Base description which applies to whole site

14 JEUGD

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11.467,3 miljoen art. 14 Jeugd 7,5 %

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11.467,3 miljoen art. 14 Jeugd 7,5 %

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Externe factoren

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft geen invloed op het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt. Evenmin heeft hij invloed op het aantal kinderontvoeringen.

De omvang van Jeugdcriminaliteit en de benodigde jeugdbescherming is deels afhankelijk van ontwikkelingen in de samenleving die niet direct door de Minister van Veiligheid en Justitie zijn te beïnvloeden, zoals sociale problemen en demografische veranderingen.

Budgettaire gevolgen van beleid
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

 

Verplichtingen

481.470

528.109

419.600

892.592

1.262.041

889.779

372.262

                 

Apparaatsuitgaven

0

0

0

0

187.134

170.970

16.164

14.1.1

RvdK – civiele maatregelen

0

0

0

0

93.754

88.354

5.400

14.2.2

RvdK – strafzaken

0

0

0

0

93.380

82.616

10.764

                 

Programma-uitgaven

517.921

526.011

445.169

857.624

669.659

718.809

– 49.150

                 

14.1

Uitvoering jeugdbescherming

8.635

7.020

6.721

384.049

311.386

305.705

5.681

14.1.1

RvdK – civiele maatregelen

4.960

5.070

4.798

90.867

0

0

0

14.1.2

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

0

0

0

3.609

4.398

3.538

860

14.1.3

Bureaus jeugdzorg – voogdij en OTS

0

0

0

286.869

294.636

294.529

107

14.1.4

Overig

3.675

1.950

1.923

2.704

12.352

7.638

4.714

                 

14.2

Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

509.286

518.991

438.448

442.912

329.905

388.537

– 58.632

14.2.1

DJI – jeugd

333.010

324.912

253.982

267.399

239.931

272.052

– 32.121

14.2.2

RvdK – strafzaken

97.564

102.679

98.264

93.597

0

0

0

14.2.3

HALT

12.909

12.540

12.986

11.979

12.795

12.776

19

14.2.4

Bureaus jeugdzorg – Jeugdreclassering

53.390

57.877

60.194

62.928

66.716

68.204

– 1.488

14.2.5

DJJ – Overig

12.413

20.983

13.022

7.009

10.463

35.505

– 25.042

                 

14.3

Voogdij AMV's

0

0

0

30.663

28.368

24.567

3.801

14.3.1

NIDOS – opvang

0

0

0

30.663

28.368

24.567

3.801

                 

Ontvangsten

4.010

12.850

8.048

20.179

16.046

2.800

13.246

Toelichting

Verplichtingen

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de aangegane verplichtingen wordt veroorzaakt omdat ten aanzien van de doeluitkering voor de Jeugdzorg in 2012 zowel de verplichting voor het jaar 2012 als de verplichting voor het jaar 2013 in het financiële systeem is vastgelegd.

Uitgaven

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven wordt voor voornamelijk verklaard door technische overboekingen naar de Raad voor de Kinderbescherming en DJI ten behoeve van de financiering van het Generiek Casusoverleg Ondersteunend Systeem (GCOS), Informatiemanagement in de Jeugdketen (IMJK) en Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ), Gedragsinterventies, Adolesecentenstrafrecht en Gedragsbeïnvloedende Maatregelen (GBM).

Bij de DJI – Jeugd heeft een technische mutatie van € 32 mln. plaatsgevonden. Deze interne herschikking is noodzakelijk teneinde de DJI-budgetten op de verschillende operationele doelstellingen in overeenstemming te brengen met de productie van de verschillende DJI-onderdelen. Per saldo blijft het budgettaire kader van DJI ongewijzigd, zie ook operationele doelstelling 13.4.

Ontvangsten

In 2012 heeft de afrekening plaatsgevonden van een aantal subsidies. De teveel verleende voorschotten zijn in 2012 terugbetaald.

Operationele doelstelling 14.1

Effectieve bescherming van jeugdigen tegen voor hun opvoeding en ontwikkeling bedreigende situaties met inzet van juridische dwangmiddelen en een zorgvuldige toepassing van regelingen betreffende internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en internationale kinderbeschermingszaken.

Doelbereiking

Om te voldoen aan de uitgangspunten en waarborgen van het Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het kind (IVRK) is gewaarborgd dat ouders voorlichting krijgen (uitgevoerd door de Stichting Adoptievoorziening), wordt toezicht uitgeoefend op de vergunninghouders (deze zijn verantwoordelijk voor de adoptiebemiddeling) en is vormgegeven aan het gezinsonderzoek (uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming).

De Centrale Autoriteit internationale kinderontvoering (CA) voerde activiteiten uit ter bescherming van jeugdigen in het kader van internationale kinderontvoering onder meer door het geven van voorlichting en het bieden van procesvertegenwoordiging.

Toelichting op de instrumenten:

Interlandelijke adoptie

De herziening van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) is in 2012 in de fase gekomen van de formele wetgevingsprocedure. De eerste stap in deze procedure, de consultatiefase is gestart en de reacties zijn ontvangen. Door de wisseling van het kabinet en de herprioritering van de wetgevingsagenda van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is besloten om de herziening van de Wobka tot nader order uit te stellen.

De implementatie van de Regeling tegemoetkoming adoptiekosten is in 2012 ter hand genomen en is in uitvoering. De verwachting is dat dit in 2016 is afgerond.

De Inspectie Jeugdzorg is in 2011 een vooronderzoek naar die aspecten in de adoptieprocedure die voor kinderen met een zogenaamd special need risico’s met zich meebrengen. Op basis van de bevindingen in het vooronderzoek is geconstateerd dat nader onderzoek in 2012 niet noodzakelijk is.

Internationale kinderontvoering

  • Per 1 januari 2012 is de Uitvoeringswet inzake internationale kinderontvoering gewijzigd. Hierin wordt concentratie van rechtspraak geregeld, alleen de rechtbank en het Hof Den Haag behandelen de teruggeleidingsprocedures. Ook is hierin, ter bevordering van «equality of arms», geregeld dat de procesvertegenwoordiging van de achtergebleven ouder niet meer plaatsvindt door de Centrale autoriteit internationale kinderontvoering, maar door de advocatuur (net als bij de ontvoerende ouder). Ten slotte is ook de cassatie beperkt tot cassatie in het belang der wet. Deze wijzigingen hebben alleen gevolgen voor de procedure in inkomende zaken van internationale kinderontvoering.

  • De verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het Haags Kinderontvoerings Verdrag (HKOV) zijn dezelfde gebleven, maar door de wijziging van de Uitvoeringswet en daarmee het schrappen van de procesvertegenwoordigende taak door de Centrale Autoriteit, is het stelsel internationale kinderontvoering in inkomende zaken veranderd. Inkomende verzoeken worden afgehandeld conform de beschrijving zoals opgenomen in de Handreiking Stelsel Internationale Kinderontvoering.

Internationale bescherming van kinderen

De implementatie van het Haags Kinderbeschermingsverdrag is in 2012 ter hand genomen in overleg met de betrokken organisaties waardoor effectiever kan worden ingezet op de internationale bescherming van kinderen.

Kinder- en jeugdbescherming

In 2012 zijn innovatieve pilotprojecten gestart gericht op een structurele afname van de duur en het aantal ondertoezichtstellingen (OTS) en uithuisplaatsingen door het versterken van de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen. Het ministerie financiert vier grote vliegwielprojecten waarin de Deltamethode voor gezinsvoogdij wordt verrijkt en verbreed om dit te bereiken. Daarnaast is het doel van 17 kleine vliegwielprojecten die het ministerie ondersteunt specifiek het verkorten van de OTS-duur.

Verkorting van de OTS-duur is tevens één van de afspraken over de tarieven in de jeugdbescherming tussen het ministerie en de provincies en stadsregio’s van 8 december 2011 (TK 31 839 nr. 159). Voor 2012 en 2013 zijn de tarieven jeugdbescherming en jeugdreclassering in totaal met € 17,5 mln. verhoogd. In 2012 zijn de provincies en stadsregio’s gestart met het uitwerken van de afspraak om de noodzakelijke verbeterslag in bedrijfsvoering en -administratie, sturing en toezicht te bewerkstelligen, mede gelet op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (TK 2011–2012, bijlage bij Kamerstuk 31 839 nr. 158). Evaluatie van de afspraken met de provincies en stadsregio’s is voorzien in 2013.

Indicatoren

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Doorlooptijden gezinsonderzoek
 

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde/Begroting

Realisatie

 

2010

2011

2012

2012

Percentage zaken dat binnen de norm voor de doorlooptijd van gezinsonderzoek moet worden gerealiseerd

75

75

75

78

Bron: Raad voor de Kinderbescherming

Toelichting:

Indicatoren

Jeugdbescherming
 

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde/Begroting

Realisatie

 

2010

2011

2012

2012

Totaal OTS

33.118

32.415

37.217

30.910

Voorlopige voogdij

136

111

212

107

Overige voogdij

6.694

7.633

6.825

8.151

Gemiddelde duur OTS in jaren

2,9

2,9

2,9

2,8

Bron: Gegevens over de jaren 2010 en 2011 zijn afkomstig van Bureaus Jeugdzorg. De realisatiegegevens over 2012 zijn voorlopige cijfers.

Toelichting:

Operationele doelstelling 14.2

Bestrijden van jeugdcriminaliteit door het terugdringen van grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag van risicojongeren, individueel en in groepen.

Doelbereiking

De jeugdketen is op de goede weg met de realisatie van ketenvoorzieningen gericht op een persoonsgerichte ketenaanpak. Daarvoor is het ook van belang dat de jeugdstrafrechtketen goed functioneert. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in het voorkomen en bestrijden van deze criminaliteit met een op de persoon gerichte aanpak. Het vaak niet halen van de normen voor de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen (Kalsbeeknormen) vormt een probleem. Hoe eerder de jongere een passende straf krijgt hoe beter het effect op de jongere is, hoe minder snel de jongere recidiveert en hoe beter zijn deelname aan de maatschappij. Op dit moment is duidelijk dat tussen organisaties in de jeugdstrafrechtketen de samenwerking, informatieverstrekking en gegevensuitwisseling over de jongere verbeterd moet worden.

Speerpunten vervat in het programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen en het regulier beleid waren vroegtijdig ingrijpen, een persoonsgerichte aanpak, een snelle en consequente jeugdketen, de aanpak van recidive onder strafrechtelijk werkgestrafte jeugdigen en de intensieve aanpak van de jeugdgroepen. De verbeterplannen van de Justitiële Jeugdinrichtingen (gericht op het verhogen van de kwaliteit van de opvoeding en effectiviteit van de behandeling in de Justitiële Jeugdinrichtingen) bevinden zich in de laatste fase. Veel van de beoogde verbeteringen zijn bereikt en geborgd. In het terugblikonderzoek van de Algemene Rekenkamer «rapport Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen» van maart 2012 (TK 31 215, nrs. 7–10) is geconstateerd dat veel verbeteringen inmiddels zijn gerealiseerd.

Toelichting op instrumenten:

Het programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen is gericht op het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit. Het programma had in 2012 twee speerpunten. Het eerste betrof de implementatie van het reeds ontwikkelde instrumentarium en werkwijzen en het borgen van de instrumenten, werkwijzen en ondersteunende (ICT-)voorzieningen. In 2012 is de landelijke uitrol gestart van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ). Dit bevindt zich momenteel in een afrondende fase. Daarnaast hebben de voorbereidingen plaatsgevonden voor de landelijke uitrol van Prokid en is in dit kader een pilot gestart. Het tweede speerpunt betrof het vergroten van de daadkracht in de uitvoering zoals de aanpak van problematische jeugdgroepen naar aanleiding van de opgenomen doelstellingen in het Regeerakkoord. In dit kader is het actieprogramma Problematische Jeugdgroepen ingericht. Het actieprogramma is faciliterend van aard en heeft zich in 2012 bezig gehouden met het verstevigen en verbeteren van de samenwerking tussen de relevante ketenpartners en daarmee samenhangend het versterken van informatie en kennisdeling tussen deze partners en het verspreiden van «best practices». Dit heeft er toe geleid dat in 2012 61 van de 89 criminele jeugdbendes, die eind 2010 met de shortlistmethodiek in beeld zijn gebracht2, op een integrale wijze zijn aangepakt.

Gedragsinterventies

Op dit moment is een pakket van 18 erkende en 2 voorlopig erkende gedragsinterventies voor jeugdige justitiabelen beschikbaar. Daarmee is een passende en kwalitatief goede interventie voor alle criminogene factoren voorhanden.

In 2012 zijn in het kader van leerstraffen van de Raad voor de Kinderbescherming in veel gevallen erkende gedragsinterventies ingezet. Vanaf 1 januari 2013 zijn dat alleen nog (voorlopig) erkende interventies. Erkende gedragsinterventies worden ook ingezet in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s). Door de verminderde instroom is het aantal jongeren met zo’n interventie minder hoog dan verwacht. Omdat uit een procesevaluatie bleek dat ook de implementatie minder ver gevorderd is dan voorzien, is in 2012 ingezet op de verbetering daarvan. De implementatie en de evaluatie van gedragsinterventies is een aanpak met een lange-termijnperspectief. Daarom is per 1 juli 2012 de regeling van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie aangepast. Onder meer de termijn voor het aantonen van de effectiviteit is verlengd. In 2012 is één effectiviteitsonderzoek afgerond en zijn er twee in gang gezet.

Adolescentenstrafrecht

Met het oog op een samenhangende strafrechtelijke aanpak van jongeren en jongvolwassenen is eind 2012 het wetsvoorstel Adolescentenstrafrecht bij de Tweede Kamer (TK 2012, 33 498, nr. 2) ingediend. Daarmee kan voor jongeren en jongvolwassenen van 15 tot 23 jaar beter rekening worden gehouden met hun ontwikkelingsfase en komt een pedagogische aanpak beschikbaar waarin duidelijk en consequent optreden een belangrijke plaats heeft. In 2012 zijn, in voorbereiding op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, twee pilots gestart om de advisering door de Raad voor de Kinderbescherming, reclassering en gedragsdeskundigen over adolescenten ten behoeve van een strafrechtelijke beslissing, verder te verbeteren. Deze pilots worden in 2013 geëvalueerd. Ook is in 2012 een methode ontwikkeld die door de jeugd- en volwassenenreclassering in aanvulling op hun bestaande methoden wordt gebruikt voor het toezicht op en de begeleiding van adolescenten. Ten slotte is een beleidskader opgesteld voor de toepassing van elektronisch toezicht bij minderjarigen. Vanaf 2013 wordt dit kader geïmplementeerd.

Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s)

Alle JJI’s zijn eind 2011 gecertificeerd volgens de kwaliteitsstandaard van HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector). Alle inrichtingen hebben de visie op ouderparticipatie geïmplementeerd en hebben speciale functionarissen voor de ouderparticipatie aangesteld. Ouders worden hierdoor meer betrokken bij de begeleiding en nemen vaker deel aan de besprekingen van de perspectief-plannen. Vanuit de Academische Werkplaats Forensische Zorg Jeugd zijn in 2012 modules gezinsgericht werken voor kort- en langverblijfgroepen ontwikkeld, die aansluitend in pilots zullen worden getoetst.

De invoering van de visie op seksualiteit in de inrichtingen is op landelijk niveau afgesloten met een studiedag in maart 2012. Binnen de inrichtingen zelf wordt (veelal in samenwerking met het onderwijs) de implementatie voortgezet, bijvoorbeeld door het organiseren van voorlichtingsdagen over relaties en seksualiteit.

In 2011 is de visie op Middelengebruik in de JJI’s vastgesteld. De invoering van nieuwe en aangescherpte maatregelen (o.a. inzet drugshonden, aangiftebeleid, samenwerking met verslavingszorg) en borging van bestaande maatregelen (o.a. voldoende Brains4Use trainers en kamercontroles) zijn in 2012 vrijwel afgerond.

In 2012 is onderzoek verricht naar de aansluiting van het onderwijs bij het niveau en de behoeften van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) en de Jeugdzorgplus3. De uitkomsten van het onderzoek zijn door VenJ, VWS en OCW benut voor de invoering van een doorlopend onderwijstraject voor, tijdens en na het verblijf.

Binnen de JJI’s zijn afspraken gemaakt om behandeling en onderwijs – logistiek en inhoudelijk – beter op elkaar aan te laten sluiten. Een aantal JJI’s heeft afspraken gemaakt met MBO’s over plaatsing gedurende het schooljaar en financiën. Met bedrijven zijn lokaal afspraken gemaakt, over stageplaatsen en de begeleiding.

Doorontwikkeling Veiligheidshuizen

Om de samenwerking in Veiligheidshuizen daadkrachtig voort te zetten en verder te optimaliseren, geeft het kabinet een impuls aan de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen. Via de samenwerking in Veiligheidshuizen wordt ernstige overlast en criminaliteit effectief en slagvaardig aangepakt. Het programma richt zich erop de Veiligheidshuizen en deelnemende organisaties te stimuleren en ondersteunen in het vormgeven en optimaliseren van de integrale probleemgerichte aanpak rond risicogroepen met complexe problemen. Knelpunten in beleid en regelgeving die belemmerend werken voor de samenwerking, worden opgelost.

Doelstellingen programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen

Het Programma had voor 2012 de volgende mijlpalen benoemd: meer inzicht in maatschappelijk rendement, regionalisering, bestuurlijke afspraken over inzet van participerende organisaties en een goed werkend systeem voor informatie-uitwisseling op casusniveau.

Resultaten in 2012

  • In 2012 is het Landelijk Kader Veiligheidshuizen ontwikkeld door en voor partners, waaronder politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering, DJI, gemeenten/VNG, Jeugdzorg Nederland en GGZ Nederland. Het kader beschrijft het gewenste perspectief, de functie, het doel en de meerwaarde van de Veiligheidshuizen en is ondersteunend aan de lokale en regionale praktijk van de Veiligheidshuizen.

  • Daarnaast zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt dat – met ingang van 2013 – de regie op de Veiligheidshuizen verschuift van het OM naar gemeenten. Hiermee samenhangend wordt de structurele financiële bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vanaf januari 2013 niet langer via het OM uitgekeerd aan de Veiligheidshuizen, maar via een decentralisatie-uitkering in het gemeentefonds aan de 25 zetelgemeenten van de veiligheidsregio’s. Dit sluit aan op de versterking van de regierol van gemeenten op het terrein van lokale veiligheid.

  • Een belangrijke ontwikkeling in de Veiligheidshuizen is de implementatie van het Generiek Casusoverleg ondersteunend systeem (GCOS). Op 1 januari 2012 werkten 13 van de 40 Veiligheidshuizen met GCOS. Vanaf 1 oktober 2012 is GCOS geïmplementeerd in 27 Veiligheidshuizen. In het kader van de vraagstukken rondom de uitwisseling van persoonsgegevens in casusoverleggen van Veiligheidshuizen subsidieert het programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen een pilotproject in Midden-Brabant, Groningen en Friesland gericht op het op lokaal uitvoeringsniveau borgen van de privacy met als doel te komen tot werkbare oplossingen voor uitwisseling van gegevens voor alle regio’s.

  • Tot slot heeft het programma in samenwerking met het Programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen en het Programma Stelselherziening Jeugdzorg in 2012 twee verkenningen uitgevoerd naar de kaders, wensen en mogelijkheden voor het ontwikkelen van effectieve casusselectie aan de poort voor gemeenten. Op lokaal en regionaal niveau vinden verschillende overleggen plaats waarbij veiligheid en zorg elkaar raken. Met de verschuiving van de regierol naar de gemeenten en de aanstaande transitie van de Jeugdzorg naar de gemeenten ontstaat er bij gemeenten een groeiende behoefte aan goede, efficiënte en effectieve afstemming van «de diverse tafels», waaronder ZSM, CJG, Halt en Veiligheidshuizen. Het streven is om in 2013 hiervoor een instrument voor gemeenten te ontwikkelen.

Indicatoren

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtketen
   

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde/Begroting

Realisatie

   

2010

2011

2012

2012

Percentage binnen de normtijd (%) voor

Norm

       

1e verhoor:

         

Haltverwijzing

7 dgn.

76

76

80

77

Ontvangst pv

1 mnd.

80

78

80

75

Start Halt-afdoening (2 mnd – m.i.v. 2010 35 dagen)

 

69

88

80

 
 

2 mnd.

     

59

Afdoening OM

3 mnd.

81

79

80

72

Vonnis ZM

6 mnd.

62

61

80

56

           

Melding Raad:

         

Afronding taakstraf

160 dgn.

84

86

80

83

Rapport Basisonderzoek

40 dgn.

72

65

80

66

Bron: Parket Generaal (factsheets doorlooptijden jeugdstrafrechtketen)

Toelichting:

Aan de hand van de factsheets kan worden geconcludeerd dat de doorlooptijden over het algemeen zijn gestabiliseerd. Binnen Halt heeft in 2012 een grote reorganisatie plaatsgevonden. Dit heeft o.a. geleid tot langere doorlooptijden in diverse regio’s. Vonnis ZM is een indicator van de gezamenlijke doorlooptijden van de politie, OM en ZM. Ook de Raad voor de Kinderbescherming doet zijn onderzoek binnen deze termijn. De verbetering van deze indicator ligt dan ook op keteniveau, hierop wordt vanuit meerdere programma’s stevig op geïnvesteerd.

Nazorg na verblijf in een JJI op strafrechtelijke titel

Bereik nazorgtraject
 

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde/Begroting

Realisatie

 

2010

2011

2012

2012

Percentage jongeren dat nazorg krijgt aangeboden

100

100

100

100

Percentage jongeren waarvoor een trajectberaad is gehouden

95

95

100

95

Bron Raad voor de Kinderbescherming

Toelichting:

In het kader van de re-integratie van jeugdigen die in een JJI hebben verbleven wordt zoveel mogelijk van hen een na-zorgaanbod gedaan. In dat kader zijn de netwerk- en trajectberaden mede ingesteld.

Operationele doelstelling 14.3

Voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Doelbereiking

De Minister van Veiligheid en Justitie draagt zorg voor het voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Hiertoe subsidieert het Ministerie van Veiligheid en Justitie op grond van het Besluit subsidie rechtspersonen voor voogdij en gezinsvoogdij vreemdelingen de Stichting Nidos die deze voogdijtaak uitoefent.

Toelichting instrumenten

In 2012 is het aantal jongeren dat door Nidos wordt begeleid verder gedaald.

Indicatoren

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Voogdij (prestatiegegevens Nidos)
 

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde/Begroting

Realisatie

 

2010

2011

2012

2012

Aantal jongeren onder voogdij aan het begin van het jaar

2.964

3.031

2.775

2.722

Aantal instroom jongeren onder voogdij

1.254

1.042

1.060

715

Aantal uitstroom jongeren onder voogdij

1.285

1.355

1.205

1.114

Gemiddelde bezetting voogdij

2.952

2.879

2.703

2.505

Gemiddelde bezetting opvang door Nidos

1.808

1.893

2.108

1.828

Gemiddelde prijs voogdij per jongere

5.258

6.186

5.984

6.347

Gemiddelde prijs verzorging jongere in Nidosopvang

5.384

5.307

4.929

5.142

Gemiddelde prijs opvang per jongere (inclusief voogdij)

10.642

11.493

10.913

11.489

Bron: NIDOS

Toelichting:

De instroom is in 2012 substantieel achtergebleven ten opzichte van de begroting. Deze daling is overeenkomstig het beeld dat de instroom van het totaal aan vreemdelingen landelijk laat zien. De gemiddelde bezetting van voogdij en opvang daalt logischerwijs mee. Dalende instroom leidt tot krimp van de organisatie. Omdat deze krimp met een vertraging wordt gerealiseerd stijgt in eerste instantie de gemiddelde prijs voor voogdij per jongere.

2

Ferwerda, H. en T. van Ham (2010). Problematische jeugdgroepen in Nederland. Omvang en aard in het najaar 2010.

3

Onderwijs in Justitiële Jeugdinrichtingen en gesloten jeugdzorg (ITS, 2011): www.wodc.nl

Licence