Base description which applies to whole site

BELEIDSPRIORITEITEN

Nederland in de wereld en met de wereld

Het afgelopen jaar was in veel opzichten een bewogen jaar. Er zijn belangrijke stappen voorwaarts gezet op het terrein van hulp en handel. Zo is de WTO erin geslaagd tot een akkoord te komen op het gebied van handelsfacilitatie. Ook is goede voortgang geboekt bij de discussie over de nieuwe Sustainable Development Goals. De aankomende klimaattop in Parijs krijgt brede aandacht. Nederland weet, onder andere als co-voorzitter van het Global Partnership, als «honest broker» bij de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s), als partij bij Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP), als bemiddelaar in de steenkolendialoog en als aanjager van verbeteringen in de textielsector in Bangladesh, de noodzaak van het combineren van hulp en handel internationaal op de kaart te zetten. Maar 2014 was ook het jaar waarin de internationale politieke verhoudingen op scherp werden gesteld, de groei van de economie van de eurozone achterbleef bij die van het VK en de VS, de groeispurt van opkomende markten vertraagde en waarin de instabiliteit in veel landen is toegenomen. Conflict, terrorisme, natuurrampen en de ebola-uitbraak noodzaakten tot het geven van extra humanitaire hulp en steun ten behoeve van de internationale veiligheid.

Nederland is met de geïntegreerde benadering op hulp, handel en investeringen goed geëquipeerd om zich met een duidelijke en gebalanceerde agenda in te zetten voor de doelstellingen zoals in 2013 geformuleerd in Wat de wereld verdient. In het achterliggende jaar is deze agenda verder geconcretiseerd. Hieronder een korte toelichting per hoofddoelstelling van het beleid.

Duurzame en inclusieve groei wereldwijd

In 2014 trok de discussie over ongelijkheid sterk de publieke en politieke aandacht, vooral door het boek van de Franse econoom Thomas Piketty. Het onderstreepte de notie dat handel en investeringen belangrijk zijn voor groei en ontwikkeling, maar niet afdoende. Groei moet duurzaam en inclusief zijn, in Nederland en in de rest van de wereld. Daar speelt Nederland met de combinatie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) in één portefeuille op in. Het belang van inclusiviteit vertaalde zich onder meer in speciale aandacht voor de armste landen en kwetsbare groepen, vooral door stevig in te zetten op gelijke rechten en kansen voor vrouwen.

Een belangrijk moment in 2014 was het van start gaan van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) op 1 juli. Dit revolverende fonds verkleint de risico’s voor investeringen van het bedrijfsleven in lage- en middeninkomenslanden en vormt zo een stimulans voor werkgelegenheid, productiecapaciteit en kennisoverdracht. Het instrumentarium voor het versterken van de private sector en het ondernemersklimaat in lage- en middeninkomenslanden is eveneens geëvalueerd én herzien. Zo is besloten ORIO in 2015 te vervangen door DRIVE om de Nederlandse infrastructurele inzet beter in te bedden in het beleid voor hulp, handel en investeringen. Ook is verkend hoe Nederland kan bijdragen aan de regionale handel in West-Afrika, naar het voorbeeld van Oost-Afrika. Op die manier werkt Nederland met, door én voor lokale ondernemers en het Nederlandse MKB en grootbedrijf.

Nederland wil met een aantal landen de overgang maken van een hulp- naar een handelsrelatie. In Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika is met deze transitie al de nodige ervaring opgedaan. Uiteraard blijft de bilaterale relatie een breed spectrum van onderwerpen beslaan, ook wanneer sprake is van een handelsrelatie. Een goed voorbeeld is de inzet van Nederland om de arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh te verbeteren: daar komen hulp en handel immers samen. Een jaar na de instorting van Rana Plaza is belangrijke voortgang gemaakt in het doordringen van de lokale overheid en de betrokken bedrijven van hun wederzijdse belang bij een goede, transparante manier van werken.

Ketenverduurzaming, zoals van de textielsector in Bangladesh, de steenkoolketen in Colombia of de projecten waar het Initiatief Duurzame Handel (IDH) vorderingen mee maakt zijn essentiële stappen op weg naar duurzame en inclusieve groei waar handel en investeringen een positieve rol in spelen. Ook in Nederland motiveert de overheid via de Sector Risico Analyse (SRA) bedrijven om hun keten in kaart te brengen. Want Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is de norm. Vanuit die motivatie is Nederland actief in het tegengaan van belastingontwijking. Door de inzet van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden ontwikkelingslanden betrokken bij het overleg daarover in de OESO. De inspanningen om antimisbruikbepalingen op te nemen in de bilaterale belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden, zijn voortgezet. Tevens is technische assistentie aan belastingdiensten in ontwikkelingslanden geïntensiveerd.

Op handelspolitiek terrein heeft de WTO in 2014 een doorbraak behaald op het gebied van handelsfacilitatie. Dit geeft een belangrijke impuls aan de toegang tot de wereldhandel voor lage- en middeninkomenslanden. Ook het afsluiten van de Economische Partnerschapsakkoorden is in 2014 in een nieuwe fase gekomen. De rol die de Minister voor BH&OS als «honest broker» heeft vervuld droeg bij aan de succesvolle afronding van de EPA’s met Oost-, West en Zuidelijk Afrika.

Wereldwijd nemen de spanningen tussen de beschikbaarheid en betaalbaarheid van energiebronnen, economische groei en het klimaat toe. In 2014 werd daarom verder gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw ambitieus internationaal klimaatbeleid en een bredere inbedding van het onderwerp klimaat binnen het ministerie.

Uitbannen van extreme armoede in één generatie

Nederland is gecommitteerd aan het uitbannen van extreme armoede. Dat betekent onder meer het verstrekken van directe hulp, maar ook het aangrijpen van verschillende oorzaken van armoede.

De inzet op de speerpunten water, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) heeft tot goede resultaten geleid. Door de Nederlandse inzet is de toegang tot water en sanitatie verbeterd en is een bijdrage geleverd aan verhoogde waterproductiviteit in de landbouw, verbeterde stroomgebiedbeheer en veilige delta’s. Er is samen met de private sector gewerkt aan verbetering van landbouw en voedselproductie in de minst ontwikkelde landen. Tegelijkertijd zijn initiatieven ontplooid die de positie en organisatie van kleinschalige boeren, met name vrouwen, versterken en de strijd tegen ondervoeding adresseren.

Goede resultaten zijn er ook voor de laatste twee speerpunten. In fragiele staten heeft Nederland de veiligheidssituatie en opbouw van de rechtstaat bevorderd. Er is bijgedragen aan een voorlopig vredesakkoord in Mali, een hernieuwde VN strategie voor Oost-Congo, en versterking van politie en justitiële sector in Syrische gebieden onder controle van de gematigde oppositie. Op het gebied van SRGR is ingezet op meer kennis onder jongeren over seksuele gezondheid, grotere beschikbaarheid van anticonceptie en aidsremmers en aan de daling in moedersterfte en sterfte aan hiv/aids. Tevens is actief ingezet op verbetering van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden, gendergelijkheid en klimaatsverbetering.

In reactie op de proliferatie van conflicten en humanitaire rampen stelde het kabinet het Relief Fund in dat het budget voor noodhulp substantieel verhoogde. De extra middelen werden ingezet voor noodhulp aan Syrië, Zuid-Sudan, de Centraal Afrikaanse Republiek, Irak en de bestrijding van ebola. Het nieuwe marineschip Karel Doorman werd ingezet bij de bestrijding van ebola. Ter bestrijding van chronische crises in de Hoorn van Afrika en Grote Meren werden partnerschappen aangegaan met NGO’s.

Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn prioritaire thema’s en verdienden een betere inbedding in het ministerie. Om die reden werd de Taskforce Vrouwenrechten en Gendergelijkheid opgericht.

In 2014 werd er actief gewerkt aan verbetering van de kaders voor internationale samenwerking. In de OESO werden discussies gevoerd over de ODA-definitie, de VN richtte zich op de MDG-deadline van 2015, en Minister Ploumen aanvaardde in 2014 het co-voorzitterschap van het Global Partnership For Effective Development Cooperation. De kaders voor een post 2015-agenda werden steeds duidelijker. De Nederlandse prioriteiten, waaronder getting to zero (armoedebestrijding), gendergelijkheid en vrouwenrechten, verkleining van ongelijkheid, water, voedselzekerheid zijn terechtgekomen in de doelen van de Open Working Group on Sustainable Development .

Vooruitlopend op nieuwe internationale ambities en nieuwe manieren van werken heeft het ministerie energie gestoken in het identificeren en concretiseren van trilaterale samenwerking. Trilaterale samenwerking zou de (politieke/economische) relatie tussen Nederland en de opkomende economie (het tweede land) moeten versterken door gezamenlijk activiteiten op te zetten in ontwikkelingslanden. In 2014 resulteerde dit in een samenwerkingsverband tussen Tunesië, Jemen, Mali en Nederland op het gebied van SRGR.

Succes voor het Nederlands bedrijfsleven in het buitenland

De buitenlandse handel is een belangrijke motor van de Nederlandse economie. Ook in 2014 blijkt dit duidelijk. De analyse van de positie van Nederland in mondiale waardeketens die de Minister in mei met de Kamer deelde gaf aan dat wij meer dan ooit verweven zijn met het buitenland. Producten worden niet langer meer in één land gemaakt, maar in de wereld. Daarin moet elk land c.q. bedrijf zijn eigen niches vinden. Nederland heeft een goede positie in mondiale waardeketens. Nederland behield in 2014 de positie van vijfde goederenexporteur van de wereld. Voor diensten bezette Nederland de zevende plaats, twee plaatsen hoger dan in 2013. Opnieuw ging bijna driekwart (73%) van de export van Nederland naar EU-landen.

Deze grote verwevenheid met het buitenland maakt de economie eveneens vatbaar voor schokken van buitenaf. Sprekend voorbeeld zijn de sancties tegen Rusland die ook onze eigen economie raken. De Minister voor BH&OS zet zich op verschillende manieren in om het succes van het Nederlands bedrijfsleven in het buitenland te versterken.

Ten eerste door het afsluiten van veelomvattende handelsakkoorden. De onderhandelingen over een veelomvattend bilateraal vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) zijn voltooid. De onderhandelingen over een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS (TTIP) duren voort. Naast de offensieve belangen is het van belang de maatschappelijke zorgen over het akkoord te adresseren. Eén van deze zorgen betreft investeringsbescherming, waarover zowel in EU-kader als in Nederland het debat met alle betrokken stakeholders verder gevoerd wordt.

Ten tweede via economische diplomatie, waaronder de economische missies. Op kabinetsniveau vonden in 2014 20 uitgaande economische missies en 13 inkomende missies plaats. Ook zijn in het kader van de modernisering diplomatie – in samenwerking met vakdepartementen – extra inspanningen geleverd voor de versterking van de economische dienstverlening en MKB internationalisering. Voor economische diplomatie betekent dit onder meer dat er regionale medewerkers business development aangesteld worden.

Europa

De Europese Commissie bracht een nieuwe mededeling uit over de EU-positie ten aanzien van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Hierover werden Raadsconclusies aangenomen. De Commissie bracht eveneens een mededeling uit over private sector ontwikkeling; hierover werden twee sets Raadsconclusies aangenomen. Nederland rondde de ratificatie af van het Intern Akkoord van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds. Nu het instrumentarium voor de periode 2014–2020 op poten staat, besteedde het ministerie in 2014 veel aandacht aan outreach aan niet-gouvernementele organisaties en het bedrijfsleven over de inrichting van de Europese ontwikkelingssamenwerking en hoe deze voor hen toegankelijk is. Met vier gelijkgezinde lidstaten schreef Nederland een brief aan het extern-cluster van de nieuwe Europese Commissie waarin de inzet voor de komende periode werd vermeld: de geïntegreerde benadering van het extern beleid, beleidscoherentie voor ontwikkeling (waaronder op het gebied van handel, belastingen en textiel) en aandacht voor gender-gelijkheid staan hierin centraal.

Hieronder wordt nader teruggekeken op de ambities die in de memorie van toelichting 2014 zijn geformuleerd.

Ambities

Duurzame handel en investeringen

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor MVO

Het multilaterale handelssysteem blijft voor handelsland Nederland van groot belang. In 2014 werd de impasse rond de inwerkingtreding van het WTO-akkoord over handelsfacilitatie doorbroken.

Daarmee kunnen de WTO onderhandelaars zich weer volledig richten op de afronding van de Doha-ontwikkelingsronde. In samenwerking met de UNCTAD is gewerkt aan het vergroten van de markttoegang voor de minst ontwikkelde landen door hen te assisteren in gebruik van (preferentiële) regels van oorsprong.

De onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) zijn in 2014 afgerond. Het betreft het meest veelomvattende vrijhandelsakkoord van de Europese Unie tot nu toe. Ook de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met Oost-, West- en Zuidelijk Afrika zijn voltooid, mede door de Nederlandse inzet als «honest broker» om de impasse in de onderhandelingen te doorbreken. In die hoedanigheid zijn drie stakeholderbijeenkomsten georganiseerd in de regio’s die inzicht boden in de zorgen van de betrokken Afrikaanse landen in de Afrikaanse regio’s.

De onderhandelingen van de EU met de VS over een vrijhandelsakkoord (TTIP) duren voort. Nederland heeft met succes bij de Europese Commissie gepleit voor meer transparantie over de onderhandelingen en onder meer de belangen van de Nederlandse maritieme sector verdedigd. Een Nederlandse studie naar het opnemen van een investeringsbeschermingsmechanisme in TTIP is naar de Kamer, andere EU-lidstaten en de Europese Commissie gestuurd.

Verder heeft de EU in 2014 Associatieakkoorden ondertekend met Oekraïne, Georgië en Moldavië, inclusief afspraken over vergaande handelsliberalisatie. Met Myanmar zijn onderhandelingen gestart over een bilaterale investeringsakkoord. Daarnaast hebben de EU en 14 landen, waaronder Australië, Canada, China, Japan, Zuid-Korea en de VS, de ambitie uitgesproken de handel in milieugoederen te liberaliseren. Een «groene goederen akkoord» kan een stimulans voor groene groei vormen.

De Nederlandse inzet op versterking van het internationaal handelssysteem ging gepaard met aandacht voor internationaal verantwoord ondernemen. In 2014 kwam de Sector Risico Analyse gereed van de maatschappelijke risico’s in de productieketens van Nederlandse economische sectoren. De SRA werd geïnitieerd naar aanleiding van de Rana Plaza ramp in Bangladesh. Met alle relevante sectoren en maatschappelijke organisaties zijn gesprekken gevoerd over de stappen die nu nodig zijn om tot een MVO-convenant te komen. De Sociaal Economische Raad (SER) gaat er vanuit dat er in 2016 convenanten kunnen zijn met 10 van de 13 geïdentificeerde risicosectoren. In 2014 werd een convenant gesloten met vijf Nederlandse energiebedrijven voor het verbeteren van de milieu- en mensenrechtensituatie bij steenkoolmijnen in Colombia. Ook met de textielsector werd overlegd over het uitwerken van een MVO-convenant.

MVO Nederland heeft op verzoek van het ministerie een wereldkaart gemaakt waarop per land is aangegeven wat de daar het meest voorkomende maatschappelijke risico’s zijn. In aanvulling op de MVO risicochecker biedt dit aan (MKB-) bedrijven inzicht die hen helpt om invulling te geven aan de «responsibility to respect», conform de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles for Business and Human Rights (Ruggie).

Versterkte Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid

De nog steeds tastbare effecten van de economische (euro)crisis, kredietschaarste en de gevolgen daarvan onderstreepten het belang van de uitvoer als de voornaamste motor van groei en herstel. Daarnaast was er wereldwijd meer aandacht voor de balans tussen people, planet en profit. In dit licht lag het accent op de versterking van het Nederlandse verdienvermogen en van de internationale positie van het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de Topsectoren.

Conform het kabinetsbeleid werd naast een ambitieuze agenda van economische missies, steeds meer ingezet op een meer strategische aanpak van inkomende missies/bezoeken en ontvangst daarvan op kabinetsniveau. Dit gebeurde, net als in 2013, in samenwerking met de topsectoren en de Dutch Trade and Investment Board (DTIB). Naast landen waar ons bedrijfsleven economische belangen heeft wordt nadrukkelijk ook gekeken naar landen waar door middel van missies synergie tussen hulp en handel kan worden bereikt. Zo hebben het afgelopen jaar missies plaatsgevonden naar onder meer China en India maar ook naar landen in Afrika zoals Tanzania, Mozambique, Ghana, Nigeria, Rwanda en Congo.

In totaal werden in 2014 20 economische missies met een lid van het kabinet georganiseerd naar 25 landen om Nederlandse bedrijven te ondersteunen bij het zaken doen in buitenlandse markten. Tevens vonden 5 economische missies op hoogambtelijk niveau plaats en werd een groot aantal economische missies georganiseerd met de vijf grote economische steden van Nederland en andere gemeentelijke en provinciale overheden. Daarnaast vonden er 13 inkomende economische missies/bezoeken plaats waarvan 5 tijdens de Nuclear Security Summit: staatsbezoek van de Chinese president, officiële bezoeken van Vietnam en Kazachstan en werkbezoeken van de vicepresident van Indonesië en de Minister-President van Canada.

In 2014 werd de lijst van prioritaire doellanden voor de Topsectoren geactualiseerd. Eind 2014 werden door kabinet vier nationale icoonprojecten geselecteerd. BH&OS is betrokken bij het internationaal uitdragen van deze projecten. De gezamenlijke inzet van een aantal topsectoren voor de Hannover Messe 2014, waar NL partnerland was, bleek succesvol. In 2014 zijn in totaal 14 strategische beurzen georganiseerd.

Als onderdeel van de moderne diplomatie-agenda is een start gemaakt met de uitwerking van de brief over de MKB internationalisering en de versterking van de economische dienstverlening voor het bedrijfsleven. Het MKB, waaronder de start-ups, is van vitaal belang voor onze concurrentiekracht maar benut nog niet alle kansen die het buitenland biedt. Eind 2014 is een brede informatiecampagne gestart om het belang van internationaal ondernemen en ook de bestaande dienstverlening beter onder de aandacht van het MKB te brengen (met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Kamer van Koophandel).

De Transitiefaciliteit (TF) gericht op de voormalige partnerlanden Zuid-Afrika, Vietnam en Colombia heeft in 2014 geleid tot verbetering van het ondernemingsklimaat en circa 100 nieuwe contacten en 25 opdrachten voor het Nederlands bedrijfsleven. Zo hebben Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen de Vietnamese tuinbouwsector geholpen de stap te zetten naar teelt in de kas. In Zuid-Afrika heeft een innovatief bedrijf dat via slimme technologie afval omzet in elektriciteit voet aan de grond gekregen. Eind 2014 is de TF voor Vietnam beëindigd. In Colombia en Zuid-Afrika loopt de TF tot medio 2015.

Het naar Nederland halen van buitenlandse bedrijven is een wezenlijk onderdeel van economische diplomatie. Het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), dat onder de beleidsverantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken valt, haalde in 2014 voor Nederland een recordbedrag aan investeringen binnen. Met behulp van een nieuwe acquisitiestrategie worden de inspanningen gericht op die investeringen die de meeste waarde toevoegen aan de Nederlandse economie. Er zijn 187 projecten bevestigd, het aantal daarmee gemoeide banen kwam uit op 6.304. Het investeringsbedrag is uitgekomen op EUR 3.185 miljoen. 54% van de projecten betrof hoogwaardige activiteiten in met name topsectoren.

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

Via private sector ontwikkeling heeft Nederland bijgedragen aan een beter ondernemingsklimaat, waardoor economische groei ontstaat en armoede wordt bestreden. Het programma bestond uit vijf pijlers.

Voor 1) Versterking van economische wet- en regelgeving is onder andere de Trade Facilitation Facility ingezet. Dit programma heeft geleid tot (belasting)hervormingen in de logistieke sector in de East African Community. Verder zijn in 7 landen belastingdiensten getraind, wat moet leiden tot effectievere en transparantere belastingstelsels en inning van meer lokale belastingen.

2) Versterking van economische instituties en bedrijven vond bijvoorbeeld plaats via institutionele capaciteitsopbouw, zoals in Tanzania in een project met de National Audit Office voor meer transparantie bij publieke olie- en gasinkomsten en in Bangladesh en Bhutan in projecten met de Kadasters. Via FNV en CNV is gewerkt aan de versterking van lokale vakbonden. Versterking van lokaal bedrijfsleven verliep onder andere via Programma Uitzending Managers (PUM) dat door kennisoverdracht van senior experts bijdroeg aan duurzame versterking van 1750 MKB-bedrijven in 70 landen.

3) Versterking van de financiële sector gebeurde zowel bilateraal via onder andere de Rabobank en FinancieringsMaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) als multilateraal via de International Finance Corporation (IFC), Wereldbank en IMF. FMO heeft onder andere via het MASSIF fonds technische assistentie verleend voor kredietverlening aan het MKB. Via het Financial Sector Reform & Strengthening Initiative (FIRST) is bijgedragen aan betere consumentenbescherming bij banken en microfinancieringsinstellingen. Rabobank zette langdurige relaties op met coöperatieve banken die mogelijkheden zien in landbouwfinanciering. De inzet op verzekeringen heeft geleid tot succesvolle samenwerking met IFC in de Global Index Insurance Facility.

4) Aanleg fysieke infrastructuur: Mede naar aanleiding van een onafhankelijke review is het ORIO-programma voor ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling stopgezet. In 2015 komt DRIVE daarvoor in de plaats om de Nederlandse infrastructurele inzet beter in te bedden in het beleid voor hulp, handel en investeringen. De lopende ORIO-projecten gaan door. Met een road show werd de PIDG (Private Infrastructure Development Group) geïntroduceerd bij het Nederlandse bedrijfsleven. Via het Construction Sector Transparency Initiative (CoST) ondersteunde Nederland de transparantie in de bouwsector in lage- en middeninkomenslanden.

Bij 5) Toegang tot markten, ketenontwikkeling en handel was er extra aandacht voor regionale economische samenwerking. In Oost-Afrika werd met TradeMark East Africa onder andere de transporttijd voor goederen van de havens van Mombasa en Dar es Salaam naar Rwanda en Burundi met 10% gereduceerd. In West-Afrika is gestart met onderzoek hoe intra-regionale handel op strategische handelsroutes kan worden bevorderd. Het Centrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) ondersteunde midden- en kleinbedrijven bij het verwerven van toegang tot internationale, vooral Europese, markten. Voor de verduurzaming van de palmoliesector zat de Minister onder andere een ronde tafel voor in Beijing met Chinese en internationale bedrijven en NGO’s.

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

Per 1 juli 2014 is het Dutch Good Growth Fund van start gegaan. Het revolverende fonds verstrekt financiering aan Nederlandse MKB-ers die zaken willen doen in ontwikkelingslanden en investeringsfondsen die willen investeren in het lokale MKB, waar reguliere partijen tekort schieten. Hun activiteiten dienen maatschappelijk verantwoord en ontwikkelingsrelevant te zijn en bij te dragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van deze landen. Verzoeken tot financiering en op maat gesneden dienstverlening worden in behandeling genomen door de drie uitvoerders van het DGGF, zijnde RVO, Atradius DSB en het consortium PwC/Triple Jump.

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Toename van voedselzekerheid

De uitvoering van het beleid gericht op voedsel- en voedingszekerheid verloopt volgens planning, zowel binnen de centraal gefinancierde programma’s als in de partnerlanden via ambassades. Resultaatmeting blijft een uitdaging, zoals ook in de resultatenrapportage 2013 vermeld. In november verscheen de beleidsbrief Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid. Accenten worden geplaatst bij duurzaamheid en inclusiviteit, als verdere verbreding van het beleid. In 2014 is de organisatiestructuur van het ministerie zodanig aangepast dat ook deze de samenhang tussen de grote mondiale uitdagingen weerspiegelt. De start van een «multi-stakeholder dialoog» tussen Nederlandse overheid, financiële instellingen, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, gericht op het bevorderen van landrechten en verantwoordelijk landgebruik, is een concreet initiatief gericht op de belangen van kwetsbare groepen.

De Nederlandse private sector speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van landbouw en voedselproductie in de minst ontwikkelde landen. Kennisdeling en capaciteitsontwikkeling zijn kenmerkende aspecten van de Nederlandse inzet. Ondersteuning van regionale economische integratie is uitgebreid van Oost-Afrika naar West-Afrika. In 2014 is een aantal pilots en studies uitgevoerd en werd met de Economic Community Of West African States (ECOWAS) overlegd over ondersteuning van regionale handel in landbouwproducten. Naast de inzet op de economische kant van voedselzekerheid zijn in 2014 nieuwe initiatieven ontwikkeld die de positie en organisatie van kleinschalige boeren, met name vrouwen, versterken. Ook in de strijd tegen ondervoeding is belangrijke vooruitgang geboekt, bijvoorbeeld door de Global Alliance for Improved Nutrition en UNICEF die beide in samenwerking met de ambassades in partnerlanden de voedingssituatie van jonge kinderen verbeterden. Kennis heeft, als publiek goed, ook in 2014 bijgedragen aan het bereiken van deze doelstellingen. De instituten binnen de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) bereikten met hun onderzoeksresultaten EUR 23 miljoen kleinschalige boeren (ref. toezegging aan uw kamer, 7 oktober 2014). Ten behoeve van het International Fund for Agricultural Development (IFAD) vond een succesvolle middelenaanvulling plaats.

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

Nederland heeft bijgedragen aan verbeterde waterzekerheid door zowel de toegang tot water en sanitatie te vergroten als programma’s te ondersteunen die zijn gericht op een verhoogde productiviteit in de landbouw, verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s. Klimaatadaptatie en de rol van vrouwen vormden belangrijke aandachtspunten. De samenwerking met private partijen is verder versterkt, waaronder via de uitvoering van publiek-private partnerschappen. De hervorming en reorganisatie van de Wereldbank is in 2014 aangegrepen om het al bestaande partnerschap met de Bank op watergebied te versterken. In oktober werd een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend voor een strategisch partnerschap op het terrein van water door de Minister en de President van de Wereldbank.

Dankzij Nederlandse financiering kregen ongeveer 2,5 miljoen mensen toegang tot sanitaire voorzieningen en 2 miljoen tot veilig drinkwater. In verband met de ebola-crisis is besloten het drinkwater en sanitatieprogramma dat met Nederlandse financiering door UNICEF wordt uitgevoerd in West-Afrika voor de landen Guinee, Liberia en Sierra Leone, om te zetten in een programma gericht op de bestrijding van ebola. Dit betekent dat de structurele voorzieningen op het gebied van drinkwater en sanitatie voor 750.000 mensen die voor deze drie landen waren voorzien, voorlopig niet zullen worden gerealiseerd. Er is gewerkt aan gelijke kansen voor vrouwen en meisjes dankzij structurele aandacht voor menstrual hygiene management op publieke plaatsen als scholen, kantoren en klinieken.

Nederland steunde samenwerking binnen diverse grensoverschrijdende stroomgebieden als de Nijl en de Zambezi. Via de Dutch Disaster Risk Reduction Facility kon Nederland snel reageren met Nederlandse waterexpertise ter bestrijding van overstromingen in China, Filippijnen, Libanon, Mexico, Pakistan en Senegal. In samenwerking met de FAO, UNESCO-IHE en het International Water Management Institute (IWMI) is een programma ontwikkeld om waterproductiviteit in de landbouw in Afrika en het Midden-Oosten goed in kaart te brengen.

Samen met de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken is een aanzet gegeven voor een Internationale Wateraanpak. Doel is het vergroten van de Nederlandse bijdrage aan waterzekerheid wereldwijd. De inzet van Nederlandse kennis en kunde bij de ontwikkeling en uitvoering van door BH&OS gefinancierde waterprogramma’s is in 2014 verder toegenomen. Ruim 100 Nederlandse partners zijn hier in 2014 bij betrokken. Nederland stelt duurzaamheid, gender en klimaat centraal opdat de resultaten van de inzet beklijven en de Nederlandse watersector zich kan onderscheiden.

Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

In het kader van de internationale klimaatonderhandelingen zet Nederland in op een ambitieus klimaatakkoord onder meer door het betrekken van niet-statelijke actoren bij de onderhandelingen. Ook heeft Nederland met een coördinerende rol in het genderteam van de EU actief bijgedragen aan de totstandkoming van het Lima Work Programme on Gender tijdens de VN Klimaatconferentie in Lima (COP20).

Op het vlak van klimaatfinanciering en integratie van klimaat in ontwikkelingssamenwerking zijn belangrijke stappen gezet. Zo heeft de eerste door BH&OS samengestelde klimaatcursus plaatsgevonden met zowel interne als externe deelnemers. Voorts is het beleid om private sector klimaatfinanciering te bevorderen versterkt. BH&OS organiseerde onder meer een bijeenkomst waar de private sector en NGOs innovatieve investeringsvoorstellen presenteerden (MoMo seminar). Dit versterkte het begrip tussen overheid, bedrijfsleven en NGOs over de kansen en risico’s van private sector klimaatfinanciering. In dit verband werkt Nederland ook actief mee aan het Global Innovation Lab for Climate Finance.

Als onderdeel van klimaatfinanciering is geïnvesteerd in hernieuwbare energie in onder meer Kenia, Ethiopië en Tanzania. Verder is een publieke-private samenwerking van start gegaan waarin Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen Indonesië ondersteunen bij de ontwikkeling van geothermische energie. In samenwerking met de Wereldbank worden diverse ontwikkelingslanden geholpen bij het afbouwen van hun subsidies op fossiele brandstoffen. In maart 2014 kondigde Premier Rutte in een gezamenlijke verklaring met President Obama aan dat Nederland geen steun geeft aan nieuwe kolencentrales in het buitenland.

In 2014 startte het Initiatief voor Duurzame Handel (IDH) met een landschapsprogramma in Brazilië, Ivoorkust, Ghana, Ethiopië, Kenia, Vietnam en Indonesië om de effecten van klimaatverandering, landdegratie en watervervuiling tegen te gaan. Voorts is in 2014 gestart met het regionale programma in de Sahel en de Hoorn van Afrika gericht op watermanagement, verbeteren van voedselzekerheid en markttoegang van boerenbedrijven in droge gebieden Via het SUSTAIN-Africa programma droeg Nederland bij aan klimaatadaptatie en duurzame ontwikkeling in een growth corridor in Tanzania waar economische groei nog steeds gepaard gaat met vervuiling en uitputting van natuurlijke hulpbronnen.

Sociale vooruitgang

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan verspreiding van HIV/AIDS

Het Nederlandse SRGR-beleid richtte zich in 2014 op grotere kennis onder jongeren over SRGR, betere beschikbaarheid van anticonceptie en aidsremmers, daling in moedersterfte en sterfte aan HIV/AIDS. Daarnaast bleef Nederland een van de weinige landen die zich consequent inzetten om meer controversiële onderwerpen als veilige abortus, toegang tot voorbehoedsmiddelen voor jongeren en de risicogroepen voor hiv-infectie (homomannen, sekswerkers en injecterende drugsgebruikers) internationaal op de agenda te houden.

Bij de uitvoering is specifiek aandacht besteed aan de problematiek rond kindhuwelijken, mede naar aanleiding van het amendement Voordewind. Concreet zijn hiervoor samenwerkingsverbanden aangegaan met vier Nederlandse allianties van NGO’s. In samenwerking met UNICEF, UNFPA en het VK is in 9 landen een programma gestart dat kindhuwelijken ontmoedigt. De Nederlandse lobby leidde er tevens toe dat een resolutie over kindhuwelijken in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN werd aanvaard.

Ook werd het innovatieve fonds AmplifyChange gelanceerd. Dit fonds ondersteunt lokale maatschappelijk organisaties in ontwikkelingslanden die zich inzetten op taboeonderwerpen zoals geweld tegen vrouwen of veilige abortus. Via het Global Programme to enhance Reproductive Commodity Security (UNFPA) werd bijgedragen aan grotere beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en medicijnen voor reproductieve gezondheid in de 69 armste landen.

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

De inzet voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen richtte zich onverminderd op het uitbannen van geweld tegen vrouwen en het bevorderen van vrouwelijk leiderschap en economische zelfredzaamheid. De Nederlandse steun aan de uitvoering van de VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid maakte hier deel van uit. Vrouwenrechten en gendergelijkheid vormde dit jaar voor het eerst een eigenstandig onderdeel van de Kamerbrief Voortgang prioritaire thema’s ontwikkelingssamenwerking.

Conform de toezegging aan het lid Van der Staaij (SGP) tijdens het debat over de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer op 28 november 2013, werd geïnventariseerd in welke landen op genderdiscriminatie gebaseerde sekseselectie voorkomt. Het onderwerp werd opgebracht in de mensenrechtenrapportage over 2013 en het is opgenomen in de toepassing van het mensenrechteninstrumentarium in China, India, Vietnam, Azerbeidzjan, Armenië en Albanië.

Naar aanleiding van de Nederlandse lobby sprak de VN Commission on the Status of Women zich in 2014 uit voor een zelfstandige doelstelling voor gendergelijkheid in de post-2015 ontwikkelingsagenda. De doelstelling wordt uitgewerkt in de aanloop naar de Finance for Development-bijeenkomst, voorzien voor juli 2015.

Versterkt maatschappelijk middenveld

In 2014 werd het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak gelanceerd dat de leidraad vormt voor het aangaan van relaties met maatschappelijke organisaties in de periode 2016–2020. Het doel is maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden zo te steunen dat ze hun bepleitende en agenda-beïnvloedende rol beter kunnen invullen. Het ministerie ontving een groot aantal voorstellen, ook van organisaties uit lage- of lage-middeninkomenslanden. In de uitwerking van de strategische partnerschappen wordt speciale aandacht gegeven aan sociale en gendergelijkheid.

Politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties is zowel een voorwaarde als middel om deze doelstelling te realiseren. In dit verband heeft Nederland in 2014 samen met Mali het co-voorzitterschap gevoerd van het Task Team on CSO Development Effectiveness and Enabling Environment, een samenwerkingsverband tussen landen en NGO’s. In landen waar de politieke ruimte van maatschappelijke organisaties onder druk staat heeft het Task Team via EU-delegaties en lokale NGO-netwerken aandacht gevraagd voor verbetering van deze situatie.

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

In 2014 zijn het beurzenprogramma Netherlands Fellowship Programmes (NFP) en het capaciteitsversterkingsprogramma van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen (NICHE) verder uitgerold. Via pilots in Ethiopië en Bangladesh worden nieuwe samenwerkingsmodellen uitgetest binnen het NICHE en NFP, gericht op een betere aansluiting op de bredere BH&OS agenda en op een meer langere termijn relatie-opbouw tussen Nederlandse en lokale instellingen. Cuba werd toegevoegd aan de NFP-landenlijst.

De afbouw van de onderwijsprogramma’s in de partnerlanden alsook van de centrale onderwijsprogramma’s lag in 2014 op koers.

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Humanitaire hulp

De humanitaire noden stegen in 2014 naar ongekende hoogte. De wereld kende al drie humanitaire crises van de zwaarste categorie: Syrië, Zuid-Soedan en de Centraal Afrikaanse Republiek. De crisis in Irak en de ebola-uitbraak kwamen daar nog bij. Nog niet eerder sinds de Tweede Wereldoorlog was het aantal vluchtelingen en ontheemden zo hoog. De sterk toegenomen behoefte aan humanitaire hulp maar ook de complexiteit van gewapende conflicten zette het bestaande humanitaire systeem onder druk. Aan de oorspronkelijke humanitaire begroting van EUR 205 miljoen werd in 2014 EUR 12 miljoen toegevoegd: EUR 5 miljoen voor Zuid-Soedan en EUR 7 miljoen als gevolg van het amendement-Voordewind voor humanitaire activiteiten van NGO’s ten behoeve van de Syrische crisis.

Naast het stijgende aantal acute crises, zijn er ook nog altijd veel chronische crises; landen die zich in een vicieuze cirkel van armoede en onveiligheid bevinden en waar de bevolking extra kwetsbaar is voor ontwrichting door geweld, natuurrampen en ziektes. In 2014 zijn zeven Nederlandse NGO’s geselecteerd voor een strategisch partnerschap met het ministerie om in de Hoorn van Afrika en de Grote Meren-regio de transitie van noodhulp naar wederopbouw en duurzame ontwikkeling te verbeteren.

In de zomer stelde het kabinet het Relief Fund in dat het budget voor noodhulp substantieel verhoogde met EUR 570 miljoen voor de periode 2014–2017. Hiervan werd nog in 2014 EUR 100 miljoen bijgedragen aan de hulpverlening in de vijf hierboven genoemde grootste humanitaire crises. Extra hulp alleen bleek echter niet voldoende: een kostenefficiëntie-slag is nodig in de sector. Als top-10-humanitaire donor voelt Nederland de verantwoordelijkheid bij te dragen aan verbeteringen van het (internationale) humanitaire systeem. Een aantal thema’s (zoals opvang van vluchtelingen in de regio en paraatheid) is daarom aangemerkt als deelgebied waarop Nederland zich de komende jaren extra gaat inspannen om innovaties door te voeren.

Voorkomen en terugdringen van conflictsituaties

2014 stond in het teken van het verder verstevigen van de geïntegreerde benadering ten behoeve van veiligheid en rechtsorde in fragiele staten. Specifieke programma’s werden uitgevoerd in Mali, Somalië, het Grote Merengebied, Afghanistan en meer recent in Syrië, Libanon en Irak, meestal in samenwerking met de Ministeries van Defensie en Veiligheid en Justitie.

In Mali steunde Nederland het United Nations Department of Political Affairs (UNDPA) dat onderhandelingen mogelijk maakte tussen overheid en rebellen. Dit leidde tot een voorlopig vredesakkoord. In de Grote Meren regio bracht ons land het maatschappelijk middenveld in contact met onder meer de Speciaal Vertegenwoordigers van de VN, VS en EU om hun geluid op het hoogste beleidsniveau te laten horen. Ook was Nederland een van de (financiële) motoren achter de hernieuwde VN-strategie voor Oost-Congo, die beoogt meer eenheid te brengen in de internationale steun aan dit gebied.

Meer coherentie in alle internationale politieke en OS-inspanningen is essentieel om het vredesproces te laten slagen. Nederland zette het afgelopen jaar een nieuwe stap in het Security Sector Development Program in Burundi, dat van groot belang is voor de stabiliteit in dat land en in de Grote Meren-regio. Nederland en Burundi kwamen een aantal voorwaarden overeen waaraan het land moet blijven voldoen om niet opnieuw sancties opgelegd te krijgen zoals in 2012 het geval was. Het programma kreeg positieve internationale reacties. Ook dit programma wordt in nauwe samenwerking met Defensie en Veiligheid en Justitie uitgevoerd.

In Syrië werd steun geboden aan de politie en justitiële sector in gebieden onder controle van de gematigde oppositie, terwijl in Libanon het leger werd getraind in grensbewaking en CIMIC expertise. Tegelijkertijd werd bijgedragen aan activiteiten gericht op early recovery van basisvoorzieningen in oppositiegebieden en versterking van basisvoorzieningen in de omringende landen die dreigen te bezwijken onder de enorme vluchtelingenstroom.

Rechtsstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van de overheid en inclusieve processen

De inzet op het versterken van rechtstaatsontwikkeling bleek onder andere uit de hervatte sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid, en de Nederlandse steun aan het maatschappelijk middenveld aldaar. Dit maakt het voor NGO’s mogelijk hun belangrijke werk op het gebied van rechtsstaatontwikkeling te kunnen vervullen. Nederland was tevens een van de oprichters van het EU Trust Fund voor de Centraal Afrikaanse Republiek, gericht op wederopbouw. Daarnaast stelde Nederland MINUSCA financieel in staat een begin te maken met het herstel van de strafrechtsketen in dit land.

Met Nederlandse steun ontwikkelde de IFC in verschillende Afrikaanse fragiele staten programma’s voor private sectorontwikkeling en werkgelegenheid. Het gebruik van zowel een «conflict»-als een «gender»-lens in dit CASA-II-programma, en het meten van resultaten gericht op stabiliteit (conform de New Deal Peace and Statebuilding Goals) zijn innovatieve elementen in dit programma.

Op het gebied van gender in relatie tot vrede en veiligheid ondersteunde Nederland Syrische vrouwen in het formuleren van een gezamenlijk standpunt ten aanzien van het vredesproces in Genève. Deze samenwerking met UN Women leidde tot het Syrian Women’s Initative for Peace and Development (SWIPD), dat de Syrische vrouwen begin 2014 lanceerden.

In 2014 nam het thema grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de koppeling met ontwikkeling een vlucht. Nederland slaagde erin een aanjagende rol te spelen bij internationale discussies over het negatief effect van criminaliteit op ontwikkeling.

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Versterkte multilaterale betrokkenheid

In 2014 was Nederland bijzonder actief in de werkgroep die de mondiale post-2015 agenda voor duurzame ontwikkeling heeft voorbereid. In aanvulling op sociale, economische en ecologische ontwikkeling heeft Nederland succesvol ingezet op opname van stevige doelen op het terrein van vrede en veiligheid, gender en SRGR.

De Wereldbank heeft in 2014 ambitieuze institutionele hervormingen doorgevoerd teneinde de ontwikkelingseffectiviteit van de Bank te vergroten. Nederland zette hierbij specifiek in op een betere samenwerking met de private sector. Dit resulteerde bijvoorbeeld in een innovatief partnerschap tussen Nederland en de Wereldbank op het terrein van water dat, naast een ontwikkelingscomponent, nadrukkelijk ook de particuliere sector integreert. Verder is substantiële voortgang geboekt met de stroomlijning van de financieringskanalen van de Bank door samenvoeging van Trust Funds.

Nederland steunde voorstellen die de stijging van de salarissen van internationale (VN) ambtenaren inperken. Nederland pleitte ook voor een financieel soberder pakket van vergoedingen voor VN-personeel. Er is slechts sprake van trage voorgang op dit thema. Nederland drong in 2014 ook bij alle ontwikkelingsbanken consequent aan op een sober salarisbeleid.

Nederland bepleitte in 2014 intensivering van de samenwerking tussen de Inter-American Development Bank (IDB) en de Caraïbische landen van het Koninkrijk. Verder nam het Koninkrijk der Nederlanden deel aan de derde Small Islands Developing States (SIDS) conferentie op Samoa in september 2014, gericht op duurzame ontwikkeling. De uitkomsten worden meegenomen in de uitwerking van de post-2015 ontwikkelingsagenda.

Overig armoedebeleid

Nederland zette zich in voor een gezonde uitleencapaciteit bij de regionale ontwikkelingsbanken waaronder de Asian Development Bank (AsDB). Nederland werkte mee aan een voorstel waardoor de uitleencapaciteit van de AsDB wordt verdubbeld zonder dat extra bijdragen van aandeelhouders en donoren nodig zijn.

Nederland droeg in 2014 bij aan het Debt Management and Financial Analysis System (DMFAS) programma van UNCTAD. Dit programma geeft technische assistentie op het gebied van schuldmanagement waardoor ontwikkelingslanden inzicht krijgen in hun schulden. Dit inzicht is cruciaal voor de schuldhoudbaarheid en een duurzaam financieringsbeleid van deze landen.

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

In november 2014 is de Kamer geïnformeerd over de gewijzigde prioriteiten binnen het migratie- en ontwikkelingsbeleid. In het licht van de ongekend grote vluchtelingenstromen en opvang in de regio gaat extra aandacht naar vermindering van spanningen tussen gastgemeenschappen en vluchtelingen. Nederland biedt ontwikkelingslanden steun bij de versterking van hun migratiemanagement en bij het bestrijden van mensensmokkel- en handel en uitbuiting van migranten. Tot slot is bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie een prioriteit, zowel voor ex-asielzoekers uit Nederland als voor gestrande migranten in transitlanden.

In 2014 zijn diverse nieuwe programma’s gestart op het terrein van migratie en ontwikkeling. Het gaat hierbij onder meer om programma’s die migranten in Nederland training en coaching aanbieden bij het opzetten van een sociale onderneming in het land van herkomst. Ook zijn programma’s gestart ter bevordering van terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit Nederland.

Realisatie beleidsdoorlichtingen 1 2

Art

Naam

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Betrekking op gehele artikel?

1

Duurzame handel en investeringen

             

Nee

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3

               

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3

               

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

           

X

 

1.4

Dutch Good Growth Fund4

               

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

             

Nee

2.1

Toename van voedselzekerheid4

               

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

       

X

     

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

           

5

 

3

Sociale vooruitgang

             

Nee

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

X

       

X

   

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

           

5

 

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

 

X

           

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

     

X

       

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

             

Nee

4.1

Humanitaire hulp

           

5

 

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties6

               

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

X

       

X

X

7

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

             

Nee

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

               

5.2

Overig armoedebeleid

         

X

   

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling 8

     

X

       
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hoofdstuk V) en BH&OS (Hoofdstuk XVII). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

2

Bij BZ en BH&OS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

3

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

4

Dit is een nieuwe beleidsdoelstelling van dit kabinet.

5

Oplevering is een jaar later, zie brief aan de Tweede Kamer van september 2014 FEZ-2014/292 en december 2014 FEZ-2014/449.

6

Deze beleidsdoelstelling gaat naar het Ministerie van Defensie.

7

Oplevering was gepland in 2015 maar zal in 2016 plaatsvinden vanwege personele omstandigheden in het onderzoeksteam. Zie brief aan de Tweede Kamer van december 2014 FEZ-2014/449.

8

Dit is gecombineerd met de beleidsdoorlichting van de beleidsdoelstellingen 4.1 en 4.2 van BZ begroting.

Licence