Base description which applies to whole site

3.1 Ontwikkeling, inzet en effectief beheer van instrumenten in het kader van de kredietcrisis

Inleiding

Als gevolg van de kredietcrisis en de daarop volgende Europese schuldencrisis zijn door de Minister van Financiën diverse maatregelen getroffen om de financiële stabiliteit binnen en buiten Nederland te borgen. Deze maatregelen hebben hun weerslag gevonden in verschillende beleidsartikelen van de begrotingen van het ministerie van Financiën. In de tabel hieronder wordt een totaalbeeld gegeven van de verschillende maatregelen, de budgettaire consequenties en de vindplaatsen ervan in de jaarverslagen. Tevens wordt hierbij ten aanzien van het jaar 2011 ingegaan op de ontwikkelingen en de mate van doelbereiking met betrekking tot deze maatregelen.

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer (21 december 2011) zal de Minister van Financiën in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2011 (FJR) ingaan op de budgettaire gevolgen van buitengewone monetaire operaties die door het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) zijn uitgevoerd.

Tabel 1: De budgettaire gevolgen van de kredietcrisis (x € mln.)
 

In € mln. 1

2008

2009

2010

2011

Artikel

A. Verwerving Fortis/RFS/AA en transfer FBN/AA naar ABN AMRO Group N.V.

         

1

Deelneming Fortis/AA

16 800

1 350

–18 150

 

Saldibalans

2

Verwerving belang RFS/AA

6 540

 

–6 540

 

Saldibalans

3

Verkoop FCI

 

–350

   

Saldibalans

4

ABN AMRO Group N.V./ASR verzekeringen N.V./RFS Holdings B.V. (incl. Z-share en residual N-share)

   

27 971

27 971

Saldibalans

5

Overbruggingskredieten Fortis

44 341

     

IXA, art. 1

6

Aflossingen overbruggingskredieten Fortis

0

–36 516

–3 250

–825

IXA, art. 1

7

Renteontv. overbruggingskredieten Fortis

–502

–705

–167

–169

IXA, art. 1

8

Dividend ABN AMRO Group

0

0

0

–200

IXB, art. 3

9

Dividend ASR

0

0

0

0

IXB, art. 3

10

Dividend RFS

0

0

–6

–16

IXB, art. 3

             

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

         

11

Garantieverlening (geëffectueerd)

 

32 611

   

IXB, art. 3

12

Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitg.)

   

–32 611

 

IXB, art. 3

13

Premieontvangsten uit CRI

 

–28

–165

 

IXB, art. 3

14

Stand openstaande garanties

 

32 611

0

0

Saldibalans

             

Mandatory Convertible Notes ABN AMRO (MCN)

         

15

Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)

 

800

–800

 

IXB, art. 3

16

Renteontvangsten uit MCN’s

 

0

–103

 

IXB, art. 3

17

Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)

 

1 800

–1 800

 

IXB, art. 3

             

Counter Indemnity ABN-AMRO (garantie)

         

18

Garantieverlening (geëffectueerd)

   

950

 

IXB, art. 3

19

Premieontvangsten uit garantie

   

–26

–26

IXB, art. 3

∆ Staatsschuld (nr. 1 t/m 10 + 13 +15 t/m 17 +19)

67 179

–33 649

–2 686

–1 236

 
           

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

         

20

Verstrekt kapitaal ING

10 000

     

IXB, art. 3

21

Verstrekt kapitaal Aegon

3 000

     

IXB, art. 3

22

Verstrekt kapitaal SNS Reaal

750

     

IXB, art. 3

23

Aflossing ING

 

–5 000

 

–2 000

IXB, art. 3

24

Aflossing Aegon

 

–1 000

–500

–1 500

IXB, art. 3

25

Aflossing SNS Reaal

 

–185

   

IXB, art. 3

26

Stand uitstaand kapitaal ING

10 000

5 000

5 000

3 000

Saldibalans

27

Stand uitstaand kapitaal Aegon

3 000

2 000

1 500

0

Saldibalans

28

Stand uitstaand kapitaal SNS Reaal

750

565

565

565

Saldibalans

29

Couponrente ING

 

–645

–39

 

IXB, art. 3

30

Couponrente Aegon

 

–166

–11

 

IXB, art. 3

31

Couponrente SNS Reaal

 

–38

–1

 

IXB, art. 3

32

Repurchase fee ING

 

–295

–52

–1 000

IXB, art. 3

33

Repurchase fee Aegon

 

–108

–52

–750

IXB, art. 3

34

Repurchase fee SNS Reaal

 

0

   

IXB, art. 3

∆ Staatsschuld (nr. 20 t/m 25 + 29 t/m 34)

13 750

–7 436

–655

–5 250

 
           

C. Back-up faciliteit ING, EUR/USD wisselkoers

 

1,44

1,34

1,29

 

35

Funding fee (rente + aflossing)

 

3 903

4 345

3 242

IXB, art. 3

36

Management fee

 

59

47

39

IXB, art. 3

37

Portefeuille ontvangsten (rente +aflossing)

 

–3 819

–4 058

–3 012

IXB, art. 3

38

Garantiefee

 

–129

–103

–85

IXB, art. 3

39

Additionele garantiefee

 

0

–154

–128

IXB, art. 3

40

Additionele fee

 

–14

–77

–55

IXB, art. 3

Saldo Back-up faciliteit (35 t/m 40)

 

0

0

0

 

41

Meerjarenverplichting aan ING

 

15 857

13 084

10 264

Saldibalans

42

Alt-A portefeuille

 

18 352

16 376

13 934

Saldibalans

∆ Staatsschuld (nr. 35 t/m 40)

 

0

0

0

 
           

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen

(€ 200 mld.)

         

43

Garantieverlening (geëffectueerd)

2 740

47 535

   

IXB, art. 2

44

Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

 

–3 174

–8 103

–5 823

IXB, art. 2

45

Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen

0

–116

–407

–366

IXB, art. 2

46

Terugbetaling openstaande fees

     

5

IXB, art. 2

47

Stand openstaande garanties (nr. 43–44)

     

33 175

Saldibalans

48

Schade-uitkeringen

0

0

0

0

IXB, art. 2

           

D2. Stabiliteitsmechanisme

         

49

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

   

2 946

–120

IXB, art. 4

50

Stand openstaande garanties (nr. 49)

   

2 946

2 826

Saldibalans

51

Garantieverlening NL-aandeel EFSF

   

25 872

71 910

IXB, art. 4

52

Stand openstaande garanties (nr. 51)

   

25 872

97 782

Saldibalans

53

Deelneming SPV (EFSF)

   

1

1

IXB, art. 4

           

D3. Garantie DNB

         

54

Garantie DNB i.v.m. IMF

     

13 610

IXB, art. 4

∆ Staatsschuld (nr. 45 + 46 + 48 + 53)

 

–116

–406

–360

 
           

E1. IJsland

         

55

Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

1 236

192

   

IXB, art. 2

56

Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

   

IXB, art. 2

57

Vordering op IJslandse DGS

1 322

7

 

1 012

Saldibalans

58

Opgebouwde rente op vordering

 

74

41

42

Saldibalans

59

Correctie n.a.v. nieuw voorgestelde overeenkomst

   

–64

 

Saldibalans

60

Ontvangsten lening IJsland (i.) aflossing

 

0

0

–443

IXB, art. 2

61

Ontvangsten lening IJsland (ii.) rente

 

0

0

0

IXB, art. 2

           

E2. Griekenland

         

62

Lening Griekenland

   

1 248

1 946

IXB, art. 4

63

Vordering Griekenland

   

1 248

3 194

Saldibalans

64

Ontvangsten lening Griekenland (i.) aflossing

   

0

0

IXB, art. 4

65

Ontvangsten lening Griekenland (ii.) rente & servicefee

   

–30

–115

IXB, art. 4

∆ Staatsschuld (55, 56, 60, 61, 62, 64 + 65)

1 236

199

1 218

1 388

 
           

F. Overige gevolgen

         

66

Uitvoeringskosten en inhuur externen

11

43

8

3

IXB, art. 3

67

Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur externen

0

3

0

0

Saldibalans

68

Ontvangen uitvoeringskosten externen

–2

–12

–5

–5

IXB, art. 3

∆ Staatsschuld

82 165

–41 002

–2 529

–5 458

 

Staatsschuld cumulatief voor renteberekening

82 165

41 163

38 634

33 176

 

Berekende rente over gemiddelde staatsschuld 2

450

2 036

1 493

1 280

 
1

Vanwege tussentijdse afronding op gehele miljoenen euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal.

2

Door de integrale benadering van schuldmanagement – dat wil zeggen: de financieringsbehoefte van de Staat wordt in haar totaliteit gedekt, ongeacht herkomst van de financiering – is het in principe niet mogelijk het totaal aan gerealiseerde rentelasten exact uit te splitsen naar «reguliere» rentelasten en rentelasten als gevolg van de kredietcrisis.  De rentelasten als gevolg van de toename van de staatsschuld door de getroffen crisismaatregelen zijn benaderd door het gemiddelde aandeel van de crisismaatregelen in de totale gemiddelde staatsschuld over 2011 (conform EMU-definitie) te vermenigvuldigen met de totale rente op staatsschuld in 2011. Deze methode is enigszins grof maar geeft een indicatie van de gemiddeld toerekenbare rentelasten. De meerjarenverplichting van de Staat aan ING wordt niet in deze berekening meegenomen, omdat de rente op deze meerjarenverplichting via de funding fee direct aan ING wordt betaald (zie begrotingshoofdstuk IXB, artikel 3). Tegenover deze rentelasten staan ook renteontvangsten (zie tabel).

A. Verwerving ABN AMRO Group N.V., ASR Nederland N.V., ABN AMRO Preferred Investments B.V., RFS Holdings N.V.

Oprichting van beheersorganisatie (NLFI), certificering van de aandelen

Op 1 juli 2011 is de Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen opgericht (NLFI). Met de beheersorganisatie wordt invulling gegeven aan de breed gedragen wens in de Tweede Kamer om het aandeelhouderschap in financiële instellingen op een zakelijke, transparante en niet-politieke wijze in te vullen. Op 29 september 2011 zijn de aandelen van: ABN AMRO Group N.V., ASR Nederland N.V. en ABN AMRO Preferred Investments B.V. aan NLFI overgedragen en gecertificeerd. Het resterende belang in RFS Holdings N.V. is nog niet aan NLFI overgedragen.

In de nieuwe situatie is de Staat certificaathouder, wat zijn invloed beperkt. Evenwel behoudt de minister van Financiën invloed op principiële of zwaarwegende beslissingen en kan hij het bestuur daarvoor bindende steminstructies geven. De minister van Financiën zal de Tweede Kamer informeren over relevante ontwikkelingen (kamerstukken II 2011/12, 31 789, nr. 41).

Interim-dividend ABN AMRO Group N.V. € 200 mln.

In overleg met de Staat heeft ABN AMRO Group N.V. een dividendbeleid geformuleerd dat uitgaat van een uitkering van 40% van de gerapporteerde jaarwinst. Hiermee opereert de bank in lijn met vergelijkbare banken. Over boekjaar 2011 ontving de Staat € 200 mln. interim-dividend.

Dividend uit RFS Holdings B.V. € 16,24 mln.

Het economische belang van de Staat in RFS Holdings B.V. is middels een terugstorting van het nominaal geplaatste aandelenkapitaal (€ 0,24 mln.) teruggebracht tot ongeveer 1,25 %. Aanvullend hebben de aandeelhouders van RFS (de Staat, RBS en Banco Santander) besloten om ook het aanwezige kapitaalsurplus uit te keren. Dientengevolge ontving de Staat € 16 mln. aan dividend.

Counter indemnity premieontvangsten € 25,6 mln.

In het kader van het splitsingsproces van HBU uit het oude ABN Amro in 2010, zijn wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan waarvoor ABN Amro destijds een vrijwaring heeft afgegeven. Aangezien ABN Amro het risico van eventuele uitbetaling niet zelf kan lopen, is door de Staat een counter indemnity afgegeven tot een maximum van € 950 mln. Voor deze garantstelling betaalt ABN Amro de Staat jaarlijks een marktconforme vergoeding van € 25,6 mln.

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

Terugbetaling resterende steun Aegon N.V. € 1,5 mld.

Gedurende het afgelopen jaar vonden de terugbetalingen plaats van eerder verstrekte kapitaalsteun. Door Aegon N.V. werd het restant van € 1,5 mld. samen met een vergoeding voor aflossing ter waarde van € 750 mln. terugbetaald. Aegon heeft geen kapitaalsteun meer openstaan. In 2010 keurde de E.C. de tijdelijke steun definitief goed.

Terugbetaling en intentie ING Group N.V. € 2 mld.

Door ING Group N.V. werd het afgelopen jaar € 2 mld. terugbetaald. Hiervoor betaalde ING een premie voor aflossing ter waarde van € 1 mld. en opgebouwde rente van € 472 000. Van de oorspronkelijke in 2008 verstrekte kapitaalsteun, van in totaal € 10 mld., heeft ING na aflossing nog € 3 mld. uit staan. ING heeft te kennen gegeven de Staat zo snel mogelijk volledig te willen terugbetalen, maar dit gezien de aanhoudende crisis in de Eurozone voorzichtig te willen benaderen.

C. Back-up faciliteit ING

Afname verplichting tot € 10,3 mld.

Op 26 januari 2009 is de Staat een back-up faciliteit overeengekomen met ING. Bij aangaan van de transactie bedroeg de gegarandeerde waarde € 21,4 mld. De gegarandeerde waarde is een aangegane meerjaren betalingsverplichting aan ING. De resterende meerjaren betalingsverplichting ultimo 2011 is tot € 10,3 mld. afgenomen. De meerjaren verplichting bestaat uit de gegarandeerde waarde ultimo  2011 plus een verplichting van de Staat aan ING die begin 2012 is voldaan, maar betrekking heeft op december 2011 (€ 0,2 mld.). De meerjaren verplichting aan ING luidt in US dollars en is omgerekend naar euro met de ECB referentie koers per ultimo jaar.

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

De garantieregeling interbancaire leningen is in 2008 in het leven geroepen om de financiering van financiële instellingen op gang te brengen, zodat de kredietverlening aan bedrijven en particulieren wordt gewaarborgd. Door een gebrekkig functioneren van de kapitaalmarkt voor middellange termijn financiering konden bij financiële instellingen liquiditeitsproblemen ontstaan, waardoor ook fundamenteel gezonde instellingen zichzelf moeilijk konden financieren. De garantieregeling moet daarbij in samenhang worden gezien met andere maatregelen ter bescherming van de financiële sector. Vanaf 23 oktober 2008, de ingangsdatum van de garantieregeling, tot het einde van 2009 is in totaal € 50,3 mld. aan garanties geëffectueerd. De garantieregeling is op 31 december 2010 afgelopen. Daarmee is aangevangen met de exit strategie van de garantieregeling. Als onderdeel van de exit strategie is door Financiën op de website www.dsta.nl van het agentschap derhalve voor de banken die gegarandeerde leningen hebben de mogelijkheid aangeboden om deze leningen terug te kopen uit de kapitaalmarkt teneinde staatsgegarandeerd schuldpapier om te zetten in reguliere financiering. In 2011 is de openstaande garantieverplichting teruggelopen tot € 33,18 miljard.

Premieontvangsten € 366 mln. en afkoop garanties

Uit hoofde van de geëffectueerde garanties op interbancaire leningen heeft de Staat dit jaar in totaal € 366 mln. premies ontvangen. Een deel hiervan betreft de closing out fees die worden ontvangen bij vervroegde aflossingen (afkoop). Hierbij gaat het om de afkoop van een deel van de Staatsgarantie door NIBC, waarbij de Staat een closing out fee ter waarde van € 0,7 mln. heeft ontvangen en de afkoop door ABN AMRO waarbij een bedrag van € 3,7 mln. is ontvangen. Bij de afkoop door NIBC is overigens het deel van de vooraf ontvangen fee-opbrengsten terugbetaald aan NIBC Het gaat hierbij om € 4,5 mln. De netto premieontvangst (opbrengst) komt hiermee neer op € 361,5 mln.

D2. Stabiliteitsmechanisme

Op 10 mei 2010 besloot de Ecofin Raad tot een totaalpakket aan maatregelen ter borging van de financiële stabiliteit (d.d. 10 mei 2010, kenmerk BFB 2010–548M) met als voorwaarde dat landen die hierop een beroep doen alles in het werk zouden stellen om binnen de afgesproken termijn hun begrotingstekort op orde te brengen. Onderdeel van het pakket is het stabiliteitsmechanisme dat uit twee delen bestaat (het European Financial Stability Mechanism (EFSM) en European Financial Stability Facility (EFSF). Lidstaten van de EU staan via hun aandeel in de Europese begroting garant voor deze leningen. Voor Nederland gaat het dan om een garantstelling voor ca. € 3 mld.

Verder hebben de eurolanden in 2010 het EFSF opgericht dat voor maximaal € 440 mld. aan leningen kan verstrekken. De eurolanden staan garant voor de verplichtingen van het EFSF. Leningen zullen, enkel worden verstrekt onder zeer stringente beleidscondities. Nederland staat voor de verplichtingen die EFSM en EFSF aangaan voor de financiering van het programma's garant. Deze garanties vallen onder de opgenomen garantieverplichtingen.

Tijdens de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011 is een akkoord bereikt over de opzet van het permanente noodmechanisme ESM dat als sluitstuk van de versterkte economische beleidscoördinatie in noodgevallen steun kan bieden aan lidstaten. Tijdens de Europese Raad van 8 en 9 december 2011 is besloten dat het ESM vervroegd in werking zal treden, met als streefdatum juli 2012. Het ESM zal de opvolger zijn van de tijdelijke noodmechanismen EFSF en EFSM. Afgesproken is dat het ESM een maatschappelijk kapitaal zal krijgen van 700 miljard euro. Hiervan zal 80 miljard euro gestort worden en 620 miljard euro opeisbaar kapitaal zijn. Het Nederlandse aandeel hierin bedraagt 5,72 procent. Het Nederlandse aandeel in het te storten kapitaal bedraagt 4,6 miljard en het Nederlandse aandeel in het opeisbaar kapitaal is 35,5 miljard euro. Dit opeisbaar kapitaal is vergelijkbaar met een garantieverplichting en leidt niet direct tot kasuitgaven. Voor het oprichten van het ESM wordt een verdrag opgesteld. Dit verdrag zal voorgelegd worden aan het Nederlandse parlement ter ratificatie.

Verhoging garanties aan EFSF + € 71,9 mld.

In 2011 bereikten de eurolanden overeenstemming over het versterken van de slagkracht van het EFSF. Tijdens de bijeenkomst van 21 juli werd afgesproken dat de looptijden van de door EFSF verstrekte leningen verlengd worden. Een langere looptijd leidt tot een hogere garantieverplichting aan het EFSF. Het Nederlandse aandeel in het EFSF bedraagt circa 6,1 procent. Uitgaande van een maximale looptijdverlenging tot 30 jaar, voor de gehele leencapaciteit van het EFSF en een rente van 4 procent over de totale Nederlandse garantie voor het EFSF, is het Nederlandse totaalplafond opgehoogd tot € 97,8 mld. Hiervan is ruim € 44 mld. bestemd voor de (over)garantie op de hoofdsom. Het restant is bestemd voor de (over)garantie op de rente. Aangezien rentestanden zich kunnen ontwikkelen in de toekomst en om de leencapaciteit van 440 miljard zeker te stellen, zullen de garanties voor de rentelasten mee bewegen met deze ontwikkeling. Bij reguliere begrotingsmomenten zullen daarom de garanties voor de rentelasten van EFSF geactualiseerd worden met de dan geldende CPB-ramingen, zoals ook bij andere begrotingsposten het geval is.

Versterking slagkracht EFSF

Om de effectiviteit van het EFSF te vergroten en besmetting te voorkomen zijn op 21 juli 2011 nieuwe instrumenten overeengekomen voor het EFSF en parallel daarmee het Europese Stabilisatie Mechanisme (ESM). Het EFSF kan nu ook leningen aan landen verstrekken ten behoeve van het herkapitaliseren van banken, en kan het in uitzonderlijke omstandigheden interveniëren in de secundaire obligatiemarkt. Ook kan het EFSF een preventief programma opzetten voor lidstaten die aan condities voor een dergelijk programma voldoen als ook interveniëren op de primaire obligatiemarkt. Daarnaast is tijdens de Eurotop van 26 oktober 2011 overeenstemming bereikt over twee leverage opties ter versterking van de slagkracht van het EFSF. Dit betreft enerzijds het verzekeringsmodel waarin een verzekering wordt aangeboden door een apart vehikel aan investeerders bij de uitgifte van een obligatie door een euroland. De tweede modaliteit betreft het bijeenbrengen van private en publieke middelen om de slagkracht van het EFSF te vergroten, door middel van een Co Investment Fund (CIF) dat op de primaire en secundaire markt obligaties kan opkopen.

Programma's Ierland, Portugal

In november 2010 heeft Ierland een aanvraag ingediend voor steun van EFSM, EFSF en het IMF. De Ecofin en Eurogroep hebben besloten steun aan Ierland te verstrekken waarbij EFSF voor € 17,7 mld. steun zal verstrekken vanaf 2011 en EFSM voor € 22,5 mld. In 2011 werd overeenstemming bereikt over een steunprogramma voor Portugal4. Het EFSF en EFSM verstrekken beide voor € 26 mld. aan leningen in dit kader. Deze bijdrage is onderdeel van een programma voor Portugal van € 78 mld. waarvan het EFSM, EFSF en het IMF ieder een derde aan steun zullen verstrekken. Het Nederlands aandeel in de garanties voor de door EFSF in 2011 uitgegeven obligaties bedraagt circa € 1,8 miljard.

Onderstaand is een overzicht van de in 2011 uitgekeerde leningen door EFSF en EFSM aan Ierland en Portugal.

Bedragen in miljarden euro’s

land

Programma

Aandeel EFSF

Aandeel EFSM

Uitgekeerd EFSF

Uitgekeerd EFSM

Ierland

85,0

17,7

22,5

7,6

13,9

Portugal

78,0

26,0

26,0

6,9

14,1

D3. Garantie DNB i.v.m. IMF + € 13,6 mld.

Tijdens de Europese Raad van 9 december hebben de regeringsleiders en staatshoofden van de EU besloten de financiële slagkracht van het IMF te vergroten. Het IMF wordt hiermee in staat gesteld zijn rol in de schuldencrisis in Europa adequaat te vervullen.  De landen van de eurozone hebben een totaal van € 150 miljard aan bilaterale leningen toegezegd om algemene middelen van het IMF te versterken.  Het Nederlandse aandeel hierin is € 13,61 miljard. Voor sommige landen geldt dat de toezegging onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring is. Dit is ook voor Nederland het geval, op dit moment ligt dit voor in de Eerste Kamer. Zowel de lening als de garantie zijn per balansdatum nog niet geëffectueerd. Voordat DNB de lening aan het IMF kan verstrekken, moet de staatsgarantie aan DNB worden opgehoogd.

E1. IJsland

Terugbetaling IJsland uit boedel Landsbanki € 443 mln.

In 2008 is de Landsbanki failliet verklaard. Aansluitend op het faillissement van Landsbanki stelde de Nederlandse Staat rekeninghouders van Icesave destijds schadeloos. Hierbij werden tegoeden die onder het IJslandse DGS vallen, ofwel de eerste tranche tot aan € 20 887 door de Nederlandse Staat voorgeschoten. Daarnaast werd ook het eigen risico op de tweede tranche (10%), en de verhoging van het Nederlandse DGS tot aan € 100 000 («de topping up») uitgekeerd. In totaal keerde de Staat rekeninghouders een bedrag uit van € 1 428 mln. Na de ontvangst vanuit de Landsbanki-boedel bedraagt de vordering op IJsland nog € 1 012 mln. Tot op heden is geen formele overeenkomst met IJsland gesloten over de terugbetaling van de lening. Het laatste voorstel is middels een IJslands referendum verworpen.

E2. Griekenland

Verstrekking tranches aan Griekenland € 1 946 mln.

Met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit in de eurozone, is in mei 2010 voor Griekenland een leningenprogramma gestart van in totaal 110 miljard euro, over een periode van drie jaar. Het betreft een gezamenlijk programma van het IMF en de lidstaten van de eurozone. De bijdrage van het IMF komt neer op 30 miljard euro; het overige deel wordt bijgedragen door de lidstaten van de eurozone. Het Nederlandse aandeel in dit programma is maximaal € 4,7 mld. over de gehele periode 2010–2013. In 2011 is voor ongeveer € 1,9 mld. aan leningen verstrekt. Uit hoofde van deze lening is in 2011 in totaal € 115 mln. aan rente (premie + servicefee) ontvangen.

Op de Eurotop van 11 maart 2011 werd besloten dat de rente die Griekenland betaald op deze leningen wordt verlaagd met 100 basispunten. Tijdens de Eurotop van 21 juli 2011 werd overeenstemming bereikt over een verlenging van de looptijd van de leningen aan Griekenland. Naar aanleiding van de gewijzigde omstandigheden in Griekenland werd tijdens de Eurotop van 26 oktober 2011 akkoord bereikt over de kernelementen van een nieuw steunprogramma.

Bedragen in miljarden euro’s

land

Programma

Aandeel Nederland

Uitgekeerd programma

Uitgekeerd NL deel t/m 2011

Griekenland

110

4,7

73

3,2

4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 21 501-07 nr. 796

Licence