Base description which applies to whole site

3.2 Het beleid in 2013

De begroting 2013 is door het demissionaire kabinet Rutte/Verhagen opgesteld. Daarom is in de toenmalige begroting gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda. In november 2012 is het huidige kabinet gevormd. De begroting van 2013 is voor dit begrotingsjaar via een nota van wijziging op de begroting5 geactualiseerd. De aanpassing van de meerjarencijfers 2014–2018 aan de kabinetsplannen is vervolgens in de 1e suppletoire begroting 20136 opgenomen. Om het begrotingstekort onder de norm van 3% bbp (de Europese tekortdoelstelling) te brengen is in de zomer van 2013 een aanvullend pakket aan maatregelen opgesteld (het 6 miljard-pakket).

Het kabinet is in 2013 voortvarend met de wetgeving van voorgenomen beleidsmaatregelen aan de slag gegaan, waarbij ook gezocht is naar breder draagvlak. Mijlpaal was het sociaal akkoord van april 2013 met de sociale partners, dat afspraken bevat over specifieke maatregelen om economisch herstel op korte termijn te stimuleren en de arbeidsmarkt te hervormen. In het akkoord zijn afspraken vastgelegd over een actieve aanpak om werkloosheid te voorkomen en mensen van werk naar werk te helpen. Daartoe is de subsidieregeling cofinanciering sectorplannen van kracht geworden. In het eerste aanvraagtijdvak dat in het laatste kwartaal van 2013 open stond zijn 37 aanvragen ingediend, waarmee € 370 miljoen subsidie is aangevraagd. De hieruit voortvloeiende subsidietoekenningen leiden in de jaren na 2013 tot uitgaven. Het sociaal akkoord opende ook de weg tot het verder invullen van de kabinetsvoornemens bij het bestrijden van de negatieve effecten van de arbeidsmigratie binnen de EU.

Voor het verkrijgen van voldoende politiek draagvlak voor een aantal van de kabinetsplannen is in het najaar van 2013 een Begrotingsakkoord met een aantal politieke partijen gesloten. Het kabinet heeft in december 2013 een pensioenakkoord gesloten ter verbetering van de houdbaarheid van het pensioenstelsel. De aanvaarding door het parlement van het wetsvoorstel «versterking bestuur pensioenfondsen» was een andere belangrijke stap op dit beleidsterrein. De maatregelen in de verschillende akkoorden leiden pas na 2013 tot budgettaire mutaties.

Tot de belangrijke wettrajecten in 2013 behoren:

  • Het wetsvoorstel hervorming kindregelingen, dat begin september naar de Tweede Kamer is gestuurd en waarop eind november naar aanleiding van het Begrotingsakkoord een nota van wijziging is ingediend;

  • Het wetsvoorstel werk en zekerheid, dat eind november naar de Tweede Kamer is verzonden;

  • Het wetsvoorstel WWB-maatregelen, dat medio december al een eerste maal in de Tweede Kamer is besproken;

  • En het wetsvoorstel Participatiewet, dat in december aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Bovengenoemde wetsvoorstellen zijn inmiddels in februari en maart van dit jaar door de Tweede Kamer aanvaard. De decentralisatie die met de Participatiewet wordt bewerkstelligd op het terrein van werk en inkomen vormt tezamen met voorgenomen maatregelen op het terrein van de AWBZ, de WMO en de jeugdzorg een decentralisatiebeweging van een niet eerder vertoonde omvang.

Daarnaast is de quotumwet in voorbereiding, als stok achter de deur voor het mogelijk niet nakomen van de baangarantieafspraak uit het sociaal akkoord over het openstellen van arbeidsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking. De Overbruggingsregeling AOW is per 1 oktober 2013 ingevoerd terwijl het wetsvoorstel «fraudeaanpak door bestandskoppelingen» door het parlement is aanvaard en op 1 januari 2014 in werking is getreden.

Een belangrijke maatregel uit de begroting 2013 die in 2013 is ingegaan is de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. Het verhogen van de AOW-leeftijd is noodzakelijk om ook voor toekomstige generaties het stelsel van collectieve voorzieningen zeker te stellen. De voorschotregeling AOW, ter compensatie van inkomensverlies als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd, zou in 2013 geschrapt worden. Deze regeling is echter met een jaar verlengd. Daarnaast is de Awf-premie tijdelijk verhoogd met € 500 miljoen, vooruitlopend op de WW-hervorming, zoals aangekondigd in de begroting 2013. Andere maatregelen uit de begroting 2013 die volgens het voorgenomen tijdpad zijn getroffen betreffen het verlagen van de MKOB conform het wetsvoorstel Uniformering Loonbegrip (ULB) en het niet indexeren van kinderbijslag per 1 januari 2013. Tot de maatregelen uit het regeerakkoord en het sociaal akkoord die in 2013 tot budgettaire mutaties hebben geleid behoort verder het afstel van de werknemersprikkel uit de modernisering van de ZW. Bovendien is in het regeerakkoord afgesproken om ook per 1 juli 2013 de kinderbijslag niet te indexeren.

Met ingang van 1 maart 2013 is gestart met continue screening van medewerkers in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Er is € 50 miljoen uitgetrokken voor extra inspanningen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Verder is voor twee jaar een ambassadeur aangesteld voor de aanpak van jeugdwerkloosheid. Voor de re-integratie van ouderen (55 jaar en ouder) in de WW is, verdeeld over de jaren 2013–2016, € 67 miljoen uitgetrokken. Voor de bestrijding van de armoede- en schuldenproblematiek is in 2013 € 20 miljoen extra uitgetrokken.

Het afgelopen jaar heeft de relatie tussen SZW en de ZBO’s onverminderd in het teken gestaan van de taakstelling op de apparaatsuitgaven van het UWV en de SVB en de doorwerking daarvan op de uitvoering. In 2013 hebben de ZBO’s ten behoeve van de invulling van de resterende taakstelling 2012–2015 voorstellen voor vereenvoudiging uitgewerkt. Daarnaast is er tegelijkertijd bezuinigd en vernieuwd, de continuïteit van goede dienstverlening moest worden gegarandeerd en majeure wetswijzigingen worden doorgevoerd. Wat betreft de reguliere werkzaamheden heeft het UWV meer werk gehad aan de uitvoering van het aantal WW-uitkeringen als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling.

De gerealiseerde uitgaven 2013 zijn vergeleken met de raming in de begroting 2013 € 0,15 miljard hoger uitgekomen. De voornaamste oorzaak van de hogere uitgaven is de stijging van de werkloosheidsuitgaven (WW en WWB) als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling. Daarnaast is meer uitgegeven dan begroot aan de MKOB omdat deze met terugwerkende kracht geëxporteerd wordt. Daar staan lagere uitgaven tegenover aan kinderopvangtoeslag, AOW en re-integratie van arbeidsongeschikten. De ijklijn is in het regeerakkoord opwaarts bijgesteld. Het jaar 2013 is uiteindelijk afgesloten met een overschrijding van het uitgavenkader SZW met € 0,2 miljard. Voor meer informatie over de budgettaire ontwikkelingen wordt verwezen naar bijlage 5 (SZA-kader) van dit jaarverslag.

In het kader van de EU2020 armoededoelstelling heeft het kabinet Rutte/Verhagen bepaald ernaar te streven het aantal personen (van 0 t/m 64 jaar) in een huishouden met een lage werkintensiteit (per volwassene wordt minder dan 8 uur per week gewerkt) in 20207 met 100.000 personen te verminderen ten opzichte van de nulmeting in 2008 (1,613 miljoen personen). Op deze doelstelling is in 2012, het meest recente jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn, een daling te zien met 43.000 personen tot 1,635 miljoen personen. De sinds 2008 verslechterde economische situatie is er debet aan dat nog geen positieve cijfers ten opzichte van de nulmeting te zien zijn. De daling in 2012 is met name te danken aan het feit dat mensen langer doorwerken: de afname is het grootst bij de groep 60–64 jarigen.

5

Tweede Kamer, 33 400 XV, nr. 14

6

Tweede Kamer, 33 640 XV, nr. 1 (Wet) en Tweede Kamer, 33 640 XV, nr. 2 (Memorie van toelichting)

7

De Europese indicator van een «jobless household» gaat uit van personen van 0 t/m 59 jaar; meetjaren zijn 2008–2018

Licence