Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 47 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

1. Algemene beleidsdoelstelling

De (im)materiële zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen Wereldoorlog II is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WOII, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De dienstverlening voor materiële en immateriële hulpverlening is in 2012 kwantitatief en kwalitatief op peil gebleven. Er is gezorgd voor een adequate infrastructuur, gericht op het blijvend betekenis (kunnen) geven aan de herinnering aan gebeurtenissen uit WO II.

Externe factoren

De daling van de werklast door demografische oorzaken raakt instellingen voor materiële en immateriële hulp, zoals de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de begeleidende instellingen. Ondanks deze daling zijn de uitvoeringsorganisaties doelmatig en effectief blijven functioneren en in die zin toekomstbestendig.

Bewustwording over de betekenis van vrijheid in relatie tot WO II is onder meer afhankelijk van actuele maatschappelijke ontwikkelingen en kan niet direct door VWS worden beïnvloed.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene beleidsdoelstelling

Bij de algemene beleidsdoelstelling is geen indicator opgenomen, omdat de doelstelling verschillende uiteenlopende elementen bevat die zich moeilijk in één indicator laten weergeven.

2. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil

Verplichtingen

401.530

387.351

382.247

370.559

340.290

342.171

– 1.881

               

Uitgaven

398.474

396.045

380.292

359.851

343.020

342.776

244

               

47.1 Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening in een situatie van structureel dalende werklast

383.417

377.170

368.981

351.879

334.425

333.781

644

47.2 De herinnering aan WOII blijft levend en veel mensen – waaronder jeugdigen – zijn zich bewust van de betekenis van WOII, mede in relatie tot grondrechten, democratie, (internationale) rechtstaat en vrijheid

15.057

18.875

11.311

7.972

8.595

8.995

– 400

               

Ontvangsten

785

2.360

1.167

1.252

1.043

0

1.043

In onderstaande toelichting worden de opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar toegelicht.

Uitgaven

Er zijn geen opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie.

Ontvangsten

In 2012 is een bedrag van circa € 1,0 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd. Dit zijn ontvangsten als gevolg van te hoog verstrekte (subsidie)voorschotten in voorgaande jaren. Het betreft met name het Nationaal Comité 4 en 5 mei en uitvoeringskosten AOR.

3. Operationele doelstellingen

47.1 Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening in een situatie van structureel dalende werklast

Doelbereiking

Ondanks dat de groep verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen steeds kleiner wordt, is de dienstverlening voor materiële en immateriële hulpverlening in 2012 kwantitatief en kwalitatief op peil gebleven.

De materiële hulp, zoals pensioenen, uitkeringen en bijzondere voorzieningen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen is op peil gebleven door bijdragen aan de zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), de Sociale verzekeringsbank (SVB), de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (CAOR) en de Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma (SARSR).

Om de kwaliteit en doelmatigheid van de immateriële hulpverlening aan de doelgroep te borgen, is het maatschappelijk werk van vier instellingen in 2012 verder geconcentreerd bij Stichting de Basis in Doorn. Ook de Stichting Pelita heeft in 2012 vervolgstappen gezet om de toekomstbestendigheid van de hulpverlening aan de doelgroep te waarborgen.

Per 1 oktober 2012 is het in 2010 opgerichte Nederlands Instituut Sinti en Roma (NISR) geliquideerd. Sinds de liquidatie beraadt SARSR zich, in overleg met de doelgroep en in afstemming met VWS, over de vraag hoe de resterende circa € 4,4 miljoen via collectieve projecten ten goede kan komen aan de Sinti en Roma.

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

Onderstaande indicatoren hebben betrekking op de doelmatigheid (indicator 1) en de kwaliteit van dienstverlening (indicatoren 2 en 3) van de PUR en de SVB.

Indicator 1 laat de apparaatskosten van de PUR zien in verhouding tot de programma-uitgaven voor pensioenen en uitkeringen. Dit percentage geeft een – zeer globale – indicatie van de (ontwikkeling van de) doelmatigheid van bij de uitvoering. Het streven is erop gericht een (sterke) stijging van dit percentage zoveel mogelijk te voorkomen.

De indicatoren 2 en 3 tonen het percentage eerste aanvragen en vervolgaanvragen voor een pensioen, uitkering of voorziening dat binnen de wettelijke termijn is afgehandeld.

Indicatoren (output)
 

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde

≥ 2012

Realisatie 2012

1. Percentage apparaatskosten PUR (SVB) in verhouding tot de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen

4,8%

4,6%

4,6%

5,9%

4,5%

5,7%

2. Percentage eerste aanvragen die door de PUR binnen de (verlengde) wettelijke termijn zijn afgehandeld

85%

84%

82%

90%

84%

97%

3. Percentage vervolgaanvragen die door de PUR binnen de (verlengde) wettelijke termijn zijn afgehandeld

86%

83%

78%

94%

84%

96%

Bron: Jaarverslag SVB 2012.

1. Met ingang van 1 januari 2011 is het cliëntbeheer van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) overgebracht. De afbouwkosten PUR maken onderdeel uit van de apparaatskosten. Hiernaast zijn de apparaatuitgaven gestegen als gevolg van het project Omzettingen Wuv naar de Wubo.

2 en 3. De basiswaarden en de streefwaarden voor de afhandeling van eerste aanvragen en vervolgaanvragen betreffen een gewogen gemiddelde van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv), de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo) en de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp).

Deze indicatoren worden jaarlijks gepubliceerd in het jaarverslag van SVB.

De voortgang van het beleid wordt gemeten met de volgende kengetallen:

Kengetal
 

2008

2009

2010

2011

2012

Wuv

         

Gemiddeld aantal betaalbare uitkeringen (inclusief uitkeringen art. 21b)

16.624

15.881

14.682

13.891

12.917

Uitgaven Wuv totaal (bedragen x € 1 miljoen)

182,5

179,0

177,2

172,0

164,6

           

Wubo

         

Gemiddeld aantal betaalbare uitkeringen (inclusief toeslag art. 19)

13.338

13.407

13.214

12.722

12.918

Uitgaven Wubo totaal (bedragen x € 1 miljoen)

69,0

70,9

72,3

70,1

72,1

           

Wbp

         

Gemiddeld aantal betaalbare pensioenen

4.044

3.744

3.415

3.089

2.751

Uitgaven Wbp totaal (bedragen x € 1 miljoen)

85,2

78,5

72,1

64,3

57,8

           

AOR

         

Gemiddeld aantal betaalbare uitkeringen

1.831

2.025

2.128

2.333

2.324

Uitgaven AOR totaal (bedragen x € 1 miljoen)

6,4

6,6

6,9

7,9

8,3

Bron: Jaarverslag SVB en Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

Wuv = Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wubo = Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945

Wbp = Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

AOR= Algemene Ongevallenregeling

Het gemiddeld aantal uitkeringen Wuv en Wbp daalt geleidelijk. Bij de AOR-regeling was in 2011 nog sprake van een stijging, direct of indirect als gevolg van het projecten «Gerichte benadering» en «Brede benadering». Met ingang van 2012 daalt het gemiddeld aantal AOR-uitkeringen.

Het gemiddeld aantal uitkeringen bij de Wubo is in 2012 gestegen als gevolg van het project Omzettingen Wuv naar de Wubo.

47.2 De herinnering aan WOII blijft levend en veel mensen – waaronder jeugdigen – zijn zich bewust van de betekenis van WOII, mede in relatie tot grondrechten, democratie, (internationale) rechtstaat en vrijheid

Doelbereiking

Er is gezorgd voor een adequate infrastructuur, gericht op het blijvend betekenis (kunnen) geven aan de herinnering aan gebeurtenissen uit WOII. Vanuit de (stelsel)verantwoordelijkheid is subsidie verleend aan vier nationale herinneringscentra (Kamp Vught, Kamp Westerbork, Kamp Amersfoort en het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek), het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 aan het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) (netwerk oorlogsbronnen, holocaust- en genocidestudies en Holocaust Memorial Day).

Van maart 2011 tot maart 2012 is Nederland voorzitter geweest van de ITF, een organisatie waarin 31 landen zitting hebben en die inmiddels is omgedoopt tot International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Belangrijke versterkingen van de interne organisatie van de IHRA zijn door het Nederlands voorzitterschap tot stand gebracht.

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

Onderstaande indicatoren meten het belang dat de Nederlandse bevolking hecht aan 4 en 5 mei. De cijfers laten zien dat het draagvlak voor zowel de Nationale Herdenking op 4 mei als de viering van de Bevrijding op 5 mei onverminderd groot is.

Indicator (outcome)
 

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde ≥ 2012

Realisatie 2012

1. Percentage van de bevolking dat (veel) belang aan 4 mei hecht

85%

86%

80%

86%

86%

85%

2. Percentage van de bevolking dat (veel) belang aan 5 mei hecht

79%

77%

80%

78%

80%

76%

Bron: Nationaal Comité 4 en 5 mei , Nationaal Vrijheidsonderzoek 2012.

Licence