Base description which applies to whole site

4.2 Kasbeheer

4.2.A Algemene beleidsdoelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

4.2.B Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en geldstromen. De doelstelling hierbij is publieke middelen doelmatig te beheren en daarbij financiële risico’s te voorkomen. Dit wordt nader toegelicht in de Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 28 035, nr. A).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de Rijksoverheid.

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren draagt bij aan een efficiënt en risico-arm beheer van publieke middelen. Instellingen die een wettelijke taak uitvoeren (RWT’s) en die hiervoor gelden van het Rijk ontvangen, kunnen schatkistbankieren. Dit houdt in dat zij hun publieke gelden aanhouden bij het ministerie van Financiën. Publiek geld verlaat daardoor de schatkist niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Onder voorwaarden kunnen RWT’s ook lenen bij het ministerie van Financiën.

Schatkistbankieren heeft budgettaire effecten voor de overheid. Door het aanhouden van de middelen hoeft de Staat extern minder te lenen en bespaart zij rentekosten. Daar staat tegenover dat de Staat aan de RWT’s rente vergoedt over de aangehouden middelen. Doordat de (uitgespaarde) lange rente meestal hoger is dan de (betaalde) korte rente resulteren er baten voor de Staat. Tegenover dit rentevoordeel staat wel een renterisico: als de korte rente stijgt tot boven het niveau van de lange rente waartegen leningen zijn opgenomen treedt er een financieel nadeel op.

Het financiële effect voor deelnemers wordt bepaald door de verschillen tussen tarieven gehanteerd door de Staat en private banken. Het effect voor deelnemers wordt sterk bepaald door de situatie op de financiële markten en de individuele situatie van een instelling. Ook hangt het effect af van of er sprake is van overtollige middelen dan wel een leenbehoefte bij de deelnemende instelling.

Daarnaast zijn er niet-financiële voordelen van schatkistbankieren. Allereerst lopen deelnemende instellingen het geringst mogelijke risico op hun uitzettingen. Daarnaast is er voor instellingen die daarvoor in aanmerking komen in beginsel altijd krediet beschikbaar zowel in de vorm van rekening-courant als via leningen. Ten slotte vereenvoudigt deelname aan schatkistbankieren de treasury-functie bij deelnemers omdat bij het uitzetten van middelen niet langer kredietrisicomanagement hoeft te worden gevoerd.

Betalingsverkeer van het Rijk

Wezenlijk onderdeel van het kasbeheer vormt het betalingsverkeer. Door aanbestedingen van de verschillende percelen worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitsverhouding aan te bieden. Het ministerie van Financiën treedt in aanbestedingsprocedures voor het betalingsverkeer van de Rijksoverheid op als opdrachtgever.

4.2.C Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting.

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren bestaat uit een aantal verschillende producten. Voor deze producten (rekening courant, leningen, deposito’s) verschillen de rentetarieven, naar gelang het soort deelnemer. Voor 2012 was een van de beleidsvoornemens om het productenpallet, en dan met name de rentetarieven verder te standaardiseren. Hierdoor wordt de administratie eenvoudiger. Dit is gebeurd door vanaf 2013 de rentetarieven zoals die voor baten-lastendiensten (agentschappen) gelden te harmoniseren met de rentetarieven voor rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s). Het aantal gebruikte rentetarieven is daardoor verminderd.

In 2012 is ook gewerkt aan het schatkistbankieren door decentrale overheden. Deze werkzaamheden waren in de begroting 2012 niet voorzien. Het besluit om decentrale overheden te laten schatkistbankieren is opgenomen in het begrotingsakkoord uit mei 2012, en is in het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte-Asscher gehandhaafd. Dat betekent dat decentrale overheden in 2013 verplicht gaan deelnemen aan schatkistbankieren. De decentrale overheden zullen de middelen die zij (tijdelijk) niet nodig hebben voor uitoefening van hun taken gaan aanhouden in de Nederlandse schatkist. Dit heeft een verlagend effect op de EMU-schuld en op de financieringsbehoefte van de Staat.

In 2012 is het schatkistbankieren voor decentrale overheden uitgewerkt in een conceptwetsvoorstel dat ter consultatie aan de vertegenwoordigers van de gemeenten (Vereniging Nederlandse Gemeenten), provincies (Interprovinciaal Overleg) en waterschappen (Unie van Waterschappen) is gestuurd. Op basis van de consultatie is het voorstel verder uitgewerkt. In het financieel akkoord Rijk en de mede-overheden is een aantal afspraken vastgelegd, waaronder een aanpassing in het wetsvoorstel dat onderling lenen tussen decentrale overheden onder voorwaarden mogelijk maakt. Het uiteindelijke wetsvoorstel is op 12 februari 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het aantal integraal deelnemende RWT’s is in 2012 per saldo toegenomen met 20 en komt uit op 218. De toename wordt voornamelijk verklaard door het toetreden van onderwijsinstellingen.

Betalingsverkeer van het Rijk

Het betalingsverkeer van het Rijk is onderverdeeld in vier percelen. Deze percelen worden voor een vaste periode exclusief gegund op basis van een aanbesteding. In 2012 heeft het Agentschap de aanbesteding van het buitenlands betalingsverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken (perceel C) afgerond. Het perceel is ingaande 1 mei 2012 voor drie jaar gegund aan The Royal Bank of Scotland (RBS), met de mogelijkheid om de overeenkomst maximaal twee keer met twee jaar te verlengen.

De andere percelen zijn in eerdere jaren aanbesteed. Deze percelen worden op dit moment uitgevoerd door RBS (betalingsverkeer van departementen) en ING (betalingsverkeer belastingdienst en creditcards van het Rijk).

4.2.D Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7: Budgettaire gevolgen van beleid art. 2 Kasbeheer (x € 1 mln.)1

Algemene beleidsdoelstelling: Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

2008

2009

2010

2011

realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Uitgaven

6.968

17.996

6.020

8.598

7.353

4.658

2.695

Programma-uitgaven

6.966

17.996

6.019

8.597

7.353

4.658

2.695

               

Rentelasten2

2.048

1.821

1.941

110

67

139

– 72

Verstrekte leningen

1.903

7.616

4.070

1.755

2.059

1.535

523

Mutaties in rekening-courant en deposito's3

3.015

8.558

0

6.732

5.227

2.983

2.244

Uitgaven bij voortijdige beëindiging leningen

0

0

8

0

0

0

0

               

Apparaatuitgaven

2

1

1

1

0

0

0

               

Ontvangsten

1.143

6.981

4.612

2.224

2.652

2.067

585

               

Programma-ontvangsten

1.143

6.981

4.612

2.224

2.652

2.067

585

Rentebaten

506

525

508

584

521

504

17

Ontvangen aflossingen

634

6.455

2.642

1.525

2.130

1.563

567

Mutaties in rekening-courant en deposito's³

0

0

1.375

111

0

0

0

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

3

1

87

4

1

0

1

1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2

Tot 2011 maakte de post rentevergoedingen AOW-spaarfonds deel uit van de totale rentelasten. Deze post is met ingang van 2011 verdwenen omdat het AOW-spaarfonds is opgeheven.

3

De posten uitgaven mutaties in rekening-courant en deposito's en ontvangsten mutaties in rekening-courant en deposito's zijn gesaldeerd weergegeven.

Rentelasten en rentebaten

De gerealiseerde rentebaten zijn vrijwel gelijk aan het bedrag dat was begroot. De Staat ontvangt rente over roodstand op de rekening courant en op verstrekte leningen. Vooral het saldo van de sociale fondsen is lager (meer negatief) uitgekomen dan geraamd. Dit zorgt in principe voor hogere rentebaten. Tegelijkertijd is in 2012 het rentetarief gedaald, waardoor de rentebaten lager uitvallen. Het gevolg van beide effecten op de rentebaten was in 2012 ongeveer even groot.

De rentelasten van de Staat zijn wel lager uitgevallen dan begroot. De Staat betaalt rente over positieve saldo op de rekening-courant en op deposito’s die bij de Staat zijn geplaatst. Ook hier is het te betalen rentetarief in 2012 gedaald. Ook het saldo van rekeningen-courant en deposito’s is gedaald, waardoor er over een kleiner uitstaand bedrag rente hoefde te worden betaald.

Leningen en aflossingen

Zowel de verstrekte leningen als de aflossingen van leningen zijn hoger uitgekomen dan begroot. Het bedrag aan verstrekte leningen is vrijwel gelijk aan het bedrag aan afgeloste leningen. Het uitstaande bedrag aan leningen is hierdoor nagenoeg gelijk gebleven en bedraagt ultimo 2012 € 13,5 mld.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

De saldi op rekening-courant en deposito’s zijn in 2012 afgenomen. Dit betekent een uitgave voor de Staat. Deze uitgave is aanzienlijk groter dan begroot. Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de ontwikkeling bij de sociale fondsen. Het debetsaldo van alle sociale fondsen samen is sinds 2009 negatief. In 2012 is het saldo van de sociale fondsen met € 4,7 mld. gedaald, waardoor deze ultimo 2012 uitkomen op € 15,3 mld. negatief. In de begroting werd uitgegaan van een daling rond de € 3 mld. Daarnaast is het saldo op de rekeningen-courant en deposito’s van deelnemers aan schatkistbankieren met € 0,5 mld. gedaald.

Licence