Base description which applies to whole site

Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen ervoor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering op het terrein van de belastingen. Het beleid is gericht op een eenvoudig, solide en fraudebestendig belastingstelsel. Een belastingstelsel dat begrijpelijk is en dat de administratieve lasten voor burgers en bedrijven en de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst waar mogelijk reduceert. Een belastingstelsel dat een solide belastingopbrengst oplevert, zonder willekeurige schommelingen. Een eerlijk belastingstelsel waarbij uitholling van de belastinggrondslag effectief kan worden bestreden zodat ieder zijn deel bijdraagt.

C. Beleidsconclusies

Compliance moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen. De Belastingdienst bevordert compliance door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen. De prestatie-indicatoren van deze doelstellingen zijn grotendeels gerealiseerd, uitgezonderd het «tijdig afdoen van bezwaren», «kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant», de «afname van het aantal ernstige productieverstoringen» en «omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren FIOD)». In paragraaf «F2 Belastingdienst» verderop wordt bij de verschillende onderdelen op de oorzaken ingegaan. Met het uitvoeren van zijn beleid streeft de Belastingdienst ernaar dat het nalevingstekort en daarmee het bedrag aan verschuldigde belasting dat niet binnenkomt (de tax gap) en ten onrechte toegekende toeslagen, zo klein mogelijk is. De prestatie-indicator van het nalevingstekort Particulieren is gerealiseerd.

In de beleidsdoorlichting «Toezicht en massale processen Belastingdienst» (zie paragraaf 3.3 Realisatie beleidsdoorlichtingen) is vastgesteld dat de prestatie-indicatoren niet volledig zijn en daarmee slechts een beperkt zicht geven op de activiteiten die de Belastingdienst uitvoert. De prestatie-indicatoren lijken voor een deel niet te zijn meegegroeid met ontwikkelingen in de uitvoering, handhaving en handhavingsstrategie. Over de inzet van preventief toezicht is bijvoorbeeld nauwelijks cijfermateriaal voorhanden. Van andere prestatie-indicatoren, zoals de correctieopbrengsten, is niet duidelijk hoe deze zich verhouden tot het realiseren van de algemene beleidsdoelstelling compliance. De aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting liggen in het verlengde van de uitkomsten van eerdere evaluaties, zoals die van de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst, de Commissie Managementinformatie en Bekostigingssystematiek Belastingdienst en de onderzoeken van de Algemene Rekenkamer. Naar aanleiding van deze onderzoeken lopen er binnen de Belastingdienst verschillende verbetertrajecten om de doelen en gewenste effecten scherper te formuleren, de managementinformatie te verbeteren en te komen tot een aangepaste set van indicatoren. De voortgang hiervan heeft echter geleden onder het, begin 2017 door de Commissie onderzoek Belastingdienst, gesignaleerde gebrek aan sturing. Om de sturing te verbeteren zijn diverse maatregelen getroffen. Eén daarvan is de vaststelling van een nieuwe topstructuur voor de Belastingdienst die vanaf 25 september 2017 van kracht is geworden. Een andere is de herijking van de Investeringsagenda, die op 19 september 2017 aan de Kamer is aangeboden14. In de Handhavingsbrief15, die eind 2017 naar de Tweede Kamer is gegaan, is tot slot een eerste aanzet gedaan om de Kamer inzicht te geven in de afweging die de Belastingdienst jaarlijks maakt over de inzet van mensen en middelen voor de verschillende activiteiten (zowel proactief, preventief als repressief), op basis van de oorzaken van niet-naleving. De Handhavingsbrief geeft ook inzicht in het ontwikkeltraject voor de komende jaren.

Compliance

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling (jaar1)

Prestatie-indicator (in %)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen

95,3

95,1

95,3

94,9

>95

95,3

Aangiften loonheffingen tijdig ontvangen

99,1

99,2

99,2

99,2

>99

99,3

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren

1,1

n.v.t.

1,1

1,0

<1,1

0,9

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB

4,4

n.v.t.

6,0

5,2

<6

n.n.b.

Tijdige betaling van belastingen en premies

98,2

98,3

98,4

98,4

>98

98,4

Oninbare belastingen en premies

n.v.t.

0,6

0,6

0,3

<0,6

0,3

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

1

Het jaartal is het jaar waarin de uitkomsten van de metingen worden gerapporteerd.

Toelichting

Percentage tijdig ontvangen aangiften

De indicatoren voor de tijdigheid van aangifte doen zijn stabiel over de tijd. Zowel bij de indicator omzetbelasting (OB) als de indicator loonheffing (LH) blijft de tijdigheid van het doen van aangifte boven de gestelde normen.

Juist en volledig aangiften doen

Voor het structureel terugdringen van het nalevingtekort wordt ingezet op het zoveel mogelijk vooraf borgen van de volledigheid en juistheid van de aangiften door maatregelen als de vooringevulde aangifte (VIA), klantbehandeling in de actualiteit bij grote ondernemingen en het afsluiten van convenanten met fiscale dienstverleners waarmee de kwaliteit van aangiften van ondernemers wordt geborgd. Daarnaast blijft de Belastingdienst toezicht achteraf, na het indienen van de aangifte, uitvoeren. Met steekproefsgewijze controles wordt periodiek het niveau van naleving vastgesteld voor de segmenten Particulieren en Midden- en kleinbedrijf (MKB). De steekproefsgewijze controles verschaffen inzichten in de houding en het fiscaal relevante gedrag van belastingplichtigen en in bestaande nalevingstekorten. De uitkomst van de steekproef Particulieren heeft betrekking op het belastingjaar 2015 en voldoet aan de streefwaarde. De uitvoering van de steekproef MKB-ondernemingen 2017 is verdeeld over twee jaren (2017 en 2018) en heeft hoofdzakelijk betrekking op het behandeljaar 2015. Door de langere doorlooptijd zal een deel van de steekproef ook betrekking hebben op het behandeljaar 2016. Inzake het behalen van de streefwaarde van de steekproef MKB wordt in het jaarverslag 2018 gerapporteerd.

Tijdige betaling van belastingen en premies

Deze indicator heeft betrekking op de ontvangsten van de middelen inkomensheffing/premies zorgverzekeringswet, loonheffing, omzetbelasting, vennootschapsbelasting en motorrijtuigenbelasting. Het beeld over een reeks van jaren is stabiel. Meer dan 98% betaalt op tijd.

Oninbare belastingen en premies

Bepaalde belastingvorderingen kunnen niet, of maar voor een deel, geïnd worden. Dit kan verschillende oorzaken hebben: faillissementen, wettelijke schuldsanering, overlijden of omdat de vordering niet te verhalen is. Vorderingen waarvoor actuele verhaalsmogelijkheden ontbreken, worden actief gevolgd voor het geval zich alsnog inkomstenbronnen aandienen (dynamisch monitoren). In dit verband wordt terughoudend omgegaan met het oninbaar lijden van deze vorderingen. De streefwaarde voor oninbare belastingen en premies is gerealiseerd.

Belastingmoraal

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetal (in %)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Belastingontduiking is onaanvaardbaar1

92

92

93

92

91

Zelf belasting ontduiken is uitgesloten

88

87

90

89

87

Belasting betalen betekent iets bijdragen

35

37

35

37

40

Ervaren kans op ontdekking

80

82

83

84

84

Bron: Fiscale monitor.

1

Inclusief de categorie «neutraal».

Toelichting

De houding ten aanzien van het nakomen van belastingverplichtingen wordt ook wel aangeduid als de belastingmoraal en vormt een aspect van compliance. De Belastingdienst meet ieder jaar met de Fiscale Monitor verschillende houdingsaspecten bij de belangrijkste doelgroepen. De cijfers over de belastingmoraal zijn redelijk stabiel over de jaren. Voor «Belasting betalen betekent iets bijdragen» en «Ervaren kans op ontdekking» is over de jaren heen een lichte stijging te zien. In de webrapportage www.fiscalemonitor.nl zijn ook de overige resultaten van de Fiscale monitor 2017 te bekijken.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

De Belastingdienst wordt beschouwd als een grote uitvoeringsorganisatie vanwege de omvang van de apparaatuitgaven (€ 2,9 mld. in 2017) en het aantal medewerkers, en daarnaast is er veel politieke en maatschappelijke aandacht voor de werkzaamheden van de Belastingdienst. Via een eigen begrotingsartikel is het mogelijk inzicht te geven in de verschillende werkzaamheden, uitgaven en ontvangsten van de Belastingdienst.

Budgettaire gevolgen van beleid – artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

Verschil 2017

Verplichtingen

3.273.683

2.933.935

3.259.300

3.651.055

2.936.066

2.924.355

11.711

               

Uitgaven (1) + (2)

3.187.000

3.210.167

3.190.076

3.323.566

3.069.422

2.924.355

145.067

               

(1) Programma-uitgaven

241.860

229.451

199.670

136.211

145.397

121.045

24.352

waarvan:

             

Rente

236.375

223.783

193.420

130.422

139.227

115.090

24.137

Belasting- en invorderingsrente

236.375

223.783

193.420

130.422

139.227

115.090

24.137

Rentevergoeding depotstelsel

0

0

0

0

0

0

0

               

Bekostiging

5.485

5.668

6.250

5.789

6.170

5.955

215

Proceskosten

3.749

3.865

4.677

4.089

4.223

3.561

662

Overige programma-uitgaven

1.736

1.803

1.573

1.700

1.947

2.394

– 447

               

(2) Apparaatsuitgaven

2.945.140

2.980.716

2.990.406

3.187.355

2.924.025

2.803.310

120.715

waarvan uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland

 

13.211

17.897

11.885

13.283

13.000

283

               

Personele uitgaven

2.105.757

2.235.931

2.216.312

2.464.980

2.284.363

2.089.360

195.003

waarvan Eigen Personeel

1.875.697

1.995.071

2.019.909

2.203.409

2.097.312

1.957.604

139.708

waarvan Inhuur externen

230.060

240.860

196.403

261.571

187.051

131.756

55.295

               

Materiële uitgaven

839.382

744.785

774.093

722.375

639.662

713.950

– 74.288

waarvan ICT

247.976

237.586

249.311

224.413

190.759

227.761

– 37.002

waarvan Bijdrage SSO's

228.255

211.555

204.720

216.934

209.007

174.518

34.489

waarvan Overige

363.151

295.644

320.062

281.028

239.896

311.671

– 71.775

               

Ontvangsten (3) + (4)

108.151.202

116.225.745

117.090.239

121.876.136

137.141.008

128.510.352

8.630.656

               

(3) Programma-ontvangsten

108.124.386

116.204.039

117.069.316

121.850.938

137.109.749

128.489.772

8.619.977

waarvan:

             

Belastingontvangsten

107.503.003

115.402.186

116.240.772

121.044.798

136.288.069

127.631.119

8.656.950

               

Rente

             

Belasting- en invorderingsrente

255.029

372.452

367.668

361.879

414.676

392.600

22.076

               

Boetes en schikkingen

             

Ontvangsten boetes en schikkingen

167.381

218.885

257.964

245.675

199.225

248.777

– 49.552

               

Bekostiging

             

Kosten vervolging

198.973

210.516

202.912

198.586

207.780

217.276

– 9.496

               

(4) Apparaatsontvangsten

26.816

21.706

20.923

25.198

31.258

20.580

10.678

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen (+ € 11,7 mln.)

Voor een toelichting op de verplichtingen wordt verwezen naar de toelichting op de uitgaven (kas = verplichtingen). Per saldo zijn minder verplichtingen gerealiseerd dan de verwerkte uitgavenmutaties in 2017 (verschil van € 133 mln.). Dit wordt verklaard doordat het bedrag aan openstaande verplichtingen ultimo 2017 is afgenomen ten opzichte van ultimo 2016.

Uitgaven (+ € 145,1 mln.)16

Programma-uitgaven (+ € 24,4 mln.)

Belasting- en invorderingsrente (+ € 24,1 mln.)

De uitgaven zijn € 24 mln. hoger dan geraamd. Zowel bij de rente-uitgaven als bij de renteontvangsten (+ € 22 mln.) zijn de realisaties hoger uitgevallen omdat in december 2017, bij het vaststellen van de verdeelsleutels met de sociale fondsen (m.b.t. de gecombineerde heffing van belastingen en premies), een hoger dan geraamd aandeel aan het Rijk is toebedeeld.

Bijdrage Agentschappen

De presentatie van de uitgaven aan Logius is met de eerste suppletoire begroting 2017 gewijzigd. Bij ontwerpbegroting 2017 stonden deze onder apparaatsuitgaven gepresenteerd als Shared Service Organisatie (SSO) uitgaven. Om aansluiting te krijgen bij de Rijksbegrotingvoorschriften zijn deze uitgaven bij de 1e suppletoire begroting 2017 apart gepresenteerd als bijdrage agentschappen onder programma-uitgaven. In het jaarverslag wordt conform de begrotingsvoorschriften de oorspronkelijke presentatie gehanteerd.

Apparaatsuitgaven (+ € 120,7 mln.)

De gerealiseerde apparaatsuitgaven van de Belastingdienst betreffen personeel (ca. € 2,3 mld.) en materieel (ca. € 0,6 mld.). De uitgaven zijn voor de uitvoering van het primaire proces van de Belastingdienst en de ondersteuning daarvan. Het primaire proces omvat de uitvoering en controle op de fiscale wet- en regelgeving, de douanewetgeving en -taken, en de toeslagregelingen.

De totale uitgaven zijn in 2017 € 121 mln. hoger dan oorspronkelijk geraamd; de personele uitgaven zijn in 2017 € 195 mln. hoger en de materiële uitgaven zijn € 74 mln. lager. De per saldo hogere uitgaven betreffen onder andere de uitvoering van de Investeringsagenda, de uit te betalen premies en dergelijke in het kader van de vertrekregeling, benodigde inhuurkrachten voor het robuuster maken van ICT-systemen en stijging van lonen en prijzen (vanwege de nieuwe CAO en reguliere prijsontwikkeling). Ook is bij eerste suppletoire begroting een budgetneutrale herschikking uitgevoerd waarbij middelen per saldo van materiële uitgaven naar personele uitgaven zijn overgeheveld.

Ontvangsten (+ € 8,6 mld.)

Programmaontvangsten (+ € 8,6 mld.)

Belastingontvangsten (+ € 8,7 mld.)

Voor een toelichting op de belastingontvangsten, zie het Financieel Jaarverslag Rijk.

Belasting- en invorderingsrente (+ € 22,1 mln.)

De ontvangsten zijn € 22 mln. hoger dan de oorspronkelijke raming. Zie de toelichting bij de rente-uitgaven.

Boetes en schikkingen (– € 49,6 mln.)

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen. Het Hof heeft 7 juni 2016 geoordeeld dat er een wanverhouding bestaat tussen het niet tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de opgelegde verzuimboete. Als gevolg van deze uitspraak zijn de boeteontvangsten op de begroting van de Belastingdienst € 60 mln. naar beneden bijgesteld bij 1e suppletoire begroting 2017. Voor een deel wordt deze tegenvaller gedekt met een structurele meevaller binnen het boetedossier (€ 15 mln.). Per saldo is de raming bij eerste suppletoire begroting met € 45 mln. naar beneden bijgesteld. De uiteindelijke realisatie in 2017 is € 5 mln. lager dan de bijgestelde stand.

Apparaatsontvangsten (+ € 10,7 mln.)

De apparaatsontvangsten bestaan onder andere uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert. In 2017 is de realisatie € 11 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbegroting, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

Ten aanzien van de fiscaliteit heeft het kabinet in 2017 verder gewerkt aan het realiseren van de doelstellingen die bij aanvang van de kabinetsperiode zijn opgesteld. Dit houdt in dat het kabinet maatregelen heeft getroffen of voorgesteld die belastingontwijking tegengaan, maatregelen die de koopkracht evenwichtig verbeteren en maatregelen die de belastingwetgeving begrijpelijker en beter uitvoerbaar maken.

Belastingplan 2018

Het Belastingplanpakket 2018 bestond uit diverse wetsvoorstellen: het wetsvoorstel Belastingplan 201817, het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 201818 (OFM 2018), het wetsvoorstel Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling19 en het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten20 zoals de Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling. Daarnaast is naar aanleiding van het in oktober 2017 gepresenteerde regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» een nota van wijziging21 op het Belastingplan 2018 ingediend, waarin enkele in het regeerakkoord aangekondigde fiscale maatregelen zijn uitgewerkt, zoals het introduceren van een geleidelijke afbouw van de ouderenkorting en het verhogen van de tabaksaccijns. Daarnaast is via het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld22 geregeld dat de regeling Hillen per 1 januari 2019 geleidelijk wordt uitgefaseerd.

In het wetsvoorstel Belastingplan 2018, dat in 2017 is afgerond en ingediend, zijn maatregelen opgenomen die per 1 januari 2018 een budgettair effect hebben. Om tot een evenwichtiger koopkrachtbeeld te komen, zijn in 2017 maatregelen getroffen om de koopkracht van de Nederlandse huishoudens te verbeteren. Voornamelijk de koopkracht van de uitkeringsgerechtigden en de gepensioneerden werd in 2017 versterkt, zodat elke groep er in doorsnee op vooruitgaat in 2018. Bij het treffen van de maatregelen heeft het voorgaande kabinet zijn demissionaire status in acht genomen, hetgeen betekent dat zij alleen over strikt noodzakelijke fiscale maatregelen heeft besloten.

In lijn met eerdere jaren bevat het Belastingplanpakket 2018 een wetsvoorstel OFM 2018. In het wetsvoorstel OFM 2018 zijn maatregelen opgenomen ten behoeve van het noodzakelijke onderhoud van het fiscale stelsel en andere maatregelen die meer technisch van aard zijn. In het wetsvoorstel zijn onder andere maatregelen getroffen die misbruik van belastingrecht tegengaan. Hierbij valt te denken aan het afschaffen van de inkeerregeling. Hoewel een amendement van het lid Omtzigt (CDA) er enkel toe heeft geleid dat de inkeerregeling gedeeltelijk is afgeschaft, betekent dit een strengere aanpak en minder coulance voor de overtreder die zich uiterlijk twee jaar na het begaan van de opzettelijke of grofschuldige overtreding meldt bij de inspecteur. De overtreder zal, indien het inkomen uit sparen en beleggen betreft dat opkomt in het buitenland, ook ter zake van belastingjaren waarvoor hij uiterlijk twee jaar nadat hij een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan of aangifte had moeten doen, een vergrijpboete kunnen worden opgelegd of strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. Ook maakte het kabinet in 2017 een einde aan het feit dat het aantekenen van verzet automatisch een schorsende werking heeft in fiscale zaken. Hiermee wordt oneigenlijk gebruik bestreden.

Het wetsvoorstel Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling heeft ertoe geleid dat de landbouwregeling in de omzetbelasting met ingang van 1 januari 2018 is afgeschaft. De afschaffing van de regeling werd reeds in 2016 in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken aangekondigd. Landbouwers zullen voortaan, net als andere ondernemers, over hun prestaties btw in rekening moeten brengen en de btw over de aan hen verrichte prestaties kunnen terugvragen. De maatregel heeft tot gevolg dat landbouwers niet meer gebruik kunnen maken van een bijzondere regeling, waarbij zij geen btw in rekening hoeven te brengen en geen btw-administratie hoeven bij te houden.

Het wetsvoorstel Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling bevat maatregelen die per 1 januari 2018 zowel tot een aanscherping als een versoepeling in de dividendbelasting hebben geleid. De groep belastingplichtigen is uitgebreid met leden die een kwalificerend lidmaatschapsrecht hebben in een in Nederland gevestigde houdstercoöperatie. Daarnaast kent de dividendbelasting een inhoudingsvrijstelling in deelnemingsverhoudingen. In het wetsvoorstel is geregeld dat deze inhoudingsvrijstelling is uitgebreid richting derde landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een dividendbepaling. De uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling gaat gepaard met een wijziging en tegelijkertijd een aanscherping van de huidige nationale antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en in de vennootschapsbelasting. Tevens is er bij de toepassing van de inhoudingsvrijstelling een meldplicht geïntroduceerd indien het dividend wordt uitgekeerd aan een niet in Nederland gevestigde ontvanger. Als gevolg van dit wetsvoorstel worden de houdstercoöperaties enerzijds en de kapitaalvennootschappen anderzijds voor de toepassing van de dividendbelasting zoveel mogelijk hetzelfde behandeld.

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Een van de in het regeerakkoord opgenomen maatregelen betreft het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ook de regeling Hillen of de Hillen-aftrek genoemd). De regeling Hillen houdt in dat in het geval het eigenwoningforfait (EWF) hoger is dan de daarop drukkende aftrekbare kosten, een aftrek voor het verschil ontstaat waardoor het saldo tussen beide posten de facto op nihil wordt gesteld. Met de wet tot uitfasering van de regeling Hillen is geregeld dat deze regeling met ingang van 1 januari 2019 in gelijke stappen in dertig jaren wordt uitgefaseerd. Vanwege de noodzakelijke systeemwijzigingen bij de Belastingdienst moest de wet op 1 januari 2018 vaststaan zodat de geleidelijke uitfasering per 1 januari 2019 daadwerkelijk in werking kan treden.

Wetsvoorstel btw-behandeling vouchers

Het doel van het wetsvoorstel btw-behandeling van vouchers is om de in 2016 door de EU-raad aangenomen voucherrichtlijn te implementeren in de Wet op de omzetbelasting 1968. De nieuwe geharmoniseerde regels met betrekking tot vouchers moeten een einde maken aan een aantal onduidelijkheden wat betreft de btw-heffing over goederenleveringen en dienstverrichtingen waarbij vouchers als tegenprestatie worden gebruikt. De nieuwe regels hebben in het bijzonder betrekking op de definitie en de soorten van vouchers, het al dan niet heffen van btw bij transacties met vouchers en de maatstaf van heffing bij belaste transacties met een voucher. Het wetsvoorstel is in juli 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd, de nota naar aanleiding van het verslag volgde eind 2017.

Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten

De Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten heeft de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIBB) en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) gewijzigd ter implementatie van Richtlijn (EU) 2016/88123. In deze richtlijn is de verplichting tot het opstellen van een zogenoemd landenrapport en de automatische uitwisseling van de landenrapporten tussen de (belastingdiensten van) EU-lidstaten opgenomen. Ook de Regeling aanvullende documentatieverplichtingen verrekenprijzen en de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst zijn aangepast in verband met nieuwe verplichtingen in het kader van country-by-country reporting die volgen uit de Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten. De Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten is een aanvulling op de eerdere implementatie van actiepunt 13 van het project Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) van de OESO en de daaruit volgende country-by-country reporting modelwetgeving in de Wet Vpb 1969 per 1 januari 2016. Multinationals met € 750 mln. of meer aan geconsolideerde groepsopbrengsten moeten op grond hiervan aan de Belastingdienst in een landenrapport informatie verstrekken over de activiteiten in de diverse landen waar de multinational actief is, evenals kwantitatieve data over onder andere de omzet, winst, werknemers, activa en betaalde belasting op geaggregeerd niveau. Belastingdiensten wereldwijd wisselen deze landenrapporten uit. Het wetsvoorstel is in het eerste halfjaar van 2017 behandeld. Op 5 juni 2017 is de wet in werking getreden.

Wet implementatie EU-richtlijn toegang belastingautoriteiten tot antiwitwasinlichtingen

De Wet implementatie EU-richtlijn toegang belastingautoriteiten tot antiwitwasinlichtingen heeft met ingang van 1 januari 2018 de WIBB gewijzigd ter implementatie van Richtlijn (EU) 2016/225824. Met de wet is toegang tot bepaalde antiwitwasinlichtingen geregeld voor de Belastingdienst in het kader van de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen. Concreet zorgt de wet ervoor dat de Belastingdienst (desgevraagd) volledige toegang krijgt tot de antiwitwasinlichtingen om de door zogenoemde rapporterende financiële instellingen aangeleverde gegevens op grond van de Common Reporting Standard (CRS), die de Belastingdienst vervolgens aan andere EU-lidstaten moet verstrekken, te controleren. Financiële instellingen dienen de antiwitwasinlichtingen namelijk te gebruiken om aan hun identificatie- en rapportageverplichtingen op grond van de CRS te voldoen. De bepaling in de WIBB is in OFM 2018 van overeenkomstige toepassing verklaard ter controle van de aangeleverde CRS-gegevens voor derde landen. Tevens is de toegang tot antiwitwasinlichtingen voor de Belastingdienst geregeld om de CRS-gegevens te controleren die afkomstig zijn van de financiële instellingen van de BES-eilanden. Dit is nodig in verband met de uitwisseling van CRS-gegevens van de BES-eilanden met andere landen.

Kwaliteit, transparantie en governance ramingen

In navolging van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte heeft het Directoraat-Generaal Fiscale Zaken (DGFZ) in 2017 stappen gezet om de kwaliteit en objectiviteit van de ramingen van fiscale maatregelen zo veel mogelijk te garanderen. In 2017 heeft het Centraal Planbureau (CPB) daarom voor het eerst de ramingen van fiscale maatregelen uit het Belastingplanpakket 2018 gecertificeerd. Ook zijn op Prinsjesdag beknopte versies van de ramingsmemo’s (ramingstoelichtingen) gepubliceerd als internetbijlage bij het Belastingplanpakket 2018. Het CPB heeft de certificaten van de ramingen op haar eigen webpagina gepubliceerd25. Voornoemde heeft bijgedragen aan het vergroten van de transparantie van de ramingen.

Fiscale eenheid

Bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) is in 2017 geprocedeerd over de verenigbaarheid van het Nederlandse fiscale-eenheid regime (FE regime) in de Wet Vpb 1969 met het recht op vrije vestiging op basis van het EU-recht26. Hierbij speelt de kernvraag of belastingplichtigen ondanks dat zij geen fiscale eenheid kunnen aangaan met hun buitenlandse dochters, wel in aanmerking kunnen komen voor de voordelen van afzonderlijke elementen van het FE regime alsof wel een fiscale eenheid met die buitenlandse dochters is aangegaan (de zogenoemde per-elementbenadering). Gezien de inhoud van de conclusie van de advocaat-generaal van het HvJ EU d.d. 25 oktober 201727 bestond er een groot risico dat de uitspraak van het HvJ EU inzake de per-elementbenadering voor Nederland negatief uit zou pakken. Om de gevolgen voor de toekomst te beperken is in een persbericht28 en brieven aan de Tweede29 en Eerste30 Kamer op 25 oktober 2017 aangekondigd op welke wijze in spoedreparatiemaatregelen zal worden voorzien als het HvJ EU de voor Nederland negatieve conclusie in deze zaak zou volgen. Op 8 en 20 december 2017 zijn respectievelijk vragen van de Eerste31 en Tweede32 Kamer beantwoord in het kader van een schriftelijk overleg ter zake.

Vestigingsklimaat

In het kader van de zogenoemde «en-en»-strategie zijn in 2017 diverse werkzaamheden verricht. Centraal in deze «en-en»-strategie staat het streven om aantrekkelijk te blijven voor investeerders, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt dat ook van het bedrijfsleven een rechtvaardige bijdrage aan de collectieve voorzieningen wordt gevraagd. Dit streven vraagt om een gelijktijdige beweging op twee fronten: (1) de proactieve aanpak van belastingontwijking krachtig voortzetten waarbij Nederland internationaal het voortouw neemt én (2) het tarief van de Vpb verlagen tot een concurrerend niveau. Op de werkzaamheden in het kader van de aanpak van belastingontwijking wordt onder het volgende kopje ingegaan. Waar het gaat om het verlagen van het Vpb-tarief tot een concurrerend niveau is in het regeerakkoord bepaald om het Vpb-tarief stapsgewijs te verlagen naar 21% (hoge tarief) respectievelijk 16% (lage tarief) in 2021. In lijn met dit streven is in het regeerakkoord ook opgenomen om de dividendbelasting af te schaffen, met uitzondering van low tax jurisdictions en misbruiksituaties. De Vpb-tariefsverlaging en de afschaffing van de dividendbelasting worden binnen het pakket bedrijfsleven gefinancierd uit enerzijds lastenverlichting en anderzijds diverse grondslagverbredende maatregelen binnen de Vpb, waaronder de aangescherpte earningsstrippingmaatregel, het versoberen van de voorwaartse verliesverrekening en het verhogen van het effectieve tarief van de innovatiebox van 5% naar 7%.

Aanpak van belastingontwijking

In 2017 is in OESO-verband verder gewerkt aan de implementatie van BEPS-maatregelen33 in verdragen door middel van het multilateraal instrument (MLI) (zie het kopje «Belastingverdragen» ) en aan nadere afspraken over de uitkomsten van het BEPS-project in het kader van het Inclusive Framework on BEPS. Eind juni 2017 kwamen in het kader van het Inclusive Framework 250 afgevaardigden uit meer dan honderd landen bijeen in Noordwijk. In Europees verband is in 2017 verder gewerkt aan verschillende maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan. Tijdens de Ecofinraad van 21 februari 2017 bereikten de EU-lidstaten een akkoord over een richtlijn met maatregelen om hybridemismatches tegen te gaan (ATAD2)34. ATAD2 dient uiterlijk per 31 december 2019 in nationale wetgeving te zijn geïmplementeerd. Vooralsnog wordt verwacht in de loop van 2018 te starten met het consulteren van het conceptwetsvoorstel.

Tijdens de Ecofinraad van 5 december 2017 stelde de Raad van de EU een Europese lijst met niet-coöperatieve jurisdicties vast. Op deze lijst staan landen die niet voldoen aan één of meerdere EU-standaarden waaraan ze zijn getoetst: fiscale transparantie, eerlijke belastingheffing (landen mogen geen schadelijke belastingregimes hebben) en implementatie van de minimumstandaarden van het OESO/BEPS-project. Lidstaten hebben afgesproken dat ze minimaal één administratieve tegenmaatregel moeten gaan nemen richting de landen die op de lijst met niet-coöperatieve jurisdicties staan. Bij een groot aantal andere landen zijn ook afwijkingen van de EU-standaarden geconstateerd. Deze landen hebben zich gecommitteerd om uiterlijk 31 december 2018 wel aan de genoemde EU-standaarden te voldoen. De Europese Commissie heeft op 21 juni 2017 haar richtlijnvoorstel gepresenteerd voor mandatory disclosure voor financiële tussenpersonen35. Het doel van deze aanpassing is het verkrijgen van meer inzicht in grensoverschrijdende mogelijk agressieve belastingstructuren waarbij financiële tussenpersonen een belangrijke rol spelen. De onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel zullen in 2018 worden voortgezet.

In het kader van de EU-Gedragscodegroep (inzake de belastingregeling voor ondernemingen) is verder gewerkt aan het beoordelen van potentieel schadelijke belastingregimes en aan soft law-maatregelen tegen belastingontwijking. Zo heeft de Gedragscodegroep beoordeeld of de lidstaten hun patentboxen in overeenstemming hebben gebracht met de binnen de OESO en de Gedragscodegroep afgesproken nexusbenadering, waaraan de lidstaten zich hebben gecommitteerd. De aan de nexusbenadering aangepaste Nederlandse innovatiebox is door de Gedragscodegroep goedgekeurd op 28 april 201736.

Aanpak van belastingontduiking

Om belastingontduiking tegen te gaan is internationaal gezien vooral ingezet op meer transparantie en inlichtingenuitwisselingen. In de brief37 inzake de aanpak van belastingontduiking van 17 januari 2017 is een aantal maatregelen aangekondigd om belastingontduiking en -ontwijking tegen te gaan. In het eerste deel van de internetconsultatie zijn de maatregelen ter constructiebestrijding in de invordering geconsulteerd. In de tweede consultatiefase wordt onder meer de aanpassing van het wettelijke fiscale verschoningsrecht van advocaten en notarissen geconsulteerd. Het streven is om de tweede consultatiefase in 2018 te laten plaatsvinden.

Peer reviews

In 2017 was Nederland onderdeel van de eerste batch van onderzochte landen met betrekking tot de MAP-zaken (mutual agreement procedures). Begin 2017 is dit onderzoek gestart door middel van vragenlijsten, analyses van verdragen en het «MAP-besluit». In het rapport dat naar aanleiding van het onderzoek is verschenen, wordt duidelijk dat Nederland grotendeels een juiste methode voor onderlinge overlegprocedures hanteert. Enkele aanbevelingen betreffen het aanpassen van artikel 25 in sommige belastingverdragen, het aanpassen van sommige onderdelen van het MAP-besluit en het verbeteren van waarborgen op het gebied van onafhankelijkheid. Op het gebied van onderlinge overlegprocedures valt verder te melden dat in 2017 is gewerkt aan het beëindigen van lopende MAP-zaken. Hiertoe zijn 18 bijeenkomsten georganiseerd met andere landen om het aantal te verminderen. Wegens de toename van nieuwe MAP-zaken is het aantal zaken in 2017 uiteindelijk opgelopen tot 400 (2016: 350).

Daarnaast vindt in 2018 voor de tweede maal een peer review proces plaats over informatie-uitwisseling op verzoek. Hier is in 2017 mee gestart. Op 22 januari 2018 is de ingevulde vragenlijst naar het OESO-secretariaat gestuurd. Eind maart 2018 komt het assessment team op bezoek in Den Haag. De verwachting is dat in oktober 2018 het rapport openbaar wordt. DGFZ streeft ernaar de huidige rating (largely compliant) minstens te behouden. Een eerste indicatie over de uitkomst kan eind maart 2018 worden gegeven.

Ten slotte heeft DGFZ ook in 2017 weer actief deelgenomen aan het Forum on Harmful Tax Practices (FHTP). Het FHTP heeft – via een peer review – het transparency framework van 44 jurisdicties beoordeeld voor het jaar 2016. Voor het jaar 2016 heeft Nederland voldaan aan de criteria van het FHTP. Er zijn echter wel een aantal verbeterpunten. Zo heeft het FHTP geconcludeerd dat het Nederland niet is gelukt om alle rulings uit het verleden – die onder de scope van het FHTP vallen – te identificeren en tijdig uit te wisselen. Ook heeft Nederland de nieuwe toetreders tot IP-regimes waarvoor een grandfathering-regel geldt nog niet allemaal geïdentificeerd en uitgewisseld. Het FHTP heeft aanbevolen om zo snel mogelijk aan deze verplichtingen te voldoen. Verder heeft het FHTP de schadelijkheid van preferentiële regimes onderzocht. In dit kader is ook de innovatiebox beoordeeld. Het FHTP heeft geoordeeld dat de innovatiebox niet schadelijk is. Daarnaast wordt in het FHTP bekeken of de criteria om preferentiële regimes te beoordelen moeten worden herzien. Hier zal in 2018 verder over worden gesproken.

Belastingverdragen

In 2017 zijn nieuwe bilaterale belastingverdragen of protocollen geratificeerd en in werking getreden met Oezbekistan, Indonesië, Zambia en Ghana. Onderhandelingen hebben in 2017 plaatsgevonden met Algerije, Andorra, België, Brazilië, Chili, Frankrijk, Ierland, Irak, Iran, Liechtenstein, Mozambique, Polen, de Verenigde Staten en Zwitserland. Daarnaast heeft Nederland in juni 2017 het MLI ondertekend. Door middel van het MLI kan in één keer een groot deel van de bestaande verdragen in lijn worden gebracht met de minimumstandaarden die overeengekomen zijn in het kader van het BEPS-project van de OESO/G20, zonder dat hiervoor bilaterale onderhandelingen nodig zijn. In december 2017 is het MLI ter goedkeuring aangeboden aan de Tweede Kamer. Nederland heeft de implementatie van BEPS-maatregelen in verdragen door middel van het MLI aangeboden aan al haar verdragspartners, met uitzondering van 9 verdragspartners waarmee het momenteel in (een vergevorderd stadium van) verdragsonderhandelingen is. Tevens is Nederland onderdeel van de subgroep arbitrage binnen het MLI. In 2017 zijn vorderingen gemaakt op dit gebied en in 2018 is de verwachting dat overeenstemming wordt bereikt voor de Competent Authority Agreement inzake arbitrage.

De laatste jaren is het (her)onderhandelen van de belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden een speerpunt van Nederland geweest. Het doel hierbij was het opnemen van een effectieve bepaling tegen verdragsmisbruik in deze verdragen. Waar dit nog niet is gebeurd door middel van bilaterale onderhandelingen, biedt het MLI ook in relatie tot deze landen een effectieve route om in de verdragen antimisbruikbepalingen op te nemen. Met het aanbieden van het MLI aan de Tweede Kamer komt het ontwikkelingslandenproject in een afrondende fase.

F2. Belastingdienst

Handhavingsstrategie Belastingdienst

Op 30 november 2016 heeft de Algemene Rekenkamer aan de Tweede Kamer een rapportage uitgebracht naar aanleiding van haar onderzoek naar het handhavingsbeleid van de Belastingdienst38. Dit onderzoek werd gedaan op verzoek van de Tweede Kamer. Samengevat komt de Algemene Rekenkamer tot het oordeel dat de Belastingdienst een goed doordacht beleid heeft dat systematisch en gestructureerd inspeelt op de oorzaken van het nalevingsgedrag van belastingplichtigen. Maar de Rekenkamer oordeelt ook dat de Belastingdienst nog informatie mist voor de verdere onderbouwing van de keuzes in het handhavingsbeleid. Het rapport is onderwerp van bespreking geweest in het algemeen overleg met de vaste commissie voor Financiën op 22 februari 201739. In dat overleg heeft de toenmalige staatssecretaris toegezegd de Tweede Kamer een voorstel te doen voor de opzet, inhoud en vorm van een jaarlijks aan de Kamer uit te brengen handhavingsbrief. Als vervolg hierop is de eerste proeve van een dergelijke handhavingsbrief, die feitelijk de inhoudelijke uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst omvat, op 12 december 2017 aan de Tweede Kamer aangeboden40.

De komende jaren wordt de strategie verder ontwikkeld en voor alle doelgroepen geïmplementeerd. Daarbij hoort ook een wijze van verantwoording die het hele spectrum van activiteiten laat zien dat voor de naleving van belang is. Gezien de ambitie zal er sprake zijn van een groeipad van drie tot vijf jaar. Deze eerste proeve is vooral bedoeld om samen met de Kamer te bezien of deze vorm van communiceren helpt in de politieke discussie over de keuzes die in toezicht en handhaving worden gemaakt.

Dienstverlening

De Belastingdienst bevordert met passende dienstverlening dat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Doelbereiking

De afhandeling van bezwaren is niet binnen de Awb-termijn gerealiseerd. De overige realisaties zijn op het gewenste niveau.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in % en aantallen)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 20171

Realisatie 2017

Af te handelen belvolume (aantal telefoontjes)

14.549.648

15.236.020

14.154.450

12.807.020

13–14 mln.

10.583.927

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

93%

87%

87%

81%

90–95%

86%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

98%

93%

97%

98%

90–95%

98%

Klanttevredenheid

n.v.t.2

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) en maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 1,5 of lager

80%

6,6%

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst (aantal ontvangen klachten)

11.537

16.253

14.586

13.105

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar

11.145

Bron: Fiscale monitor en Belastingdienst/Concern Administratie.

1

De streefwaarden van de Belastingdienst worden waar mogelijk weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

2

Waar «n.v.t.» is opgenomen zijn geen realisatiecijfers bekend omdat de indicatoren nog relatief nieuw zijn.

Toelichting

Af te handelen belvolume

Het telefonieaanbod in 2017 bedroeg 12,4 mln. belpogingen. In totaal zijn 10,6 mln. telefoontjes afgehandeld door medewerkers van de BelastingTelefoon. Door het beschikbaar komen van technische mogelijkheden worden steeds meer burgers en bedrijven geholpen zonder een informant te spreken. Het gaat dan om het bestellen van een formulier of doen van een uitstelverzoek door in het gespreksmenu de juiste keuze te maken en vervolgens het Burgerservicenummer in te toetsen. Ook is het Burgerservicenummer van belang bij een snelle en juiste behandeling van vragen door informanten. Burgers die het niet beschikbaar hebben, in 2017 1,1 mln. bellers, worden om die reden verzocht dit alsnog op te zoeken en dan terug te bellen. De zogenaamde technische bereikbaarheid houdt rekening met deze stroom en ligt met 90% boven het niveau van 2016 (88%). Daarmee is voldaan aan de streefwaarde om het gehele telefoonaanbod af te handelen. Bovendien is een daling van het aantal binnengekomen telefoontjes opgetreden ten opzichte van de 14,2 mln. belpogingen in 2016. Deze daling is mede het gevolg van de acties die de BelastingTelefoon heeft ingezet om te sturen op het gebruik van de andere interactiekanalen (de website, MijnBelastingdienst en de online aangifte). Van het aantal afgehandelde telefoontjes bedroeg de gemiddelde wachttijd 143 seconden (2016: 109 seconden). Dit betreft het aantal seconden vanaf het moment dat de klant zijn laatste keuze heeft gemaakt in het keuzemenu totdat de klant wordt geholpen door een informant. De wachttijd is met 143 seconden hoger dan de streefwaarde van <130 seconden. Dit laatste is echter het gevolg van het instellen van de mogelijkheid om burgers en bedrijven na het vermelden van de wachttijd de keuze te geven om te wachten of later terug te bellen. Voorheen werden burgers en bedrijven bij grote drukte niet tot de wachtrij toegelaten.

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

In 2017 is het Awb-conform percentage verbeterd van 81% naar 86%. Toch is het niet gelukt om de doelstelling van minimaal 90% te halen. Met name bij de behandeling van bezwaren inkomstenbelasting waren in 2017 de gevolgen van het vertrek van personeel merkbaar. Daarbij zijn nieuwe digitale voorzieningen nog niet in 2017 opgeleverd, waar dat een jaar geleden wel werd voorzien. De oplevering van deze voorzieningen staat nu gepland voor het eerste half jaar 2018. Tevens wordt in deze periode gestart met de in de 19e Halfjaarsrapportage41 aangekondigde deformalisering inkomstenbelasting: aanvullingen op aangiftes inkomstenbelasting worden niet langer als bezwaar behandeld.

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

De streefwaarde voor de Awb-conforme afhandeling van klachten is gerealiseerd. In 2017 heeft de Belastingdienst 11.145 klachten ontvangen. Dat is 15% minder dan in 2016.

Klanttevredenheid

De realisatie van de klanttevredenheid over telefonie, de website en de balie voldoet aan de streefwaarden.

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

Het aantal ontvangen klachten over het handelen van de Belastingdienst ligt lager dan vorig jaar.

Toezicht

De Belastingdienst oefent adequaat toezicht uit en dwingt, zo nodig, naleving af zodat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Doelbereiking

De streefwaarden van de prestatie-indicator «kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant» en «omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren FIOD)» zijn niet gerealiseerd (zie onderstaande tabellen). Bij de toelichting van de desbetreffende prestatie-indicatoren wordt ingegaan op de oorzaak. De overige realisaties zijn op het gewenste niveau.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Belastingheffing en toeslagen zijn gevoelig voor Misbruik en Oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen en toeslaggerechtigden zelf verstrekken. Dit kan van invloed zijn op de volledigheid van de belastingontvangsten en de juiste uitbetaling van toeslagen. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving vormt derhalve een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid.

De bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik richt zich niet meer uitsluitend op de achterkant van een proces, wanneer het geld al is uitgekeerd, maar steeds meer op de voorkant: bij de aanvraag of de aangifte. Met behulp van data-analyse worden risicovolle posten beoordeeld en geselecteerd. Zowel bij Belastingen, Douane als Toeslagen is gewerkt aan de ontwikkeling en implementatie van gerichte query’s en risicoclassificatiemodellen om misbruik, oneigenlijk gebruik en fouten te detecteren en tijdig onterechte uitbetalingen te voorkomen. Dat heeft voor Belastingen erin geresulteerd dat in 2017 voor € 259 mln. aan onterechte uitbetalingen IH is voorkomen (2016: € 226 mln.).

Belastingplichtigen die hun vermogen in binnen- of buitenland verborgen hielden voor de Belastingdienst konden in 2017 nog gebruik maken van de inkeerregeling. Onder deze regeling hebben zich in 2017 1.260 inkeerders gemeld (2016: 1.211). Hiermee bedraagt over de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2017 het totaal aantal inkeerders 19.210, met een aangegeven ingekeerd vermogen van € 6,5 mld. De inkeerregeling heeft in het kalenderjaar 2017 € 56,7 mln. aan extra belastinginkomsten opgeleverd. De opbrengst inkeer neemt vanaf 2015 jaarlijks af omdat het kaseffect van het grote aantal inkeerders in 2014 steeds minder wordt.

Verder heeft de Belastingdienst een belangrijke bijdrage geleverd in de aanpak van ondermijnende (georganiseerde) criminaliteit. De activiteiten binnen het Landelijk/Regionaal Informatie en Expertisecentrum (LIEC/RIEC) strekken zich uit van het verstrekken van informatie tot aan het uitvoeren van operationele activiteiten. Het verstrekken van informatie is een belangrijke bijdrage in de aanpak, omdat daarmee de andere samenwerkingspartners in stelling worden gebracht. Samen met onder andere gemeenten, Politie en Openbaar Ministerie is er met name aandacht besteed aan de aanpak van vastgoedfraude, georganiseerde hennepteelt, witwassen en mensenhandel/mensensmokkel. Daarnaast is ook aandacht besteed aan de zogenaamde regionale handhavingsknelpunten. Een voorbeeld hiervan is de aanpak van de Outlaw Motorcycle Gangs. In 2017 heeft de Belastingdienst binnen de LIEC/RIEC samenwerking voor € 81,2 mln. aan aanslagen opgelegd.

Daarnaast participeert de Belastingdienst in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI). Dit samenwerkingsverband richt zich met name op de aanpak van arbeid gerelateerde fraude binnen het sociale zekerheidsdomein. Samen met onder andere gemeenten, UWV, SVB, Inspectie SZW, Politie, Openbaar Ministerie en IND is met name aandacht besteed aan de problematiek rond de malafide uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven. In 2017 heeft de Belastingdienst binnen de LSI samenwerking voor € 1,2 mln. aan aanslagen opgelegd.

Belastingdienst/Toeslagen past thematisch toezicht toe op lopende toekenningen. Dit vindt plaats op die situaties waarin het vaak fout gaat, waarin burgers vergeten op cruciale momenten mutaties door te voeren. Afhankelijk van de toeslagsoort is er sprake van meer of minder opbrengst. In 2017 heeft dit bij 195.000 burgers geleid tot een vermindering van € 108 mln. aan toeslagen (2016: € 95 mln.). De vermindering is inclusief de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag en exclusief de 4-jarigen-attentiebrief.

Ter voorkoming van misbruik of oneigenlijk gebruik van toeslagen zijn maatregelen uitgevoerd die toezien op een extra beoordeling van mutaties, voordat een voorschot bij een verhoogd risico wordt uitgekeerd. In 2017 zijn 125.000 mutaties beoordeeld (2016: 105.000). Bij 82.000 heeft dit geleid tot een correctie van het toeslagbedrag. Met de maatregelen is een (bruto) vermindering gemoeid van € 115 mln. (2016: € 87 mln.). Netto is, conform de afgesproken rekenmethodiek, een bedrag van € 38,4 mln. aan uitbetaling tegengehouden (2016: € 28,3 mln.).

Voor de kinderopvangtoeslag is het deel dat betrekking heeft op het toekennen van de gastouderopvang voor circa 15% onzeker in verband met niet objectief vast te stellen uren. Deze onzekerheid bestond ook al vóór 2017 en is het gevolg van beperkingen in wet- en regelgeving en als gevolg daarvan beperkingen in de controlemogelijkheden voor Belastingdienst/Toeslagen.

De FIOD vervult een belangrijke taak in de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, ondermijning en het afpakken van crimineel vermogen. Met het strafrechtelijk afpakken van wederrechtelijk verkregen voordeel was in 2017 een bedrag gemoeid van € 199,9 mln. (2016: € 543 mln.). Verder is voor € 288,3 mln. conservatoir beslag gelegd (2016: € 224,5 mln.).

Belastingen

Fiscaal Toezicht

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in % en € mln./mld.)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Percentage gevalideerde grote ondernemingen voor horizontaal toezicht

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

81%

85%

86,5%

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant1

n.v.t.

5,5%

6,8%

5,7%

7,5–8%

5,8%

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH (betreft Particulieren en MKB)2

n.v.t.

€ 2,9 mld.

€ 2,2 mld.

€ 1,5 mld.

€ 1,8 mld.

€ 2,3 mld.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb MKB

n.v.t.

€ 1,4 mld.

€ 1,9 mld.

€ 1,6 mld.

€ 1,5 mld.

€ 1,5 mld.

Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken MKB

n.v.t.

€ 780 mln.

€ 780 mln.

€ 985 mln.

€ 770 mln.

€ 877 mln.

Percentage bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst

n.v.t.

10%

7%

8,6%

8–12%

10,2%

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

1

In de begroting 2017 is abusievelijk de term «financieel dienstverlenersconvenant» gebruikt. De juiste term is «fiscaal dienstverlenersconvenant».

2

Betreft correcties op het verzamelinkomen.

Toelichting

Percentage gevalideerde grote ondernemingen voor horizontaal toezicht

Voor elke grote onderneming wordt beoordeeld of de onderneming in aanmerking komt voor horizontaal toezicht. Het streven om deze toets eind 2017 te hebben uitgevoerd voor 85% van de klanten is met 86,5% gerealiseerd. Voor de klanten in categorie 1 en 2 is dit voor ruim 90% gerealiseerd. De klanten van GO zijn verdeeld over verschillende categorieën om de normering voor de capaciteitstoedeling te bepalen. In 2017 waren de 100 hoogst gerankte klanten opgenomen onder categorie 1 en de klanten met een ranking tussen 101 en 3.900 onder categorie 2. De ranking in de categorieën wordt vastgesteld op basis van de WOLB-som42, de kasopbrengsten, de omzet en de loonsom van de ondernemingen.

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant

Begin 2017 is de berekenings- en meetmethodiek voor deze indicator vastgesteld. Op basis van de hierbij gehanteerde grondslagen bleek de gehanteerde streefwaarde van 7,5–8% te hoog te zijn vastgesteld. Om deze reden heeft bijstelling van de streefwaarde plaatsgevonden voor de begroting 2018.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH

In 2017 is voor een bedrag van € 2,3 mld. gecorrigeerd op het verzamelinkomen. De indicator voldoet daarmee aan de doelstelling. Dit gecorrigeerde bedrag heeft betrekking op de IH-aangifte van belastingplichtigen Particulieren en MKB, vóór toepassing van het belastingtarief en zonder rekening te houden met het verlies op correcties door bezwaar en invordering. De correcties beslaan veelal meerdere belastingjaren.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb MKB

In 2017 is voor een bruto bedrag van € 1,5 mld. gecorrigeerd op aangiften Vpb. De indicator voldoet daarmee aan de doelstelling.

Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken MKB

In 2017 is voor een bruto bedrag van € 877 mln. gecorrigeerd op de oorspronkelijk in de aangiften van de diverse belastingmiddelen aangegeven bedragen. De indicator voldoet daarmee aan de doelstelling.

Percentage bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst

De indicator van de na een correctie ingediende bezwaren voldoet eveneens aan de doelstelling.

Toeslagen

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Rechtmatige toekenning van toeslagen

n.v.t.

n.v.t.

Gerealiseerd

Gerealiseerd

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau1

Gerealiseerd

Het percentage definitief toegekende toeslagen met een terug te betalen bedrag ≤ € 5002

91,5%

92,3%

91,9%

91,6%

91%

92,2%

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

1

Dit betreft het artikel van het desbetreffende beleidsdepartement.

2

Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden. Bij de toekenningen van kinderopvangtoeslag gaat het veelal om hogere bedragen dan bij andere toeslagen.

Toelichting

Rechtmatige toekenning van toeslagen

Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingsvoorschriften worden vastgelegd. Het streven is dat de score van fouten en onzekerheden onder deze grenzen ligt. De gevonden fouten en onzekerheden bij de steekproeven liggen onder de rapporteringstoleranties op artikelniveau (5% voor fouten en onzekerheden).

Terug te betalen bedragen zoveel mogelijk beperken

De Belastingdienst streeft er naar het ontstaan van terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen zoveel mogelijk te beperken tot bedragen die inherent zijn aan de systematiek van de inkomensafhankelijke regelingen. De streefwaarde hiervoor is gerealiseerd.

Douane

Brexit

Gegeven het besluit van het VK om de EU te verlaten heeft dit in principe tot gevolg dat het VK ook geen onderdeel meer uitmaakt van de Europese interne markt en de douane-unie. Als dat gebeurt, ontstaat een nieuwe buitengrens. Dit heeft gevolgen voor de uitvoering van de taken van de Douane onder alle mogelijke uiteindelijke afspraken die met het VK gemaakt worden. De Belastingdienst voert nadere analyses uit op de impact van de Brexit bij Douane, FIOD en andere onderdelen om ervoor te zorgen tijdig voorbereid te zijn op de gevolgen van de Brexit.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in % en aantallen)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Controles op de goederenstromen (aantal controles)

338.300

357.100

386.000

366.400

320.000–420.000

330.900

Gecertificeerde goederenstromen

91%

91%

89%

88%

>90%

92%

Controles op passagiersvluchten (aantal controles)

13.600

14.700

13.000

11.600

12.000–15.000

14.100

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

Controles op de goederenstromen

De Douane baseert de controles op de goederenstromen op verschillende risico’s en past hierop de controledichtheid en inzet van handhavingsinterventies aan. Als onderdeel van de handhavingsmix, voert de Douane onder andere fysieke- en scancontroles uit op de goederenstromen (vracht, post en koeriers). De doelstelling van de controles op de goederenstromen is in 2017 weliswaar gerealiseerd maar de realisatie 2017 is lager dan eerdere jaren als gevolg van onderbezetting. De inhaalslag om op personele sterkte te komen is in gang gezet.

Gecertificeerde goederenstromen

De prestatie-indicator geeft aan voor welk deel van de reguliere goederenstroom (in- en uitvoer) de aangever Authorised Economic Operator (AEO) gecertificeerd is. Een AEO vergunning is nodig om in aanmerking te komen voor vereenvoudigde douaneprocedures. Om de status van AEO te krijgen moet een bedrijf aan een aantal criteria voldoen. Deze criteria zijn gebaseerd op het Douane Wetboek van de Unie (DWU) en de bijpassende toepassingsverordeningen. De doelstelling voor de gecertificeerde goederenstromen is gerealiseerd.

Controles op passagiersvluchten

De controles van passagiersvluchten zijn met name gericht op niet-Europese vluchten. De Douane baseert ook de controle van reizigersbagage op verschillende risico’s per vlucht en past hierop de controledichtheid en inzet van handhavingsinterventies aan. Bij de handhavingsinterventies moet gedacht worden aan de Douanereizigersapp, fysieke controles, inzet van speurhonden en scans. De doelstelling van het aantal gecontroleerde vluchten is gerealiseerd.

De aantallen correcties en processen-verbaal die voortvloeien uit de controles van de Douane zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Correcties en processen-verbaal VGEM (Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu) en fiscaal (aantallen x 1.000)

Kengetallen Toezicht Douane

2015

2016

2017

Correcties scan- en fysieke controles vracht

6,5

5,6

6,1

Correcties koeriers en postzendingen

6,5

10,8

9,5

Correcties passagiers

20

15

10,5

Correcties ambulante controles binnenland/buitengrens

1,1

1,2

0,6

Correcties administratieve controles

0,7

0,7

0,3

Processen-verbaal

16

15

14

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

De realisatie van de kengetallen «Correcties ambulante controles binnenland/buitengrens» en «Correcties administratieve controles» ligt lager ten opzichte van voorgaande jaren. Dit houdt verband met de openstaande correcties in 2017. Deze zijn niet meegenomen in de realisatie en zullen alsnog worden verwerkt wanneer deze zijn afgerond.

De kengetallen van «Correcties scan- en fysieke controles vracht» over 2015 en 2016 zijn ten opzichte van het jaarverslag 2016 gecorrigeerd omdat ten onrechte bescheidscontroles waren meegeteld.

Correcties Koeriers- en postzendingen, Passagiers en Processen-verbaal komen in 2017 lager uit. Per 1 maart 2017 wordt bij Koeriers en postzendingen voor de Intellectuele eigendomsrechten (IER) onder de EU verordening (608/2013) gewerkt. Bij Passagiers was dit al sinds 1 juni 2016. Voor die tijd werden de richtlijnen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid gevolgd. Door deze wijziging worden bevindingen alleen nog civielrechtelijk afgedaan. Vanwege de afhankelijkheid van de desbetreffende houders van een IER om een verzoek tot optreden in te dienen en mogelijk een civielrechtelijke procedure op te starten, worden minder snel correcties en processen-verbaal opgesteld. Onder het strafrecht werden meer zaken behandeld.

Inning

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in %)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Achterstand invordering

2,4

2,3

2,2

2,6

2,5–3

2,7

Inning invorderingsposten binnen een jaar

57,0

58,5

57,0

57,2

55–65

54,5

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

Achterstand invordering

De streefwaarde «achterstand invordering» is gerealiseerd.

Inning invorderingsposten binnen een jaar

De realisatie van «inning invorderingsposten binnen een jaar» is iets onder de bandbreedte van de streefwaarde uitgekomen.

Massale processen

De Belastingdienst voert zijn massale processen efficiënt uit.

Doelbereiking

De doelstelling is grotendeels gerealiseerd, behalve voor de afname van het aantal ernstige productieverstoringen.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in % en aantallen)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Garantieregeling IH 2016: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

n.v.t.

n.v.t.

99,1%

99,5%

100%

99,5%

Definitief vaststellen toeslagen

n.v.t.

85%

85%

89,7%

85%

85,5%

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

n.v.t.

n.v.t.

99,99%

99,9%

99,99%

99,96%

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (aantal damages)

n.v.t.

68

76

56

Minder verstoringen dan vorig jaar

70

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

Garantieregeling IH 2016: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

De Belastingdienst is erin geslaagd om de garantieregeling goed uit te voeren. De streefwaarde van 100% is nagenoeg gerealiseerd.

Definitief vaststellen toeslagen

De jaarrealisatie ligt iets boven de streefwaarde.

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

In dit jaar is deze meting voor het eerst getest. Hieruit is gebleken dat de norm voor het tijdig uitbetalen van toeslagen niet realistisch is vastgesteld. In de begroting 2018 is de norm neerwaarts bijgesteld van 99,99 naar 99,9%. De oorzaak van niet tijdige betalingen van toeslagen kan zowel liggen bij verwerking van de Belastingdienst als bij de opgegeven informatie van burgers.

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (aantal damages)

De telling van het aantal ernstige productieverstoringen (damages) ziet op die verstoringen in het massale gegevensverwerkende proces die leiden tot overlast aan, benadeling van of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven en/of schade voor de kasstroom van het Rijk en/of imagoschade voor het Rijk. Deze verstoringen vragen om een acute en adequate reactie door medewerkers van de Belastingdienst door gebruikmaking van de zogenaamde «damageprocedure» en worden gemeld op de website van de Belastingdienst in het Verstoringenoverzicht.

De vertraging met de schenk- en erfbelasting valt, hoewel ernstig, buiten de definitie van productieverstoring omdat het een vertraging betreft in de ontwikkeling van nieuwe ICT die eerder gemeld had moeten worden. Dit type vertragingen wordt daarom als zodanig niet in het overzicht van verstoringen opgenomen. In de 20e halfjaarsrapportage43 van 29 november 2017 en de brief van 31 januari 201844 is gerapporteerd over de vertraagde oplevering van de nieuwe systemen voor de schenk- en erfbelasting en de wijze waarop de belastingplichtigen hierover zijn geïnformeerd.

De doelstelling om het aantal ernstige productieverstoringen te verminderen is niet gerealiseerd (70 in plaats van minder dan 56) wat met name verband houdt met een toename van verstoringen bij het opleggen van aanslagen IH. Uit evaluatie blijkt dat het niet goed genoeg onderkennen van de samenhang tussen ICT-infrastructuur en applicaties hiervan een belangrijke oorzaak is. Dit heeft mede te maken met de diepgaande kennis en ervaring die hiervoor benodigd is. Een andere oorzaak van de toename van het aantal productieverstoringen is een striktere naleving en definiëring van de damageprocedure.

Kengetallen massale processen

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het aantal belastingplichtigen en toeslaggerechtigden over de afgelopen jaren weer.

Volumeontwikkeling belastingplichtigen en toeslaggerechtigden (aantallen x 1.000)

Kengetal

2013

2014

2015

2016

2017

Belastingplichtigen IB/IH

7.845

7.847

8.003

8.268

8.150

Belastingplichtigen VpB

886

909

925

952

977

Inhoudingsplichtigen LB/LH

639

647

665

678

696

Belastingplichtigen OB

1.637

1.754

1.784

1.854

1.907

Toeslaggerechtigden

6.104

5.829

5.493

5.570

5.486

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

De cijfers tonen een groei van het aantal belastingplichtigen aan bij de belastingmiddelen Vpb, LB/LH en OB. Het volume van belastingplichtigen IB/IH wisselt over de jaren en het aantal toeslaggerechtigden vertoont al een aantal jaren een lichte daling.

Ingediende aangiften inkomstenbelasting (belastingjaar t-1; aantallen x 1.000)

Kengetal

2013

2014

2015

2016

2017

Ontvangen aangiften

11.148

11.282

11.503

11.705

11.796

Waarvan digitaal

10.705

10.891

11.130

11.403

11.524

Waarvan papier

443

391

373

302

272

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

Steeds meer belastingplichtigen kiezen voor de digitale aangifte. Dit heeft geleid tot een verdere daling van het aantal aangiften op papier. Belastingplichtigen kunnen voor hulp bij het invullen van de belastingaangifte en het aanvragen van toeslagen terecht bij maatschappelijke organisaties zoals belastingwinkels, welzijnsorganisaties, sociaal raadslieden en seniorenorganisaties. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het Kennisnetwerk van de Belastingdienst. Naar schatting 30.000 vrijwilligers en professionals hebben in de voorbereidingen voor de aangiftecampagne IH2016 gebruik gemaakt van het Kennisnetwerk. Vrijwilligers en professionals van maatschappelijke organisaties doorliepen de online modules over de inkomstenbelasting en toeslagen, deden zelftests en maakten gebruik van de mogelijkheid om op basis van verschillende casussen te oefenen met het invullen van de online aangifte. Uit evaluatie blijkt dat velen zeer enthousiast waren over toegankelijkheid, volledigheid en kwaliteit van het geboden lesmateriaal.

FIOD

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator (in % en € mln.)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Realisatie 2017

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

85%

83%

82%

80%

82–85%

84%

Gerealiseerde incasso-opbrengsten (mln. €)

n.v.t.

€ 74,6 mln.

€ 76,4 mln.

€ 273,5 mln.

€ 71,4 mln.

€ 169,3 mln.

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

n.v.t.

18%

23%

20%

>40%

31%

Bron: Belastingdienst/Concern Administratie.

Toelichting

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

De keuze voor de te vervolgen zaken vindt plaats in het overleg tussen het Openbaar Ministerie (OM), de toezichthouders en de FIOD. In 2017 zijn 552 processen verbaal afgerond (2016: 543). Omdat de verwerking van processen-verbaal vaak enige tijd duurt, hebben nog niet al deze processen-verbaal in 2017 geleid tot een uitspraak. In 2017 zijn 191 FIOD-zaken behandeld (2016: 225), waaronder zaken uit eerdere jaren. Van de 191 zaken zijn 30 zaken geseponeerd of hebben geleid tot vrijspraak, dus 161 zaken hebben wel tot een veroordeling geleid. Hieruit volgt het percentage van 84% wat binnen de bandbreedte van de streefwaarde is.

Gerealiseerde incasso-opbrengsten (mln. €)

Op basis van afgeronde onderzoeken stelt de FIOD processen-verbaal op en gaat het OM over tot vervolging en/of een transactie. Vervolging kan leiden tot veroordeling, waarbij incasso-opbrengsten voor de Staat gerealiseerd kunnen worden. Transacties leiden ook tot incasso-opbrengsten voor de Staat. Afhankelijk van het soort onderzoek en de mogelijkheden binnen een onderzoek kunnen de hoogtes van de incassobedragen en transacties jaarlijks verschillen. Voor de incasso-opbrengsten is voor deze prestatie-indicator een streefwaarde ontwikkeld waaraan ruimschoots is voldaan. De daadwerkelijke inkomsten worden geboekt op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (begrotingshoofdstuk VI van de Rijksbegroting).

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

Bij de aanpak van fraude wil de FIOD een duidelijk signaal afgeven en kiest voor aanpak van strafonderzoeken met maatschappelijk effect: van incident naar impact. De monitoring hierop vindt plaats met deze nieuwe prestatie-indicator door te rapporteren hoeveel procent van de zaken omgevingsgericht is. Met omgevingsgericht wordt gedoeld op zaken die voortvloeien uit de vooraf bedachte verbinding tussen partners in de keten van toezicht, opsporing en vervolging.

De doelstelling voor 2017 is niet gerealiseerd. De tot nu toe gehanteerde jaarlijkse verhoging van het percentage met 10% blijkt te ambitieus te zijn. Voor 2018 wordt opnieuw de streefwaarde van 40% gehanteerd.

14

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 378.

15

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 390.

16

Een nadere toelichting op de uitgaven en ontvangsten is opgenomen in de 1e en 2e suppletoire begrotingen 2017, Kamerstukken II 2016–2017, 34 730 IX, nr. 2, respectievelijk Kamerstukken II 2017–2018, 34 845 IX, nr. 2 (zie ook www.rijksbegroting.nl).

17

Kamerstukken II 2017–2018, 34 785.

18

Kamerstukken II 2017–2018, 34 786.

19

Kamerstukken II 2017–2018, 34 788.

20

Kamerstukken II 2017–2018, 34 787.

21

Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. 8.

22

Kamerstukken II 2017–2018, 34 819.

23

Richtlijn (EU) 2016/881 van de Raad van 25 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2016, L 146).

24

Richtlijn (EU) 2016/2258 van de Raad van 6 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten (PbEU 2016, L 342/1).

26

HR 8 juli 2016, nr. 15/00878, ECLI:NL:HR:2016:1351 (valutaverlies op deelneming), respectievelijk HR 8 juli 2016, nr. 15/00194, ECLI:NL:HR:2016:1350 (artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969).

27

Conclusie van advocaat-generaal Campos Sanchéz-Bordona van 25 oktober 2017 in de gevoegde zaken C-398/16 en C-399/16, X BV (C-398/16), X NV (C-399/16) tegen Staatssecretaris van Financiën, ECLI:EU:C:2017:807.

29

Kamerstukken II 2017–2018, 34 323, nr. 20.

30

Kamerstukken I 2017–2018, 34 323, F.

31

Kamerstukken I 2017–2018, 34 323, G.

32

Kamerstukken II 2017–2018, 34 323, nr. 21.

33

Het BEPS-project heeft in 2015 geleid tot vijftien actierapporten over de aanpak van belastingontwijking. De OESO heeft een samenwerkingsverband opgericht, het Inclusive Framework on BEPS, om de opvolging van het BEPS-project internationaal te coördineren. Deelnemende landen committeren zich aan implementatie van de BEPS-uitkomsten en deze implementatie wordt binnen het Inclusive Framework gemonitord door middel van zogenoemde peer reviews.

34

Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (PbEU 2017, L144/1).

35

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot te rapporteren grensoverschrijdende constructies, COM 2017(138).

36

Verslag van de Gedragscodegroep aan de Ecofinraad, doc. 10047/17, 12 juni 2017.

37

Kamerstukken II 2016–2017, 25 087, nr. 138.

38

Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 319.

39

Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 350.

40

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 390.

41

Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 355.

42

Met de WOLB-som wordt een inschatting gemaakt van het fiscale belang van een belastingplichtige entiteit op basis van de feitelijk verschuldigde belasting voor de vier belastingmiddelen IH, LH, OB en Vpb.

43

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 389 en bijlage.

44

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 395.

Licence