Base description which applies to whole site

4.1 Belastingen

A: Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen ervoor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering op het terrein van de belastingen. Het beleid is gericht op een eenvoudig, solide en fraudebestendig belastingstelsel. Een belastingstelsel dat begrijpelijk is en dat de administratieve lasten voor burgers en bedrijven en de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst waar mogelijk reduceert. Een belastingstelsel dat een solide belastingopbrengst oplevert, zonder willekeurige schommelingen. Een eerlijk belastingstelsel waarbij uitholling van de belastinggrondslag effectief kan worden bestreden, zodat ieder zijn deel bijdraagt.

C: Beleidsconclusies

De Belastingdienst richt zich op het vergroten van de mate van zekerheid over de belastingontvangsten en het terugbrengen van de nalevingstekorten. De Belastingdienst bevordert de naleving door passende dienstverlening te leveren, adequaat toezicht uit te oefenen en zo nodig de nakoming van de verplichtingen bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen. Compliance wordt afgemeten aan de mate waarin burgers en bedrijven tijdig, juist en volledig aangifte doen en tijdig betalen. Om het nalevingstekort te meten doet de Belastingdienst steekproeven in de segmenten Particulieren en Midden- en Kleinbedrijf. De uitkomsten van de steekproeven worden geëxtrapoleerd en geven een schatting van het macro correctiepotentieel bij de geregistreerde belastingplichtigen. De Belastingdienst wil met het zo verkregen inzicht (bijvoorbeeld in de achterliggende oorzaak van de fouten, de aard van de fouten, de belastingmiddelen waar de fouten zich manifesteren, de soort belastingplichtigen en branches), scherpere keuzen maken in de handhaving en inzet van zijn beschikbare capaciteit. De meest recente stand van de compliancefactoren zijn in de volgende tabel opgenomen:

Tabel Compliance
Realisatie meetbare gegevens (kengetal) bij de algemene doelstelling

Jaar1

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen

95,0%

95,8%

n.v.t.

95,3%

95,1

Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen

97,9%

98,2%

n.v.t.

99,1%

99,2

Juist en volledig aangifte doen; percentage nalevingstekort op basis van de steekproef Particulieren (uitgedrukt als percentage van de totale belastingopbrengst voor dit segment)2

1,5%

2,5%

n.v.t.

1,1%

n.v.t.

Juist en volledig aangifte doen; percentage nalevingstekort op basis van de steekproef Midden- en Kleinbedrijf (uitgedrukt als percentage van de totale belastingopbrengst voor dit segment)

6,1%

5,8%

n.v.t.

4,4%

n.v.t.

Percentage aanslagen op tijd betaald

86%

86%

84%

83%3

82%

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Voor de tijdige ontvangst van de aangiften omzetbelasting en loonheffing en de tijdige betaling van de aanslagen hebben de percentages betrekking op de aangiften resp. aanslagen uit het voorgaande kalenderjaar.

De steekproef Particulieren 2010, 2011 en 2013 betreft de meting over het aangiftejaar 2006, 2008 resp. 2010.

De steekproef MKB 2010, 2011 en 2013 betreft de meting over het aangiftejaar 2007, 2008 resp. 2010.

1

Het jaartal is het jaar waarin de uitkomsten van de metingen worden gerapporteerd.

2

excl. IB aangiften van ondernemers en partners van ondernemers

3

Cijfer 2013 gecorrigeerd in verband met gewijzigde definitie

Toelichting

De tijdigheid van aangifte gedrag laat over de afgelopen jaren geen bijzondere ontwikkeling zien.

De daling in het percentage op tijd betaalde aanslagen van de vier grote middelen IH, LB, OB en Vpb wordt met name veroorzaakt door een afname van het aantal tijdige betalingen op aanslagen IH.

De mate van compliance wordt verder jaarlijks getoetst door middel van een set enquêtevragen aan burgers en bedrijven in de Fiscale Monitor. Dit is een onderzoek naar een breed scala van onderwerpen onder de doelgroepen particulieren, toeslaggerechtigden, ondernemers, douaneklanten, fiscaal dienstverleners en de toeslagen intermediairs. De belastingmoraal is gemeten door middel van het voorleggen van een aantal stellingen, waarbij gevraagd is in hoeverre men het ermee eens of oneens is:

Tabel belastingmoraal

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetal (in %)

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Belastingontduiking is onaanvaardbaar

93

93

93

92

92

Zelf belasting ontduiken is uitgesloten

90

88

88

88

87

Belasting betalen betekent iets bijdragen

35

34

37

35

37

Ervaren kans op ontdekking

86

84

81

80

82

Bron: Fiscale monitor

Toelichting

De cijfers van de belastingmoraal zijn over de jaren heen erg stabiel. In de webrapportage www.fiscalemonitor.nl zijn ook de overige resultaten van de Fiscale Monitor 2014 te bekijken.

D: Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 Belastingen
Bedragen x € 1.000
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

2014

Verplichtingen

3.346.024

3.528.988

3.357.051

3.273.683

2.933.935

3.297.439

– 363.504

               

Uitgaven (1) + (2)

3.414.784

3.394.668

3.268.814

3.187.000

3.210.167

3.297.439

– 87.272

               

(1) Programma-uitgaven

470.975

592.293

445.016

241.860

229.451

406.614

– 177.163

waarvan:

             

Rente

             

Belasting- en invorderingsrente

466.035

587.867

440.182

236.375

223.783

395.700

– 171.917

Rentevergoeding depotstelsel

     

0

0

5.000

– 5.000

               

Bekostiging

   

4.834

5.485

5.668

5.914

– 246

Proceskosten

   

3.872

3.749

3.865

3.536

329

Overige programma-uitgaven

4.940

4.427

962

1.736

1.803

2.378

– 575

               

(2) Apparaatsuitgaven

2.943.809

2.802.374

2.823.798

2.945.140

2.980.716

2.890.825

89.891

waarvan uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland

       

13.211

9.502

3.709

               

Personele uitgaven

   

2.063.064

2.105.757

2.235.931

2.136.729

99.202

waarvan: Eigen Personeel

   

1.877.434

1.875.697

1.995.071

1.971.326

23.745

waarvan: Inhuur externen

   

185.630

230.060

240.860

165.403

75.457

               

Materiële uitgaven

   

760.734

839.382

744.785

754.096

– 9.311

waarvan: ICT

   

232.263

247.976

237.586

213.456

24.130

waarvan: Bijdrage SSO's

   

222.993

228.255

211.555

230.186

-18.631

               

Ontvangsten (3) + (4)

112.796.839

109.815.639

105.863.956

108.151.202

116.225.745

115.246.411

979.334

               

(3) Programma-ontvangsten

   

105.838.010

108.124.386

116.204.039

115.226.789

977.250

waarvan:

             

Belastingontvangsten

111.828.592

108.883.363

105.037.894

107.503.003

115.402.186

114.368.836

1.033.350

               

Rente

             

Belasting- en invorderingsrente

580.676

511.029

432.004

255.029

372.452

468.000

– 95.548

               

Boetes en schikkingen

             

Ontvangsten boetes en schikkingen

359.297

394.396

168.749

167.381

218.885

192.677

26.208

               

Bekostiging

             

Kosten vervolging

   

199.363

198.973

210.516

197.276

13.240

               

(4) Apparaatsontvangsten

28.274

26.851

25.946

26.816

21.706

19.622

2.084

Verplichtingen (– € 363,5 mln.)

Voor een toelichting op de verplichtingen wordt verwezen naar de toelichting op de uitgaven. Het verschil tussen het totaal van de gerealiseerde verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven wordt verklaard door een lagere stand van de openstaande betalings- en garantieverplichtingen ultimo 2014.

Uitgaven (– € 87,3 mln.)

Uitgaven Belasting- en invorderingsrente (– € 171,9 mln.)

De uitgaven aan belasting- en invorderingsrente zijn € 171,9 mln. lager dan oorspronkelijk geraamd.

De belangrijkste oorzaak is dat bij de introductie van de belastingrente het budgettaire effect als één gesaldeerd bedrag in de raming is opgenomen. Er was toen nog weinig bekend over de werkelijke verdeling over ontvangsten en uitgaven. De raming van zowel de ontvangsten als de uitgaven is daarom (budgettair neutraal) met € 160 miljoen bijgesteld. Daarnaast zijn de rente-uitgaven, die voortvloeien uit het arrest van de Hoge Raad inzake het vergoeden van samengestelde rente, niet in 2014 gerealiseerd, maar worden deze in 2015 uitbetaald.

Apparaatsuitgaven Belastingdienst (+ € 89,9 mln.)

De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst zijn € 89,9 mln. hoger dan oorspronkelijk geraamd. Deze middelen zijn verdeeld over de personele en materiële uitgaven. Het grootste deel hiervan is toegekend met de Voorjaarsnota, namelijk de volgende middelen:

  • extra uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving (+ € 24,5 mln.);

  • extra apparaatsuitgaven in verband met werkzaamheden voor derden die worden doorbelast (+ € 6 mln.);

  • Extra ICT uitgaven om systemen en processen robuuster te maken (+ € 35 mln.);

  • hogere uitgaven als gevolg van extra werkzaamheden die voortvloeien uit het Toeslagen Verstrekkingen Systeem (+ € 5,9 mln.);

  • hogere uitgaven (+ € 12 mln.) als gevolg van maatregelen in het kader van één bankrekeningnummer, zoals opgenomen in de brief d.d. 3 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 192);

Gedurende de uitvoering van het begrotingsjaar voorzag de Belastingdienst een tekort voor 2014. Bij Najaarsnota zijn vervolgens extra middelen toegekend (€ 14,7 mln.). Dit betreft de jaarlijkse loonbijstelling (€ 4,0 mln.) en extra middelen ten behoeve van extra uitvoeringskosten voor fiscale wet- en regelgeving en werkzaamheden in het primaire proces. De toekenning van de middelen was echter niet toereikend voor het voorziene tekort. De Belastingdienst is binnen de budgettaire kaders gebleven door een aantal uitgavenposten voor het jaar 2014 (€ 11 mln.) niet te realiseren in 2014, maar door te schuiven naar 2015.

Ontvangsten (+ € 979,3 mln.)

Belastingontvangsten (+ € 1.033 mln.)

De realisatie van de belastingontvangsten wordt toegelicht in het Financieel Jaarverslag Rijk.

Ontvangsten Belasting- en invorderingsrente (– € 95,5 mln.)

De ontvangsten aan belasting- en invorderingsrente zijn € 95,5 mln. lager dan oorspronkelijk geraamd. Zie de toelichting bij de Uitgaven Belasting- en invorderingsrente inzake de ramingsbijstelling van – € 160 mln. Daarnaast is, als gevolg van een hogere aanslagoplegging, voor ruim € 70 mln. meer rente ontvangen op Vpb-aanslagen.

Boetes en schikkingen (+ € 26,2 mln.)

De ontvangsten uit boetes en schikkingen zijn hoger dan geraamd. Dit is met name veroorzaakt door een toename van de geïnde verzuimboetes voor te laat betaalde aangiften motorrijtuigenbelasting en door een hoger rijksaandeel in de boetes inkomstenbelasting (als gevolg van het vaststellen van nieuwe verdeelsleutels met de sociale fondsen).

Kosten vervolging (+ € 13,2 mln.)

De raming kosten vervolging is in het voorjaar verhoogd met € 10 mln., op basis van het vermoedelijke beloop. Uiteindelijk is er nog een additionele meevaller ontstaan van € 3,2 mln.

Apparaatsontvangsten (+ € 2,1 mln.)

De realisatie ligt € 2,1 mln. hoger dan de oorspronkelijke raming. Tegenover deze ontvangsten staan extra uitgaven. Het betreft met name de vergoeding voor het verrichten van diensten aan derden.

E. Toelichting op de instrumenten

Fiscaal beleid en wetgeving

E.1: Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbegroting, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

In de jaren 2012 en 2013 is het, onder druk van steeds nieuwe bezuinigingen, nodig gebleken naast reguliere jaarlijkse wetgevingstrajecten ook tussentijds aanvullende fiscale pakketten te maken (voortvloeiend uit bijv. het Lente-akkoord, het regeerakkoord en Herfstakkoord). In 2014 was geen sprake van tussentijdse aanvullende pakketten en daardoor was er meer ruimte voor andere beleidsbepalende fiscale trajecten.

Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen

In 2013 is het wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen ingediend. Dit wetsvoorstel was gericht op de aanpassing van het Witteveenkader. In de Eerste Kamer is dit wetsvoorstel op verzoek van de Staatssecretarissen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangehouden voor nader beraad. Het kabinet heeft besloten met wijzigingsvoorstellen te komen en daarvoor zo spoedig mogelijk een novelle in te dienen. Op 20 januari 2014 is de novelle op de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen ingediend. In het wetsvoorstel is onder meer geregeld dat per 1 januari 2015 de opbouwpercentages worden verlaagd, een aftoppingsgrens gaat gelden van € 100.000 per dienstbetrekking en voor het inkomen boven de aftoppingsgrens een nettolijfrente wordt geïntroduceerd. Daarnaast is uitvoering gegeven aan de wens van de Tweede Kamer om naast de nettolijfrente in de derde pijler ook nettopensioen in de tweede pijler mogelijk te maken. Op 27 mei 2014 is de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen aangenomen door de Eerste Kamer.

Brief Brede agenda Belastingdienst

In de brief Brede agenda Belastingdienst is aangegeven dat de afgelopen jaren, mede als gevolg van de diverse gesloten akkoorden, zeer veel fiscale wetgeving op de Belastingdienst is afgekomen. Dit is een van de zaken die heeft geleid tot problemen bij uitvoering op het gebied van belastingen en toeslagen. De Brede agenda voor de Belastingdienst dient om te komen tot een robuuste en toekomstvaste uitvoering van de belastingwetgeving. Vereenvoudiging van het fiscale stelsel (spoor A) is daarvoor cruciaal geworden. De andere sporen van de Brede agenda hebben betrekking op het robuuster maken van de werkprocessen van de Belastingdienst (spoor B) en het helder stellen van de verwachtingen en rapporteren over de prestaties (spoor C).

Brief Keuzes voor een beter belastingstelsel

In juni 2013 heeft de commissie inkomstenbelasting en toeslagen (ook wel de commissie Van Dijkhuizen) haar eindrapport uitgebracht. Daarin is een aantal aanbevelingen opgenomen voor de verbetering van het stelsel van de inkomstenbelasting en de toeslagen. De brief Keuzes voor een beter belastingstelsel is op Prinsjesdag 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de brief worden de ambities toegelicht die het kabinet heeft met de herziening van het belastingstelsel en worden de inhoudelijke bewegingen naar een toekomstig stelsel geschetst. De voorstellen van de commissie Van Dijkhuizen komen daar voor een deel in terug. In de brief is bovendien aangegeven dat het kabinet wetgeving zal voorbereiden met daarin maatregelen die bijdragen aan vereenvoudiging.

Energie- en milieuwetgeving

Fiscale maatregelen die leiden tot energiebesparing en tot meer duurzame energie staan constant in de belangstelling en maakten onderdeel uit van het SER Energieakkoord. De uitwerking van dat akkoord heeft ook in 2014 de nodige aandacht gevraagd. Toegezegd was in 2014 nader onderzoek te doen naar de vraag of het mogelijk was dat ondernemers gebruik kunnen maken van het verlaagde tarief energiebelasting voor lokaal duurzaam opgewekte energie en of de huursector ook gebruik kon maken van de vrijstelling voor duurzame energie die zelf wordt opgewekt. Dit bleek mogelijk en de maatregelen zijn opgenomen in het Belastingplan 2015 dat in december 2014 is aanvaard. Daarnaast is in de Begrotingsafspraken 2014 de belasting op het storten van afval geherintroduceerd. Voorts is in de Begrotingsafspraken 2014 de belasting op leidingwater verhoogd en is het plafond van 300m3 losgelaten. Voor beide maatregelen is toegezegd dat in 2014 in overleg met de betrokken partijen de knelpunten in kaart zouden worden gebracht. De daaruit voortvloeiende noodzakelijke aanpassingen zijn meegenomen in het Belastingplan 2015. Tot slot is met Prinsjesdag 2014 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met een visie op fiscale vergroening. Deze brief heeft zich gericht op de relatie tussen de inzet van fiscale instrumenten en vergroening, maar ook hoe Nederland presteert op het gebied van fiscale vergroening.

Bouwstenennotitie schenk- en erfbelasting

Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014 in 2013 bleek in beide Kamers behoefte te bestaan aan inzicht in de budgettaire gevolgen van diverse in de Kamers levende wensen in de tariefsfeer in de schenk- en erfbelasting. Toegezegd is om te schetsen wat mogelijke bouwstenen in de schenk- en erfbelasting zouden kunnen zijn, zonder hierbij beleidsmatige keuzes te maken. Op Prinsjesdag 2014 is een notitie met deze bouwstenen – in de vorm van een spoorboekje met parameters – als bijlage bij de toezeggingenbrieven aan beide Kamers opgenomen.

Herziening fiscale regeling aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten

Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat de regering in de loop van 2015 met voorstellen komt om de fiscale regeling aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten fundamenteel te herzien. Aanvankelijk was het idee in 2014 met een voorstel hiervoor te komen. Besloten is echter eerst een (extern) evaluatieonderzoek in te stellen naar de werking van de huidige regeling. Het onderzoek moet nog worden gestart, het streven is om voor de zomer van 2015 te kunnen beschikken over de resultaten van het onderzoek.

Belastingplan 2015

In het Belastingplan 2015 is een groot deel van de noodzakelijke wijzigingen in fiscale wetten voor de te realiseren algemene beleidsdoelstellingen opgenomen en dit wetsvoorstel is op 1 januari 2015 in werking getreden. Het Belastingplan 2015 was bewust beperkter van omvang dan de pakketten Belastingplan in de afgelopen jaren, mede omdat de Belastingdienst gebaat is bij een jaar waarin uitvoering gegeven moet worden aan relatief weinig wetgeving. In het Belastingplan 2015 zijn de resterende fiscale maatregelen uit het regeerakkoord en de Begrotingsafspraken 2014 uitgewerkt, zoals de maatregel strekkende tot het aanpassen van de doelmatigheidsmarge van de gebruikelijkloonregeling opgenomen. Verder is in het Belastingplan 2015 onder meer opgenomen het vervallen van het keuzeregime in de werkkostenregeling, een aantal stimulerende woningmarktmaatregelen en aanpassingen van de autobelastingen. Voorts zijn in het Belastingplan een beperkt aantal maatregelen opgenomen die direct bijdragen aan vereenvoudiging en daardoor bijdragen aan het terugdringen van de uitvoeringskosten en de administratieve lasten.

Onderzoek ter voorbereiding van Autobrief II

Bij de behandeling van de Wet uitwerking Autobrief is toegezegd ruim voor 2015 een evaluatie te starten en te komen tot een periodieke herijking van de CO2-grenzen voor de periode 2016–2019. Een eerste evaluatie, in de vorm van een overzicht van de verkopen van zuinige, zeer zuinige en nulemissie auto’s, is tijdens de behandeling van het Belastingplan 2015 naar de Kamer gezonden. Het onderzoek ter voorbereiding van Autobrief 2.0 waarin voorstellen voor de maatregelen voor de periode 2016–2019 moeten worden opgenomen, is in 2013 gestart. Het kabinet heeft het afgelopen jaar echter aangegeven in het kader van de stelselherziening binnen het domein autobelastingen in te zetten op (onder andere) een vereenvoudiging van die belastingen. De autobelastingen worden daarom meegenomen in de bredere draagvlakpeiling rond de stelselherziening. Dat heeft tot gevolg gehad dat de Autobrief 2.0 niet, zoals eerder toegezegd, in 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd is, maar dat deze toezending medio 2015 zal plaatsvinden.

Modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen

In de afgelopen jaren is verkend hoe overheidsondernemingen in de vennootschapsbelasting betrokken kunnen worden. In 2014 is het wetsvoorstel Modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen ingediend. Met dit wetsvoorstel neemt het kabinet maatregelen om een gelijk speelveld te creëren voor vennootschapsbelastingplichtige particuliere ondernemingen en overheidsbedrijven die niet aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen. Ook wordt in dit wetsvoorstel de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen gemoderniseerd. Het wetsvoorstel ligt inmiddels in de Eerste Kamer.

Beschikking Geen Loon

Op 22 september 2014 is een wetsvoorstel ingediend voor de vervanging van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) door de Beschikking Geen Loon (BGL). Met de invoering van de BGL is de opdrachtgever medeverantwoordelijk voor de vraag of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. Als gevolg van die medeverantwoordelijkheid kan ook de opdrachtgever aansprakelijk worden voor de afdracht van de loonheffingen. Het wetsvoorstel is op dit moment nog aanhangig in de Tweede Kamer.

Belastingverdragen

De Nederlandse overheid onderhandelt voortdurend met andere landen over (nieuwe) belastingverdragen. In 2014 is Nederland onder meer gesprekken aangegaan met België, Bulgarije, Duitsland, Ierland, Polen en Rusland. Doel van de onderhandelingen is een nieuw of gewijzigd belastingverdrag. Daarnaast heeft het kabinet reeds in 2013 aangekondigd om 23 ontwikkelingslanden waarmee Nederland een belastingverdrag heeft, of waarmee onderhandelingen lopen, aan te bieden om anti-misbruikmaatregelen in die verdragen op te nemen. In 2014 is met deze landen contact gelegd en zijn gesprekken gevoerd met enkele van deze landen, waaronder Ghana, Kenia en Zambia.

Fiscaal vestigingsklimaat

Nederland heeft een goed vestigingsklimaat. Het fiscale vestigingsklimaat is een belangrijk facet hiervan. Het fiscale vestigingsklimaat staat echter onder druk van andere landen die aantrekkelijke Nederlandse fiscale maatregelen kopiëren. Vanwege zijn aantrekkelijke fiscale vestigingsklimaat ligt Nederland ook extra onder het vergrootglas in de discussie over internationale belastingontwijking. Nederland is van mening dat dit een internationale problematiek betreft die alleen internationaal echt tot een oplossing kan worden gebracht. Nederland participeert actief in internationale initiatieven op het terrein van het tegengaan van internationale belastingontwijking door multinationals, zoals in het OESO BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting) en binnen de Europese Unie, waar maatregelen worden ontwikkeld die aan een dergelijke oplossing kunnen bijdragen op een wijze die alle landen op eenzelfde manier binden. In beide fora zijn het afgelopen jaar belangrijke stappen gezet. Waar dat mogelijk is, loopt Nederland voorop. Dit is onder andere op het gebied van transparantie en uitwisseling van inlichtingen, waarbij de regering ook enkele eenzijdige maatregelen heeft getroffen.

BELASTINGDIENST

E.2: Dienstverlening

De Belastingdienst bevordert met passende dienstverlening dat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Doelbereiking

De bereikbaarheid van de BelastingTelefoon over het jaar 2014 ligt onder de streefwaarde en de afhandeling van bezwaren en klachten is niet binnen de Awb-termijn gerealiseerd. De overige realisaties zijn op het gewenste niveau.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in %)

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

20141

Realisatie

2014

Bereikbaarheid Belastingtelefoon (BT)

83

82

82

79

80–852

63

Kwaliteit beantwoording fiscale vragen BT

87

87

86

86

80–85

88

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

87

94

94

93

95–100

87

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

           

Klanttevredenheid3:

98

96

95

98

98–100

93

Internet

89

90

90

91

80–90

94

Balie

91

76

89

85

80–90

92

Telefonie

83

         

Algemeen

 

82

81

85

70–80

79

Intermediairs

 

82

87

89

80–90

83

Bron: Fiscale monitor en Belastingdienst/Centrale Administratie

1

De streefwaarden van de Belastingdienst worden weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

2

De ervaring leert dat gedurende een aantal momenten in het jaar het aanbod zo groot is dat het de capaciteit van de BelastingTelefoon overtreft. Het vergroten van de capaciteit, gericht op het afvangen van dit piekaanbod, is niet doelmatig. Daarom wordt in deze periodes de bereikbaarheidsnorm niet volledig gerealiseerd. De doelstelling van 80–85% geldt als gemiddelde jaardoelstelling.

3

De in de tabel opgenomen realisatie heeft betrekking op klanten die neutraal tot zeer positief scoren.

Toelichting

De belangrijkste oorzaken van het niet halen van de streefwaarde waren:

  • 1. Het hoge telefonieaanbod van 20,8 miljoen belpogingen, een stijging van 23% t.o.v. 2013, wat onder andere veroorzaakt werd door de grote hoeveelheid vragen over de invoering van 1 bankrekeningnummer, SEPA en de Oldtimer- en CO2-wetgeving bij de motorrijtuigenbelasting.

  • 2. Pieken in het telefonisch aanbod als gevolg van het gelijktijdig versturen van meerdere zendingen aan burgers en bedrijven (beschikkingen, aanslagen, brieven).

  • 3. Herhaalverkeer doordat mensen opnieuw bellen na een niet gelukt contact; dit uit zich in een langere wachttijd (145 seconden t.o.v. 125 seconden in 2013). Daarnaast werd de bereikbaarheid negatief beïnvloed als gevolg van verstoringen door uitval of het trager werken van IT-systemen.

In bovenstaande tabel staat het bereikbaarheidspercentage conform de definitie die ook in voorgaande jaren is gehanteerd (63%). Het gaat dan om het deel van de aangeboden telefonie (belpogingen) waarbij een informant het antwoord geeft en daarbij opgeteld het aantal telefoontjes waarbij een bestelling wordt geplaatst in het keuzemenu (bijvoorbeeld een formulier bestellen).

Als rekening wordt gehouden met bellers die in het keuzemenu zelf de telefoon neerleggen, is voor het jaar 2014 de bereikbaarheid 71%. Het gaat dan om bijvoorbeeld burgers die het BSN niet zo snel te kunnen vinden of om burgers en bedrijven die in het keuzemenu het antwoord op hun vraag al krijgen of die positief reageren op het advies in het keuzemenu om op de website het antwoord te vinden.

Bij bezwaren en klachten is het percentage tijdig afgedaan lager dan in 2013. De oorzaak houdt verband met een toename van het aantal bezwaren (12%) en klachten (38%) als gevolg van het massaal opkomen tegen een aantal wijzigingen van regelgeving, waaronder autobelastingen (opheffen vrijstelling CO2, oldtimers regeling, verhoging boetebedrag), erf- en schenkbelasting (art. 12 Successiewet), inkomstenbelasting (gebruik WOZ-waarde) en de belastingrente. Indieners van bezwaren zijn zoveel mogelijk gebeld en bij massale bezwaren zijn op ad hoc basis behandelteams samengesteld. Om de achterstand in de behandeling weg te werken is extra capaciteit geregeld. Voor de komende tijd wordt gewerkt aan verbetering van het behandelproces, waarbij het bezwaarproces wordt geconcentreerd van dertien naar vier locaties. Ook worden de mogelijkheden vergroot om bezwaar digitaal in te dienen en te verwerken.

De meest gebruikte kanalen om informatie te zoeken zijn het internet (websites belastingen, Douane en toeslagen) en de Belastingtelefoon. De mate van tevredenheid over de BelastingTelefoon en de telefonische helpdesk voor intermediairs laat een daling zien ten opzichte van 2013, maar de percentages liggen nog steeds binnen de bandbreedte van de streefwaarde. De daling houdt met name verband met een lagere score op het aspect snelheid waarmee bij het laatste contact een medewerker aan de lijn kwam.

E.3: Toezicht en opsporing

De Belastingdienst oefent adequaat toezicht uit en dwingt, zo nodig, naleving af zodat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Doelbereiking

De doelstellingen voor fiscaal toezicht en toezicht Toeslagen zijn grotendeels gerealiseerd. De doelstellingen van de Douane en de FIOD zijn gerealiseerd.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Belastingheffing en toeslagen zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen en toeslaggerechtigden zelf verstrekken. Dit kan van invloed zijn op de volledigheid van de belastingontvangsten en de juiste uitbetaling van toeslagen. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving vormt derhalve een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. Bij het beleidsverslag (3.3) wordt ingegaan op de resultaten van de fraudeaanpak.

Algemeen

Met horizontaal toezicht wil de Belastingdienst zicht krijgen op de mate waarin het bedrijf zelf fiscaal in control is. Periodiek wordt dit getoetst door het uitvoeren van steekproefsgewijze controles. De mate van control bepaalt de vorm en de intensiteit van het benodigde toezicht door de Belastingdienst. Waar horizontaal toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst toezicht achteraf uit.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (x 1.000)

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

2014

Realisatie

2014

Aantallen grote ondernemingen onder horizontaal toezicht

     

n.v.t.

3–3,5

2,7

Aantal MKB ondernemingen onder een horizontaal toezichtconvenant

     

89

75–100

109

Aantallen behandelde aangiften IH (betreft Particulieren en MKB)

     

n.v.t.

1.000–1.225

1.049

Aantallen behandelde aangiften Vpb

     

n.v.t.

29–37

34

Aantallen boekenonderzoeken

 

33

87

n.v.t.

35,75–38,75

38,27

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Toelichting

Het aantal grote ondernemingen onder horizontaal toezicht ligt met 2.694 onder de streefwaarde (3.000–3.500). Dit houdt verband met een wijziging in de classificatie van ondernemingen door de Belastingdienst (grote ondernemingen respectievelijk MKB ondernemingen). Als gevolg daarvan wordt een kleiner aantal ondernemingen als grote onderneming beschouwd. De Belastingdienst richt zich bij groepsgewijze klantbehandeling in het segment MKB op de klantbehandeling via de fiscaal dienstverlener. De doelstelling voor 2014 is met 108.800 ondernemingen ruimschoots gerealiseerd.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

2014

Realisatie

2014

Percentage contacten met starters; startersbezoeken en klantgesprekken (ten opzichte van het totaal aantal starters);

n.v.t.

20%

23%

22%

15–25%

20,6

Tijdigheid aangiften:

           

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (OB)

n.v.t.

64%

69%

70%

50–60%

67%

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (LH)

n.v.t.

93%

90%

93%

90–95%

94%

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (IH niet-winst)

n.v.t.

87%

74%

77%

65–75%

78%

Achterstand invordering (in %)

2,5

2,4

2,3

2,4

2,5–3,0

2,2

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

De aanpak voor de contacten met starters is preventief en gericht op het voldoen aan aangifte- en betalingsverplichtingen. De doelstelling is gerealiseerd. De behandelstrategie MKB richt zich steeds meer op digitale ondersteuning van starters en ZZP-ers. Samen met marktpartijen is de Belastingdienst in 2014 betrokken geweest bij initiatieven als het keurmerk Zeker Online, gericht op certificeren van online administratieve diensten, en het keurmerk Betrouwbaar Afrekensysteem, gericht op betrouwbare kassasystemen.

Voor de tijdigheid van aangiften is evenals in vorige jaren een actief beleid gevoerd door zo snel mogelijk contact op te nemen met belastingplichtigen wanneer die verzuimen op tijd aangifte te doen. De doelstellingen voor bereikte belastingplichtigen na verzuim zijn gerealiseerd. In totaal bedraagt het aantal belastingplichtigen voor de IH niet-winst dat te laat aangifte heeft gedaan 432.000 (2013: 465.000). Voor aangiften die niet tijdig zijn binnengekomen heeft de Belastingdienst aanmaningen en ambtshalve aanslagen opgelegd. Ook zijn boetes opgelegd voor het niet tijdig aangifte doen.

Resultaten invordering

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Betalingsachterstand in bedragen (x € mln.)

4.285

4.280

4.201

4.503

4.321

Oninbare vorderingen (%)1

0,6

0,6

0,7

0,7

0,6

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

1

Cijfers gecorrigeerd in verband met gewijzigde definitie waarbij rekening wordt gehouden met de ontvangsten die alsnog binnenkomen op oninbaar geleden vorderingen.

Een deel van de burgers en bedrijven betaalt niet of niet tijdig zijn belastingen. De Belastingdienst neemt invorderingsmaatregelen om achterstallige vorderingen alsnog te innen. Het beleid van invordering is er op gericht zo actueel mogelijk te zijn om te voorkomen dat vorderingen oud worden en de inning lastiger wordt. In 2014 is de betalingsachterstand ten opzichte van 2013 licht gedaald. Ook het percentage oninbare vorderingen is gedaald:

Toeslagen

Prestatie-indicator

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

2013

Realisatie

2014

Toezicht toeslagen

Deels behaald

Grotendeels behaald

Behaald

Aangepaste planning n.a.v. ontwikkelingen gedurende het jaar

Het toezicht wordt volgens plan uitgevoerd

Grotendeels behaald

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Toelichting

Het toezicht op toeslagen vindt plaats op basis van een met de betrokken beleidsdepartementen afgestemd toezichtplan. De zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag berusten op grondslagen die zoveel mogelijk geverifieerd worden met gegevens uit onafhankelijke registraties op basis van contra-informatie. In 2014 was het toezicht voorafgaand aan de eerste uitbetaling vooral gericht op het controleren van risicoadressen en bewijsstukken van onbekende aanvragers en de monitoring van IP-adressen die door aanvragers zijn gebruikt om het toeslagenportaal te benaderen. Door het verlengen van de beslistermijn voor risicovolle aanvragen zijn voor alle vier de toeslagsoorten aanvragen gecorrigeerd, omdat er geen recht op toeslag was. In het Beleidsverslag wordt ingegaan op de resultaten van deze aanpak. Vooral bij de kinderopvangtoeslag en huurtoeslag zijn door de verlengde beslistermijn ook voorschotten en mutaties gecorrigeerd. Bij de controle van de status zorgverzekering heeft dit in de helft van de gecontroleerde uitbetalingen geleid tot correcties. In de fase van definitief toekennen is de controle in het bijzonder gericht op inkomensgegevens en de jaaropgave afgenomen uren kinderopvang.

Toezicht kinderopvangtoeslag

Voor de kinderopvangtoeslag is het deel (circa 16,4%) dat betrekking heeft op de gastouderopvang onzeker in verband met niet objectief vast te stellen uren. Deze onzekerheid bestond ook al vóór 2014 en is het gevolg van beperkingen in wet- en regelgeving en als gevolg daarvan beperkingen in de controlemogelijkheden voor B/Toeslagen.

Douane

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

2014

Realisatie

2014

Controles op de goederenstromen

330.000

342.000

352.000

338.300

295.000 – 365.000

357.000

Gecertificeerde goederenstromen

 

51%

85%

91%

>85%

90,7%

Controles op passagiersvluchten

 

12.500

13.100

13.600

12.000 – 15.000

15.000

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Toelichting

Op de niet-gecertificeerde goederenstroom (vracht, koeriers, ambulant) voert de Douane controles uit. Daarbij gaat het om scancontroles en fysieke controles. De doelstellingen zijn gerealiseerd. In het streven naar efficiënt toezicht wordt rekening gehouden met de mate waarin voor de betrouwbaarheid van de administratie kan worden gesteund op een stelsel van interne beheersingsmaatregelen. Dat kan resulteren in certificeringen of convenanten. Een bedrijf dat het certificaat van Authorized Economic Operator verkrijgt (gebaseerd op Europese wetgeving), voldoet aan een aantal gestelde eisen waardoor een lichter controleregime van toepassing is. Daardoor kan het logistieke proces sneller gaan.

De aantallen correcties en processen verbaal, die voortvloeien uit deze controles, zijn opgenomen in onderstaande tabel:

Aantal correcties en processen-verbaal VGEM en fiscaal (x 1.000)

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Correcties scan- en fysieke controles vracht

4,4

3,6

3,6

2,6

6,2

Correcties koeriers en postzendingen

16

15

14

15

14

Correcties passagiers

17

20

19

18

19,5

Correcties ambulante controles binnen/buitengrens

4,2

1,9

1,7

1,6

1,5

Correcties administratieve controles

0,7

0,7

0,6

0,5

0,7

Processen-verbaal

32

25

22

26

27

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie is gerealiseerd. De keuze voor de te vervolgen zaken vindt plaats in het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de financiële toezichthouders en de FIOD.

FIOD

Prestatie-indicator

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

2014

Realisatie

2014

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

76

84

84

85

82–85

83

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

E.4: Massale processen

De Belastingdienst voert zijn massale processen efficiënt uit.

Doelbereiking

De doelstelling wordt afgemeten aan het aantal postzendingen zonder fouten. De doelstelling is gerealiseerd.

Volumeontwikkeling

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het aantal belastingplichtigen en toeslaggerechtigden over de afgelopen jaren weer:

Volumeontwikkeling belastingplichtigen en toeslaggerechtigden (belastingjaar t-1) (x 1.000)

Kengetal

2011

2012

2013

2014

Belastingplichtigen IB/IH

8.408

8.003

7.845

7.847

Belastingplichtigen Vpb

838

853

886

909

Inhoudingsplichtigen LB/LH

642

638

639

647

Inhoudingsplichtigen OB

1.558

1.571

1.637

1.754

Aanvragen toeslagen1

9.073

8.931

8.978

8.596

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

1

De reeks is aangepast in verband met een andere definitie waarbij alle voorlopige toekenningen worden meegeteld.

Toelichting

Op verschillende plaatsen in het ontvangstproces zijn maatregelen getroffen om er op toe te zien dat belastingplichtigen de juiste berichten en gegevens ontvangen. Grote stromen beschikkingen (aanslagen, toeslagen, mailingen) zijn voor verzending systematisch gecontroleerd op juistheid, volledigheid en inhoudelijke (fiscale) kwaliteit. In 2014 zijn 9.645 partijen gecontroleerd. Deze partijen waren in totaal goed voor circa 128,4 miljoen poststukken.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Streefwaarde

2014

Realisatie

2014

Aantal postzendingen zonder fouten

100%

100%

100%

99,3%

≥ 99%

99,9

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Een damage is een verstoring in het primaire proces die leidt tot directe gevolgen voor burgers of bedrijven. Het aantal damages is ten opzichte van 2013 afgenomen (67 verstoringen in 2014 tegen 81 in 2013). Op verschillende plaatsen in het ontvangstproces zijn maatregelen getroffen om de goede ontvangst van berichten zeker te stellen. Per eind september is op de website van de Belastingdienst een aparte pagina ingericht waarop direct de verstoringen worden gemeld, inclusief instructie voor de burger wat te doen. De grotere procesverstoringen met maatschappelijke impact worden standaard in de halfjaarsrapportage gemeld.7

Steeds meer belastingplichtigen kiezen voor de digitale aangifte. Voor ondernemers is de score nagenoeg 100%, voor particulieren steeg deze van 96,0% vorig jaar naar 96,5% in 2014. Eén van de maatregelen om de aangifte makkelijker te maken is de vooringevulde aangifte (VIA). Het aantal mensen dat gebruik maakt van deze service steeg van 5,2 miljoen in 2013 naar 6,5 miljoen in 2014. Dit heeft geleid tot een verdere daling van het aantal aangiften op papier.

Aantal ingediende aangiften inkomstenbelasting (belastingjaar t-1) (x 1.000)

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Ontvangen aangiften

10.777

11.243

10.968

11.148

11.282

Waarvan digitaal

9.854

10.633

10.448

10.705

10.891

Waarvan papier

923

610

520

443

391

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Tijdige afhandeling aangiften (%)

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Tijdigheid afhandelen aangiften IB

99,9

99,3

98,5

99,9

99,4

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

Als regel ontvangen degenen die vóór 1 april hun aangifte inkomstenbelasting doen, vóór 1 juli bericht van de Belastingdienst. De doelstelling voor tijdig afhandelen van aangiften IB bedraagt 98–100% en is met 99,4% ruimschoots gerealiseerd.

7

Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr 215

Licence