Base description which applies to whole site

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

Algemene doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. 50). Dit ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de uitvoering. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. In dit kader werkt het Rijk aan meer eenvoudige regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. De uitvoering van de SVIR is in 2012 gestart.

Door goede afstemming met andere overheden en maatschappelijke partners kan de rijksrol zo efficiënt mogelijk worden ingevuld. De Minister van IenM is vanuit deze rol verantwoordelijk voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Het Rijk start in 2014 in samenwerking met medeoverheden, bedrijfsleven en wetenschap met de realisatie van de uitvoeringsagenda voor de nationale geo-informatiestructuur, GIDEON 2.

  • De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de SVIR en een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energieopwekking-, -opslag en -transport in 2050.

  • Verdere ontwikkeling van kennis op het ruimtelijke vlak en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

  • Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen (nationale) ruimtelijke projecten, verstedelijking, infrastructuur en (openbaar) vervoer op een zodanige wijze dat het afgestemde investeringsbeslissingen tussen Rijk en regio in het Bestuurlijk Overleg-MIRT ondersteunt.

  • De stelselherziening van het omgevingsrecht.

Indicatoren en kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte meet de ruimtelijke en mobiliteitsontwikkelingen ten aanzien van de 13 nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities. Na de in 2012 uitgevoerde nulmeting heeft het PBL in 2014 de eerste Monitor Infrastructuur en Ruimte uitgebracht. Daarin wordt op verzoek van de Tweede Kamer behalve aan de 13 nationale belangen ook aandacht besteed aan enkele van de losgelaten doelen van de Nota Ruimte. Op basis hiervan wordt verantwoording afgelegd aan de Tweede Kamer en kunnen eventuele aanpassingen in het beleid worden gedaan. In 2014 is daarnaast gestart met de evaluatie van de SVIR, die in 2015 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

Omdat de cijfers in de MIR 2014 voor een groot deel meetgegevens zijn uit 2012, mogen de resultaten van deze monitor niet worden gezien als een beoordeling van de effecten van de SVIR. Dat kan wel bij ontwikkelingen op de terreinen waarvoor de SVIR-doelen een voortzetting zijn van eerder beleid; dit laatste geldt op hoofdlijnen voor alle genoemde SVIR-doelen, met uitzondering van het SVIR-doel «Buisleidingen in gereserveerde stroken». De gegevens van de monitor zijn te raadplegen op de website van compendium voor de leefomgeving.25

Met betrekking tot artikel 13 zijn de volgende kengetallen van belang (Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. A/50):

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Nulmeting 2012/vervolgmeting 2014

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in, en goede internationale bereikbaarheid van, de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

   

Bereikbaarheid

Nabijheid wonen-werken

0,4% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2010

   

0,4% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2012

 

Vestigingsklimaat

Fysiek vestigingsklimaat

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslij-nen met spanning 220 kV en hoger

2.800 (2008), 2.890 (2012)

De toename van het aantal woningen in zones langs hoogspanningsleidingen waar beperkingen gelden (indicatieve vrijwaringszones) is tussen 2000 en 2012 ongeveer 8.500 woningen

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

4,2% (2011), 4,5% (2013)

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

2237 MW (2010) 2433 MW op land (2012)228 MW op zee (2012)

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleiding-stroken

Netlengte 18.406 km (2008), Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 251(2000), 250 (2012)

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

Evaluatie gereed,

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/onderwerpen/nl0041-Monitor-Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

Aandeel ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013)

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte (www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ Monitor Infrastructuur en Ruimte). De nulmeting heeft in 2012 plaatsgevonden. De eerste vervolgmeting is in 2014 beschikbaar gekomen.

Kengetallen Geo-informatie
 

Basiswaarde

Oude streefwaarde

Realisatie 2012

Nieuwe streefwaarde

Te behalen in jaar

Realisatie 2014

1 Gebruik Nationaal GeoRegister

Index: 100

>100

75

Gebruik relevante overheidsbestanden 100%

2014

>95%

             

2 Implementatie Inspire

Inspire-monitor indicatoren

Beter dan 2012

99%

Volledig Inspire Compliant

2016

99%

             

3 Basisregistraties

           

BAG gebruik

100%

>50%

85%

>90%

2014

>90%

BRT gebruik

100%

>75%

100%

100%

n.v.t.

100%

BGT opbouw registratie

100%

>70%

>60%

100%

2016

>75%

BRK gebruik

100%

100%

100%

100%

n.v.t.

100%

BRO opbouw registratie

100%

>50%

<25%

>90%

2015

<35%

Afkortingen

BAG: Basisregistratie Adressen en Gebouwen

BRT: Basisregistratie Topografie

BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie

BRK: Basisregistratie Kadaster

BRO: Basisregistratie Ondergrond

Toelichting op Kengetallen Geo-informatie:

  • 1. Het Publieke Dienstverlening Op de Kaart (PDOK) Loket26 is de vindplaats voor alle Geo-informatie die vrij beschikbaar is gesteld.

  • 2. Het NGR bevat eind 2014 7625 beschrijvingen van datasets en services. Het is volop in gebruik als nationaal informatieknooppunt voor INSPIRE en levert ca. 200 beschrijvingen van INSPIRE services aan het Europees INSPIRE-portaal. In 2015 zijn aanpassingen nodig om te voldoen aan gewijzigde wettelijk verplichte technische voorwaarden en de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren.

  • 3. Compliant zijn met INSPIRE betekent:

Voldoen aan de technische richtlijnen. Eind 2014 is Nederland volledig compliant.

En alle gegevens moeten beschreven zijn in het Nationaal Georegister en beschikbaar worden gesteld via de INSPIRE-knooppunten. Eind 2014 voldoen de aangemerkte dataproviders zo goed als volledig, circa 99 procent. Er wordt extra aandacht aan gemeenten besteed voor hun bestanden.

  • 4. De BAG is volledig operationeel. Het gebruik is goed, dat wordt ook in de evaluatie van de Wet BAG gesteld, maar kan nog verder worden verbeterd.

Beleidsconclusie

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen.

De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) verkeert in een belangrijke fase van opbouw. Per 2016 dient de Basisregistratie Topografie (BRT) operationeel te zijn. De opbouw verloopt volgens plan. De realisatie van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) blijft achter op de planning. Door een verbeterde projectaanpak en een verhoogde inzet verwacht IenM deze trend in 2015 positief om te kunnen buigen.

In 2014 is, conform de toezegging aan de Tweede Kamer, de beleidsdoorlichting van artikel 13, van de begroting van IenM opgeleverd. De uitkomsten en beleidsreactie zijn op 19 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 861, nr. 6) aan de Tweede Kamer aangeboden. In de beleidsdoorlichting wordt geconstateerd dat de nauwkeurigheid waarmee uitspraken kunnen worden gedaan over de doeltreffendheid van het ruimtelijk beleid en de daaraan gerelateerde begrotingsgelden afhangt van het beschikbare bronnenmateriaal en van de mate waarin bij de formulering van het beleid al rekening is gehouden met evaluatie op doeltreffendheid en doelmatigheid. Het rapport geeft tevens aan dat de uitgevoerde evaluaties en de aard van het beleid (kwantitatieve) uitspraken over de doelmatigheid van het beleidsterrein niet mogelijk maken. Wel is het mogelijk om per onderdeel de plausibiliteit aan te geven van de doelmatigheid van de bijbehorende uitgaven.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

   

Realisatie

Begroting

Verschil

 
   

2012

2013

2014

2014

2014

 

Verplichtingen

 

35.851

101.410

136.319

– 34.909

1)   

Uitgaven

 

112.483

98.154

105.979

– 7.825

 

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

 

12.920

7.728

10.756

– 3.028

 

13.01.01

Opdrachten

 

5.651

4.469

7.770

– 3.301

2)

13.01.02

Subsidies

 

4.868

1.770

1.386

384

 

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

1.948

1.451

1.200

251

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

1.948

1.451

1.200

251

 

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

453

38

400

– 362

3)

13.02

Geo-informatie

 

36.184

42.613

39.131

3.482

 

13.02.01

Opdrachten

 

2.554

2.676

2.590

86

 

13.02.02

Subsidies

 

5 060

11.494

0

11.494

4)

13.02.06

Bijdrage aan ZBO en RWT

 

28.570

28.443

36.541

– 8.098

5)

 

– Basisregistraties

 

28 570

28.443

36.541

– 8.098

 

13.03

Gebiedsontwikkeling

 

16.345

13.603

11.083

2.520

 

13.03.01

Opdrachten

 

5.341

1.733

217

1.516

6)

13.03.02

Subsidies

 

48

194

60

134

7)

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

 

86

0

0

0

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

86

0

0

0

 

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

10.870

11.676

10.806

870

 
 

– Bufferzones

 

0

0

0

0

 
 

– Projecten BIRK

 

4.823

11.676

5.278

6.398

 
 

– Projecten Nota Ruimte

 

6.047

0

5.528

– 5.528

 
 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

 

0

0

0

0

 

13.04

Ruimtegebruik bodem

 

42.609

28.438

33.321

– 4.883

 

13.04.01

Opdrachten

 

2.756

1.846

3.856

– 2.010

8)

13.04.02

Subsidies

 

22.047

19.447

16.538

2.909

9)

 

– Bedrijvenregeling

 

6.912

6.924

6.400

524

 
 

– Overige subsidies

 

15.135

12.523

10.138

2.385

 

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

 

7.938

6.862

7.066

– 204

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

7.938

6.862

7.066

– 204

 

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

1.500

283

4.261

– 3.978

10)

 

– Meerjarenprogramma Bodem

 

0

0

1.981

– 1.981

 
 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

 

1.500

283

2.280

– 1.997

 

13.04.07

Bekostiging

 

8.368

0

1.600

– 1.600

11)

 

– Uitvoering klimaatadaptie

 

8.368

0

1.600

– 1.600

 

13.05

Eenvoudig Beter

 

4.425

5.772

11.688

– 5.916

 

13.05.01

Opdrachten

 

2.357

3.700

11.376

– 7.676

12)

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

 

2.068

2.072

312

1.760

13)

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

2.068

2.072

312

1.760

 
 

Ontvangsten

 

6.938

2.901

934

1.967

14)

Verplichtingen (ad 1)

Toelichting op de financiële instrumenten

Het verschil in de verplichtingenrealisatie wordt door een aantal verschillende ontwikkelingen in 2014 verklaard. Allereerst is in 2014 geen beroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringskredieten midden- en kleinbedrijf. Hierdoor is het beschikbare verplichtingenbudget van € 15 miljoen niet gerealiseerd. Ten tweede was er een verlaging van het budget met € 2 miljoen in verband met de overheveling van middelen naar het Ministerie van BZK (Provincie- en Gemeentefonds) ten behoeve van knelpunten bodemsaneringsprojecten. Ten derde is het budget met € 1,6 miljoen verlaagd als gevolg van de overheveling van middelen naar het Ministerie van BZK (BES-fonds) ten behoeve van het op orde brengen van de basisvoorzieningen in Caribisch Nederland. Als laatste zijn circa € 3 miljoen verplichtingen niet besteed vanwege de vertraagde aanbesteding OLO-3, het nieuwe ICT systeem ten behoeve van de uitvoering van de komende Omgevingswet.

13.01 Ruimtelijke Instrumentarium
13.01.01 Opdrachten (ad 2)

De lagere realisatie is veroorzaakt door een overboeking naar artikel 97. Bij de suppletoire begrotingen 2014 zijn als onderdeel van de opdrachten ruimtelijk instrumentarium de jaarlijks benodigde middelen voor de ICT uitvoering van Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) overgeboekt naar artikel 97 ten behoeve van de betreffende uitvoerende organisatie DCI.

Uitvoering SVIR

De financiële middelen zijn in 2014 met name ingezet ten behoeve van het monitoren van de realisatie SVIR, en de uitvoering van de beleidsdoorlichting. Hiertoe behoorden bijdragen aan de uitvoering van de Monitor Infrastructuur en Ruimte door het PBL, evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en tot slot financiële bijdragen aan kennisinstituten, hoogleraren en het op peil houden van de vakkennis. In 2014 is de eerste vervolgmeting van de Monitor Infrastructuur en Ruimte verschenen en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2013/2014, 32 660, nr. 60). De uitkomsten van de evaluatie van de Ladder voor Duurzame verstedelijking zijn in 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2014 is het BARRO (Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening) uitgebreid met twee in de SVIR aangekondigde onderwerpen. Het betrof nieuwe hoofdstukken voor de grondreservering van de parallelle Kaagbaan te Schiphol en voor de vrijwaring van buisleidingenstroken. Er zijn in 2014 verkenningen uitgevoerd naar de beleidsopgaven rond Smart Cities, naar het versterken van het vestigingsklimaat in Nederland en het tegengaan van krimp en leegstand. Na evaluatie van de pilots rond de centralisatie van kennis samen met het IPO, zijn in 2014 vervolgacties uitgevoerd gericht op het komen tot een gezamenlijke vraagarticulatie.

Ontwerp en GEO-analyse

De beschikbare middelen zijn in 2014 besteed aan onder meer het samenwerkingsproject «Lage Landen», activiteiten in het kader van Atelier Stad/Smart Cities en activiteiten omtrent Atelier Making Projects (AMP).

Digitalisering ruimtelijk instrumentarium

In 2014 is gewerkt aan de doorontwikkeling van Omgevingsloket Online (OLO en Ruimtelijkeplannen.nl) als onderdeel van de digitalisering van het omgevingsrecht. Deze voorzieningen moeten worden aangepast ten behoeve van de digitale ondersteuning van de omgevingswet.

Ruimtelijke adaptatie

Het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma heeft de afgelopen jaren verkend hoe ruimtelijke maatregelen kunnen bijdragen aan het beperken van de gevolgen van overstroming, een hevige regenbui, langdurige droogte en extreme hitte. Dit heeft in september 2014 geleid tot de deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie en tot het bestuursakkoord Deltaprogramma. Bovendien tekenden ruim honderd partijen, samen goed voor meer dan 10.000 organisaties, op het Festival Ruimtelijke Adaptatie op 9 oktober 2014 de algemene intentieverklaring ruimtelijke adaptatie.

13.01.02 Subsidies

Klimaatbuffers

Het programma klimaatbuffers ondersteunt de realisatie van 20 natuurprojecten, die de effecten van klimaatverandering tegengaan. De verplichtingen hiervoor zijn in het verleden reeds aangegaan. De projecten waren in 2014 nog deels in uitvoering. In 2014 is het programma met een symposium voor alle geïnteresseerden afgesloten.

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)

Het budget voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO) is grotendeels als meerjarige subsidie uitgekeerd aan een aantal Lead Partners (Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, etc.) om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk. In 2014 zijn de daartoe toegezegde middelen beschikbaar gesteld.

13.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer van het OLO-2 systeem, dat in het kader van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van het huidige omgevingsloket.

13.01.04 Bijdrage aan medeoverheden (ad 3)

Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dit kader kregen 58 Voorbeeldprojecten medefinanciering uit de Innovatieregeling Mooi Nederland. Naar aanleiding van de motie Wiegman is ook geld van het innovatieprogramma beschikbaar gesteld voor «Voorbeeldgebieden Investeren in het landschap». In 2014 is zowel in het pilot gebied Groene Woud, Ooijpolder-Groesbeek en Amstelland hard gewerkt aan de uitvoering van de projecten. Er zijn in 2014 voortgangsrapportages van de gebieden ontvangen. Op basis daarvan is bij een aantal projecten de looptijd aangepast vanwege een langzamer dan voorziene realisatie en bijgevolg is daardoor ook minder uitgekeerd.

13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn in 2014 besteed aan exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen voortkomend uit Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn Inspire, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens.

13.02.02 Subsidies basisregistraties (ad 4)

Bij suppletoire begrotingen is in 2014 vanuit het budget voor de basisregistraties € 11,5 miljoen overgeboekt, omdat het geen bijdrage maar een subsidie betrof voor de opstartkosten, die gemaakt moeten worden voor uitvoering van de Basisregistratie Grootschalige Topografie.

Tot 2016 vindt de transitie plaats van de oude Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) naar de nieuwe Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Gezamenlijke werkzaamheden werden ook in 2014 gecoördineerd en uitgevoerd door de stichtingen Landelijk Samenwerkingsverband GBKN en het Samenwerkingsverband BGT. De vergoedingen voor de transitiekosten (opbouw en dubbele exploitatie) zijn in de vorm van subsidies aan beide partijen verstrekt.

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT (ad 5)

Betreft de structurele bijdrage aan het Kadaster met betrekking tot het beheren en onderhouden van een aantal basisregistraties. Dit betreft tevens de brede verspreiding van aansluitingen op en gebruik van het gezamenlijke loket PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) en het Nationaal Georegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn Inspire.

Het verschil van ca. € 8 miljoen wordt naast de elders al genoemde overboekingen vanuit het budget van basisregistraties, naar het subsidiebudget van de basisregistraties (ca. € 11,5 miljoen), verklaard uit een bij eerste suppletoire begroting 2014 ontvangen bijdrage van € 3 miljoen van het Ministerie van BZK aan de basisregistratie Kadaster.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten (ad 6)

Aan het opdrachtenbudget gebiedsontwikkeling is bij eerste suppletoire wet 2014 per saldo circa € 1 miljoen toegevoegd. De belangrijkste toevoeging betrof € 1,4 miljoen vanuit artikel 13.04 als compensatie voor de in 2013 gedane uitgaven met betrekking tot de schadevergoeding rondom de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Daarnaast is voor ca. € 0,3 miljoen meer dan gebudgetteerd uitgegeven aan opdrachten in het kader van de vernieuwing MIRT.

In 2014 is het programma Vernieuwing MIRT gestart. Dit programma maakt het MIRT klaar voor de toekomst. In het MIRT verschuift het accent van projecten naar opgaven, van onderhandeling naar dialoog en van een focus op de inzet van financiële middelen naar een bredere inzet van instrumenten. Op 17 november 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de Bestuurlijke Overleggen MIRT (Kamerstukken II, 2014/2015, 34 000 A, nr. 15).

13.03.02 Subsidies (ad 7)

Deze subsidieverlening betreft de jaarlijkse subsidie aan het RegieCollege Waddengebied (RCW).

Op het subsidiebudget met betrekking tot de gebiedsontwikkeling is een subsidie aan het windpark Wieringermeer (€ 60.000) verstrekt. Dit betreft een vertraagde betaling op de subsidie 2012 aan het toenmalige Regionaal College Waddengebied.

13.03.04 Bijdrage aan medeoverheden

Het nog beschikbare NSP budget (Nieuwe Sleutel Projecten) is in 2014 ingezet ter ondersteuning van de twee resterende projecten (Breda en Arnhem) met betrekking tot de (her)ontwikkeling van deze HSL stations en omgeving. Het nog beschikbare BIRK budget is in 2014 ingezet voor de projecten Sittard Geleen en Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS).

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten (ad 8)

De onderbesteding heeft meerdere oorzaken. Allereerst betreft het een overboeking van € 556.000 naar artikel 21 ten behoeve van uitvoering bodem- en drinkwatertaken door RIVM en RVO. Ten tweede is er circa € 1 miljoen overgeboekt naar het financieel instrument subsidies ten behoeve van de aan de Commissie m.e.r. verstrekte aanvullende reguliere subsidie en ter dekking van de betaling van de 1e tranche van het meerjarige verstrekte overbruggingskrediet. Als laatste hebben de vertraging in de uitvoering van het deelproject STRONG (Structuurvisie Ondergrond) en de lagere uitgaven voor juridische producten met betrekking tot bodemonderzoeken geleid tot onderbesteding in 2014. Een gedeelte van deze onderbesteding (€ 286.000) is overgeheveld naar het financiële instrument bijdrage aan medeoverheden en aangewend voor de betaling van de BTW bij de bouw van de waterzuiveringsinstallatie in Bonaire.

Het beleidsonderbouwend onderzoek betrof in 2014 onder meer onderzoek ten behoeve van de Structuurvisie Ondergrond, de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming, de Visitatiecommissie Waterketen en de ruimtelijke kansen voor duurzame energieopwekking, -opslag en transport.

13.04.02 Subsidies (ad 9)

De overschrijding op de overige subsidies is met name veroorzaakt door subsidies aan de Commissie voor de milieueffectrapportage (Cie m.e.r.). Een aanvullende subsidie is verstrekt ten behoeve van extra werkzaamheden die door de commissie in de eerste helft van 2014 zijn uitgevoerd. Daarnaast is de 1e tranche (€ 2 miljoen) betaald van het verstrekte vierjarige overbruggingskrediet.

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, zijn ook in 2014 subsidies verleend in het kader van de bedrijvenregeling.

NS bodem

Deze jaarlijkse subsidie aan de Stichting Bodemsanering NS wordt op basis van het convenant Bodemsanering NS-percelen (d.d. 21 december 1995) gegeven en loopt tot 2016.

Programma Commissie voor de milieueffectrapportage

Omdat de Wet tarieven Cie m.e.r. pas op 1 juli 2014 in werking is getreden en het bevoegd gezag sindsdien een vergoeding betaalt voor een advies van de Cie m.e.r. zijn de exploitatiekosten van het eerste halfjaar nog ten laste gekomen van de rijksoverheid. Om de financiële continuïteit van de, bij wet ingestelde Cie m.e.r., niet in gevaar te brengen, heeft het Rijk voor de jaren 2014 tot en met 2017 een overbruggingsbudget van € 2 miljoen per jaar ter beschikking gesteld.

Incidentele subsidies

In 2014 is een subsidie verleend aan de Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem in het kader van het programma 2010–2014. Tevens is er in 2014 een subsidie verleend aan Staatsbosbeheer ten behoeve van bodemsanering Staatsbos. Ten slotte is er in 2014 een subsidie verleend voor het Beheer van het Landelijk Grondwater Register.

13.04.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bekostiging in 2014 van de uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken door RWS. Voorts worden de andere overheden op het gebied van milieueffectrapportage ondersteund door de helpdesk InfoMil.

13.04.04 Bijdrage aan medeoverheden (ad 10)

Meerjarenprogramma bodem

De lagere realisatie is veroorzaakt door de overboeking van bodemsaneringsmiddelen naar het Ministerie van BZK (Provincie- en Gemeentefonds) voor bodemsaneringsknelpunten. In 2014 zijn in dit verband subsidies verstrekt voor de aanpak van de verontreiniging rondom het terrein van Joh. Enschedé te Haarlem en het terrein van het voormalige bedrijf Thermphos te Vlissingen. Daarnaast is aan Zuid-Holland een subsidie verstrekt voor de voorbereiding van de verdere aanpak van de verontreiniging van het EMK terrein te Krimpen aan den IJssel.

Programma Gebiedsgericht Instrumentarium

De lagere realisatie is veroorzaakt door overboeking van middelen naar het Ministerie van BZK (BES-fonds) ten behoeve van het op orde brengen van de basisvoorzieningen in Caribisch Nederland.

Programma drink- en afvalwatervoorziening op Caribisch Nederland Afvalwatervoorziening Bonaire

De rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op Bonaire is sinds mei 2014 operationeel. Met hulp van IenM zijn in 2014 ook een aantal huisaansluitingen op de RWZI gerealiseerd.

Drinkwatervoorziening Saba

In 2014 is gestart met de voorbereiding van het vergroten van de zoetwatervoorraad op Saba. Hiertoe werden in Winwardside en in Sint John’s extra waterbergingen gerealiseerd.

13.04.07 Bekostiging (ad 11)

De vaststelling van de subsidie aan de Stichting Kennis voor Klimaat heeft niet meer in 2014 kunnen plaatsvinden. Hierdoor heeft de eerder in 2014 geplande eindbetaling niet plaatsgevonden. Eindbetaling staat nu geprogrammeerd voor 2015.

13.04.08 Garanties

MKB krediet

Het betreft de mogelijkheid voor ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor een bankkrediet, een borgstelling te krijgen voor een gedeelte van het benodigde budget voor een vrijwillige bodemsanering. IenM sluit aan bij de garantieregeling van EZ. Er is in 2014 geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

13.05 Eenvoudig Beter
13.05.01 Opdrachten (ad 12)

De onderschrijding van het budget betreft onder andere de overhevelingen naar de bijdrage aan agentschappen ten behoeve van de inzet van RWS (circa € 0,9 miljoen) en het budget voor de externe inhuur naar artikel 98 (€ 1,8 miljoen). Daarnaast is als gevolg van vertragingen van lopende opdrachten het budget niet volledig uitgeput (€ 0,6 miljoen). Voor OLO-3 is in 2014 € 2,5 miljoen overgeboekt naar RWS en DCI voor reguliere uitvoering. Daarnaast heeft er een kasschuif met 2015 van € 2 miljoen plaatsgevonden ten behoeve van betalingen van BIRK-projecten in 2014.

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). De financiële middelen zijn ingezet voor het aanpassen van de Omgevingswet (Ow) naar aanleiding van het advies van de Raad van State. In juni 2014 is het wetsvoorstel Omgevingswet ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2013/14, 33 962, nr. 2). In het laatste kwartaal is gewerkt aan de nota naar aanleiding van verslag van de Tweede Kamer. Verder is in 2014 gestart met de uitwerking van het wetsvoorstel in vier AMvB’s. Daarnaast zijn de middelen ingezet voor het omgevingsmanagement, de implementatie van de Chw en Nu al Eenvoudig Beter. Via Nu al Eenvoudig Beter en de Chw kunnen gemeenten bijvoorbeeld starten met het opstellen van omgevingsplannen, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet.

13.05.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 13)

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de capaciteitsinzet RWS voor de implementatie van de Omgevingswet (Ow), de Crisis- en herstelwet (Chw) en de bouw van het OLO-3 systeem. Bij eerste en tweede suppletoire wet 2014 zijn de benodigde budgetten ter grootte van circa € 1,7 miljoen vanuit de respectievelijke programmamiddelen op 13.05.01 naar dit artikelonderdeel overgeheveld.

Ontvangsten (ad 14)

Er is € 0,4 miljoen meer ontvangen doordat bij de eindafrekening van een aantal projecten Mooi Nederland en Klimaatbuffers in voorgaande jaren hogere voorschotten waren verleend dan er kosten zijn gemaakt. Daarnaast is er elk jaar sprake van niet gebudgetteerde ontvangsten met betrekking tot het kostenverhaal Bodem (circa € 0,3 miljoen). Tevens zijn er meer ontvangsten als gevolg van de vaststelling van de subsidie 2013 aan de Stichting Bureau Commissie voor de m.e.r. (€ 0,6 miljoen).

Licence