Base description which applies to whole site

19 Toekomstfonds

Algemene doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZ en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in de artikelen 12 en 13 van dit jaarverslag:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie.

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven.

  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Beleidsconclusies

Vanwege de recente start van het Toekomstfonds is het nog te vroeg beleidsconclusies te trekken over het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds. In 2015 is de uitvoering van het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds gestart met het openstellen van een tender, met een budget van in totaal € 40 mln, om in aanmerking te komen voor het verkrijgen van financiering voor onderzoeksinfrastructuur. Alle onderzoeksinstellingen, al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven, konden hiervoor voorstellen indienen. Beoordeling van de voorstellen vindt in de eerste helft van 2016 plaats, waarna duidelijkheid bestaat of de toegekende voorstellen het budgetplafond overstijgen.

Participatiemaatschappij Oost werkt samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) en het Ministerie van Economische Zaken aan het Dutch Venture Initiative om de toegang tot financiering te verbeteren voor snelgroeiende innovatieve ondernemingen. Voor ondernemingen met groeiambities is de beschikbaarheid van risicokapitaal cruciaal, zeker omdat de banken hier nog steeds terughoudend zijn in het verstrekken van financiering. Venture capital fondsen zijn met hun risicokapitaalverstrekking bij uitstek financiers van snelgroeiende innovatieve ondernemingen. Bedrijven gefinancierd met venture capital groeien bovengemiddeld. DVI-1 leidt al tot veel nieuwe hoogwaardige initiatieven voor risicokapitaalfondsen uit de private markt, waaronder ook initiatieven waar provincies bij betrokken zijn. Het Europese Investeringsfonds (EIF) heeft voor het tweede DVI-fonds € 100 mln beschikbaar gesteld en via PPM Oost stelt het Ministerie van Economische Zaken ook € 100 mln beschikbaar. Het totale fonds krijgt hiermee minimaal een omvang van € 200 mln.

Budgettaire gevolgen van beleid
 

Realisatie 20151

Vastgestelde

begroting 2015

Verschil

VERPLICHTINGEN

194.439

181.887

12.552

UITGAVEN

78.451

176.728

– 98.277

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

     
       

Leningen

72.401

176.728

– 104.327

I MKB-FINANCIERING

     

Volledig revolverend

     

Dutch Venture Initiative/Fund of Funds

3.000

21.600

– 18.600

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

     
       

Gedeeltelijk revolverend

     

Innovatiekrediet

45.178

76.454

– 31.276

Risicokapitaal (seed capital)

14.856

18.674

– 3.818

Vroege fasefinanciering

9.367

10.000

– 633

       

II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK

Met vermogensbehoud

     

Fundamenteel en toegepast onderzoek

 

50.000

– 50.000

       

III Staatsobligaties Toekomstfonds

     
       

Subsidies

     

IV Reëel rendement voor onderzoek

     
       

Bijdragen aan agentschappen

6.050

 

6.050

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

6.050

 

6.050

       

ONTVANGSTEN

49.428

21.188

28.240

MKB-FINANCIERING BESTAAND INSTRUMENTARIUM

     

Innovatiekredieten

24.920

18.788

6.132

Seed

14.508

2.400

12.108

Fund of Funds (DVI I/Business Angels)

     

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

10.000

 

10.000

       

MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN

     

Ontvangsten DVI II

     
       

Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek

     
       

Renteontvangsten Toekomstfonds

     
1

Tot en met 2014 werd het Innovatiefonds op artikel 12 verantwoord.

Toelichting op de verplichtingen

De verplichtingen vallen € 12,6 mln hoger uit dan geraamd. Dit valt te verklaren doordat in 2015 de verplichting van € 100 mln voor het Dutch Venture Initiative II is aangegaan, waarvoor het verplichtingenbudget bij de 1e suppletoire begroting 2015 is toegevoegd. Voor de Seed is de niet benutte ruimte 2014 (€ 2,4 mln) bij de 1e suppletoire begroting 2015 aan de verplichtingenruimte toegevoegd. De uitvoeringskosten van RVO voor het Toekomstfonds waren in de oorspronkelijk begroting niet opgenomen. Bij de 1e en 2e suppletoire begroting 2015 is hiervoor in totaal € 6,1 mln aan verplichtingenruimte toegevoegd.

Tegenover deze verplichtingenverhogingen staat dat voor de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek nog geen verplichtingen konden worden aangegaan (– € 50 mln). De regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten is in 2015 opengesteld. Partijen dienden in het najaar van 2015 projectvoorstellen in voor investeringen in nieuwe en bestaande hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten, waarvoor in de eerste helft van 2016 beoordeling en toewijzing plaatsvindt. Daarnaast lagen ook de verplichtingen voor het Innovatiekrediet circa € 45,9 mln lager dan de oorspronkelijke raming. De financiering van klinische projecten bleef achter bij de verwachting. Oorzaak hiervan was onder andere dat een aantal aanvragen niet voor het einde van het jaar afgerond konden worden en doorgeschoven zijn naar 2016. De benutting van het Innovatiekrediet in 2015 is met € 53 mln wel iets hoger dan in voorgaande jaren.

Aangezien sprake is van een fondsconstructie blijven de in 2015 niet benutte middelen beschikbaar voor het Toekomstfonds.

Toelichting op de uitgaven

Voor het Dutch Venture Initiative is € 18,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. De investeringen vanuit de onderliggende investeringsfondsen zijn volatiel, omdat het lastig is om op voorhand te bepalen in welke en hoeveel ondernemingen wordt geïnvesteerd. Een aantal onderliggende fondsen is later gestart onder andere omdat het lastig blijkt te zijn om hun andere, private funding op te halen. Dit heeft tot gevolg gehad dat er minder uitgaven hebben plaatsgevonden dan oorspronkelijk geraamd. Aangezien sprake is van een fondsconstructie zullen deze middelen beschikbaar blijven voor het Toekomstfonds.

De realisatie van de kasuitgaven voor fundamenteel en toegepast onderzoek was € 50 mln lager dan de raming. Zoals ook is toegelicht bij de verplichtingen konden in 2015 nog geen toewijzingen plaatsvinden in het kader van de regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten. Daarom zijn er in 2015 nog geen kasuitgaven gedaan. De overige bestedingen voor fundamenteel en toegepast onderzoek vanuit het Toekomstfonds worden in 2016 nader ingevuld. Aangezien sprake is van een fondsconstructie blijven de in 2015 niet benutte middelen beschikbaar voor het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds.

Bij het Innovatiekrediet bleef van de oorspronkelijk geraamde middelen € 31,3 mln onbenut. Oorzaak hiervoor was onder andere dat als gevolg van de lager dan geraamde benutting van de regeling in voorgaande jaren de kasuitgaven ook op een lager niveau liggen. Daarnaast bleef de financiering van klinische projecten achter bij de verwachting. Dat heeft ermee te maken dat een aantal aanvragen niet voor het einde van het jaar afgerond konden worden en doorgeschoven zijn naar 2016. Aangezien sprake is van een fondsconstructie zullen deze middelen beschikbaar blijven voor het Toekomstfonds.

De bijdrage aan RVO is € 6,1 mln hoger dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat het uitvoeringsbudget samenhangend met de instrumenten van het voormalig Innovatiefonds bij de 1e suppletoire begroting overgeheveld zijn van artikel 12 naar artikel 19 (€ 3,8 mln). Daarnaast is een bedrag van € 2,3 mln beschikbaar gesteld voor de uitvoeringskosten van onder andere de regeling Vroegefasefinanciering, de regeling Innovatiekrediet en de Seed-regeling.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten voor Innovatiekrediet zijn € 6,1 mln hoger dan geraamd. Dat heeft in belangrijke mate te maken met aflossingen van bedrijven uit de biomedische sector.

De meevallers in de ontvangsten uit de Seed Capital regeling (€ 12,1 mln) komen voornamelijk voort uit de investeringen in de bedrijven Dezima Pharma en Acerta Pharma.

De ontvangsten vanuit de ROM’s waren € 10 mln hoger dan geraamd. Vanuit de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) werd namelijk € 10 mln dividend ontvangen.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Realisatie 2014

Raming 2015

Realisatie 2015

Bron

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

39

2013

34

42

>30

33

RVO

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

156

2013

174

123

>120

119

RVO

Aantal participaties via SEED en Fund of Funds1

44

2013

>30

32

45

44

RVO/EIF

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)1

390

2013

>40

257

390

551

RVO/EIF

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt2

– 

– 

 

5

40

39

RVO/STW

1

Voor de cijfers van het Dutch Venture Initiative/Fund of funds is voor de realisatie 2015 gebruik gemaakt van de realisatiecijfers tot en met 31 augustus 2015.

2

Bij het vaststellen van het aantal ondernemers/ondernemingen dat gebruik maakt van Vroege Fase Financiering is uitgegaan van het aantal committeringen.

Licence