektriciteit te laden en zoveel mogelijk emissieloos een haven mee in- en uit te kunnen varen.
– Duurzame Zeevaart (€ 5,9 miljoen). In het kader van de stikstofmaatregelen zeescheepvaart en zeehavens worden drie pilots uitgevoerd waarvoor in totaal € 46 miljoen beschikbaar is gesteld. Deze pilots dragen bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling 3.
• Pilot batterij-elektrisch varen havengebieden: Als schepen de haven batterij-elektrisch in- en uitvaren worden zij, gecombineerd met walstroom aan de kade, vrijwel geheel emissieloos in de havenge bieden. Binnen de pilot wordt een stimuleringsregeling opgezet waarmee reders een subsidie ontvangen op de aanschaf van batte rijpakketten en benodigde dedicated walinfrastructuur en aanpas singen aan het schip.
• Pilot met waterstof bevoorradingsschepen: Voor de aanleg van windmolenparken wordt momenteel gevaren met bevoorradings schepen die varen op marine diesel met navenante stikstofuitstoot. De bevoorradingsschepen dragen daarmee bij aan emissies van NOx, CO2 en fijnstof. De ombouw naar schepen met een op waterstof aangedreven brandstofcel reduceert de luchtemissies naar nul. Met de subsidie wordt beoogd meerdere bestaande bevoorradings schepen om te bouwen.
• Pilot elektrificatie van havenmaterieel: Verduurzaming van haven materieel draagt bij aan reductie van emissies van onder meer stikstof en CO2. Het verdergaand elektrificeren van het havenmaterieel kan positief bijdragen aan het verminderen van stikstofdepositie op de nabij gelegen Natura-2000 gebieden. Met de subsidie wordt een stimulans gegeven voor het elektrificeren van havenmaterieel met als doel om havens als transport- en vrachtknooppunten te kunnen verduurzamen.
Bijdragen aan agentschappen (€ 6,7 miljoen)
– Bijdrage aan agentschap RWS (€ 2,4 miljoen). In het kader van beleidsondersteuning en advisering zijn met RWS afspraken gemaakt over werkzaamheden die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbij drage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd. Deze capaciteit wordt ingezet voor het realiseren van meerdere specifieke doelstellingen.
– NGF Project - Maritiem Masterplan RVO (€ 0,4 miljoen). Voor de uitvoering van het Maritiem Masterplan, waarvoor vanuit het Nationaal Groeifonds budget beschikbaar is gesteld, wordt een agentschapsbijdrage aan RVO verstrekt van € 0,4 miljoen. Dit draagt bij aan het realiseren van de specifieke doelstelling het versterken van de scheepvaart in de energietransitie. Ook voor de uitvoering van enkele andere subsidieregelingen ontvangt RVO een agentschapsbijdrage.
– Overige bijdragen (€ 3,9 miljoen). De NEa ontvangt een bijdrage voor het uitvoeren van controletaken in het kader van FuelEU Maritime.
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 1,7 miljoen)
– CCR/IMO HGIS (€ 1,2 miljoen). Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) middelen betaalt IenW in totaal € 1,2 miljoen aan contributies in het kader van Maritieme Zaken. Hiervan gaat circa € 0,6 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast worden bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia (ReCAAP), de Donaucommissie en de North Atlantic Ice Patrol. Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de middelen uit het reservefonds het European Inland Waterway Transport (IWT)-platform opgericht.
– Overige bijdragen (€ 0,5 miljoen). Uit het Nederlandse deel van het door de sector opgebouwde fonds wordt gedurende 10 jaar (2017-2026) een bedrag van € 0,5 miljoen per jaar aan het IWT uitgekeerd.
De bijdragen aan de internationale organisaties dragen bij aan het realiseren van meerdere specifieke doelstellingen.
Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,1 miljoen)
– Overige (€ 0,1 miljoen). Incidentele werkzaamheden voor RWT’s (zoals CBR en Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)) komen ten laste van dit financieel instrument en dragen bij aan het realiseren van meerdere specifieke doelstellingen.
Wettelijke grondslag subsidieverlening
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel zijn dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2026 opgenomen. In bijlage 3 (Subsidiesoverzicht) zijn de wettelijke grondslagen hiervoor opgenomen zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.
Geschatte budgetflexibiliteit
In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.
2026 | |
---|---|
juridisch verplicht | 89% |
bestuurlijk gebonden | 9% |
beleidsmatig gereserveerd | 3% |
nog niet ingevuld/vrij te besteden | 0% |
Toelichting
Van de totale in 2026 beschikbare programma uitgaven (€ 158,8 miljoen) is 88% juridisch verplicht. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.
1. Opdrachten
Het beschikbare budget in 2026 is voor 78% juridisch verplicht.
Dit betreft met name het NGF-project Digitale Infrastructuur en Logistiek en Topsector Logistiek waarvoor verplichtingen zijn aangegaan met Connekt tot en met respectievelijk 2027 en 2026. Daarnaast vallen hier opdrachten onder die uitgevoerd gaan worden door de agentschappen RWS en RVO alsook de opdracht aan RWS voor Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur voor het opzetten van een Umbrella netwerk met beheerkosten tot en met 2037 en het plaatsen van FLIR camera's door de Rijksrederij vanaf 2026. Onder bestuurlijk verbonden zijn onder meer posten opgenomen voor CER/NIS2, cyber en VNAC, veiligheid Noordzee, milieu, Loodsenwet en Novex-havengebied.
2. Subsidies
Het beschikbare budget in 2026 is voor 89% juridisch verplicht en dat betreft met name:
• De Tijdelijke subsidieregeling onderzoek TSL 2024 ‒ 2026 is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht.
• De Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2024–2027 is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht.
• De Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen klimaat 2024–2026 is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht. Deze subsidieregeling betreft deels middelen uit het Klimaatfonds.
• De middelen ter bevordering van verduurzaming van de zeevaart zijn 100% juridisch verplicht als gevolg van nog te publiceren pilot voor elektrisch varen in de havens.
• De Nationaal Groeifonds (NGF) middelen voor de Tijdelijke subsidieregeling Maritiem Masterplan en de Tijdelijke subsidieregeling Zero Emissie Services Ombouw schepen zijn 100% juridisch verplicht. Indien het budget niet wordt uitgegeven zal dit terugvloeien naar het Nationaal Groeifonds.
• De Klimaatfondsmiddelen voor de nog te publiceren Tijdelijke subsidieregeling vroege opschaling energietransitie zeevaartschepen 2026-2030 en de Tijdelijke subsidieregeling voor de verduurzaming van de binnenvaart zijn 100% juridisch verplicht. Indien het budget niet wordt uitgegeven zal dit terugvloeien naar het Klimaatfonds. De subsidies hebben een tijdshorizon.
Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar de subsidiebijlage in deze begroting.
9. Bijdrage aan agentschappen
De uitgaven voor de agentschapsbijdrage RWS zijn 100% juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert capaciteit voor het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid. Ook de uitgaven voor de RVO en de NEa zijn 100% juridisch verplicht en gebaseerd op gereserveerde capaciteit voor het uitvoeren van subsidieregelingen en overig beleid.
10. Bijdrage aan (inter-)nationale organisatie
De bijdragen aan internationale organisaties zijn 100% juridisch verplicht en betreffen contributies en bijdragen conform verdragsverplichtingen, deels vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) aan o.a. de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en de International Maritime Organisation en daarnaast aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities, Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia, de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol.
11. Bijdrage aan ZBO's/RWT's
De bijdragen aan zelfstandige bestuursorganen of rechtspersonen met een wettelijke taak zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft hier een bijdrage aan de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart voor het uitvoeren van haar wettelijke taak Nationaal Register.
Extracomptabele verwijzingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde uitgaven, vinden vanuit andere begrotingen van IenW (het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds) uitgaven plaats die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabellen zijn deze extracomptabele verwijzingen opgenomen.
2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|
Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet | 1.548.329 | 1.551.147 | 1.564.436 | 1.596.726 | 1.550.152 |
Fiscale Regelingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:
– Willekeurige afschrijving zeeschepen
– EB teruggaafregeling voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)
– BTW Nultarief internationaal personenvervoer
– Accijns vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart)
– Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (met name binnenvaart)
Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.
2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart | 549 | 571 | 585 |
Afdrachtvermindering zeevaart | 117 | 118 | 120 |
ASB Vrijstelling zeeschepen | 21 | 22 | 23 |