Base description which applies to whole site

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De Nationale Schuld was aan het eind van 2014 gelijk aan € 379 mld. De rentekosten voor de financiering van de schuld zijn uitgekomen op € 8,6 mld. Dit is € 0,5 mld. lager dan in de begroting 2014 werd geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de staat op de uitgegeven leningen lagere tarieven heeft betaald dan waarmee in de begroting rekening werd gehouden.

In het cijfer voor de nationale schuld is de vordering die de Nederlandse Staat heeft op ABN AMRO niet meegeteld. Deze vordering bedraagt eind 2014 nog € 3,6 mld. In de rentekosten op artikel 11 wordt de als gevolg van deze vordering van ABN AMRO ontvangen rente wel meegeteld. Zonder deze renteontvangsten zouden de rentekosten uit zijn gekomen op € 8,7 mld.

Er is sprake van een schuldverhouding tussen de staat en de deelnemende instellingen doordat publieke instellingen deelnemen aan schatkistbankieren. Deze vorderingen van deelnemers op de staat (bij rekening-couranttegoeden en deposito’s) en vorderingen van de staat op de deelnemers (bij leningen en roodstand op de rekening-courant) tellen mee in de interne schuldverhouding. De interne schuldverhouding is ultimo 2014 € 24,6 mld. negatief. Dit houdt dus in dat de staat per saldo een vordering heeft op de deelnemers aan het schatkistbankieren.

Deze netto vordering wordt veroorzaakt doordat er leningen zijn verstrekt aan de deelnemers van schatkistbankieren (€ 11,5 mld.) en doordat het saldo van alle rekeningen-courant van de deelnemers samen ook negatief is (€ 16,2 mld. negatief). Tegenover deze leningen en roodstand staat een vordering van de deelnemers op de staat vanwege de bij de schatkist gestalde deposito’s van € 3,1 mld. positief. De roodstand op de rekeningen-courant komt voornamelijk doordat de sociale fondsen ultimo 2014 gezamenlijk € 27,0 mld. rood stonden op hun rekeningen-courant bij de schatkist.

De interne schuldverhouding is veel lager uitgevallen dan oorspronkelijk (op Prinsjesdag 2013) werd begroot. Dit komt enerzijds doordat decentrale overheden per eind 2013 zijn gaan meedoen aan schatkistbankieren en hier in de begrotingsraming nog geen rekening is gehouden (eind 2014 hielden de decentrale overheden € 7,0 mld. in de schatkist aan). Anderzijds is dit het gevolg van een lager dan geraamd tekort van de sociale fondsen.

Als gevolg van de negatieve interne schuldverhouding zijn ook de daarbij horende rentekosten (artikel 12) € 0,3 mld. negatief. De deelnemers aan het schatkistbankieren betalen dus netto meer rente aan de staat (op leningen en rekening-courantkredieten) dan dat zij van de staat ontvangen (op rekening-couranttegoeden en deposito’s).

Tabel 1: Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2014 (in mld. euro's)
 

Realisatie

Vastgestelde

begroting

Verschil

EMU-schuld

451

466

– 15

Nationale schuld1

379

394

– 15

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 3,6

– 3,6

0

Interne schuldverhouding (artikel 12)

– 24,6

– 35,8

11,2

Rentekosten staatsschuld (artikel 11)

8,6

9,1

– 0,5

Rentebaten schuldverhouding ABN AMRO

0,1

0,1

0,0

Rentekosten staatsschuld

8,7

9,2

– 0,5

Rentekosten interne schuldverhoudingen (artikel 12)

– 0,3

– 0,4

0,1

Rentekosten Totaal

8,4

8,7

– 0,3

1

Inclusief cash collateral (ontvangen onderpand vanwege afgesloten swaps)

Opbouw en dekking financieringsbehoefte

De financieringsbehoefte bedroeg in 2014 € 94,6 mld. De financieringsbehoefte bestaat voornamelijk uit de leningen die moesten worden afgelost. Deze aflossingen bestaan uit de obligaties die aflopen en uit de omvang van de geldmarkt eind 2013. Leningen op de geldmarkt lopen per definitie korter dan een jaar en worden dus allemaal afgelost in het volgende jaar. Daarnaast moet het kastekort van het Rijk worden gefinancierd. Dit tekort was in 2014 € 11,6 mld.

De financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt. Er zijn in 2014 echter minder nieuwe kortlopende leningen uitgegeven dan er zijn afgelost. De omvang van de geldmarkt is daardoor eind 2014 € 9,7 mld. lager dan eind 2013. Daarnaast kon een deel van de financieringbehoefte gedekt worden doordat het cash collateral gedurende 2014 met € 10,4 mld. is gestegen van € 10,5 mld. naar € 20,9 mld. Cash collateral is onderpand in de vorm van kasgeld dat banken bij de staat plaatsen in verband met swapcontracten. Cash collateral is daarmee een vorm van financiering voor de staat. De omvang van het onderpand is afhankelijk van de marktwaarde van de swaps. Doordat de marktwaarde van de swapportefeuille in 2014 flink steeg is ook het gestorte onderpand toegenomen. Hierdoor hoefde er dus minder op de geldmarkt te worden geleend.

Tabel 2. Opbouw en dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2014, inclusief de geldmarkt (in mld. euro’s)1
 

Realisatie

Financieringsbehoefte:

 

Aflossingen kapitaalmarkt

41,5

Geldmarkt ultimo 2013

30,9

Cash collateral ultimo 2013

10,5

Kassaldo Rijk 2014

11,6

Totaal

94,6

   

Dekking door:

 

Kapitaalmarktuitgifte

52,5

Geldmarkt ultimo 2014

21,2

Cash collateral ultimo 2014

20,9

Totaal

94,6

1

In tegenstelling tot de overige tabellen van de artikelen Nationale Schuld worden in deze tabel cijfers op kasbasis weergegeven.

Licence