Algemene doelstelling
Het realiseren van een veilige, schone en gezonde leefomgeving, die ook als zodanig door de inwoners van Nederland wordt ervaren.
Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 255.607 | 83.172 | 106.971 | 85.986 | 97.746 | 122.135 | 129.281 |
Uitgaven | 67.234 | 80.137 | 98.115 | 98.721 | 107.761 | 128.995 | 128.966 |
Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel | |||||||
1 Veiligheid chemische stoffen | 26.426 | 27.704 | 34.566 | 35.768 | 43.664 | 62.869 | 63.169 |
2 Veiligheid biotechnologie | 7.523 | 6.968 | 6.014 | 6.014 | 6.014 | 6.014 | 6.014 |
3 Veiligheid bedrijven en transport | 33.285 | 45.465 | 57.535 | 56.939 | 58.083 | 60.112 | 59.783 |
Ontvangsten | 420 | 1.028 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
Rol en verantwoordelijkheid
In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor Omgevingsveiligheid en Milieurisico's. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.
Rol | Toelichting |
Stimuleren | - Het bevoegd gezag (provincies en gemeenten) en omgevingsdiensten worden gestimuleerd om de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor het milieudomein te versterken en te verbeteren.- Voor het bevorderen van omgevingsveiligheid en het verkleinen van milieurisico’s wordt ingezet op kennisontwikkeling voor veilig en circulair ontwerpen en safe and circular design gestimuleerd.- Het stimuleren van de ontwikkeling van technologieën en methoden ten behoeve van de veiligheid, gezondheid en milieu.- Overheden zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening, vergunningverlening en toezicht die invloed kan hebben op een schone, gezonde en veilige leefomgeving.- Waar nodig stimuleren van een goede toepassing van het voorzorgsbeginsel.- Het stimuleren van het leggen van dwarsverbanden in de aanpak van chemische stoffen in water, lucht en bodem, o.a. met methodiekontwikkeling om de effecten van stoffen voor mens en milieu te bepalen (Impulsprogramma Chemische Stoffen 2023-2026).- Het voorkomen en beperken van emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen naar het milieu door het stimuleren en ondersteunen van kennisontwikkeling bij bevoegde gezagen en het stimuleren van de aanpak van asbestdaken (via communicatie).- Het stimuleren van een veilige productie en handel van chemische stoffen in Europa en mondiaal, inclusief de ontwikkeling van nieuwe beoordelingsmethoden.- Risicobeheersing van biociden en gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw voor mens en milieu, door het stimuleren van minder gevaarlijke alternatieven. |
Regisseren | - Normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd waardoor een level playing field bereikt wordt.- Integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving. Dialoog met stakeholders waarin wordt gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken.- Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan bijvoorbeeld het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van biotechnologie.- De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s).- Internationaal regels en normen vaststellen en aanscherpen waar nodig voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor)- Internationaal verdragen ten behoeve van veilig vervoer van gevaarlijke stoffen aangaan en nationaal uitvoeren waarbij continu aandacht is voor verbetering van de veiligheid.- Een helder kader bieden voor normstelling van stoffen met risico’s voor water- en luchtkwaliteit.- Het reguleren van emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen naar het milieu, inclusief het landelijk registreren van die emissies.- Het beheren van het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS), waarbij in 2026 zal worden gewerkt aan het afbouwen van het systeem en op een andere wijze beleggen van voor toezicht en handhaving benodigde meldingen.- Zorgen voor een goed Europees wettelijk kader voor veilige productie en handel van chemische stoffen in Europa en mondiaal, in het bijzonder de revisie van de Europese REACH-verordening op basis van de Europese Chemicaliënstrategie.- Zorgen voor onderhoud en adequate uitvoering van zowel de Europese biocidenverordening als de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw en het voorbereiden op de evaluatie en herziening van de biocidenverordening in 2026.- Bedrijven die een risico vormen voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving, worden gestimuleerd deze risico’s te identificeren,te voorkomen en te beperken.- Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen (moedwillige) verstoringen van onderdelen van installaties door het bewustzijn bij bedrijven te vergroten en het identificeren van de dreigingen. |
Beleidsinformatie
Samenhang doelstelling en meetbare gegevens
Voor het artikel Omgevingsveiligheid en Milieurisico's zijn 3 specifieke doelstellingen geformuleerd. Deze specifieke doelstellingen leveren een bijdrage aan het bereiken van de algemene doelstelling. Onder de meetbare gegevens zijn de indicatoren en kengetallen en relevante beleidsinformatie opgenomen die verbonden zijn met al deze doelstellingen.
De samenhang tussen de doelstellingen en de meetbare gegevens is onderstaand weergegeven. In de periodieke rapportage die dit jaar wordt opgesteld, onderzoeken we deze samengang verder en ook in hoeverre er meetbare gegevens beschikbaar zijn over veiligheid en de beleving daarvan.
Algemene doelstelling | ||
---|---|---|
Het realiseren van een veilige, schone en gezonde leefomgeving, die ook als zodanig door de inwoners van Nederland wordt ervaren. | ||
Specifieke doelstelling 1 | Specifieke doelstelling 2 | Specifieke doelstelling 3 |
Het opereren van bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen en de leefomgeving zijn veilig en burgers voelen zich veilig. | Voorkomen en beperken dat stoffen of gemodificeerde organismen (ggo’s) leiden tot (gezondheids-)risico’s voor mens en milieu. | Het beschermen van mens en milieu tegen de gevaren van ioniserende straling. De burgers voelen zich veilig. |
Subdoelstellingen | Subdoelstellingen | Subdoelstellingen |
1. Beperken of voorkomen van de risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen (de activiteit zelf moet zo veilig mogelijk zijn). | 1. Beperken van de risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen (de activiteit zelf moet zo veilig mogelijk zijn). | 1. Nucleaire kernreactoren opereren veilig. |
2. Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) is verzekerd van continuïteit en functioneert efficiënt en effectief ten behoeve van een gezonde, schone en veilige leefomgeving. | 2. Elke (onderzoeks)activiteit die in Nederland met een ggo wordt uitgevoerd, gebeurt veilig voor mens en milieu. | 2. Het radioactief afval wordt veilig opgeslagen bovengronds en in de toekomstige eindberging |
3. Emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen worden geminimaliseerd. | ||
4. Het op de markt komen van zeer zorgwekkende stoffen door (chemische stoffen en biociden) wordt waar nodig en mogelijk op EU niveau beperkt via alleen toe te laten op de markt nadat is voldaan aan de eisen van de REACH-verordening en Biociden-verordening. | ||
Meetbare gegevens | ||
1. Aantallen REACH-dossiers door RIVM behandeld (restricties, autorisaties). | ||
2. Genetisch Gemodificeerde Organismen (vergunningsaanvragen, kennisgevingen). | ||
Beleidsinformatie | ||
1. Staat van de Veiligheid (SEVESO-bedrijven) | ||
2. Atlas Leefomgeving | ||
3. Onderzoek Beleving Woonomgeving CBS | ||
4. Staat van de VTH | ||
5. Jaarverslag ANVS |
SPECIFIEKE DOELSTELLING 1: Het opereren van bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen en de leefomgeving zijn veilig en burgers voelen zich veilig.
IenW werkt in 2026 verder aan de omgevingsveiligheid zodat activiteiten met gevaarlijke stoffen in de industrie en het vervoer van gevaarlijke stoffen op een veilige manier kunnen plaatsvinden. Dit houdt in: bedrijven opereren veilig, de leefomgeving is veilig ingericht en de burgers die wonen rondom bedrijven voelen zich veilig. Transport van en naar bedrijven is veilig. Ook internationaal wordt gewerkt aan het bevorderen van het veilig opereren van de industrie en het vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland. Op de veiligheidsvoorschriften wordt effectief toezicht gehouden. Burgers beschikken over voldoende mogelijkheden inspraak te leveren en informatie te vergaren over hun veiligheid. Rijk, provincies, gemeenten, ILT en omgevingsdiensten werken samen aan de versterking van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Dit stelsel vormt een belangrijke randvoorwaarde en middel voor het realiseren van de beleidsdoelen op veel terreinen. Naast de veiligheid van bedrijven en transport gaat het daarbij onder andere ook om water- en luchtkwaliteit, afval, bodem, stoffen waarbij het thema gezondheid nadrukkelijker wordt meegenomen.
Subdoelstelling 1: Beperken of voorkomen van de risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen (de activiteit zelf moet zo veilig mogelijk zijn).
In wettelijke (internationale) regels wordt vastgelegd waaraan activiteiten met gevaarlijke stoffen moeten voldoen, gebaseerd op de stand van de techniek. Daarbij is ook oog voor relevante maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het gebruik en de toepassing van stoffen die een belangrijke rol kunnen gaan spelen in de energietransitie. Waar mogelijk wordt geprobeerd verdere verbetering van de veiligheid van de activiteiten met gevaarlijke stoffen en daarmee gepaard gaande risico’s, te bereiken. Dit gebeurt door middel van afspraken met bedrijven (bijvoorbeeld convenanten, maatwerkafspraken en safety deals).
Subdoelstelling 2: Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) is verzekerd van continuïteit en functioneert efficiënt en effectief ten behoeve van een gezonde, schone en veilige leefomgeving.
Een sterk, efficiënt en effectief VTH-stelsel: het VTH-stelsel is verzekerd van continuïteit en functioneert efficiënt en effectief.
De bevoegdheid voor VTH ligt bij provincies en gemeenten die de uitvoering bij omgevingsdiensten, hebben belegd. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is stelselverantwoordelijk. Een sterk, efficiënt en effectief functionerend VTH-stelsel is essentieel voor een werkend milieubeleid dat zorgt voor een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor de burger. In 2021 rapporteerden de commissie Van Aartsen en de Algemene Rekenkamer over het VTH-stelsel. De conclusie is dat het VTH-stelsel te vrijblijvend en te gefragmenteerd is, waardoor vermijdbare milieuschade ontstaat. Deze samenwerking is na 1 oktober 2024 voortgezet en dit is bekrachtigd met de Samenwerkingsafspraken versterking VTH-stelsel die begin 2025 zijn ondertekend. In de huidige samenwerkingsafspraken zijn de aandachtspunten robuuste omgevingsdiensten, kennisinfrastructuur, informatievoorziening en datakwaliteit. Om de stelselverantwoordelijkheid van de staatssecretaris van IenW het benodigd instrumentarium te geven om in te kunnen grijpen als provincies en gemeenten de VTH-taken niet goed uitvoeren, brengt het kabinet medio 2025 een wetsvoorstel in procedure.
Robuuste omgevingsdiensten: alle omgevingsdiensten voldoen aan de robuustheidscriteria.
Essentieel voor een sterk, efficiënt en effectief functionerend VTH-stelsel zijn robuuste omgevingsdiensten. Om dit te bereiken, moeten alle omgevingsdiensten op 1 april 2026 voldoen aan de in juli 2023 bestuurlijk vastgestelde robuustheidscriteria[1]. Het proces om tot robuuste omgevingsdiensten te komen, wordt vanuit het ministerie van IenW gemonitord. Ook worden de robuustheidscriteria vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur.[1] Kamerstukken 22 343, nr. 360.
SPECIFIEKE DOELSTELLING 2: Voorkomen en beperken dat stoffen of gemodificeerde organismen (ggo’s) leiden tot (gezondheids-)risico’s voor mens en milieu.
Chemische stoffen en biotechnologie (zoals genetisch gemodificeerde organismen) worden bij vele activiteiten in onze samenleving toegepast. Het beleid van IenW is er daarom op gericht om te voorkomen dat deze toepassingen (gezondheids-)risico’s voor mens en milieu vormen, en waar dat nog niet kan, te beperken.
De toelating voor het op de markt brengen van chemische stoffen is in hoge mate EU geharmoniseerd via Europese strategische kaders (zoals de Europese Green Deal) en Europese wet- en regelgeving (zoals de REACH-verordening en de Biocidenverordening). In Nederland vindt vertaling plaats in nationale regelgeving (zoals Wet milieubeheer en Omge-vingswet) met onder meer de minimalisatieplicht voor Zeer Zorgwekken-de Stoffen, planvorming (Nationaal Milieubeleidsplan) en andere beleids-instrumenten en beleidsprogramma’s (zoals het Impulsprogramma Che-mische Stoffen). Vanwege deze brede context wordt veel interdeparte-mentaal samengewerkt, en worden belanghebbende partijen en andere overheden betrokken om te zorgen voor een goede uitvoering van het beleid. De uitvoering is belegd bij externe organisaties (ZBO's, agent-schappen, etc.) met experts zoals het RIVM, Ctgb en ECHA.
In de biotechnologie volgen ontwikkelingen en innovaties zich steeds sneller op.10Daarbij zien we steeds meer beweging richting maatschap-pelijke toepassingen en de markt. Hierbij is de IenW-doelstelling om de veiligheid en gezondheid voor mens en milieu te waarborgen. Net als voor chemische stoffen is er voor activiteiten met ggo’s veel verankerd in Europese regelgeving11, die nationaal is geïmplementeerd. Daarbij werkt IenW nauw samen met de betrokken departementen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen, waaronder Cogem en RIVM.
Subdoelstelling 1: Beperken van de risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen (de activiteit zelf moet zo veilig mogelijk zijn).
Met oog op de veilige en gezonde leefomgeving rond activiteiten met gevaarlijke stoffen is wet- en regelgeving ontwikkeld om risico’s af te wegen. Aandachtsgebieden helpen bij het inzichtelijk maken waar effecten optreden wanneer er iets misgaat bij risicovolle activiteiten in de nabijheid van locaties waar veel mensen wonen, werken of recreëren. Medeoverheden worden ondersteund bij het maken van die afweging onder andere door middel van de uitwisseling van best practices en voorlichting. Ook worden burgers geïnformeerd over activiteiten, zodat zij zich hier bewust van zijn en daar rekening mee kunnen houden bij de keuzes die zij maken. Deze informatie wordt beschikbaar gesteld, onder andere via de publiek toegankelijke Atlas Leefomgeving.
Subdoelstelling 2: Elke (onderzoeks)activiteit die in Nederland met een ggo wordt uitgevoerd, gebeurt veilig voor mens en milieu.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar 1) ggo-gebruik in ingeperkte ruimten, zoals laboratoria en procesinstallaties, 2) introductie van ggo’s in het milieu en 3) marktintroductie van ggo’s. Ingeperkt gebruik en introductie in het milieu van ggo’s wordt op nationale schaal beoordeeld, marktautorisatie vindt op Europees niveau plaats. Dit gebeurt in het ggo-vergunningenstelsel, waarbij -afhankelijk van de karakteristieken van het ggo en de activiteiten die daarmee plaatsvinden- kennisgevingen en vergunningen met bijbehorende (inperkende) maatregelen worden verleend, met als doelstelling een ten hoogste verwaarloosbaar klein milieurisico, en in sommige (uitzonderlijke) gevallen een aanvaardbaar risico.
Subdoelstelling 3: Emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen worden geminimaliseerd.
Het gaat hierbij om stoffen met zeer schadelijke eigenschappen zoals kankerverwekkend of persistent, toxisch en mobiel. Doel is de emissies van deze stoffen zo veel mogelijk te weren uit de leefomgeving zodat de kans op schade voor gezondheid of milieu zo klein mogelijk wordt. Daartoe gelden een minimalisatieplicht en aanvullende verplichtingen voor specifieke bedrijven.
Subdoelstelling 4: Het op de markt komen van zeer zorgwekkende stoffen door (chemische stoffen en biociden) wordt waar nodig en mogelijk op EU niveau beperkt via alleen toe te laten op de markt nadat is voldaan aan de eisen van de REACH-verordening en Biociden-verordening.
Onder REACH moet informatie worden geleverd over gevaareigenschappen en gebruik van een stof en kunnen zo nodig beheersmaatregelen worden getroffen (zoals de PFAS restrictie). Onder de Biocidenverordening worden middelen alleen toegelaten nadat is vastgesteld dat het gebruik voldoende veilig is. De twee verordeningen werken als een filter om stoffen tegen te houden die schade kunnen toebrengen aan gezondheid of milieu.
SPECIFIEKE DOELSTELLING 3: Het beschermen van mens en milieu tegen de gevaren van ioniserende straling. De burgers voelen zich veilig.
Het gebruik van kernenergie voor de stroomproductie in Nederland krijgt een stevige impuls door onder andere de bedrijfsduurverlenging van de Kerncentrale Borssele, het onderzoeken van de bouw van vier nieuwe kernreactoren en de mogelijke ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMRs). Belangrijke randvoorwaarde is dat er wordt gezorgd voor een veilige opslag en permanente eindberging van radioactief afval. Hierop wordt robuust ingezet door middel van de «Routekaart naar de Eindberging».
In 2026 wordt op basis van het nieuwe Nationaal Programma Radioactief Afval en verbruikte splijtstoffen (NPRA) gewerkt aan het uitvoeren van de Routekaart naar eindberging, die een belangrijk onderdeel van het NPRA is. In het NPRA is aangegeven is dat het streven is om rond 2050 een besluit te nemen over de technische opzet en locatie van de eindberging. In 2026 wordt hiertoe de basis gelegd voor een Plan van Aanpak voor een participatief besluitvormingsproces dat in 2027 definitief wordt gemaakt. Parallel daaraan en in samenhang daarmee wordt de Onderzoeksagenda Eindberging, waarvoor budget uit het Klimaatfonds beschikbaar is gesteld, concreet uitgewerkt voor de eerstkomende jaren.
Voor de bedrijfsduurverlenging van de Kerncentrale Borssele wordt de Kernenergiewet gewijzigd. De wetswijziging wordt door KGG en IenW voorbereid. IenW is bevoegd gezag voor de mer-procedure van deze wetswijziging. De behandeling in de Tweede Kamer zal in 2026 plaats vinden. Verder wordt samen met het ministerie van KGG en andere betrokken departementen de kennisbasis in Nederland op het terrein van nucleaire technologie en stralingstoepassingen versterkt.
Subdoelstelling 1: Nucleaire installaties opereren veilig.
De eisen aan nucleaire installaties worden actueel gehouden aan de technische ontwikkelingen. De veiligheid wordt continu verbeterd. Te allen tijde wordt daarbij voldaan aan de wettelijke vereisten voor individueel risico en groepsrisico. De wet- en regelgeving wordt waar nodig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen in de nucleaire sector.
Subdoelstelling 2: Het radioactief afval wordt veilig opgeslagen bovengronds en in de toekomstige eindberging.
Radioactief afval wordt veilig opgeslagen en beheerd, nu en in de toekomst. Te allen tijde wordt daarbij voldaan aan de wettelijke vereisten voor individueel risico en groepsrisico. Het afval wordt tijdelijk opgeslagen bij COVRA in afwachting van een definitieve geologische eindberging. Eind 2027 moet een plan van aanpak gereed zijn voor het besluitvormingsproces van de eindberging. Participatie is daar een belangrijk onderdeel van. De doelstelling is om rond 2050 een besluit te nemen over de locatie van en de technische opzet van een geologische eindberging.
Meetbare gegevens subdoelstelling 1 en 2
Hieronder zijn de met deze suboelstellingen verbonden meetbare gegevens opgenomen.
1. Aantallen REACH-dossiers door RIVM behandeld (restricties, autorisaties).
2. Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO's) (vergunningsaanvragen, kennisgevingen).
1. Aantallen REACH-dossiers door RIVM behandeld (restricties, autorisaties).
De Europese stoffenregelgeving (REACH) geeft bedrijven die een stof op de markt brengen de verantwoordelijkheid dat het gebruik van die stof veilig is voor mens en milieu. De benodigde informatie hiertoe moet bij het EU agentschap worden ingediend via een registratie. Waar nodig worden (registraties van) stoffen door autoriteiten beoordeeld en wordt aanvullende informatie gevraagd of worden aanvullende risicobeheersmaatregelen opgelegd (dat kan binnen REACH via autorisatie of restrictie maar soms ook via andere regelgeving, bijvoorbeeld de richtlijnen inzake arbeidsveiligheid (OSH) of via de verordening inzake classificatie en etikettering (CLP). Nederland draagt actief bij aan de verschillende evaluatieprocessen en Bureau REACH van het RIVM vervult een centrale rol in de uitvoering en coördinatie van de Nederlandse inzet. De inzet wordt geprioriteerd aan de hand van bijvoorbeeld specifieke zorg, productie of gebruik in Nederland, gebruiksvolume en de aard en mate van het geïdentificeerde risico. De daadwerkelijke invulling van Nederlandse dossiers wordt afgestemd met de opdrachtgevende ministeries IenW, VWS en SZW. Onderstaande tabel geeft aan wat in 2024 binnen de evaluatieprocessen is gerealiseerd en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2025 en 2026. De Nederlandse bijdrage bestaat daarbij uit door Nederland ingediende dossiers en een actieve bijdrage aan door andere lidstaten ingebrachte dossiers. De aantallen geven een indruk van de bijdrage van Nederland aan de implementatie en toepassing van de EU verordeningen (REACH en CLP), maar de hoeveelheid werk verschilt sterk. Begin 2023 is het voorstel voor een brede restrictie op PFAS ingediend. Het gaat hierbij om vele duizenden stoffen en een zeer breed scala aan toepassingen.
In 2026 zal het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA) wetenschappelijke opinies afronden en voorleggen aan de Europese Commissie die verder gaat met het besluitvormingstraject.
In oktober 2020 heeft de Europese Commissie haar strategie voor duurzame chemicaliën gepresenteerd (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS). Deze strategie omvat veel beleidsvoornemens die gericht zijn op de verdere verhoging van de veiligheid van chemische stoffen. Veel van deze beleidsvoornemens zijn inmiddels wat verder uitgewerkt en zullen worden meegenomen in de herziening van REACH die naar verwachting eind 2025 wordt gepubliceerd. In 2025 is een tweede ronde stakeholderconsultatie uitgevoerd die in 2026 mede zal worden gebruikt voor de Nederlandse positiebepaling. Uitgangspunt is daarbij dat we willen voorkomen dat de regeldruk toeneemt, en dat de uitvoerbaarheid van de chemische stoffenregelgeving verbetert en procedures sneller worden doorlopen. Voordat een stof op de markt wordt gebracht, wordt via testmethodes gecontroleerd of deze negatieve effecten heeft. Voor niet alle effecten zijn testmethodes beschikbaar en soms zijn ze wel beschikbaar maar duur en met gebruik van proefdieren. Soms zijn er wel alternatieven maar is de betrouwbaarheid van deze methodes nog onvoldoende aangetoond. De Milieuraad heeft de Europese Commissie daarom gevraagd een Europese Testmethode en -Validatiestrategie te ontwikkelen, en Nederland ondersteunt de Commissie om hiertoe tempo te gaan maken.
De Europese Commissie heeft plannen om nationale substitutiecentra in te richten waar bedrijven ondersteund worden om de meest zorgwekkende stoffen (verboden en geautoriseerde stoffen) te vervangen. Wij zetten ons er in 2026 op in dat de informatie die wordt ontsloten via deze substitutiecentra zoveel mogelijk ondersteunend is aan bedrijven die Safe and Sustainable by Design willen toepassen, een concept dat een belangrijke plaats in de Clean Industrial Deal van de Commissie heeft.
Gezien het grote belang van het op een goede wijze formuleren en implementeren van de verbetervoorstellen, draagt NL daar waar mogelijk actief bij. Het betreft onderhandelingen over de herziening van REACH en de Annexen. De inzet op het vlak van beleidsontwikkeling en verdere uitwerking van de richtlijnen, maakt dat de inzet op dossiers in vergelijking tot voorgaande jaren enigszins beperkt zal blijven.
Realisatie 2024 | Geraamd 2025 | Geraamd 2026 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
NL inbreng | Hele EU | NL inbreng | Hele EU | NL inbreng | Hele EU | ||
1 | Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven | 50 | 306 | 50 | 300 | 35 | 200 |
2 | Stofevaluaties: | ||||||
- uitgevoerd/ afgerond | 2 | 10 | 2 | 13 | 1 | 15[2] | |
- beoordeelde ontwerpbesluiten | 7 | 7 | 8 | 12 | 8 | 10 | |
3a | Gescreende stofgroepen | 5 | 53 | 5 | 40 | 5 | 50 |
3b | RMO-analyses: | ||||||
- ingediend | 2 | onbekend | 4 | onbekend | 3 | onbekend | |
- becommentarieerd | 3 | 4 | 5 | onbekend | 4 | onbekend | |
4a | Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen: | ||||||
- ingediend | 2 | 7 | 3 | 15 | 1 | 15 | |
- becommentarieerd | 1 | 7 | 6 | 15 | 5 | 15 | |
4b | Autorisatieverzoeken: | ||||||
- rapporteurschappen RAC & SEAC | 3 | 1 | 2 | ||||
- becommentarieerde opinies over clusters van autorisatieverzoeken | 43 | 43 | 60 | 60 | 40 | 40 | |
5 | Restrictiedossiers: | ||||||
- ingediend | 0 | 0 | 1 | 5 | 1 | 3 | |
- rapporteurschappen RAC & SEAC | 0 | 1 | 1 | 3 | 1 | 2 | |
- becommentarieerde opinies | 1 | 1 | 3 | 3 | 2 | 2 | |
6 | Geharmoniseerde indeling & etikettering: | ||||||
- ingediend | 5 | 60 | 5-10-2025 | 45 | 5-10-2025 | 50 | |
- rapporteurschappen RAC | 5 | 6-10-2025 | 45 | 4-8-2025 | 50 | ||
- becommentarieerde opinies & publieke consultaties | 60 | 60 | 45 | 45 | 50 | 50 | |
7 | Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk | 525 | n.v.t. | 450 | n.v.t. | 500 | n.v.t. |
Bronnen: Werkprogramma 2024 Bureau REACH en Jaaroverzicht Bureau REACH 2023 (CSGG-website)
Toelichting
De looptijd van beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde indeling en etikettering is doorgaans langer dan één kalenderjaar. Dit betekent dat de samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door Nederland ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door Nederlandse leden van de wetenschappelijke comités (RAC en SEAC) gedragen (co)rapporteurschappen. De RAC- en SEAC-leden leveren input op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM (onder andere in de diverse ondersteunende RAC-werkgroepen).
Ad 1) Bewoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. Registrateidossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven.
Met de door Nederland gehanteerde prioriteringssystematiek wordt efficiënt en selectief een beperkt aantal ontwerpbesluiten geprioriteerd voor beoordeling door Nederland.
Ad 2) Stofevaluaties.
Voor 2026 staan er 15 stoffen voor stofevaluatie in het Community Rolling Action Plan opgenomen, waarvan één voor Nederland.
Ad 3a) Gescreende stofgroepen.
Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor maatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie).
Ad 3b) RMO-analyses.
Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate regulatoire maatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd. De ARN’s van ECHA vormen veelal de basis voor lidstaten om een RMO-analyse op te baseren.
Ad 4a) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen.
De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC-dossiers wordt voor 2026 op één dossier geschat. Met de toevoeging van nieuwe gevaarsklassen onder GHS is de verwachting dat er meer SVHC-dossiers zijn vorm te geven.
Ad 4b) Autorisatieverzoeken.
De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast rapporteurschappen (naar verwachting twee in 2026) dragen de Nederlandse RAC- en SEAC-leden bij aan alle opinies over autorisatieverzoeken. De werklast wordt ingeschat op 10 opinies per vergadering, vier vergaderingen per jaar.
Ad 5) Restrictiedossiers.
Bureau REACH zal in navolging van 2025 ook in 2026 bijdragen aan het verdere verloop van het besluitvormingstraject voor het restrictiedossier voor PFAS. Ook werkt het RIVM aan een voorstel voor uitbreiding van het bestaande verbod op asbest (om niet-intentioneel toegevoegd asbest in producten ook te verbieden) en aan een restrictie gericht op het minimaliseren van milieurisico’s van giftige antioxidanten in rubberbanden. Voor beide dossiers is indiening voorzien in 2026. Daarnaast zijn de Nederlandse RAC/SEAC leden voor maximaal één dossier rapporteur en leveren ze input op alle restrictiedossiers die door ECHA en andere landen worden ingediend.
Ad 6) Geharmoniseerde indeling & etikettering.
De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen nemen iets toe nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt én er nieuwe gevaarsklassen aan GHS zijn toegevoegd. Voor classificatievoorstellen worden vier tot acht rapporteurschappen voorzien.
Ad 7) Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk.
Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt de afgelopen jaren te stabiliseren, voor 2026 worden rond de 500 vragen verwacht. Dit betekent een gelijkblijvende inzet.
2. Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO's) (vergunningsaanvragen, kennisgevingen).
Naar verwachting zal de Europese Commissie aansluitend in 2026 een voorstel publiceren van evaluatie en herziening van de biocidenverordening (Refit). Ook hiertoe is in 2025 gewerkt aan het inventariseren van knelpunten en verbetermogelijkheden, zowel bij de uitvoerende instantie (Ctgb) als bij stakeholders. Deze refit is van groot belang omdat de beoordeling van stoffen onder de huidige verordening te gecompliceerd is, mede omdat gedurende de beoordeling van een verzoek tot toelating, de dossiereisen en toetsingskaders kunnen wijzigen wat bijdraagt aan grote vertraging van de besluitvorming.
Aanvraag | Nieuw | Wijziging | Totaal | Indicator |
---|---|---|---|---|
Kennisgevingen | ||||
IG niveau I | 30 | 30 | 60 | 100% |
IG niveau II-k | 32 | 214 | 246 | 100% |
Totaal kennisgevingen | 62 | 244 | 306 | 100% |
Vergunningaanvragen | ||||
IG niveau II-v | n.v.t. | 0 | 0 | 100% |
IG niveau III | 9 | 14 | 23 | 100% |
Totaal vergunningen | 9 | 14 | 23 | 100% |
Bijzondere aanvragen | ||||
IG: 2.8 | 48 | 36 | 84 | 100% |
IG: ATV | 13 | 9 | 22 | 100% |
IG: 2.13 | 19 | n.v.t. | 19 | 100% |
Totaal bijzondere aanvragen | 80 | 45 | 125 | 100% |
BVF | 38 | 17 | 55 | |
Introductie in het milieu | ||||
IM-MV totaal | 16 | 2 | 18 | 100% |
IM-MV nieuwe aanvraag | 7 | 2 | 9 | 100% |
IM-MV kopie aanvraag | 1 | 0 | 1 | 100% |
IM-MV VOV aanvraag | 8 | 0 | 8 | 100% |
IM-L | 0 | 0 | 0 | |
MVF | 1 | 0 | 1 | 100% |
Beleidsinformatie
In aanvulling op bovenstaande meetbare gegevens is er tevens relevante beleidsmatige informatie beschikbaar waarmee de voortgang van het beleid kan worden gemonitord. Dit betreft:
– Staat van de Veiligheid (SEVESO-bedrijven) Het samenwerkingsprogramma SEVESO+ richt zich op de verbetering van het toezicht op de risicovolle bedrijven. Hiervoor is een apart toezichtprogramma waaraan verschillende overheidsdiensten samenwerken. De resultaten van inspecties staan in een gezamenlijke inspectiedatabase: de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR2.0).
– Atlas leefomgeving De Atlas Leefomgeving biedt actuele en verantwoorde informatie over milieu- en gezondheidsaspecten van de leefomgeving. De kaarten geven burgers en professionals vaak tot op buurtniveau inzicht in de kwaliteit van hun eigen leefomgeving.
– Onderzoek Beleving en Woonomgeving CBS Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voert het Onderzoek Beleving Woonomgeving uit in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Met behulp van dit onderzoek wordt de overlast door geur, geluid en trillingen in Nederland in kaart gebracht. Ook wordt gevraagd naar de tevredenheid en bezorgdheid over de woonomgeving.
– Staat van de VTH Onderzoeksmodel voor de toekomstige Staat van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. Het model helpt om te bepalen welke kritische elementen en relaties er zijn en hoe het VTH stelsel functioneert.
– Jaarverslag ANVS Dit jaarverslag laat zien welk werk de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming in 2024 heeft verzet.
Beleidsmatige ontwikkelingen
In 2025 is een nieuwe tweejaarlijkse cyclus begonnen van aanpassing van de internationale voorschriften voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en de binnenwateren. In 2026 vindt de definitieve inhoudelijke besluitvorming plaats over deze aanpassing van de regels met oog op inwerkingtreding per 1/1/2027. In het internationale overleg hierover zet Nederland in op het investeren in voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van de voorschriften, met daarbij speciale aandacht voor de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie. Wat betreft de omgang met de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen worden in 2025, op basis van de resultaten van de extern uitgevoerde evaluatie, definitieve knopen doorgehakt in de beleidsvorming rond het Robuust Basisnet. In 2025 en 2026 wordt het beleid gedetailleerd uitgewerkt alsmede de daarmee gepaard gaande aanpassing van de wet- en regelgeving. Voor 2026 wordt gemikt op de parlementaire behandeling van deze voorstellen. In de nieuwe regelgeving blijft de veiligheid(sketen) het uitgangspunt, ook bij eventuele toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen in het kader van de energietransitie én bij binnenstedelijke verdichting in de nabijheid van de infrastructuur waarover dat vervoer plaatsvindt.
In 2026 wordt verder gewerkt aan de versterking van het VTH-stelsel. De in 2025 ondertekende Samenwerkingsafspraken versterking VTH-stelsel vormen een belangrijke basis voor de uitwerking van het beleid. Hierin is opgenomen hoe opvolging wordt gegeven aan de opbrengst van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel. De focus ligt op het toepassen van ontwikkelde producten en werkwijzen door decentrale overheden en omgevingsdiensten, het traject van het robuust worden van omgevingsdiensten, het aanpassen van wet- en regelgeving en de verdere ontwikkeling van het digitale VTH-stelsel milieu. Via aanpassing van wet- en regelgeving wordt onder andere de stelselverantwoordelijkheid van de staatssecretaris van IenW voorzien van passend instrumentarium.
In 2026 worden er op het thema Industrie, Gezonde Leefomgeving en Omwonenden op twee gebieden belangrijke stappen gezet. Afspraken met bedrijven: In 2026 werken wij verder aan de maatwerkafspraken met grote emittenten om in hun omgeving de leefomgeving direct te verbeteren. Het gaat om grote industriële uitstoters zoals Tata Steel, bedrijven op Chemelot, in Zeeland en afvalverbrandingsinstallaties.
Er verschijnt een maatregelenpakket op basis van de actieagenda industrie en omwonenden gericht op verbetering van de gezondheid van omwonenden. In 2026 start de uitvoering hiervan. Hierbij wordt zo veel mogelijk samengewerkt met en ingehaakt op al lopende programma’s.
IenW geeft in 2026 samen met de andere ministeries en externe partijen uitvoering aan de kabinetsvisie op biotechnologie zoals deze in april 2025 is vastgesteld in de Ministerraad12.
De inzet in Europa wordt verhoogd; twee grote wetgevingstrajecten zijn naar verwachting gereed en gaan nu de uitvoeringsfase in. Ook worden er nieuwe voorstellen voor wijzigen regelgeving biotechnologie verwacht, waar in 2026 extra aandacht voor nodig is.
Nationaal:
– Naar aanleiding van de opgestelde kabinetsvisie op biotechnologie 2025-2040 wordt een gezamenlijke uitvoeringsagenda opgesteld om de visie te realiseren: beoogde planning van de uitvoeringsagenda (inclusief eventueel benodigde financiële middelen) is Q2 2026.
– In 2025 is het onderzoek naar een mogelijke stelselwijziging voor de ggo-vergunningverlening opgeleverd. Q3 2026 wordt een onderzoek afgerond naar de meer praktische inrichting van dit nieuwe stelsel.
– Vanaf medio 2024 wordt uitvoering gegeven aan het Versterking Beleidsuitvoering Bioveiligheid Ingeperkt Gebruik Implementatieplan13. Dit zal in 2026 onder andere tot een aantal wijzigingen in de Regeling ggo leiden.
Inzet richting Europa:
– Naar alle waarschijnlijkheid zijn gedurende 2025 de onderhandelingen voor nieuwe wetgeving op het gebied van plantenveredeling (nieuwe genomische technieken, NGT) respectievelijk de herziening van farmaceutische wetgeving afgerond. De uitwerking en uitvoering hiervan zullen in 2026 inzet vragen; de exacte planning is op dit moment nog lastig te bepalen.
– Daarnaast is door de Europese Commissie een Biotech Act aangekondigd voor de tweede helft van 2026. Mogelijk wordt dit een «veegwet» die diverse regelgeving rondom biotechnologie aanpast en versimpelt. Hier zal aandacht en inzet voor nodig zijn om vanuit IenW de veiligheid rondom mens en milieu te blijven borgen.
Tenslotte is de interpretatie van bestaande regelgeving en de harmonisatie van de uitwerking ervan een blijvend aandachtspunt. Zo blijkt de ggo-definitie in verschillende lidstaten anders te worden geïnterpreteerd; dit is een onwenselijke situatie vanuit een gelijk speelveld binnen de EU, maar kan ook tot onacceptabele risico’s voor mens en milieu leiden indien ggo’s niet meer beoordeeld worden op milieuveiligheid.
Ten aanzien van alle risicovolle activiteiten ligt in 2026 de nadruk op de verdere implementatie en een aantal wijzigingen van de Omgevingswet. Daarbij is speciale aandacht voor de uitbreiding van het Register Externe Veiligheid, voor het werken met de aandachtsgebieden en nieuwe milieubelastende activiteiten bijvoorbeeld door de energietransitie. Het op een veilige manier mogelijk maken van de energietransitie, met name waterstof, waterstofdragers en lithium-ion batterijen blijft daarmee een belangrijk aandachtspunt. Gelet op de geopoltieke situatie wordt de inzet versterkt op de fysieke en digitale weerbaarheid van de chemische en nucleaire sector. Daarvoor wordt in 2026 verder vormgegeven aan de ondersteuning van chemische bedrijven bij het versterken van hun digitale weerbaarheid, ook in licht van hun rol in de vitale Infrastructuur.
Met betrekking tot vuurwerk heeft de Tweede Kamer en Eerste Kamer ingestemd met de Wet veilige jaarwisseling. Dit betekent dathet afsteken van vuurwerk door consumenten ingeperkt wordt tot het afsteken van F1-vuurwerk (‘fop en schertsvuurwerk) en het tijdens de jaarwisseling afsteken van vuurwerk door georganiseerde groepen burgers die daarvoor een ontheffing hebben gekregen van de burgemeester. In 2026 wordt gewerkt aan wetgeving voor de ontheffing en een compensatieregeling voor vuurwerkhandelaren. Daarnaast is er blijvend aandacht voor de productkwaliteit, ook op Europees niveau, en het veilig afsteken van vuurwerk.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Verplichtingen | 255.607 | 83.172 | 106.971 | 85.986 | 97.746 | 122.135 | 129.281 |
Uitgaven | 67.234 | 80.137 | 98.115 | 98.721 | 107.761 | 128.995 | 128.966 | |
22.1 | Veiligheid chemische stoffen | 26.426 | 27.704 | 34.566 | 35.768 | 43.664 | 62.869 | 63.169 |
Opdrachten | 5.668 | 9.382 | 13.952 | 15.155 | 23.051 | 42.261 | 42.561 | |
KF: NVS | 629 | 700 | 2.000 | 3.750 | 12.750 | 30.250 | 30.250 | |
Waarvan RWS | 1.205 | 1.536 | 2.077 | 2.077 | 2.077 | 2.547 | 2.547 | |
Waarvan RIVM | 1.899 | 3.919 | 3.678 | 3.958 | 3.958 | 4.398 | 4.398 | |
Uitvoering Veiligheid | 191 | 1.181 | 1.197 | 1.288 | 184 | 984 | 1.284 | |
Uitvoering stoffen en Milieu & Gezondheid | 717 | 1.629 | 3.982 | 3.064 | 3.064 | 3.064 | 3.064 | |
Overige opdrachten | 1.027 | 417 | 1.018 | 1.018 | 1.018 | 1.018 | 1.018 | |
Subsidies (regelingen) | 50 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Overige subsidies | 50 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan agentschappen | 19.869 | 17.737 | 20.555 | 20.554 | 20.554 | 20.549 | 20.549 | |
Bijdrage aan RWS | 2.791 | 2.648 | 2.222 | 2.222 | 2.222 | 2.222 | 2.222 | |
Bijdrage aan RIVM | 16.538 | 14.869 | 18.059 | 18.058 | 18.058 | 18.053 | 18.053 | |
Overige bijdragen | 540 | 220 | 274 | 274 | 274 | 274 | 274 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 644 | 430 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Overig | 644 | 430 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 195 | 155 | 59 | 59 | 59 | 59 | 59 | |
Bijdrage aan CTGB | 0 | 0 | 59 | 59 | 59 | 59 | 59 | |
Overige Bijdragen | 195 | 155 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
22.2 | Veiligheid biotechnologie | 7.523 | 6.968 | 6.014 | 6.014 | 6.014 | 6.014 | 6.014 |
Opdrachten | 1.689 | 1.437 | 1.583 | 1.583 | 1.583 | 1.583 | 1.583 | |
Veiligheid Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO) | 660 | 906 | 1.150 | 1.150 | 1.150 | 1.150 | 1.150 | |
Overige opdrachten | 1.029 | 531 | 433 | 433 | 433 | 433 | 433 | |
Bijdrage aan agentschappen | 5.834 | 5.531 | 4.431 | 4.431 | 4.431 | 4.431 | 4.431 | |
Bijdrage aan agentschap RIVM | 4.081 | 3.550 | 2.535 | 2.535 | 2.535 | 2.535 | 2.535 | |
Bijdrage aan COGEM | 1.753 | 1.981 | 1.896 | 1.896 | 1.896 | 1.896 | 1.896 | |
22.3 | Veiligheid bedrijven en transport | 33.285 | 45.465 | 57.535 | 56.939 | 58.083 | 60.112 | 59.783 |
Opdrachten | 10.314 | 12.700 | 26.855 | 29.964 | 31.106 | 35.026 | 42.399 | |
Omgevingsveiligheid | 3.363 | 3.872 | 5.398 | 5.265 | 6.291 | 13.214 | 14.666 | |
Asbest | 354 | 1.062 | 3.448 | 2.543 | 2.650 | 2.832 | 2.504 | |
Waarvan RWS | 3.300 | 2.855 | 2.778 | 2.778 | 2.778 | 3.244 | 3.244 | |
VTH-stelsel | 1.429 | 2.113 | 8.497 | 12.651 | 12.651 | 11.151 | 17.401 | |
Overige opdrachten | 1.868 | 2.798 | 6.734 | 6.727 | 6.736 | 4.585 | 4.584 | |
Subsidies (regelingen) | 9.447 | 15.195 | 14.397 | 10.693 | 10.693 | 10.693 | 2.991 | |
inricht & transp | 3.221 | 4.365 | 3.001 | 3.851 | 3.851 | 3.851 | 2.399 | |
Vuurwerk | 276 | 44 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Overige subsidies | 5.950 | 10.786 | 11.396 | 6.842 | 6.842 | 6.842 | 592 | |
Bijdrage aan agentschappen | 9.546 | 13.777 | 11.585 | 11.585 | 11.585 | 9.694 | 9.694 | |
Bijdrage aan RWS | 5.485 | 7.248 | 7.391 | 7.391 | 7.391 | 5.500 | 5.500 | |
Bijdrage aan RVO | 429 | 416 | 435 | 435 | 435 | 435 | 435 | |
Bijdrage aan RIVM | 3.632 | 6.113 | 3.759 | 3.759 | 3.759 | 3.759 | 3.759 | |
Bijdrage aan medeoverheden | 386 | 0 | 159 | 159 | 159 | 159 | 159 | |
Bijdrage Caribisch Nederland | 0 | 0 | 159 | 159 | 159 | 159 | 159 | |
Overige bijdragen | 386 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Inkomensoverdrachten | 3.592 | 3.793 | 4.539 | 4.538 | 4.540 | 4.540 | 4.540 | |
Inkomensoverdrachten mesothelioom | 3.592 | 3.793 | 4.539 | 4.538 | 4.540 | 4.540 | 4.540 | |
Ontvangsten | 420 | 1.028 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 | |
Toelichting op de financiële instrumenten
Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2026, een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt.
1. Veiligheid chemische stoffen (€ 34,6 miljoen)
De volgende financiële instrumenten worden ingezet:
Opdrachten (€ 14,0 miljoen)
– KF: Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming (NVS) (€ 2,0 miljoen). Dit betreft de middelen die vanuit het Klimaatfonds overgekomen zijn omtrent de nucleaire ambities met name met betrekking tot de ambities voor het bouwen van extra kerncentrales en het vervroegen van de eindberging van radioactief afval van 2100 naar 2050. De middelen zijn bestemd voor onderzoeken omtrent nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, de eindberging van het radioactief afval en kennisopbouw met betrekking tot stralingsbescherming (€ 2,0 miljoen). Het (veilige) beheer en berging van radioactief afval en een adequate kennisbasis en kennisinfrastructuur dragen bij aan een veilige ontwikkeling van kernenergie in Nederland. Daarnaast resteert er cumulatief nog € 77 miljoen voor de periode 2027-2030. Deze opdrachten dragen bij aan specifieke doelstelling 3.
– Waarvan RWS (€ 2,1 miljoen) en RIVM (€ 3,7 miljoen). Dit betreft in totaal € 2,1 miljoen aan RWS voor met name de financiering van Beleidsondersteuning en Advies en € 3,7 miljoen aan het RIVM voor de jaaropdracht voor asbestbeleid en stoffenbeleid met betrekking tot de omgevingsveiligheid en het voorkomen en beperken van milieurisico’s. Alsook het beheer en onderhoud omtrent het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) om ondersteuning te bieden aan een betere naleving, toezicht en handhaving van de asbestregelgeving. Deze opdrachten dragen bij aan specifieke doelstelling 2. En als laatste het operationeel houden van het radionuclidenlab voor het monitoren van de radioactieve straling in Nederland. Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 3.
– Uitvoering Veiligheid (€ 1,2 miljoen). Er worden opdrachten verstrekt in het kader van uitvoering veiligheid voor de Atlas Leefomgeving om de inwoners van Nederland te voorzien van actuele en verantwoorde informatie over milieu en gezondheid in de leefomgeving[MK1] . Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 2.
Uitvoering stoffen en Milieu & Gezondheid (€ 4,0 miljoen). Er worden diverse opdrachten verstrekt en betaald aan met name adviesbureaus in het kader van het beleid voor verbetering van veiligheid van chemische stoffen, biociden en safe and sustainable by design, zodat de risico’s voor mens en milieu zoveel mogelijk worden beperkt. Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 2.
– Overige opdrachten (€ 1,0 miljoen). Er worden diverse opdrachten verstrekt en betaald aan met name adviesbureaus voor onderzoeken op het gebied van Nucleaire Veiligheid en stralingsbescherming (€ 0,6 miljoen). Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 3. Daarnaast worden er opdrachten verstrekt voor milieubeleid en regelgeving met name aan adviesbureaus (€ 0,4 miljoen). Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 1.
Bijdragen aan agentschappen (€ 20,6 miljoen)
– Bijdrage aan RWS (€ 2,2 miljoen). De bijdrage aan RWS is bestemd voor onder andere de capaciteitsinzet voor de verdere ontwikkeling en het beheer van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast is er inzet voor Atlas Leefomgeving en beleidsondersteuning en uitvoering geven aan het asbestbeleid en verbetering van wet- en regelgeving, gericht op het beperken van blootstelling aan asbestvezels via de leefomgeving. Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 1 en 2.
– Bijdrage aan RIVM (€ 18,1 miljoen). De bijdrage aan RIVM is bestemd voor de capaciteitsinzet op het gebied van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving, Onderzoek Beleid Nucleair en het radionuclidenlab. Hierbij wordt onderzoek gedaan naar onder andere nationaal en internationaal stoffenbeleid en biociden en straling in de leefomgeving. Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 2 en 3.
– Overige bijdragen (€ 0,3 miljoen). Dit betreft een bijdrage aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) voor toezicht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 2.
Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,059 miljoen).
– Bijdrage aan CTGB (€ 0,059 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de reguliere en specifieke werkzaamheden die CTGB uitvoert voor omgevingsveiligheid en milieurisico's en voor bezwaar en beroep. Dit draagt bij aan specifieke doelstelling 2.
2. Veiligheid biotechnologie (€ 6,0 miljoen)
De opdrachten en bijdragen die onder dit artikelonderdeel worden uitgezet zijn ten gunste van specifieke doelstelling 2. De volgende financiële instrumenten worden ingezet:
Opdrachten (€ 1,6 miljoen).
– Veiligheid Genetisch Gemodificeerde Organismen (€ 1,2 miljoen). Het gaat hier met name om diverse opdrachten aan met name adviesbureaus voor veiligheid rondom biotechnologie bij onder andere ingeperkt gebruik en introductie in het milieu met als doel dat de veiligheid voor mens en milieu gewaarborgd blijft.
– Overige Opdrachten (€ 0,4 miljoen). Dit betreffen de materiele uitgaven van RIVM voor de jaaropdracht in het kader van Veiligheid Biotechnologie.
Bijdragen aan agentschappen (€ 4,4 miljoen)
– Bijdrage aan agentschap RIVM (€ 2,5 miljoen). De bijdrage aan RIVM is bestemd voor de capaciteitsinzet op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. Het RIVM draagt op meerdere manieren bij aan de uitvoering van de nationale, Europese en internationale regelgeving met betrekking tot veiligheid van Biotechnologie. Specifieke aandacht dient hierbij uit te gaan naar de werkzaamheden van Bureau GGO van het RIVM voor het uitvoeren van de wettelijke taken en het realiseren van een efficiënt en doeltreffend vergunningverleningsproces.
– Bijdrage aan COGEM (€ 1,9 miljoen). Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een bijdrage verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico's verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen.
3. Veiligheid bedrijven en transport (€ 57,5 miljoen)
De opdrachten, subsidies, bijdragen, etc. die onder dit artikelonderdeel worden uitgezet zijn ten gunste van specifieke doelstelling 1 met uitzondering van asbestbeleid. Dat draagt bij aan specifieke doelstelling 2. De volgende financiële instrumenten worden ingezet:
Opdrachten (€ 26,9 miljoen)
– Omgevingsveiligheid (€ 5,4 miljoen). Voor het programma omgevingsveiligheid worden onder andere opdrachten verstrekt aan met name adviesbureaus voor (wettelijke) taken van bedrijven met betrekking tot de omgevingsveiligheid, het register externe veiligheid en de meerjarenagenda versterking omgevingsveiligheid. De opdrachten dragen bij aan de veiligheid rondom bedrijven met een verhoogd risico niveau.
– Asbest (€ 3,4 miljoen). Dit betreft middelen voor onderzoek en implementatie van risico reductiemaatregelen asbest aan met name adviesbureaus en een communicatie opdracht om eigenaren van een asbesthoudend dak te stimuleren om (versneld) het asbestdak veilig te (laten) saneren aan een communicatiebureau.
– Waarvan RWS (€ 2,8 miljoen). Dit betreft de Beleidsondersteuning en Advies aan Rijkswaterstaat voor onder andere veiligheid rondom bedrijven, omgevingsveiligheid, Register Externe Veiligheid en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De opdrachten dragen bij onder andere bij aan een permanente verbetering van het veiligheidsniveau van bedrijven en het in kaart brengen en houden van alle milieubelastende activiteiten met een extern veiligheidsrisico.
– VTH-stelsel (€ 8,5 miljoen). In het kader van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn de uitgaven bestemd voor de versterking van het VTH-stelsel ten behoeve van een gezonde, schone en veilige leefomgeving. Er worden onder andere opdrachten verstrekt aan met name adviesbureaus voor VTH-beleid, milieucriminaliteit en het digitaal stelsel VTH.
– Overige opdrachten (€ 6,7 miljoen). Dit betreft verschillende opdrachten aan met name adviesbureaus voor onder andere onderzoeken en studies ten behoeve van veiligheid buisleidingen, het veilige vervoer van gevaarlijke stoffen, programma Industrie, Gezonde Leefomgeving en Omwonenden en de bijdrage aan het Nationaal Cyber Security Centrum ten behoeve van de ondersteuning die zij bieden aan onder andere de nucleaire en chemische sector met betrekking tot (cyber)veiligheid. Door een bijdrage te leveren aan deze onderwerpen wordt de omgevingsveiligheid in Nederland bevorderd.
Subsidies (€ 14,4 miljoen)
– Inrichtingen en transport (€ 3,0 miljoen). Het betreft hier onder andere de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid industriële activiteiten, die door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt uitgevoerd. De SVO steunt samenwerkingsverbanden in de industriële sector die meer willen bereiken dan de wettelijk verplichte veiligheidseisen om zo de veiligheidssituatie te verbeteren in de omgeving van industrie die werken met gevaarlijke stoffen of risicovolle processen. Daarnaast betreft het subsidies aan Omgevingsdienst Nederland en Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor de Meerjarenagenda Versterking Omgevingsveiligheid. De subsidies worden verstrekt ten behoeve van kennisversterking omtrent omgevingsveiligheid en voor de financiering van innovatie en projecten voor verbetering van de omgevingsveiligheid.
– Overige subsidies (€ 11,4 miljoen). Het betreft hier onder andere subsidies aan Omgevingsdienst Nederland en Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor de versterking van het VTH-stelsel door onder andere het starten van verbindingsteams en ook wordt er onder andere inzet gepleegd op het verbeteren van kennis, het uitvoeren van visitaties en het beheer van diversen IBP producten. Ook betreft het subsidies aan omgevingsdiensten ten behoeve van de fusering van deze omgevingsdiensten om hun robuustheid te vergroten.
Bijdragen aan agentschappen (€ 11,6 miljoen)
– Bijdrage aan RWS (€ 7,4 miljoen). De bijdrage aan RWS is bestemd voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en Advies voor onder andere veiligheid rondom bedrijven, omgevingsveiligheid, Register Externe Veiligheid, het vervoer van gevaarlijke stoffen en SEVESO. De opdrachten dragen bij onder andere bij aan een permanente verbetering van het veiligheidsniveau van bedrijven.
– RIVM en RVO (€ 4,2 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan RVO (€ 0,4 miljoen) en RIVM (€ 3,8 miljoen) omtrent het vervoer van gevaarlijke stoffen, veiligheid rondom bedrijven en een veilige energietransitie. Doelstelling is dat bedrijven voldoen aan de geldende wet- en regelgeving omtrent omgevingsveiligheid en het streven is dat de bedrijven inherent veilig werken.
Bijdragen aan medeoverheden (€ 0,2 miljoen).
– Bijdrage Caribisch Nederland (€ 0,2 miljoen). Dit betreft een bijdrage voor de (mogelijke) herontwikkeling van het terrein van de bestaande olieterminal Hato op Bonaire.
Inkomensoverdrachten (€ 4,5 miljoen).
– Inkomensoverdrachten mesothelioom (€ 4,5 miljoen). De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie. De TNS regeling wordt door de Sociale Verzekeringsbank uitgevoerd.
Ontvangsten (€ 0,3 miljoen)
De ontvangsten hebben betrekking op de eindafrekening van de Sociale Verzekeringsbank voor het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS) en de eindafrekening voor de jaarlijkse bijdrage die wordt verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico's verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen.
Wettelijke grondslag subsidieverlening
Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene Wet Bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel zijn dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2025 opgenomen. In bijlage 3 (Subsidieoverzicht) van deze begroting zijn de wettelijke grondslagen hiervoor opgenomen zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.
Geschatte budgetflexibiliteit
In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.
2026 | |
---|---|
juridisch verplicht | 60% |
bestuurlijk gebonden | 39% |
beleidsmatig gereserveerd | 1% |
nog niet ingevuld/vrij te besteden | 0% |
Toelichting
Van de totale in 2026 beschikbare programma uitgaven (€ 98,1 miljoen) is 60% juridisch verplicht. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.
1. Opdrachten. Van het opdrachtenbudget is circa 12% juridisch verplicht op grond van (meerjarige) verplichtingen. Het gaat hierbij om de jaaropdrachten aan RWS, RIVM en RVO in het kader van veiligheid chemische stoffen, biotechnologie en bedrijven en transport.
2. Subsidies. Van het subsidiebudget is 68% juridisch verplicht. Met publicatie in de Staatscourant van de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector in 2022 is deze subsidie meerjarig verplicht. Daarnaast zijn er reeds enkele subsidies meerjarig juridisch verplicht die samenhangen met VTH en MVO. Deze subsidies hebben diverse tijdspaden. Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar bijlage 5 van deze begroting.
3. Bijdrage aan agentschappen: De uitgaven voor de agentschapsbijdragen RWS en RIVM zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS is voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van veiligheid rondom bedrijven, omgevingsveiligheid, Register Externe Veiligheid en het vervoer van gevaarlijke stoffen, verdere ontwikkeling en het beheer van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast is er inzet voor Atlas leefomgeving en beleidsondersteuning en uitvoering geven aan het asbestbeleid en verbetering van wet- en regelgeving, gericht op het beperken van blootstelling aan asbestvezels via de leefomgeving. De bijdrage aan RIVM is voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving, Onderzoek Beleid Nucleair, het radionuclidenlab, veiligheid Biotechnologie, Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving, Onderzoek Beleid Nucleair en het radionuclidenlab. Hierbij wordt invulling gegeven aan wettelijke taken.
4. Bijdrage aan Medeoverheden: Het beschikbare budget is volledig juridisch verplicht en heeft betrekking op een bijdrage aan Caribisch Nederland omtrent het verbeterprogramma VTH.
5. Bijdrage aan ZBO/RWT's: Het beschikbare budget is volledig juridisch verplicht en heeft betrekking op de jaarlijkse bijdrage aan het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (CTGB).
6. Inkomensoverdrachten: Het beschikbare budget is volledig juridisch verplicht en heeft betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS).
Fiscale regelingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Een fiscale regeling die niet in de onderstaande tabel is opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking heeft is de Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.
2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|
Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting | 7 | 7 | 6 |
Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting | 128 | 129 | 130 |