Base description which applies to whole site

2. Ruimte en water

2.1 Ruimtelijke ordening

Decentralisatie ruimtelijke ordening

Op 14 juni 2011 heeft IenM de ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gepresenteerd (Kamerstuk 32 660, nr. 17). Die bevat een grondige actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid. De SVIR geeft ruimte aan regionaal maatwerk, zet de gebruiker voorop, prioriteert investeringen scherp en verbindt ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Conform het Regeerakkoord is daarmee het roer omgegaan in de ruimtelijke ordening.

De ambitie van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Dat is uitgewerkt in drie doelstellingen voor de middellange termijn:

  • Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

  • Waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

Met de SVIR brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies («decentraal, tenzij...»). Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports maakt het Rijk hierover nog afspraken met decentrale overheden. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. In deze sterk veranderende tijden vraagt ruimtelijke ontwikkeling om een flexibeler uitvoeringspraktijk waarin beter kan worden ingespeeld op toenemende verschillen in ruimtevraag en investerings- en ontwikkelingspotentieel. Met de SVIR is daarvoor de basis gelegd.

De inspraakprocedure voor de ontwerp-SVIR is begin november 2011 afgerond en op 14 november 2011 vond een debat met de Tweede Kamer plaats. Daar bleek in hoofdlijnen steun voor de voorgestelde aanpak van het kabinet. De formele vaststelling van de SVIR is in 2012 voorzien.

In september 2011 is de ontwerp-Structuurvisie Buisleidingen gepubliceerd. Die geeft de ruimtelijke reserveringen aan voor nieuw te leggen buisleidingentracé’s voor het vervoer van (gevaarlijke) stoffen. Tevens is in 2011 gestart met het opstellen van Rijksstructuurvisies voor de Ondergrond en voor Windenergie op land.

Conform de doelstelling uit het regeerakkoord is in 2011 ook uitvoering gegeven aan de decentralisatie van het Waddenfonds. In een brief aan de Kamer van 21 maart 2011 (Kamerstuk 29 684, nr. 91) is de vereenvoudiging van de bestuurlijke organisatie in het Waddengebied en de decentralisatie Waddenfonds beschreven. Op 14 september 2011 is in Harlingen tijdens de Waddentoogdag het bestuursakkoord over het Waddenfonds getekend door de minister en de gedeputeerden van de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen. In 2012 wordt de decentralisatie afgerond, als de lopende projecten uit het Waddenfonds en de nog beschikbare middelen in het Waddenfonds formeel worden overgedragen aan de Waddenprovincies.

In december 2011 is met de notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen (Kamerstuk 31 089 nr. 89) een nieuwe stap gezet in de uitwerking van groot project RRAAM (Rijk-regioprogramma Amsterdam–Almere–Markermeer). Rijk en regio hebben gekozen voor een gefaseerde aanpak die aansluit op de reële vraag naar woningen en mobiliteit in de komende jaren. In het vervolgonderzoek worden twee alternatieven voor de verbinding Amsterdam–Almere uitgewerkt: een nieuwe IJmeerverbinding (waarbij zowel een brug als een tunnel worden onderzocht) en een oplossing via de Hollandse brug. De IJland-locatie voor grootschalig buitendijks wonen is een optie voor de toekomst en wordt nu niet verder onderzocht.

2.2 Vereenvoudiging Omgevingsrecht

IenM heeft in 2011 een voortvarende start gemaakt met de vereenvoudiging van het Omgevingsrecht. Het Rijk zorgt voor vermindering en stroomlijning van procedures en vereenvoudigt de regels voor ruimtelijke ordening, infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Dit moet leiden tot de Omgevingswet, een nieuw stelsel voor het totale complex aan wet- en regelgeving voor de fysieke leefomgeving.

Met de Omgevingswet nemen de inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht toe voor burgers en professionals in de publieke sector, bedrijven, investeerders en overheden. De besluitvorming over projecten en activiteiten in de leefomgeving wordt sneller en doelmatiger en de plankosten worden verminderd.

De Omgevingswet is ontwikkelingsgericht en bevordert integrale oplossingen, sluit beter aan op Europese wet- en regelgeving, biedt gelijkwaardige bescherming en heeft vertrouwen als vertrekpunt. Het instrumentarium in de wet verbetert de samenwerking tussen overheden bij planontwikkeling, besluitvorming en handhaving, vergroot de herkenbaarheid van het overheidsbeleid en stimuleert participatie van derden in het voortraject. Zo komt er meer ruimte voor lokale afwegingen en ontstaat flexibiliteit door introductie van een generieke regeling voor de programmatische aanpak en van een experimenteerbepaling. De Omgevingswet zorgt voor verdere integratie van vergunningen en procedures tot één omgevingsvergunning.

Met de vernieuwing van het omgevingsrecht bouwt IenM voort op de verbeteringen die eerder al zijn doorgevoerd met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Wabo, de Waterwet en de aanpassing van de Tracéwet. Ook past het in de lijn van de bredere toepassing in het fysieke van de aanbevelingen van de commissie Elverding over de bestuurscultuur en de besluitvorming.

Bij de totstandkoming van de nieuwe Omgevingswet is op tal van manieren kennis en expertise van buiten betrokken bij de ontwikkeling de nieuwe uitgangspunten. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI) heeft advies uitgebracht. Er zijn vijf adviesgroepen ingesteld, bestaande uit direct betrokkenen uit de wetenschap, het bedrijfsleven, natuur- en milieuorganisaties en het decentraal bestuur: Milieu, Energie en Duurzaamheid; Natuur en Landelijk gebied; Verkeer en Vervoer; Water; Wonen en Cultuur. Ook deze groepen hebben adviezen uitgebracht.

In augustus 2011 is de Raad van State gevraagd om een voorlichting over de herziening van het omgevingsrecht. De uitkomst daarvan is begin 2012 ontvangen.

Op 23 maart 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van de vernieuwing van het Omgevingsrecht (Kamerstuk 31 953, nr. 39). In de Beleidsbrief Eenvoudig Beter van 28 juni 2011 (Kamerstuk 31 953, nr. 40) zijn de uitgangspunten van een fundamentele herziening van het omgevingsrecht beschreven. Daarin is nader ingegaan op de probleemanalyse, aanpak en doel van de vereenvoudiging van het omgevingsrecht.

In april 2011 is de tweede tranche AMvB Crisis- en herstelwet in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe projecten onder de wet gebracht en zijn enkele onvolkomenheden in de wet gerepareerd.

In het voorjaar 2011 is de reparatiewet van de Crisis- en herstelwet in de Tweede Kamer aangenomen. Na behandeling in de Eerste Kamer is deze in het najaar van 2011 van kracht geworden. In december 2011 is het wetsvoorstel voor het permanent maken van de Crisis- en herstelwet bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstuk 33 135).

2.3 Water

Onze waterveiligheid vergt de komende jaren aanzienlijke investeringen. In het voorjaar van 2011, heeft het kabinet afspraken gemaakt met de provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven in het Bestuursakkoord Water. Met het voorkomen van bestuurlijke drukte, een doelmatiger beheer van de waterketen, een beheersbaar programma voor de waterkeringen en het slim combineren van werkzaamheden kunnen we het werk efficiënt uitvoeren en worden de kosten zo laag mogelijk gehouden. Zo wordt vanaf 2020 een structurele besparing van 750 miljoen euro nagestreefd.

Daarnaast staan in het Bestuursakkoord Water afspraken over de financiering van het HWBP door Rijk en waterschappen vanaf 2014. Met die afspraken wordt ook de start mogelijk van een uitvoeringsprogramma dat gericht is op de aanpassing van waterkeringen die in de derde toetsronde zijn afgekeurd.

Met het bestuursakkoord Water is ook een reactie op het advies van Ten Heuvelhof aan de Kamer gestuurd, waarin is opgenomen hoe met het Hoogwaterbeschermingsprogramma zal worden omgegaan. In maart 2011 heeft de Tweede Kamer het HWBP-2 als groot project in de zin van de Regeling Grote Projecten aangewezen. Als startpunt hiervoor is in september de basisrapportage aan de Tweede Kamer gezonden. De derde toetsing in het kader van het HWBP is afgerond. Hierbij is 3 767 kilometer aan dijken, duinen en dammen getoetst, die direct of indirect beschermen tegen de kracht van het buitenwater.

In 2011 is de Deltawet aangenomen in de Tweede en de Eerste Kamer. Daarmee is de juridische grondslag geregeld voor het jaarlijks uit te brengen Deltaprogramma, de instelling van het Deltafonds en de Deltacommissaris. Op Prinsjesdag is tweede Deltaprogramma aan de Tweede Kamer aangeboden. Ook is een dummy voor de begroting van het Deltafonds opgesteld.

In 2011 is voortvarend gewerkt aan de verbetering van de waterveiligheid met de uitvoering van de grote projecten HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken (Grensmaas en Zandmaas). Daarnaast diverse projecten gerealiseerd:

  • Het project Zandmotor, voor de kust tussen Ter Heijde en Kijkduin, is opgeleverd. Daarmee wordt op innovatieve wijze een bijdrage geleverd aan de kustveiligheid op lange termijn.

  • Diverse  natte-natuurprojecten in het IJsselmeergebied zijn gerealiseerd.

  • Tal van projecten uit het MIRT-verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren zijn afgerond, waaronder de herstel- en inrichtingsprojecten Veerdam Gameren, het herstelproject zoetwatergetijden natuur Oude Maas en de waterbodemsaneringen van het Slochtereiland en de Hollandsche IJssel.

Om de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water te halen, zijn verscheidene maatregelen uit de stroomgebiedbeheerplannen in uitvoering gebracht. Ook de uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie is gaande.

Eind december 2011 is de structuurvisie Toekomst Afsluitdijk definitief vastgesteld. Met de bijbehorende bestuursovereenkomst is de verkenningsfase van de Afsluitdijk afgerond. Het kabinet zet in op maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van het dijklichaam en de sluizen op orde te brengen. Hierbij gaat het om versterking van het dijklichaam volgens het principe van een overslagbestendige dijk met een groene uitstraling (vegetatie) en om renovatie van de kunstwerken (spui- en schutsluizen). De veiligheid is hiermee tot 2050 op orde. Het Rijk heeft circa € 600 miljoen gereserveerd voor de maatregelen voor waterveiligheid van het dijklichaam en sluiscomplexen, en daarnaast nog € 200 miljoen voor extra spuicapaciteit van de Afsluitdijk.

2011 was een jaar met extremen in de neerslag. De lente groeide uit tot de droogste in minstens een eeuw en de zomer was juist weer de natste. Nederland doorstond deze perioden zonder problemen. Dit is vooral te danken aan het goede aanpassingsvermogen van het Nederlandse watersysteem en de adequate maatregelen die in de waterketen zijn genomen. Het toont tegelijk de urgentie aan om te blijven werken aan een klimaatbestendig Nederland, dat goed kan blijven reageren op droge en natte perioden.

Als onderdeel van het topsectorenbeleid is in februari 2011 is het topteam Water gestart. Het adviesrapport «Water verdient het» is op 17 juni 2011 gepresenteerd. Eind 2011 zijn voornemens voor innovatiecontracten gereed gekomen voor de watertechnologie, de deltatechnologie en de maritieme sector alsmede de human capital agenda. De verbreding van de internationale aanpak met het bedrijfsleven is gestart. Ook het topteam logistiek heeft een actieagenda opgesteld.

Daarnaast zijn in het kader van de economische diplomatie de belangen van de topsectoren water en logistiek door de bewindspersonen van I&M onder de aandacht gebracht in het buitenland. Er zijn missies volbracht naar onder meer Vietnam, India, Rusland en China.

Licence