Base description which applies to whole site

Artikel 60. Leefomgevingskwaliteit

Algemene beleidsdoelstelling

Het creëren van de randvoorwaarden voor een gezonde en veilige Leefomgeving (bodem-, lucht- en waterkwaliteit, geluid en externe veiligheid). Een Leefomgeving die bijdraagt aan de economische ontwikkeling en positieve effecten heeft op de volksgezondheid.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Voor het beleidsveld geluid is met de aanpassing van de regels een eerste stap gemaakt om de regelgeving voor geluid te vereenvoudigen en de burger beter te beschermen tegen toename van geluidbelasting door middel van het instellen van geluidplafonds.

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn:

  • Indiening van het wetsvoorstel gebiedsgerichte beheer van de bodem. Het wetsvoorstel introduceert naast de gevals- en clusteraanpak een gebiedsgerichte aanpak van het diepere grondwater en faciliteert deze aanpak met behulp van specifieke regels.

  • Behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG) waarmee de geluidregels zijn aangepast

  • Het aangepaste Besluit milieu effect rapportage is op 1 april 2011 in werking getreden (Staatsblad 2011, nr. 102).

  • De concept Structuurvisie Buisleidingen heeft ter inzage gelegen. Na verwerking van de inspraakreacties kan de structuurvisie in 2012 worden vastgesteld.

  • Het ontwerp AMvB bodemenergie is op 4 april 2011 in de Staatscourant (2011-4830) gepubliceerd.

Externe factoren

De mate waarin genoemde beleidsdoelstellingen zijn gehaald was mede afhankelijk van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke maatregelen alsmede het krachtenveld bij de internationale onderhandelingen.

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

60 Leefomgevingskwaliteit

       

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

Slotwetmutaties

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

 

2011

Verplichtingen

0

0

0

100 818

36 647

132 715

– 96 068

2

– 72 256

Uitgaven

0

0

0

81 008

61 496

103 627

– 42 131

 

– 4 785

60.01 Realiseren duurzaam gebruik bodem,ondergrond en grondwater

       

14 434

34 164

– 19 730

 

710

60.01.02 Realiseren duurzaam gebruik bodem,ondergrond en grondwater

       

14 434

34 164

– 19 730

3

710

60.02 Tegengaan van geluidhinder

       

21 037

23 970

– 2 933

 

– 2 556

60.02.04 Tegengaan van geluidhinder

       

20 978

23 970

– 2 992

4

– 2 522

60.02.06 Geluidskaarten (FES)

       

59

0

59

 

– 34

60.03 Kennis, onderzoek en projecten klimaat

       

19 234

24 621

– 6 885

 

– 794

60.03.08 Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES)

       

17 330

24 215

– 6 885

5

– 794

60.03.10 Overige instrumenten realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie

       

1 904

406

1 498

6

– 1 041

60.04 Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en

       

6 791

20 872

– 14 081

 

– 1 104

duurzame ontwikkeling

                 

60.04.12 Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en

                 

duurzame ontwikkeling

       

6 791

20 872

– 14 081

7

– 1 104

Van de totale uitgaven:

                     

– Apparaatsuitgaven

       

0

 

 

       

– Baten-lastendiensten

       

0

           

– Restant

       

61 496

           

60 Ontvangsten

0

0

0

18 946

1 398

0

1 398

8

1 398

1

incl. stand ISB (+/–) dep.herindeling

2

De verplichtingenverlaging op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt omdat er weinig beroep is gedaan op de garantieregeling bodemsaneringskredieten MKB, waardoor € 65,3 miljoen aan verplichtingenruimte niet is benut. Daarnaast zijn ten behoeve van bodemsanering bij 1e en 2e suppletoire begroting middelen naar het Provincie- en Gemeentefonds overgeheveld.

3

De uitgavenverlaging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de overheveling van voor bodemsaneringsmiddelen naar het Gemeente- en Provinciefonds (decentralisatie).

4

In 2011 waren de uitgaven in het kader van het tegengaan van geluidhinder lager dan geraamd. Dat komt onder andere omdat de laatste rekeningen van 2011 te laat zijn ontvangen om nog ten laste van 2011 te kunnen betalen.

5

De onderuitputting betreft onder andere lagere uitgaven in het kader van het Onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte. Daarnaast is hier sprake van de doorwerking van een kasschuif naar 2010. In 2010 hebben bij het FES programma Klimaatbuffers hogere uitgaven plaatsgevonden en in 2011 is hiervoor compensatie geleverd (€ 3,2 miljoen).

6

Een deel van de geplande uitgaven (declaraties) uit 2010 is in 2011 gerealiseerd.

7

Het betreffen diverse verlagingen n.a.v. de 1e suppletoire begroting (ILG, RIVM en Inspire) voor een bedrag van € 5,1 miljoen en wijzigingen n.a.v. de 2e suppletoire (ILG en Commissie MER) voor een bedrag € 8,0 miljoen.

8

De gerealiseerde ontvangsten betreffen ontvangsten in het kader van kostenverhaal bodemsanering (€ 0,5 miljoen). Daarnaast zijn er overige ontvangsten die betrekking op verrekeningen van vastgestelde opdrachten.

Operationele doelstellingen

60.1 Realiseren van een duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater door het ruimtelijk ordenen van de ondergrond en het wegnemen dan wel beheersen van verontreinigingen van bodem en grondwater.

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn:

  • Een pilot in het kader van de afsluiting van een convenant voor projectmatige aanpak van de grootschalige grondwaterverontreiniging in het Rotterdamse havengebied.

  • De aanbevelingen uit het rapport warmte/koude opslag (WKO) zijn omgezet in het Samenwerkingsprogramma WKO van Overheden en Brancheorganisaties. Belangrijk onderdeel is het opstellen van de AMvB bodemenergie. Daarnaast wordt WKO gestimuleerd met onderzoek, handreikingen en een systeem van certificering.

  • Voorbeelden van de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport zijn de WKO tool en een uniform registratiesysteem228.

  • Indiening van het wetsvoorstel gebiedsgerichte beheer. Het wetsvoorstel introduceert naast de gevals- en clusteraanpak een gebiedsgerichte aanpak van het diepere grondwater en faciliteert deze aanpak met behulp van specifieke regels. Dit is met name interessant voor de aanpak van grootschalige grondwaterverontreiniging.

  • De AMvB bodemenergie is gepubliceerd in de Staatscourant op 4 april 2011 en is voorzien om op 1 januari 2013 in werking te treden. Het Besluit bodemenergiesystemen bepaalt de regels met betrekking tot het installeren en in werking hebben van bodemenergiesystemen. Het besluit bodemenergiesystemen is geen algemene maatregel van bestuur, maar wijzigt een aantal reeds bestaande besluiten. De AMvB is zo eenvoudig mogelijk van opzet; alleen waar nodig komen er nieuwe, lichte procedures.

  • Het naar de Raad van State zenden van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet bodembescherming (Kamerstukken II 2011/2012, 33 150, nr.2) Inmiddels heeft de Raad van State advies uitgebracht en is het wetsvoorstel in januari 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden

  • De midterm review van het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties is gereed (Kamerstukken II, 2011/12, 30 015, nr. 45)

  • De jaarlijkse voortgangsrapportage ILG 2007–2013 en rapportage EHS Groot Project 2010 is in oktober 2011 aan de Voorzitter van de Tweede kamer aangeboden (Kamerstukken II 2011/12, 30 825, nr. 111).

  • Op 1 juni 2011 is de Ontwerp-Structuurvisie Buisleidingen gepubliceerd. De 377 inspraakreacties worden momenteel verwerkt. De definitieve Structuurvisie Buisleidingen wordt naar verwachting medio 2012 gepubliceerd.

Meetbare gegevens

Door het kabinet is gekozen voor het zenden van een kwalitatief jaarverslag aan de Tweede Kamer. Daartoe is het spoor van jaarlijks gegevens verzamelen bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) verlaten. Het RIVM was hiermee belast. Het kwalitatief verslag over 2011 wordt voor de zomer 2012 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden.

60.2 Tegengaan geluidhinder

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn:

  • Voor geluid is een eerste stap van de wijziging van de regelgeving/systeemherziening gemaakt om de regelgeving voor geluid te vereenvoudigen en de burger beter te beschermen tegen toename van geluidbelasting door middel van het instellen van geluidplafonds (SWUNG-1).

  • De uitwerking van SWUNG-2 (de overige infrastructuur en industrielawaai) loopt nog. Streven is om in het voorjaar van 2012 bestuurlijke overeenstemming met IPO en VNG te bereiken over de uitgangspunten, vervolgens worden deze uitgangspunten vertaald in wetgeving.

  • In het kader van het Innovatieprogramma geluid stiller stadsverkeer zijn enkele voorbeeldprojecten gestart (met name in samenwerking met provincie Zuid-Holland).

  • Het voorstel voor wijziging van de regelgeving over de effecten van buitenlandse luchthavens op Nederlands grondgebied wacht op behandeling door Tweede Kamer.

  • In het kader van uitwerking SWUNG-2 heeft periodiek overleg plaatsgevonden met andere overheden over gemeentelijk, provinciaal en rijksgeluid beleid.

Meetbare gegevens

Aangezien er sprake is van een stabiele relatie tussen geluidbelasting enerzijds en gezondheidseffecten anderzijds kan voortgang in het beleid gevolgd worden door de ontwikkeling van de geluidbelasting. Daarnaast kunnen de ontwikkelingen ook gevolgd worden door rechtstreeks de geluidhinder via peilingen te meten. Dit biedt vooral een perspectief waar het vaststellen van geluidsbelastingen niet goed mogelijk is of te duur is, maar ook als check op de modelmatige benadering.

Voor wat betreft het bepalen van de trend zijn de CBS-cijfers vanaf 1989 beschikbaar.

Tabel: % van de bevolking dat hinder ondervindt van geluid van genoemde bron
 

1989

1992

1995

1998

2001

2004

2007

2010

Vliegverkeer

22

24

21

19

18

18

17

15

Railverkeer

6

6

5

5

6

6

6

6

Wegverkeer

34

33

30

28

30

31

34

29

Industrie

5

5

4

4

3

3

3

2

Buren

25

27

24

20

21

 

21

19

Bron: CBS

Toelichting:

Bij vliegverkeer is er sprake van een duidelijke daling van geluidshinder, in overeenstemming met de modelmatige uitkomsten. Railverkeer vertoont geen afname en bij wegverkeer is het onzeker of sprake is van een toevallige fluctuatie of een afname. Bij industrie is wel sprake van afname. Het is aannemelijk te veronderstellen dat het gevoerde beleid (regelgeving + saneringsinspanning) hieraan heeft bijgedragen. Voor de omgeving van de Luchthaven Schiphol geldt de afspraak dat het aantal geinderden ten opzichte van 2007 (239 500) in 2020 5% lager dient te liggen.

De doelstelling voor oppervlak stil gebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) was gericht op het jaar 2010. De laatste jaren is het algemene beleid ten aanzien de EHS aangepast. De aanpassingen houden onder meer in dat de omvang van de EHS is gewijzigd. De cijfers zijn daardoor niet meer eenduidig te vergelijken. Daarom is ervoor gekozen om de betreffende tabel uit de ontwerpbegroting niet op te nemen in het jaarverslag.

 

t.g.v. rijksinfrastructuur

 

t.g.v. andere infrastructuur

 

totaal

 
 

rijkswegen (incl. betreffend deel A-lijst)

rijkswegen (incl. betreffend deel A-lijst)

spoorwegen

spoorwegen

A-lijst

A-lijst

Overig

Overig

   

aantal woningen

begroting

realisatie

begroting

realisatie

begroting

realisatie

begroting

realisatie

begroting

realisatie

Totaal

110 800

110 800

73 030

73 030

77 355

77 355

335 800

335 800

596 985

596 985

uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40 000

40 000

8 500

8 500

 

40 000

40 000

88 500

88 500

uitgevoerd 1990 t/m 31-12-2009

57 500

57 500

13 150

13 150

45 650

45 650

35 300

35 300

151 600

151 600

uitvoering 2010

150

128

1 630

1 496

3 220

nnb

480

464

5 480

5 308

uitvoering 2011

640

674

1 110

1 592

3 220

nnb

1 290

957

6 260

6 443

Gepland restant per 31-12-2011

12 510

12 498

48 640

48 292

25 265

 

258 730

259 079

345 145

345 134

Gepland restant per 31-12-2020

 

 

 

nnb

 

nnb

nnb

Toelichting

De begroting voor de A-lijst woningen (andere infrastructuur) is gebaseerd op de aanname dat de beschikbare ISV-middelen optimaal worden benut.

60.3 Realiseren van ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn:

  • De resultaten van de deelprogramma’s (waaronder Nieuwbouw & Herstructurering) binnen het Deltaprogramma zijn opgenomen in het Deltaprogramma 2012 dat op Prinsjesdag 2011 aan de Tweede Kamer is gezonden.

  • De Klimaatwijzer is in 2011 opgeleverd. Onderdeel van deze klimaatwijzer is een factsheet met een overzicht van instrumenten waar ook de watertoets, (plan)MER en MKBA zijn beschreven.

  • Eind 2011 is de laatste actie in het kader van de Alliantie Klimaatbestendige steden uitgevoerd. In het voorjaar 2012 wordt dit uitvoeringsprogramma officieel afgerond met de vier grote steden en het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering.

  • De werkzaamheden van het stimuleringsprogramma «Maak ruimte voor klimaat» zijn voor 2011 overgedragen aan het Deltaprogramma en het Platform Duurzame ruimtelijke ontwikkeling.

  • De Rijksstructuurvisie voor wind op land (ruimtelijke visie op doorgroei naar 6 000 MW met verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheden) is nog niet gereed omdat het overleg met provincies en gemeenten veel meer tijd vergt vanwege het beperkte draagvlak in de samenleving voor grootschalige windenergie. De inzet van het Rijk is om in samenspraak met de provincies een structuurvisie te maken.

  • Om te komen tot concentratie van grotere windmolens zijn aanvullende regionale bestuurlijke afspraken gemaakt. Voor windmolenparken >100 MW worden samen met het ministerie van EL&I, als medebevoegd gezag, rijksinpassingsplannen gemaakt voor de Zuidlob van Flevoland en de Noord-Oostpolder. Daarnaast zijn er in het kader van de Rijks Coördinatie Regeling (RCR) nieuwe procedures opgestart.

  • In 2011 is een ontwerp norm voor de beoordeling van verstoring van militaire radars door windturbines opgesteld. Op basis van een proef met invoer van een groot aantal mogelijke windturbines in het toetsingsmodel moest worden geconcludeerd dat deze norm onvoldoende ruimte lijkt te bieden voor de gewenste doorgroei van windenergie op land. In brieven hebben IPO en windinitiatiefnemerkoepel Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA) dit ook benadrukt. Daarom wordt vervolgonderzoek uitgevoerd dat moet leiden tot normvaststelling medio 2012.

  • De nieuwe regelgeving voor geluidhinder van windturbines (AMvB windturbines) is op 1 januari 2011 van kracht geworden (Staatsblad 2010, nr. 749).

Meetbare gegevens

Effectindicator

Basisjaar

Stand

Streefwaarde 1

Periode

Streefwaarde 2

Periode

Bron

De vermeden CO2-uitstoot door gebruik windenergie

1968 kton (2007)

2 457 kton (2010)

vermindering CO2-uitstoot

2011

vermindering CO2-uitstoot

2020

CBS statline

Toelichting:

De indicator van het aantal bedreigden en economisch risico door klimaatverandering is net als de overige indicatoren voor het onderdeel klimaatadaptatie (begroting tabel 10.8) onderdeel van het Deltaprogramma. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de documenten over het Deltaprogramma.

De vermeden CO2 uitstoot door het gebruik van windenergie is in 2010 toegenomen tot 2 457 kton en daarmee in lijn met het doel om vermindering van CO2 uitstoot te bewerkstelligen.

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Extra vergund in 2010

Streefw. 1

Periode

Bron

Vergund vermogen

2000 MW (2007)

465 MW

4 000 MW

2011

Agentschap NL

Toelichting:

Het vergund vermogen van windturbines op land is per ultimo 2011 465 MW extra ten opzichte van de basiswaarde 2000 MW in 2007. Het nationale doel is om in 2020 6000 MW te hebben vergund. Het Rijk werkt hierbij samen met de provincies. IenM zoekt en creëert samen met de regio ruimte voor grootschalige windenergie projecten.

Operationele doelstelling

60.4 Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn:

  • Het aangepaste Besluit milieu effect rapportage (m.e.r.) is op 1 april 2011 in werking getreden.

  • Het Platform duurzame ruimtelijke ontwikkeling, waarin overheden, marktpartijen, NGO’s, wetenschappers en ontwerpers een gezamenlijke visie op Duurzame ruimtelijke ontwikkeling maken en uitdragen, functioneert onder de leiding van een onafhankelijk voorzitter.

  • Er is afgezien van het presenteren van een beleidskader Duurzame ruimtelijke ontwikkeling (DRO) aan de Tweede Kamer. Het I&M DRO-programma is in 2011 afgerond met de publicatie van een Handreiking Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling en de overdracht van de resultaten aan het platform.

  • De samenwerking met de koploperprojecten wordt in 2012 afgerond met een door het platform uit te voeren review van vier van deze projecten.

  • De «Rapportage praktijkervaringen Crisis- en herstelwet, evaluatie 2010–2011» is eind december 2011 naar de Kamers der Staten Generaal gestuurd. Deze rapportage gaat over over het Actieprogramma Vernieuwing Instrumentarium gebiedsontwikkeling en de implementatie en uitvoering van de Crisis- en herstelwet, inclusief de resultaten van de evaluatie van de bij AMvB genoemde ontwikkelingsgebieden.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren: milieukwaliteit in het landelijke gebied

1. Verdroging

Milieutekort* Vogel Habitat Richtlijn(ha gevoelig gebied)

Bron

 

Geen

Matig

Ernstig

Zeer ernstig

 

nulmeting 2006

29 719

12 455

25 367

17 881

 

prestatie 2013

67 249

12 814

5 578

929

1

streefwaarde 2015

86 570

0

0

0

1

           
 

Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied)

 
 

Geen

Matig

Ernstig

Zeer ernstig

nulmeting 2006

25 471

7 534

47 073

21 922

1

prestatie 2013

37 632

17 830

35 317

11 447

1

streefwaarde 2027

102 337

0

0

0

1

2. Verzuring en vermesting door atmosferische stikstofdepositie

Milieutekort VHR(ha gevoelig gebied)

   
 

Geen

Matig

Ernstig

Zeer ernstig

nulmeting 2006

46 638

40 049

83 839

55 932

1

streefwaarde 2027

240 358

0

0

0

1

 

Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied)

 
 

Geen

Matig

Ernstig

Zeer ernstig

nulmeting 2006

77 127

54 190

100 094

35 831

1

streefwaarde 2027

275 642

0

0

0

1

1

Bron: Provinciale rapportage milieutekorten 2006 en bestuursovereenkomsten ILG 2007–2013

Incidentele subsidies

Aan het Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling is in 2011 een subsidie ad € 300 000,- verstrekt voor de jaren 2011 en 2012. Deze subsidie past in de bestuurlijke afspraak om dit platform drie jaar te ondersteunen.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

Algemeen of operationeel doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

Midterm review van het Convenant bodemontwikkeling

OD 60.2.1

2011

2011

De rapportage is via de site van de VNG beschikbaar.

Toelichting:

De midterm review van het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties is gereed. Zie ook toelichting bij artikel 60.1. De volledige rapportage is te vinden op internet238.

Licence