Base description which applies to whole site

3.3 Verantwoording beleidsprioriteiten

In de ontwerpbegroting IXB 2014 zijn de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van het Ministerie van Financiën voor 2014 gepresenteerd. In deze paragraaf is een tabel met toelichting opgenomen met daarin de prestaties die in 2014 zijn behaald.

Tabel beleidsprioriteiten
 

Beleidsprioriteit

Hoofddoelstelling

Prestaties in 2014

Hoofddoelstelling behaald

 

IXB

     

1

Houdbare financiering van beleidsprioriteiten

Het terugdringen van het overheidstekort en de overheidsschuld. Handhaven van de begrotingsregels

Zowel het tekort als de schuld zijn in 2014 verbeterd. De begrotingsregels zijn gehandhaafd.

Ja

2.

Herstellen en bewaken stabiliteit eurozone

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

Mede dankzij de inzet van Nederland zijn de aangescherpte regels ten aanzien van het SGP nageleefd. De Minister van Financiën heeft bijgedragen aan het beheer van stabilisatiemechanismen zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit.

Gedeeltelijk

3

Sobere en effectieve EU-begroting

Uitvoering van de hervormde EU begroting volgens de gemaakte afspraken.

De Europese begroting is deels volgens afspraken uitgevoerd; de naheffing op basis van de btw- en bni-grondslagen was in omvang onverwacht.

Gedeeltelijk

4

Robuuste financiële sector

Solide, transparante, integere en dienstbare financiële sector met voldoende concurrentie die de klant centraal stelt en geen risico vormt voor de stabiliteit van de overheidsfinanciën of de reële economie.

In het bijzonder is de oprichting van een Europese bankenunie afgerond

Gedeeltelijk

5

Financieel beheer interventies financiële sector

Substantiële reductie van de belangen in de financiële sector waarbij gestreefd wordt naar het volledig terug verdienen van de publieke middelen.

ING heeft door de terugbetaling van de laatste twee tranches van de securities en het beëindigen van de IABF de resterende staatssteun afgelost. Het verzekeringsgedeelte van SNS Reaal N.V. Reaal is begin 2015 voorwaardelijk verkocht aan Anbang. Tenslotte is gestart met de voorbereidingen van de verkoop van ABN AMRO.

Ja

6

Effectief financieel beheer en toezicht in de semipublieke sector

Het verbeteren van het financieel beheer, verantwoording en toezicht bij instellingen met een publiek belang.

Onder coördinatie van het Ministerie van Financiën hebben de vakministers voor hun sectoren analyses gemaakt over de toepassing van het normenkader financieel beheer, verantwoording en toezicht. Dit is grotendeels afgerond.

Gedeeltelijk

7

Exportkredietverzekering en -financiering

In samenwerking met banken en exportsector wordt bekeken in welke mate exportfinanciering verder kan worden ontwikkeld.

Verdere ontwikkeling van de Exportkredietgarantie (EKG), verbeteringen binnen het bestaande instrumentarium en een meer laagdrempelige benadering voor mkb’ers.

Ja

8

Fiscale voornemens

Naar een meer activerend belastingstelsel dat minder complex en beter uitvoerbaar is.

Er is uitvoering gegeven aan de resterende fiscale maatregelen van het regeerakkoord, de Begrotingsafspraken 2014 en de maatregelen die uit de besluitvorming in 2014 zijn voortgevloeid. Het kabinet heeft daarnaast in haar stelselbrief de ontwikkelrichting van het belastingstelsel met heldere doelen geschetst; de besluitvorming wordt voorbereid.

Gedeeltelijk

9

Handhaving Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn toezicht de mate waarin burgers en bedrijven vrijwillig hun verplichtingen nakomen (compliance) maximaal te

vergroten.

De doelstellingen op het gebied van toezicht zijn grotendeels gerealiseerd.

De doelen met betrekking tot de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon en het tijdig afdoen van bezwaren en klachten zijn niet gehaald.

Gedeeltelijk

Toelichting beleidsprioriteiten IX

1. Houdbare financiering van beleidsprioriteiten

In 2014 zette het herstel, dat halverwege 2013 begon, voorzichtig door. Over heel 2014 bedroeg de economische groei 0,9%, terwijl bij het vaststellen van de begroting werd gerekend op 0,5%. Het EMU-saldo is in 2014 uitgekomen op een tekort van 2,3% van het bbp. Ook dit is een verbetering ten opzichte van het in de begroting verwachte tekort van 3,3% van het bbp. De EMU-schuld bedroeg eind 2014 68,8% van het bbp. Er is sprake van een flinke daling van de EMU-schuld: eind 2013 bedroeg deze nog 73,5% van het bbp. Een groot deel van deze daling hangt echter samen met de herziening van macro-economische gegevens (ESA2010), dit wordt in het Financieel Jaarverslag van het Rijk verder toegelicht.

Beleidsmatige conclusie

Het jaar 2014 is het eerste jaar waarvoor het kabinet Rutte-Asscher de begroting heeft opgesteld. De begroting voor 2014 is eind 2013 aangevuld met de maatregelen uit de Begrotingsafspraken 2014. Het uitgavenkader voor 2014 – zoals vastgesteld na de herijking als gevolg van de Begrotingsafspraken 2014 – is gehandhaafd. Ook de begrotingsregels zijn gehandhaafd. Zowel het begrotingstekort als de schuldontwikkeling hebben in 2014 een verbetering laten zien. Mede dankzij deze verbeteringen heeft Nederland in 2014 de «correctieve arm» van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) verlaten. In 2014 voldeed Nederland ook aan de eisen uit de «preventieve arm» van het SGP en aan de schuldregel uit het SGP.

2. Herstellen en bewaken stabiliteit eurozone

In 2014 is het herstellen en bewaken van de financiële stabiliteit van de eurozone een belangrijk onderwerp gebleven. De Europese schuldencrisis heeft aanleiding gegeven tot versterking en uitbreiding van afspraken omtrent economische beleidscoördinatie (o.a. door middel van een nieuw begrotingsverdrag tussen lidstaten van de EU). In 2014 had de naleving van de aangescherpte regels ten aanzien van het Stabiliteits- en Groeipact een belangrijke rol op de politieke agenda. Alle lidstaten met een deadline in 2013 of 2014 in hun buitensporigtekortprocedure hebben voldaan aan de gestelde vereisten en zijn daarmee in 2014 ontslagen uit de buitensporigtekortprocedure (met uitzondering van Malta). De versterkte Europese begrotingsregels leveren daarmee concrete resultaten op. Ook Nederland is in 2014 ontslagen uit de buitensporigtekortprocedure. Eén van de prioriteiten van het kabinet is het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Het ontslag uit de buitensporigtekortprocedure laat zien dat Nederland op dit terrein een belangrijke stap heeft gezet.

Als sluitstuk van versterkte economische beleidscoördinatie in de Eurozone verstrekt het ESM, onder strikte beleidscondities en waar mogelijk in samenwerking met het IMF, financiële steun aan landen in nood. Sinds juli 2013 kunnen het EFSM en EFSF geen nieuwe leningen meer aangaan. Het EFSF en EFSM blijven bestaan totdat de laatste leningen zijn afgelost. Het ESM is nu het voornaamste noodfonds.

Het ESM heeft in 2014 financiële steun verstrekt aan Cyprus. Portugal heeft in het eerste half jaar van 2014 nog steun ontvangen van het EFSM, EFSF en het IMF en heeft eind mei 2014 het leningenprogramma succesvol verlaten. Griekenland heeft in 2014 financiële steun van het EFSF en het IMF ontvangen. Op 27 februari 2015 is, op verzoek van de nieuwe Griekse regering, het leningenprogramma van het EFSF nogmaals verlengd met vier maanden tot en met 30 juni 2015. Spanje en Ierland hebben eind 2013 de leningenprogramma’s succesvol afgerond, er worden geen nieuwe leningen meer verstrekt. Zowel Spanje als Ierland hebben in 2014 al een deel van de leningen vervroegd afgelost. Spanje heeft in juli 2014 € 1,6 miljard vervroegd afgelost aan het ESM en Ierland heeft in december 2014 al € 9 miljard vervroegd afgelost aan het IMF. Op 8 december 2014 heeft de Raad van gouverneurs van het ESM ingestemd met de uitwerking van het ESM-instrument voor directe herkapitalisatie van banken. Hiermee is het instrument operationeel geworden.

Tot slot stond het jaar 2014 voor de Eurogroep ook in het teken van de voorbereiding voor de toetreding van Litouwen als negentiende lid van de Eurozone dat per 1 januari 2015 de Euro succesvol invoerde als munteenheid.

Beleidsmatige conclusie

Mede dankzij de inzet van Nederland zijn de aangescherpte regels ten aanzien van het SGP nageleefd. Alle lidstaten met een deadline in 2013 of 2014 in hun buitensporigtekortprocedure hebben voldaan aan de gestelde vereisten en zijn in 2014 ontslagen (met uitzondering van Malta). Verder zijn op dit dossier geen afwijking van de planning, echter is volledige realisatie conform brief van het kabinet niet mogelijk voor 31 december 2014. De brief met daarin de visie van het kabinet op de toekomst van de EMU/EU gaat in op stappen die wat het kabinet betreft van belang zijn voor de toekomst van de EMU/EU. De Minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit. Het ESM en het EFSF hebben in 2014, onder strikte beleidscondities, in samenwerking met het IMF, financiële steun verstrekt aan Cyprus, Portugal en Griekenland.

3. Sobere en effectieve EU-begroting

Het begrotingsjaar 2014 was het eerste jaar van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie. Dit MFK is in vergelijking met het vorige MFK versoberd – het uitgavenplafond is 4 procent reëel gedaald ten opzichte van het plafond uit het vorige MFK – en gemoderniseerd – meer budget voor onder andere onderwijs, onderzoek en innovatie. De Minister van Financiën heeft zich in 2014 ingezet voor behoud van deze uitgangspunten in de jaarbegroting van de Europese Unie in voor 2014. Van de acht aanvullende begrotingen die Europese Commissie in 2014 heeft gepresenteerd, paste alleen de derde aanvullende begroting niet binnen deze standpunten. Nederland heeft samen met gelijkgestemden in de Raad gepleit voor een andere invulling van deze aanvullende begroting, hetgeen wel heeft geleid tot wijziging van deze aanvullende begroting, maar niet in voldoende mate. Nederland heeft uiteindelijk tegen deze aanvullende begroting gestemd.

De Europese Commissie heeft eind oktober de naheffing op basis van de grondslagen voor het bni en de btw gepresenteerd. De naheffing resulteerde in een bruto nabetaling van Nederland aan de Europese Unie, met een omvang van € 1,1 miljard. Voor Nederland kwam de omvang van de nacalculatie als een verrassing. Dit geldt voor de meeste lidstaten en zelfs voor de Commissie.

Netto bedraagt de naheffing circa € 650 miljoen omdat Nederland in 2015 een teruggave van circa € 450 miljoen zal ontvangen. In verband hiermee heeft de Minister van Financiën in Europees verband gepleit voor meer transparantie in en harmonisatie van het begrotingsproces en de berekeningswijze van de grondslagen voor de nationale afdrachten aan de Europese Unie; de Europese Commissie verkent de mogelijkheden hiervoor.

Beleidsmatige conclusie

De doelstelling is grotendeels gehaald. Mede dankzij de inzet van Nederland is de begroting voor 2014 uitgevoerd binnen de grenzen van het nieuwe MFK.

4. Robuuste financiële sector

In 2014 zijn zowel op nationaal als Europees niveau verdere stappen gezet om te komen tot een robuuster financieel stelsel. Een belangrijk moment werd gemarkeerd door de aanvang van het Europees bankentoezicht (Single Supervisory Mechanism, SSM) op 4 november 2014. Hiermee is een start gemaakt met de effectieve inwerkingtreding van de Europese bankenunie. Hieronder wordt uitgebreid ingegaan op de Europese bankenunie. Voor de overige stappen wordt verwezen naar de beleidsconclusies bij het artikel Financiële Markten.

Met de Europese bankenunie wordt de negatieve wisselwerking tussen slecht presterende banken en overheden beperkt. Een andere belangrijke doelstelling van de Europese bankenunie is het minimaliseren van de kosten van bankfaillissementen en te voorkomen dat nog langer een beroep moet worden gedaan op publieke middelen. De Europese bankenunie zal hiermee een bijdrage leveren aan het herstel van het vertrouwen in de Europese bankensector en de financiële markten, en is daarmee ook een steun voor het economisch herstel in het eurogebied.

De Europese bankenunie berust op drie pijlers. Het eerdergenoemde SSM vormt de eerste pijler. Met de start van het SSM heeft één toezichthouder, de ECB, de verantwoordelijkheid van het (directe) prudentiële toezicht op de grootste banken in de Europese bankenunie overgenomen van de nationale toezichthouders en zal zij dit, wat betreft Nederland, in de dagelijkse praktijk samen met DNB uitvoeren2. DNB is binnen het SSM-kader primair verantwoordelijk voor het (directe) prudentiële toezicht op alle andere financiële ondernemingen, waaronder de kleine en middelgrote banken. Het SSM moet zorgen voor coherente en doeltreffende toepassing en uitvoering van Uniebeleid en wet- en regelgeving op het gebied van bankentoezicht. Daarnaast zal het toezichtsmechanisme moeten leiden tot een zo hoogwaardig mogelijk toezicht op de banken in alle betrokken lidstaten. Het uiteindelijke doel van het SSM is het bijdragen aan de soliditeit en veiligheid van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel in de Europese Unie en in de lidstaten.

In de aanloop naar de start van het Europese bankentoezicht heeft de Europese Centrale Bank (ECB) gedurende 2014 de bankbalansen van de grote, systeemrelevante banken in de eurozone doorgelicht (de zogenoemde Comprehensive Assessment, «CA»). Op deze manier heeft de ECB goed en vergelijkbaar zicht gekregen op de kwaliteit en schokbestendigheid van de balansen van deze banken. De ECB heeft daarbij de boekwaarde van de activa van banken gecontroleerd (Asset Quality Review) en deze in samenwerking met de European Banking Authority (EBA) aan stresstesten onderworpen. Voor de Nederlandse banken geldt dat zij goed uit deze test zijn gekomen; ze zijn goed gekapitaliseerd en kunnen het hoofd bieden aan sterk tegenvallende economische ontwikkelingen 3. De resultaten van de CA hebben aangetoond dat de Europese bankensector voor het overgrote deel voldoende gekapitaliseerd is. De banken die de test niet gehaald hebben, versterken momenteel hun balansen.

In 2014 zijn ook de afspraken over de tweede pijler onder de bankenunie afgerond. Op 15 juli 2014 is namelijk de verordening inzake het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, SRM) vastgesteld. De verordening regelt de (procedure voor) afwikkeling van banken in de Europese bankenunie op basis van een geharmoniseerd Europees kader (zie hieronder). Hiervoor wordt een Europese afwikkelingsautoriteit (Single Resolution Board, SRB) en een door de banken gefinancierd Europees afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) opgericht. De Europese afwikkelingsautoriteit neemt beslissingen over de afwikkeling van banken in de problemen en streeft naar oplossingen waarbij de verliezen zo veel mogelijk neerslaan bij de aandeelhouders en crediteuren van banken in plaats van het resolutiefonds en de belastingbetaler. Hiervoor is in de SRM-verordening het instrument van bail-in geïntroduceerd. Bail-in omvat het principe dat – na de afboeking van het eigen vermogen – in beginsel alle ongedekte crediteuren van een bank kunnen worden gedwongen om mee te betalen aan de afwikkeling van de bank door afschrijving van hun vordering, dan wel door (gedeeltelijke) conversie ervan in aandelen.

Het SRM zal gefaseerd in werking treden.

De derde pijler onder de Europese bankenunie wordt gevormd door een Europees geharmoniseerde set van regels: het single rulebook. Voor een goed functionerende Europese bankenunie is het zeer belangrijk dat voor alle banken dezelfde regels gelden. In 2014 zijn grote stappen gezet in de verdere totstandkoming van dit single rulebook. Zo is op 1 augustus 2014 de implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten in werking getreden (CRD IV/CRR). Hierin worden onder andere strengere eisen aan het kapitaal van banken (en beleggingsondernemingen) gesteld en worden maatregelen geïntroduceerd ter versterking van het toezicht. De richtlijn en de verordening beogen daarmee te komen tot een versterking van de financiële soliditeit, stabiliteit en weerbaarheid van banken en beleggingsondernemingen. Vooruitlopend op toekomstige Europese discussies over de zogenaamde leverage ratio is in 2014 besloten dat de Nederlandse systeembanken een leverage ratio van minimaal 4% dienen na te streven per 2018. CRD-IV voorziet in het maken van Europese afspraken over de leverage ratio uiterlijk in 2017, met als uitgangspunt de introductie van een bindende en geharmoniseerde Europese leverage ratio eis in 2018. De inzet van het kabinet zal ook hier zijn dat de leverage ratio minimaal 4% dient te bedragen voor ten minste alle systeemrelevante Europese banken. Daarnaast is op 16 april 2014 de herziening van de richtlijn voor depositogarantiestelsels (Deposit Guarantee Schemes Directive, DGSD) vastgesteld. Met de DGSD zal de regelgeving voor nationale depositogarantiestelsels verder worden geharmoniseerd. Tot slot is op 15 mei 2014 de richtlijn voor herstel- en afwikkeling van banken (Bank Recovery and Resolution Directive, BRRD) vastgesteld. De BRRD introduceert een effectief Europees kader om financiële problemen van banken snel en effectief op te lossen en om, indien nodig, de afwikkeling van banken ordelijk te laten verlopen.

Beleidsmatige conclusie

In 2014 zijn in het bijzonder belangrijke stappen gezet voor de effectieve inwerkingtreding van de Europese bankenunie. Zo is het Europees bankentoezicht (SSM), na een uitgebreide doorlichting van de balansen van systeemrelevante banken, op 4 november van start gegaan, is de verordening inzake het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (SRM) vastgesteld en heeft het single rulebook, met de implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten (CRD IV/CRR) en de herziening van de richtlijn voor depositogarantiestelsels (DGSD), verder vorm gekregen.

5. Financieel beheer interventies financiële sector

Het beleid is gericht op een afgewogen, zakelijk verantwoorde exit uit ASR, ABN AMRO en SNS REAAL en op de ondernemingsstrategie die deze exit mogelijk moet maken. De stichting NL Financial Investments (NLFI) heeft de Minister van Financiën geadviseerd over de te volgen exitstrategie voor SNS Reaal N.V. en ASR Nederland N.V. De Minister van Financiën heeft op basis van het advies van NLFI besloten om het verkoopproces van het verzekeringsgedeelte van SNS Reaal te starten. Aan dit verkoopproces mocht ook ASR deelnemen. Op maandag 16 februari 2015 heeft de Minister van Financiën bekend gemaakt dat SNS Reaal en Anbang op zaterdag 14 februari een overeenkomst tot koop van Reaal N.V. hebben getekend, nadat de Minister van Financiën heeft ingestemd met deze voorwaardelijke verkoop. In 2015 zullen nog verschillende vervolgstappen worden gezet die moeten uitwijzen of de verkoop definitief kan plaatsvinden.

Het voornemen om ASR via een dual track benadering terug naar de markt te brengen is vanwege het beperkte absoptievermogen in de markt door de beursgang van Nationale Nederlanden en de verkoop van Reaal uitgesteld. In 2015 zal de Minister van Financiën de Kamer informeren over de voorgenomen verkoop van ABN AMRO. De Kamer zal in de loop van 2015 worden geïnformeerd over de verkoop van SNS Bank en ASR Nederland N.V. Voor alle financiële instellingen geldt dat de minister de Kamer vooraf zal informeren, voordat onomkeerbare stappen worden gezet. Voor de IABF (Illiquid Asset Backup Facility, de hypothekenportefeuille van ING) geldt dat deze in 2014 is afgebouwd. Het uiteindelijke resultaat op de IABF is € 1.455 miljoen.

Beleidsmatige conclusie

Met het afronden van de IABF en de voorwaardelijke verkoop van Reaal aan Anbang begin 2015 heeft de Minister van Financiën invulling gegeven aan de doelstelling die ziet op een afgewogen en zakelijk verantwoorde exit.

6. Effectief financieel beheer en toezicht in de semipublieke sector

Onder coördinatie van het Ministerie van Financiën hebben de vakministeries voor hun sectoren analyses gemaakt voor welke semipublieke instellingen het normenkader van toepassing is, op welke manier het normenkader verankerd wordt, wanneer de verankering plaatsvindt en hoe het toezicht daarop uitgeoefend zal worden. In een aantal sectoren vindt over de invoering van het normenkader nog afstemming plaats met de sector. Ook is er bij een aantal sectoren sprake van mogelijk nieuwe inrichting ervan. In die gevallen zal de analyse nog dit jaar afgerond worden. Ter ondersteuning van de implementatie van het normenkader heeft het Ministerie van Financiën een handreiking financieel beheer opgesteld. In het kader van de versterking van extern financieel toezicht wordt door het Ministerie van Financiën een trainingsprogramma georganiseerd. In 2015 vindt hiertoe een pilot plaats.

Beleidsmatige conclusie

De doelstelling is gedeeltelijk gerealiseerd. Onder de coördinatie van de Minister van Financiën hebben de desbetreffende ministers een analyse gemaakt over hoe het normenkader financieel beheer bij de ressorterende sectoren en instellingen geëffectueerd en gehandhaafd zal worden. Deze analyse zal dit jaar volledig worden afgerond. Daarnaast zijn er acties uitgezet om het extern financieel toezicht te versterken. Er is geen termijn gekoppeld aan de doelstelling, desalniettemin wordt een voorspoedige voortgang nagestreefd.

7. Exportkredietverzekering en -financiering

In de beleidsagenda van 2014 is aangekondigd dat er in samenwerking met banken en de exportsector bekeken wordt in welke mate exportfinanciering verder ontwikkeld kan worden. Nederland beperkt zich primair tot het verzekeren en garanderen en laat, om marktverstoring te voorkomen, het daadwerkelijk financieren zoveel mogelijk over aan marktpartijen. Om het Nederlandse exporterende bedrijfsleven minder afhankelijk te maken van de mogelijkheden van banken én om het speelveld met overheden die wel publieke financiering aanbieden is de Exportkredietgarantie (EKG) ontwikkeld. Deze is eind 2014 ingebed in het reguliere instrumentarium. De EKG bevordert directe investeringen van institutionele beleggers (verzekeraars, banken en pensioenfondsen) in exportkrediet ter financiering van Nederlandse export. Ook zijn er in 2014 nieuwe mogelijkheden gecreëerd binnen de EKG. Zo is via de EKG de Duitse «Pfandbriefmarkt» ontsloten voor Nederlandse exporttransacties. Doordat deze Pfandbriefmarkt zo goed doorontwikkeld is en goed functioneert, heeft deze aansluiting ervoor gezorgd dat EKG ook voor kleine (MKB) transacties kan worden benut. Hierdoor wordt scherp geprijsde financiering nog breder beschikbaar. Dat is goed voor de concurrentiepositie van Nederlandse kapitaalgoederenexporteurs.

De EKG richt zich op de nafinanciering van exportorders. Er zijn op een breder terrein dan alleen nafinanciering verbeteringen doorgevoerd binnen de bestaande instrumenten. Drie in het oog springende voorbeelden zijn de honderd procent directe garanties op wisselfinanciering, de verzelfstandiging van de contragarantie en de meer flexibele toepassing van de zelfstandige werkkapitaaldekking. De honderd procent garantie op wissels maakt het mogelijk dat er meer kapitaal beschikbaar komt van investeerders die direct willen investeren in wisselfinanciering. De zelfstandige contragarantie zorgt voor meer liquiditeit voor Nederlandse bedrijven en de zelfstandige werkkapitaaldekking zorgt ervoor dat exporteurs beter in hun behoefte voor werkkapitaal kunnen worden voorzien. Tot slot zijn er ook buiten de productensfeer stappen ondernomen om de exportkredietverzekeringsfaciliteit voor kleinere bedrijven toegankelijker te maken. Zo is de aanvraagprocedure voor mkb-ers aanzienlijk versimpeld en is ook op de website aandacht besteed aan de specifieke behoeftes van het mkb.

Beleidsmatige conclusie

De aanpassingen zorgen ervoor dat er beter wordt aangesloten bij de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes van Nederlandse exporteurs.

8. Fiscale voornemens

In 2014 is sprake geweest van een ambitieuze fiscale agenda. De fiscale wetsvoorstellen die een centrale rol hebben gespeeld zijn het wetsvoorstel modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen, het wetsvoorstel Beschikking Geen Loon en natuurlijk het wetsvoorstel Belastingplan 2015 (waarin onder meer de resterende maatregelen uit het regeerakkoord en de Begrotingsafspraken 2014 zijn opgenomen). Verder zijn er verschillende beleidsbepalende trajecten geweest, zoals de discussies rondom het al dan niet invoeren van de huishoudentoeslag, het onderzoek ter voorbereiding van Autobrief II en het wetsvoorstel Modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen. De internationale fiscale agenda heeft onder meer in het teken gestaan van het opnemen van antimisbruikbepalingen in belastingverdragen met ontwikkelingslanden en de nationale en internationale discussies rondom het fiscale vestigingsklimaat. Tot slot heeft de in 2014 aangetreden Staatssecretaris van Financiën met de brieven «Brede agenda Belastingdienst» en «Keuzes voor een beter belastingstelsel» een duidelijke fiscale koers gegeven.

Beleidsmatige conclusie

De fiscale voornemens in de beleidsagenda van 2014 zijn grotendeels gerealiseerd. Een aantal fiscale trajecten waarvan in beginsel in 2014 beleidsstukken of wetgeving zou verschijnen, zijn uitgesteld of in zijn geheel stopgezet. Dit betreft bijvoorbeeld het uitstellen van de herziening van de fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en het definitief niet invoeren van de huishoudentoeslag. Het kabinet heeft in 2014 gestreefd naar complexiteitsreductie (en blijft dit doen) en dit heeft onder meer geresulteerd in een wetsvoorstel Belastingplan 2015, dat bewust beperkt van omvang was met het oog op de Belastingdienst en waar mogelijk maatregelen bevat die bijdragen aan de voorgenomen complexiteitsreductie. Verder heeft het kabinet actief de plannen voor een stelselherziening opgepakt. Het kabinet heeft in haar stelselbrief de ontwikkelrichting van het belastingstelsel geschetst en daarbij heldere doelen geformuleerd. De besluitvorming voor de herziening van het belastingstelsel wordt thans voorbereid.

9. Handhaving Belastingdienst

Intensivering toezicht

Bij brief van 10 december 2012 van de Staatssecretaris van Financiën aan de Kamer4 zijn maatregelen voorgesteld om het toezicht te intensiveren. Deze maatregelen betreffen ondermeer de versnelling van de aanslagregeling particulieren, uitvoering van boekenonderzoeken, uitvoering van controles voor de omzetbelasting en het realiseren van structureel extra opbrengsten uit invordering. De meeropbrengsten over 2014 van deze intensiveringen werden geraamd op € 533 miljoen. De realisatie in 2014 bedroeg circa € 413 miljoen. Dit bedrag kan nog oplopen doordat nog niet alle kasopbrengsten bepaald zijn. Het verschil tussen raming en realisatie wordt met name veroorzaakt door een lager tempo van de kasstroom en vertraagde werving en opleiding. De lagere kasstroom (€ 70 miljoen) betreft voornamelijk aangebrachte correcties in de IH niet-winst, die nà 31 december 2014 zullen worden ontvangen.

Invulling taakstellingen

De Belastingdienst heeft zijn deel bijgedragen aan de realisatie van de rijksbrede taakstellingen. Zoals met de Tweede Kamer afgesproken 5 worden de taakstellingen vanuit Rutte I (en voorgaande kabinetten) en Rutte II – oplopend tot ruim € 540 miljoen vanaf 2018 – langs twee sporen ingevuld. Spoor 1 betreft efficiency/versobering waarmee € 360 miljoen wordt ingevuld. Spoor 2 betreft aanpassing van (fiscale) wetgeving die leidt tot vereenvoudiging in de uitvoering of taakvermindering bij de Belastingdienst. Spoor 2 draagt € 180 miljoen bij aan de invulling. De afgesproken efficiency en versobering is meerjarig ingevuld en belegd met maatregelen op het terrein van staf/overhead, procesverbeteringen en versoberingen op het gebied van huisvesting. Ten aanzien van Spoor 2 is inmiddels ook een belangrijk deel van de afgesproken besparingen gerealiseerd (€ 127 miljoen). Wat betreft de besparingen vanuit vereenvoudiging van fiscale wet- en regelgeving waren deze in 2014 onvoldoende om het deel van de taakstelling dat de Belastingdienst daarmee invult (spoor 2), te realiseren. Het betreft € 35 miljoen. Ambitie blijft voor de komende jaren om deze vereenvoudigingen alsnog te realiseren. Complexiteitsreductie is dan ook een belangrijk uitgangspunt van de voorgenomen stelselherziening.

Fraudebestrijding

Fraudebestrijding richt zich niet meer uitsluitend op de achterkant van een proces, wanneer het geld al is uitgekeerd, maar steeds meer op de voorkant: bij de aanvraag of de aangifte. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van het opbouwen van informatieposities en data-analyse. En het betekent dat steeds meer wordt samengewerkt met andere overheidsorganisaties.

In 2014 is gestart met het vervaardigen van een fraudeprofiel voor inkomensheffing en is een model voor algemene risicoprofilering van burgers ontwikkeld. Zo is een analysetool ontwikkeld die de handelsregistergegevens veel beeldender presenteert. Op deze wijze is van de verschillende veelplegers een completer beeld gecreëerd van hun organisatie en in welk deel van het land die zich bevindt. Dit is met name van belang om mogelijke fraudes met de omzetbelasting en loonheffingen te kunnen detecteren. Als dit wordt gedetecteerd, dan worden de betreffende OB- en/of loonheffingennummers inactief gemaakt.

Ten slotte wordt onderzocht hoe omzetbelastingfraude, en dan met name carrouselfraude, kan worden bestreden met behulp van data-analyse. Daartoe zijn fraudeprofielen ontwikkeld voor deze vorm van fraude. In 2014 zijn 682 btw-nummers ingetrokken door de Belastingdienst en 59 naar aanleiding van een signaal van de FIOD. Er zijn in 2014 682 ondernemingen stopgezet (in 2103 waren dat er 929).

Het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) richt op het tegengaan van de activiteiten van de facilitators achter misbruik van belasting- dan wel toeslaggelden. Het team heeft in het tijdsbestek van iets meer dan een jaar een 200-tal zaken opgepakt. Hiervan zijn circa 100 zaken afgerond.

Aanpak toeslagfraude

Met ingang van 1 januari 2014 is de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit in werking getreden. De volgende maatregelen zijn uitgevoerd:

  • Geen verlening voorschot bij verhoogd risico op fraude. Er zijn ongeveer 9.500 aanvragen/mutaties beoordeeld voordat deze zijn uitbetaald. In 74% van de gevallen is gecorrigeerd.

  • Geen verlening voorschot aan een voor de Belastingdienst onbekende aanvrager. Er zijn ongeveer 16.000 aanvragen van onbekende aanvragers beoordeeld, waarvan bij 33% een correctie heeft plaatsgevonden.

  • Opschorting van uitbetaling bij het ontbreken van een actueel adresgegeven of twijfel over adres. In 2014 zijn 24.000 toeslagen van 18.000 unieke BSN’s die de status «vertrokken onbekend waarheen» (VOW) hebben gekregen in de Basisregistratie personen (Brp) gestopt.

Naast deze maatregelen is er in 2014 ter voorkoming van fraude nog een aantal procesverbeteringen doorgevoerd. Er vindt een controle plaats op IP-adressen. Signalen over verdachte IP-adressen worden onderzocht door Belastingdienst/Toeslagen. Hierdoor worden zoveel mogelijk onjuiste of onterechte aanvragen voorkomen. Om het risico op een geslaagde fraude verder te voorkomen wordt op de nieuwe aanvragen voor huur- en kinderopvangtoeslag voor uitbetaling de risicoclassificatie toegepast. Aanvragen met een hoog risico worden niet uitbetaald. De aanvraag wordt of afgewezen of de burger wordt uitgenodigd bij een balie van de Belastingdienst langs te komen.

Kwaliteit persoonsgegevens

De kwaliteit van de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens is voor het beperken van fraudemogelijkheden van groot belang. Het gebruik van risicoprofielen door gemeenten bij de inschrijving van nieuwe ingezetenen en de invoering van de Basisregistratie Personen en Reisdocumenten leveren hier een bijdrage aan. Voorbeelden van samenwerking op deze terreinen in 2014 zijn de projecten onderzoek «risicoadressen» in de omgeving van Utrecht en «samenwerken aan Adreskwaliteit» waarin ICTU in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (veld)onderzoek heeft uitgevoerd naar de kwaliteit van het BRP-gegeven.

Rijksbrede aanpak

Het kabinet is in 2013 gestart met een rijksbrede aanpak van fraude die zich richt op departementsoverstijgende vormen van fraude waarin bijna alle departementen deelnemen. Het voorzitterschap van de bijbehorende ministeriële commissie Fraude wordt vervuld door de Minister-President, de coördinatie in het kabinet is in handen van de Minister van Veiligheid en Justitie die hierover ook aan de Kamer rapporteert. De Staatssecretaris van Financiën neemt deel aan de ministeriele commissie. De Belastingdienst is betrokken bij bijna alle projecten die vanuit de ministeriële commissie zijn opgestart. Tevens is zij trekker van het project gefingeerde dienstbetrekking. In dit project wordt met onder andere het UWV samengewerkt om vroegtijdig potentiële fraudeurs te ontdekken die door middel van een onderneming met gefingeerde werknemers bijvoorbeeld onterecht een uitkering aanvragen.

Beleidsmatige conclusie

De doelstellingen op het gebied van fiscaal toezicht en toezicht Toeslagen zijn grotendeels gerealiseerd. Maatregelen zijn getroffen om fiscale fraude en fraude met toeslagen tegen te gaan. De doelen met betrekking tot de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon en het tijdig afdoen van bezwaren en klachten zijn niet gehaald.

2

Het gaat dan om het (directe) prudentiële toezicht op de volgende banken: ING Bank, Rabobank, ABN Amro Bank, SNS Bank, Nederlandse Waterschapsbank, BNG Bank en Royal Bank of Scotland N.V.

3

Brief van d.d. 26 oktober 2014, betreffende de «Resultaten Comprehensive Assessment».

4

Kamerstukken II 2012/13, 31 066, nr. 149

5

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 117

Licence