Base description which applies to whole site

BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Afgerond evaluatie- en overig onderzoek Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Goed functionerende economie en markten

1

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS

1

2017

Kamerstuk 25 268, nr. 148

 

Commissie van Aanbestedingsexperts

1

2019

Uitgesteld naar 2019.

         

2. Overig onderzoek

 

Universele postdienst (UPD)

1

2017

Kamerstuk 29 502, nr. 140

 

Agentschap Telecom

1

2019

Uitgesteld naar 2019. Voorgaande agentschapsdoorlichting is in 2014 afgerond.

 

Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied

1

2018

Kamerstuk 32 768, nr. 11

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 1

Evaluatie aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied

In 2017/2018 is de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid (ADV) geëvalueerd; er is onder andere gekeken of deze wet zou kunnen worden opgenomen in de Aanbestedingswet 2012. Daarnaast had deze evaluatie als doel om de huidige stand van zaken met betrekking tot de wet te schetsen. De evaluatie is in februari 2018 samen met een evaluatierapport van de Europese richtlijn onderliggend aan de ADV naar de Kamer gestuurd. In de evaluatiebrief staat dat er niet voor gekozen is om de ADV op te nemen in de Aanbestedingswet 2012. De belangrijkste reden voor het niet samenvoegen van de twee wetten is dat de Aanbestedingswet 2012 door het toevoegen van de ADV onnodig complex zou worden, terwijl de twee wetten duidelijk verschillende gebruikers hebben. Daarnaast bevat de evaluatie aanvullende statistieken en gebruikerservaringen uit Nederland.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: Innovatief en duurzaam ondernemen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Doorlichting artikel 2

2

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 
 

Evaluatie MIT

2

2017

Kamerstuk 32 637, nr. 276

 

Ruimtevaart

2

2018

Kamerstuk 24 446, nr. 62

 

Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (TNO, Deltares, Marin, NLR, ECN, Wageningen Research)

2/4/6

2017

Kamerstuk 32 637, nr. 274

 

Intellectueel Eigendomsbeleid

2

2018

Kamerstuk 30 635, nr. 5

 

Groeifaciliteit

2

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Scheepsbouwgarantieregeling

2

2017

Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 136

 

Digitale agenda / ICT-beleid

2

2017

Kamerstuk 30 991, nr. 33

 

Toerisme / NBTC

2

2019

Uitgesteld naar 2019

 

Valorisatieprogramma

2

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 339

 

Ondernemerspleinen / KVK

2

2017

Kamerstuk 32 637, nr. 302

 

Evaluatie Rijkscofinanciering EFRO/Interreg (2007–2013)

2

2017

Kamerstuk 21 501-08, nr. 706

 

WBSO/RDA

2

2019

Deze evaluatie wordt naar verwachting in het voorjaar van 2019 afgerond en aan de Tweede Kamer aangeboden.

 

Fiscale ondernemerschapsregelingen

2

2017

Kamerstuk 31 311, nr. 186

         

2. Overig onderzoek

 
 

Doorlichting en evaluatie Topsectorenaanpak

2

2017

Kamerstuk 32 637, nr. 289

 

SBIR

2

2017

Kamerstuk 33 009, nr. 46

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 2

Evaluatie van Ruimtevaartbeleid (2012–2016)

Op 22 mei 2018 is de evaluatie van het Nederlandse Ruimtevaartbeleid naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie. De evaluatie is uitgevoerd door Dialogic en heeft betrekking op de periode 2012–2016. De evaluatie is verricht met kwalitatieve onderzoeksmethoden. De evaluatie onderstreept dat in 2012–2016 een geleidelijke transitie is ingezet om naast de zogenoemde upstream (raket- en satelliettechnologie) ook in te zetten op downstream en toepassingen (dataverwerking en toepassingen van satellietdata). De evaluatie noemt het bestaande Satellietdataportaal en de SBIR (instrument om private R&D voor publieke doelen te mobiliseren) als succesvolle instrumenten. De wetenschappelijke kwaliteit van ruimtevaartonderzoek wordt als goed beoordeeld en in sommige niches zelfs als uitstekend. De micro- en macro-doelmatigheid (verhouding kosten versus baten) geven geen aanleiding tot zorg.

De beleidsevaluatie bevat ook een aantal aanbevelingen en verbetersuggesties, die EZK als een aansporing beschouwt om het ruimtevaartbeleid te verbeteren. De aanbevelingen/suggesties hebben onder andere betrekking op het SMART formuleren van de doelstellingen van het ruimtevaartbeleid, het vergroten van de synergie met de industrie en het beter benutten van de rol van de overheid als (launching) customer.

Evaluatie van Intellectueel Eigendomsbeleid (2012–2017)

Op 9 november 2018 is de evaluatie van het Intellectueel Eigendomsbeleid (IE-beleid) naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie. De evaluatie is uitgevoerd door Technopolis en heeft betrekking op de periode 2012–2017. De evaluatie is verricht met kwalitatieve onderzoeksmethoden. Technopolis oordeelt dat binnen het huidige lE-stelsel kennis effectief kan worden beschermd en benut voor innovatieve producten en diensten. lE-rechten geven innovatie een impuls door het exclusieve recht op uitbating, de aantrekkingskracht die ze uitoefenen op investeerders en de mogelijkheid tot het delen van kennis. Daarmee is IE-beleid een belangrijk onderdeel van de instrumentenmix ter bevordering van innovatie.

De evaluatie geeft EZK aanknopingspunten om het systeem van IE-rechten en -uitvoerings-organisaties beter en toegankelijker te maken, met name voor kleine gebruikers die relatief vaak opzien tegen kosten en complexiteit van IE-benutting. Hiervoor wordt onder meer de Rijksoctrooiwet vereenvoudigd, het online IE-platform versterkt en kijkt EZK naar de rol van OCNL voor strategisch IE-advies en ondersteuning van Technology Transfer Offices.

De Groeifaciliteit (GF)

De Groeifaciliteit (GF) is een in 2006 opgerichte garantieregeling. Op grond van de GF verstrekt de Nederlandse staat een garantstelling op achtergestelde leningen van banken en op investeringen van participatiemaatschappijen voor de financiering van mkb-bedrijven om te helpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van de Rotterdam School of Management, het Erasmus Centre for Entrepreneurship en Dialogic.39 De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd. In de evaluatie is nagegaan in hoeverre de regelingen in de periode 2012–2017 doeltreffend en doelmatig waren.

De onderzoekers concluderen dat de GF in de afgelopen jaren zijn nut heeft bewezen in het Nederlands financieringslandschap. Financiers doen dankzij de garantstelling investeringen in bedrijven die zij anders niet zouden doen. Zij zouden ook minder risicodragend vermogen verstrekt hebben en het aantal transacties zou lager zijn. De GF heeft de toegang tot risicokapitaal vergroot. Vooral de industrie en de groot- en detailhandel maken er gebruik van. De GF wordt vooral gebruikt om groei te versnellen en voor overnames en de noodzaak ervoor zou kunnen samenhangen met de conjunctuur. Hoe beter het gaat met de economie hoe minder behoefte er is aan de faciliteit (vooral ten aanzien van het versterken van het buffervermogen), volgens de onderzoekers. Zoals vorig jaar aangekondigd zal met de komst van Invest-NL de GF worden uitgefaseerd en afgeschaft in 2020, omdat de doelen van de Groeifaciliteit alsdan ook kunnen worden bereikt via Invest-NL. Dit jaar zal worden gebruikt om het alternatief bij Invest-NL uit te werken. De GF blijft tot die tijd nog operationeel bij RVO.nl.

Valorisatieprogramma

Het Valorisatieprogramma 2010–2018 is in opdracht van EZK en OCW geëvalueerd door Dialogic op basis van een kwalitatief onderzoek. Het evaluatierapport is op 4 juli 2018 (Kamerstuk 32 637, nr. 317) naar de Kamer gestuurd. Uit de evaluatie van Dialogic kwam naar voren dat het programma een aanjagende rol heeft vervuld, waardoor de aandacht voor kennisbenutting bij regionale overheden en kennisinstellingen is toegenomen. De consortia hebben met steun van het programma hun valorisatie-infrastructuur verder op orde gebracht. Daarnaast is met het programma een ondernemende houding bij onderzoekers, studenten en docenten aangewakkerd, zijn er nieuwe netwerken ontstaan en is geëxperimenteerd met nieuwe vormen van ondersteuning. Aandachtspunt is volgens de evaluatie dat de cultuuromslag binnen kennisinstellingen nog niet voltooid is en dat consortia onvoldoende geleerd hebben van «best practices» van andere consortia. Volgens Dialogic is het nog te vroeg om de economische effecten van het programma vast te stellen.

Op 11 december 2018 (Kamerstuk 32 637, nr. 339) is de beleidsreactie op deze evaluatie naar de Kamer gestuurd. Om invulling te geven aan de aanbevelingen wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de thematische samenwerking tussen kennisinstellingen met de TTT-regeling, wordt de financiering en ondersteuning van valorisatie steeds meer geïntegreerd in de financiering en het beleid voor innovatie en ondernemerschap en wordt ingezet op de kennisbenutting en kennisverspreiding naar het mkb vanuit de kennisinstellingen.

Artikel 3 Toekomstfonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Doorlichting artikel 3

3

2020

 
         

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Innovatiekrediet

3

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Seed Capital regeling

3

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Dutch Venture Initiative

3

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Business Angels / Informal investors

3

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Vroege fase financiering

3

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 3

Evaluatie van Innovatiekrediet (2012–2017)

De evaluatie is uitgevoerd door een consortium bestaande uit SEO Economisch Onderzoek en Technopolis en heeft betrekking op de periode 2012–2017. De evaluatie is verricht met kwalitatieve en kwantitatieve (econometrische) onderzoeksmethoden.

De evaluatie laat zien dat de belangrijkste doelstellingen van het Innovatiekrediet worden behaald. Er wordt geconstateerd dat het Innovatiekrediet een belangrijke rol speelt bij het rondkrijgen van de financiering voor de projecten waarvoor het wordt ingezet. Hiermee helpt het Innovatiekrediet ook om innovatieprojecten sneller tot stand te laten komen. Er volgt ook een verhoging van R&D-inspanningen, zoals blijkt uit de econometrische analyses. Het ontvangen van Innovatiekrediet zorgt verder voor meer werkgelegenheid bij de ontvangende bedrijven. Het rapport concludeert dat RVO.nl goed invulling weet te geven aan de manier waarop aanvragen worden beoordeeld, duidelijk is in de documentatie die van aanvragers en gebruikers wordt verwacht en in de afspraken die worden gemaakt met gebruikers.

De evaluatie laat ook aandachtspunten zien, zoals de benutting van het instrument door verschillende sectoren, de transparantie van het beoordelingsproces en beoordelingscriteria en de aansluiting op vervolgfinanciering. In de Kamerbrief is opgenomen hoe beleidsmatig met de aandachtspunten wordt omgegaan. De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd.

Seed Capital regeling

De Seed Capital regeling, gestart in 2005, richt zich op startups die moeite hebben om aan risicokapitaal te komen. De regeling werkt via fondsvorming en tracht zo de beschikbare hoeveelheid risicodragend kapitaal voor startups te vergroten en hun ideeën om te zetten in toepasbare producten of diensten. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van de Rotterdam School of Management, het Erasmus Centre for Entrepreneurship en Dialogic.40 De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd. In de evaluatie is nagegaan in hoeverre de regelingen in de periode 2012–2017 doeltreffend en doelmatig waren.

Zoals de evaluatie concludeert is de Seed hierin geslaagd. Tussen 2005 en 2017 is er door Seed fondsen € 279,9 mln geïnvesteerd in 342 unieke bedrijven. Iets meer dan de helft van dit bedrag is ingebracht door private partijen. De Seed Capital regeling is conform de doelstelling gedeeltelijk revolverend (de doelstelling is 60–80%). Van de investeringen tussen 2005 en 2010 is inmiddels 61% terugverdiend door de overheid. De onderzoekers concluderen dat zonder de Seed fondsen in minder bedrijven zouden hebben geparticipeerd en minder middelen bij andere investeerders hebben opgehaald of zelfs helemaal niet in de Seedfase hebben kunnen investeren wegens gebrek aan belangstelling bij private investeerders. Dit toont de additionaliteit aan van de regeling.

Het Dutch Venture Initiative (DVI)/ Business Angels / Informal investors

Het Dutch Venture Initiative (DVI) is bedoeld om innovatieve bedrijven die snel groeien (scale-ups) betere toegang tot risicokapitaal te geven. DVI bestaat uit twee zogenaamde dakfondsen (fondsen die op hun beurt investeren in andere fondsen); DVI-I en DVI-II. De twee DVI-fondsen investeren in private venture capital fondsen die vervolgens in snelgroeiende innovatieve ondernemingen investeren. DVI investeert vaak als eerste in een fonds waarna private investeerders ook instappen. Het eerste DVI-I is opgericht in 2013 en omvat in totaal € 202,5 mln. DVI-II is in 2016 opgericht en omvat € 200 mln. DVI-I en DVI-II zijn opgezet met een bijdrage van het Ministerie van EZK. Het DVI vergroot de beschikbaarheid van risicokapitaal in het grotere segment (fondsen van > € 30 mln). De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van de Rotterdam School of Management, het Erasmus Centre for Entrepreneurship en Dialogic.41 De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd. In de evaluatie is nagegaan in hoeverre de regelingen in de periode 2012–2017 doeltreffend en doelmatig waren.

De onderzoekers concluderen dat het aannemelijk is dat de Nederlandse risicokapitaalsector zonder DVI (onder meer door gebrek aan middelen en perspectief) aanmerkelijk minder ver ontwikkeld zou zijn.

Vroegefasefinanciering

De Vroegefasefinanciering (VFF), die in 2014 als instrument van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van start is gegaan, is er op gericht innovatieve starters of MKB-ondernemingen door middel van leningen te ondersteunen bij de ontwikkeling van innovatieve producten of diensten in de «proof-of-concept» fase. De VFF bestaat inmiddels vier jaar en is nu voor het eerst geëvalueerd door KPlusV. Deze evaluatie is gebaseerd op relevante documenten, studies en Kamerstukken, aangevuld met interviews, een enquête en case studies. De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd.

Uit de evaluatie blijkt dat de VFF haar beoogde rol voor ondernemers vervult, omdat zij een unieke doelgroep weet te bereiken die anders niet aan financiering kan komen. Ondernemers die financiering vanuit de VFF ontvangen hebben meer «proof-of-concepts» gerealiseerd dan ondernemers die zijn afgewezen voor de VFF. De inzichten die in de uitvoering van de regeling zijn opgedaan, kunnen nu ingezet worden voor een vervolg van de VFF. Er zal worden onderzocht of de VFF haar rol nog beter kan blijven vervullen door het instrument te verbinden aan de regionale ecosystemen, deze nog beter aan te passen aan de behoeften van ondernemers en financiers en door een duidelijke rolverdeling te bespreken met de regio's.

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

4

PM1

 
 

Klimaat2

4

2018

Kamerstuk 30 991, nr. 34

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Proeftuinen Smart Grids

4

2019

De evaluatie van subsidieregeling energie en innovatie (proeftuinen intelligente netten) is uitgelopen doordat nog niet alle proeftuinen waren afgerond. Inmiddels zijn de proeftuinen afgerond.

 

Topsector Energie: evaluatie topsectorenaanpak

4

2017

Kamerstuk 32 637, nr. 289

 

ECN

4

2017

Kamerstuk 32 637, nr. 274

 

Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012)

4

2018

Kamerstuk 32 849, nr. 131

 

Salderingsregeling

4

2017

Kamerstuk 31 239, nr. 251

 

Subsidieregeling innovatie hernieuwbare energie

4

2017

Kamerstuk 30 196, nr. 572

 

Demonstratie energie-innovatie (DEI)

4

2017

Kamerstuk 30 196, nr. 572

 

Topsector Energie: TKI tenderregelingen

4

2017

Kamerstuk 30 196, nr. 572

 

Postcoderoosregeling

4

2018

Kamerstuk 31 239, nr. 287

 

Subsidie indirecte emissiekosten ETS

4

2017

Kamerstuk 30 196, nr. 569

 

Energie Investeringsaftrek (EIA)

4

2018

Kamerstuk 34 785, nr. 91

         

2. Overig onderzoek

 

IBO Grondvergoedingen

4

2019

Het onderzoek is uitgevoerd als onderdeel van het IBO Grondvergoedingen Energievoorzieningen. Het rapport wordt in 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden als bijlage van de kabinetsappreciatie van het IBO Grondvergoedingen Energievoorzieningen.

 

Tussenevaluatie energie-audits (op basis van Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED))

4

2018

Kamerstuk 31 209, nr. 220

 

Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

4

2019

Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd. Dit dossier hangt samen met de invoering van de Omgevingswet. Het rapport en de beleidsreactie zullen in samenhang aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

1

De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126).

2

Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 4

Beleidsdoorlichting Klimaat

Op 10 december 2018 is de beleidsdoorlichting Klimaat (voormalig IenM-begrotingsartikel 19) naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze doorlichting is in 2017 door de voormalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gestart. Inmiddels is het klimaatbeleid en daarmee ook deze beleidsdoorlichting onder de verantwoordelijkheid van Economische Zaken en Klimaat ondergebracht.

De beleidsdoorlichting is uitgevoerd door KWINK groep in samenwerking met CE Delft. Op grond van het beschikbare onderzoeksmateriaal concluderen de onderzoekers dat er aanwijzingen zijn dat het gevoerde klimaatbeleid in de onderzochte periode (2012 t/m 2016) doeltreffend is geweest, maar dat vanwege de beperkte informatie over de betreffende periode, de vraag naar doelmatigheid en doeltreffendheid in beperkte mate beantwoord kan worden.

De onderzoekers beoordelen de gevoerde regie op nationaal niveau deels als doeltreffend. Hierbij wordt aangegeven dat de regierol niet expliciet was vastgelegd. De regierol op het gebied van monitoring en ex ante evaluatie is doeltreffend uitgevoerd, maar er is minder aandacht geweest voor de ex post evaluatie van het (samenhangende) klimaatbeleid in de verschillende sectoren, of het overkoepelende Nederlandse klimaatbeleid. De onderzoekers beoordelen de regiefunctie op internationaal beleid als doeltreffend. Ze geven aan dat de onderhandelingsinzet van het kabinet veelal gereflecteerd wordt in de besluiten die uiteindelijk zijn vastgesteld.

De doorlichting bevat een aantal aanbevelingen die vooral betrekking hebben op de verbetering van het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het klimaatbeleid en het versterken van de regierol van de rijksoverheid. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting heeft het kabinet onder andere aangegeven dat deze aanbevelingen worden meegenomen bij het opstellen van de governance structuur voor het Klimaatakkoord en het vormgeven van een integraal evaluatieplan voor het nationale klimaatbeleid voor de komende jaren binnen de structuren die voortvloeien uit het wetsvoorstel voor een Klimaatwet.

Tussentijdse beleidsevaluatie Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012)

Op 10 april 2018 is de evaluatie van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 (Wva 2012) naar de Tweede Kamer gestuurd. De evaluatie is uitgevoerd door Trinomics. Met de evaluatie is de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Wva 2012 beoordeeld. De hoofdconclusie van het rapport is dat de huidige wet doeltreffend en goed uitvoerbaar is en effectief en efficiënt invulling geeft aan de internationale voorraadverplichtingen. Het systeem van toewijzing, handhaving en rapportage van de voorraadplicht functioneert goed. COVA geeft op een doelmatige en doeltreffende manier invulling aan haar wettelijke taak. De huidige verdeling van de voorraadplicht tussen COVA en het oliebedrijfsleven is voldoende adequaat. De kosten en baten voor het oliebedrijfsleven zijn als resultaat van de Wva 2012 met elkaar in balans. De voorraadverplichting van het bedrijfsleven wordt grotendeels met eigen voorraden van de bedrijven afgedekt, waar COVA de voorraad als strategische buffer aanhoudt. Het geheel stelt Nederland in staat aan haar voorraadverplichting tegen zo laag mogelijke kosten te voldoen. Aanpassingen in de verdeling zijn dan ook niet noodzakelijk. Wel geeft het rapport in overweging om het aandeel van het bedrijfsleven in de totale voorraadplicht te verhogen. Op basis van de onderzoekresultaten en de thans voorziene ontwikkelingen op de oliemarkt wordt in het rapport vastgesteld dat de Wva 2012, in ieder geval de komende 5 tot 10 jaar, toekomstbestendig is.

Postcoderoosregeling (Regeling Verlaagd Tarief voor duurzaam opgewekte energie)

De Postcoderoosregeling is in 2017 geëvalueerd en op 15 juni 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het evaluatierapport «Evaluatie Regeling Verlaagd Tarief» is opgesteld door onderzoeksbureau Kwink. Het onderzoek is uitgevoerd door Kwink en begeleid door verschillende betrokken partijen. Het onderzoek wijst uit dat er indicaties zijn dat de Postcoderoosregeling bijdraagt aan het stimuleren van energiebewustwording en draagvlak voor de energietransitie bij de beoogde doelgroep. Bovendien slaagt de regeling erin om lokale energieopwek te stimuleren onder mensen die niet de mogelijkheid hebben om zonnepanelen op hun eigen dak te plaatsen. Er is geen andere regeling die gericht is op de stimulering van dit type projecten. Het aantal projecten dat gebruik maakt van de regeling in 2017 blijkt kleiner dan bij de start van de regeling beoogt. Wel verwacht Kwink de komende jaren nog een sterke groei in het gebruik van de regeling. De Postcoderoosregeling is – net als de salderingsregeling – een relatief dure regeling in termen van subsidiekosten per vermeden ton CO2. De uitvoeringskosten van de Postcoderoosregeling zijn relatief hoog (over de gehele looptijd zo'n 16% en in 2017 zo'n 9% van de subsidiekosten), maar de verwachting is dat de uitvoeringskosten per project verder zullen dalen. In lijn met de aanbevelingen van deze evaluatie wordt onderzocht hoe projecten van energiecoöperaties kunnen worden opgenomen in de opvolger van de salderingsregeling. Hiermee wordt beoogd om invulling te geven aan de afspraak uit het Regeerakkoord om te komen tot een regeling voor energiecoöperaties die het mogelijk maakt dat omwonenden makkelijker kunnen participeren in duurzame energieprojecten in hun directe omgeving.

Energie Investeringsaftrek (EIA)

Op 14 juni 2018 is de evaluatie van de Energie Investeringsaftrek (EIA) over de jaren 2012–2017 aan de Tweede Kamer aangeboden. De evaluatie werd door CE Delft verricht. Doel was om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de EIA te beoordelen. De hoofdconclusie van het rapport is dat de huidige wet doeltreffend en goed uitvoerbaar is. Wel beveelt CE Delft een paar wijzigingen aan waaronder verlaging van het aftrekpercentage en verschuiving formele verantwoordelijkheid voor de Uitvoeringsregeling van de Staatssecretaris van Financiën naar de Minister van EZK. Deze aanbevelingen zijn overgenomen. Het aftrekpercentage is verlaagd van 54,5% naar 45%. Ook is bij Belastingplan geregeld dat de formele verantwoordelijkheid conform de aanbevelingen in het evaluatierapport wordt overgeheveld naar de Minister van EZK. Dit heeft in de Wijziging van de Uitvoeringsregeling 2019 die eind december 2018 is gepubliceerd, zijn beslag gekregen. In artikel 3.42 van de wet Inkomstenbelasting 2001 is een horizonbepaling opgenomen met als zichtdatum 1 januari 2024. In 2022 zal een nieuwe evaluatie van de EIA worden opgestart zodat in 2023 bij het opstellen van het Belastingplan voor 2024 een besluit kan worden genomen over voortzetting van de EIA voor de periode daarna.

Tussenevaluatie energie-audits (op basis van Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED))

In Nederland geldt voor grote ondernemingen de plicht om eens in de vier jaar een energie-audit te maken. Deze verplichting vloeit voort uit de Europese richtlijn voor energie-efficiëntie (EED). In 2018 zijn de regelgeving en uitvoering van de energie-auditplicht geëvalueerd. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de regelgeving goed te begrijpen is door ondernemingen en het overgrote deel van de ingediende audits door het bevoegd gezag als voldoende zijn beoordeeld. Met de evaluatie is ook aan het licht gekomen dat veel ondernemingen relatief laat voldaan hebben aan de energie-auditplicht, en dat het energiebesparingseffect van energie-audits in Nederland relatief beperkt is. Het beperkte energiebesparingseffect is vooral het gevolg van het feit dat in Nederland al diverse verplichtingen en initiatieven gelden zoals de Meerjarenafspraken energie-efficiëntie en de verplichte implementatie van rendabele energiebesparingsmaatregelen op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het kabinet heeft het rapport in 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden en aangegeven de regelgeving mede op basis van de evaluatie door te lichten en daar waar nodig voorstellen voor aanpassing te doen.

Artikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Artikel 5 Meerjarenprogramma NCG

5

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Afgerond evaluatie- en overig onderzoek Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Artikel 6 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketen

6

2019

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     
 

Evaluatie van rijksregelingen met POP 2-cofinanciering (waaronder Investeringsregeling Jonge Agrariërs, subsidieregeling kleine en grote netwerken, subsidieregeling beroepsopleiding en voorlichting, Demonstratieregeling, Samenwerking bij innovatie NU, functionele agrobiodiversiteit, demoregeling proefprojecten GLB, demoregeling Schoon en Zuinig, Fijnstofmaatregelen en luchtwassers)

6

2017

Kamerstuk 28 625, nr. 255

 

Brede weersverzekering

6

2017

Kamerstuk 31 710, nr. 68

 

Garantieregeling Landbouw (GL) en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI)

6

2019

Afronding is voorzien begin 2019 en loopt mee in de beleidsdoorlichting van artikel 6.

 

Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext

6

2019

Afronding wordt voorzien in 2019.

 

Meetprogramma duurzame stallen, in samenhang met de evaluatie PAS

6

2018

Kamerstuk 32 670, nr. 140

(zie evaluatie PAS, artikel 8).

 

Eindevaluatie Europees Visserijfonds

6

2017

Kamerstuk 32 201, nr. 87

 

Diergezondheidsfonds (DGF)

6

2019

Afronding evaluatie wordt begin 2019 voorzien.

 

Meststoffenwet

6

2017

Kamerstuk 33 037, nr. 193

 

Programma Internationale Agroketens (PIA)

6

2018

Kamerstuk 30 252, nr. 23

 

Voedselzekerheid

6

2019

Afronding is voorzien in 2019 en loopt mee in de beleidsdoorlichting van artikel 6.

 

COKZ

6

2018

Besluit over evaluatie valt in kader van Plan van aanpak n.a.v. het advies van de Commissie Sorgdrager d.d. 25-6-18.

 

Raad voor Plantenrassen

6

2017

Kamerstuk 25 268, nr. 157

 

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

6

2017

Kamerstuk 27 858, nr. 399

 

Voedingscentrum

6

2019

Afronding is voorzien in 2019.

 

Plantaardige en biologische keuringsdiensten (NAK, NAKtuinbouw, BKD, KCB)

6

2017

Kamerstuk 25 268, nr. 157

 

Tussentijdse evaluatie Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–2020

6

2017

Kamerstuk 32 627, nr. 27

 

Evaluatie SKAL

6

2018

Kamerstuk 25 268, nr. 162

         

2. Overig onderzoek

     
 

Evaluatie Actieplan Stalbranden

6

2017

Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 138

 

WOT Natuur en milieu

6

2017

Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 132

 

CO2–convenant en systeem glastuinbouw

6

2017

Kamerstuk 32 813/32 627, nr. 149

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 6

Meetprogramma duurzame stallen, in samenhang met de evaluatie PAS

De evaluatie van het meetprogramma duurzame stallen wordt betrokken in de evaluatie van de eerste PAS-periode (zie artikel 8). Deze evaluatie vindt in 2020 plaats.

Programma Internationale Agroketens (PIA)

Op 17 december 2018 is de evaluatie van PIA naar de Tweede Kamer verstuurd. De evaluatie heeft aangetoond dat het moeilijk is om de doeltreffendheid van het PIA-instrument eenduidig vast te stellen. Factoren die hierbij een rol spelen zijn o.a. het ontbreken van een «evalueerbare doelstelling», een nulmeting, afgesproken indicatoren voor de meting en systematische monitoring. Daar tegenover staat dat de invloed van externe factoren op het bereiken van de huidige PIA-doelen groot is. Ten aanzien van de doelmatigheid van de PIA-processen hebben de diverse geïnterviewden, met name Landbouwradennetwerk, bevestigd dat ze positief zijn over de werking en processen van het PIA-instrument. Onderzoeksbureau Ecorys heeft verschillende aanbevelingen gedaan, zoals een herformulering van de PIA-doelstellingen, het beter in kaart brengen van de effecten, toekennen van meerjarige budgetten aan Landbouwraden, reserveren van vrije ruimte binnen het PIA-budget voor strategische inzet in specifieke situaties en de actualisatie van de visie op de internationale functie van LNV en bijbehorende doelstellingen.

Evaluatie SKAL

Uit de evaluatie komt naar voren dat SKAL op wettelijk voorgeschreven en kwalitatief voldoende wijze uitvoering geeft aan certificatie en toezicht in de biologische sector, en daarmee de goede aanduiding van producten afkomstig van de biologische productiemethode bevordert. SKAL groeit ook mee met de snelle groei van de biologische sector. Verder opereert SKAL onafhankelijk en transparant en handelt over het algemeen zorgvuldig. Daarnaast wordt geconstateerd dat de methodiek voor risicogebaseerd toezicht een sterk onderdeel is in de controlewerkzaamheden van SKAL. Er wordt geconcludeerd dat SKAL meer aandacht mag besteden aan de verdere ontwikkeling van het interventiebeleid middels het beter benutten van de beschikbare handhavings- en sanctiemogelijkheden. Hetzelfde kan gezegd worden over de effectiviteit van de samenwerking met de NVWA.

Artikel 7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

7

 

Niet meer geprogrammeerd1

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Duurzaam Door (voorheen Natuur- en milieueducatie)

7

2017

Kamerstuk 30 196, nr. 552

 

Ontwikkeling en beheer Natuurkwaliteit

7

2018

Kamerstuk 33 576, nr. 143

1

Bij de eerste nota van wijziging op de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 8) zijn de budgetten voor Groen onderwijs grotendeels overgegaan naar de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 7

Evaluatie kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN)

De evaluatie van het OBN Kennisnetwerk resulteert in een positief beeld. Uit de evaluatie blijkt dat de tripartite samenwerking tussen onderzoek, beheer en beleid in een niet-hiërarchische netwerkstructuur waardevol is en tot goede resultaten leidt. Zo worden normen, leefgebieds- en soortenherstelplannen gebaseerd op OBN-kennis en ligt OBN-kennis ten grondslag aan de in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) gehanteerde procesindicatoren en herstelstrategieën.

De voornaamste aanbeveling uit deze evaluatie is het advies om meer werk te maken van de interactie tussen en binnen de drie OBN-geledingen aan de voorzijde van het proces om tot een betere en meer systematische vraagarticulatie te komen.

Artikel 8 Natuur en biodiversiteit

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Jaar van afronding

Vindpðlaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Natuur en biodiversiteit

8

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 
 

Kroondomeinen

8

2018

Rapport Auditdienst Rijk: Evaluatie Beheer Natuursubsidies Kroondomein

 

Programmatische Aanpak Stikstof

8

2018

Kamerstuk 32 670, nr. 140

 

Staatsbosbeheer

8

2018

Kamerstuk 29 659, nr. 151

 

Programma naar een rijke Waddenzee

8

2018

Kamerstuk 29 684, nr. 163

 

Herziening Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017

8

2019

De herziening van het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland 2013–2017 (NBP-CN) duurt tot 2019 omdat een aantal projecten uit het NBP-CN nog in uitvoering is en omdat het gewenst is relevante informatie af te wachten. Het gaat bij dit laatste om informatie over de Staat van de natuur van Caribisch Nederland, de lessen die getrokken kunnen worden uit de afgelopen periode (2013–2017) en de inmiddels helder geworden budgettaire kaders vanuit de Regio envelop voor Caribisch Nederland (Kamerstuk 29 697, nr. 54).

Daarnaast vindt de herziening plaats in nauw overleg met het bestuurscollege van de openbare lichamen. Dit overleg over de definitieve herziening is thans nog gaande.

 

Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)

8

2019

Het evaluatierapport van adviesbureau NewForesight is in november 2018 opgeleverd. Deze is besproken met betrokken partijen en begin 2019 wordt de evaluatie met een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.

 

Evaluatie Natuurpact

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 96

 

Natuurvisie

8

2017

Deze evaluatie is gecombineerd met de evaluatie van het Natuurpact, zie: Kamerstuk 33 576, nr. 96

 

Burgereducatie/IVN

8

2018

De evaluatie en de kabinetsreactie is opgenomen in de verzamelbrief natuur. Kamerstuk 33 576, nr. 143

 

Wet natuurbescherming

8

2019

Deze wet is pas per 1 januari 2017 in werking getreden. De ervaringen met de Wet natuurbescherming worden meegenomen in het Aanvullingsspoor natuur bij de Omgevingswet.

 

In Beslag genomen Goederen (IBG)

8

2018

Kamerstuk 33 576, nr. 137

 

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling landinrichting

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling natuurgrond

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 106

 

Bosbouwvrijstelling

8

2017

Kamerstuk 33 576, nr. 106

         

2. Overig onderzoek

 
 

Balans van de leefomgeving

8

2018

Door PBL 2018, conform Natuurbeschermingswet.

 

EHS Groot project

8

2018

Kamerstuk 30 825, nr. 216

 

Voortgangsrapportage Natuurpact

8

Jaarlijks

Betreft de Vierde Voortgangsrapportage Natuur (2018); Kamerstuk 33 576, nr. 140

 

Natura2000 Doelendocument

8

2019

Deze actualisatie wordt in 2019 aan de Tweede Kamer gezonden.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 8

Kroondomeinen

Onderwerp van onderzoek door de Auditdienst Rijk was de beheersing van de ontvangen subsidies door het Kroondomein in de periode 2012–2016 en wat daarvan kan worden geleerd. Kern van de bevindingen is dat het kroondomein het gehele domein van planning, uitvoering en registratie goed beheerst. Het kroondomein werkt met het kwaliteitshandboek van de Federatie Particulier Grondbezit (FPG), heeft verschillende certificaten en legt beheeractiviteiten voor elk natuurtype vast in het jaarverslag. Wat de leerpunten betreft is een sterk punt dat er veel eigen verantwoordelijkheid en ruimte is bij de uitvoerende boswachters om het beheer naar eigen inzicht in te richten, wat het commitment vergroot. Ook de monitoring van aantallen in soorten flora en fauna, basis van alle kennis over natuur, is goed geregeld. Aandachtspunt is dat de documentatie van het behoud van een aantal kenmerkende eigenschappen van de verschillende natuurbeheertypes beter kan.

Programmatische Aanpak Stikstof (tussentijdse evaluatie)

Het PAS is op 1 juli 2015 in werking getreden. De tussenevaluatie PAS, uitgevoerd door adviesbureau TAUW, betreft een tussentijdse evaluatie na drie jaar. De tussenevaluatie is vooral een technische evaluatie van het PAS, met de landelijke monitoringsrapportages als basis. De opstellers van het rapport constateren dat de uitvoering van bron- en herstelmaatregelen op gang is gekomen. De opstellers geven aan dat het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen haalbaar is en blijft. Hieraan dragen de PAS-partners ook bij door het programma regelmatig partieel te herzien (actualisatie), met monitoring de vinger aan de pols te houden en bij te sturen als dat nodig is. De opstellers geven echter ook een aantal belangrijke aandachtspunten mee. Zo is de uitvoering en het effect van de voer- en managementmaatregelen (PAS-bronmaatregel) nog niet goed inzichtelijk te maken. Daarnaast blijkt de beoogde netto-reductie van de ammoniakemissies uit de landbouw nog niet uit de registraties voor het jaar 2016. Veel herstelmaatregelen kennen de nodige voorbereidingstijd en komen aan het einde van het eerste PAS-tijdvak (2021) gereed.

Evaluatie Staatsbosbeheer

Deze evaluatie bevat zowel de wettelijk verplichte evaluatie naar doelmatigheid en doeltreffendheid (iedere vier jaar) als het Convenant EZ/Staatsbosbeheer uit 2014. In zijn evaluatierapport concludeert Ecorys dat Staatsbosbeheer na een aantal turbulente jaren als gevolg van bezuinigingen en reorganisaties goed op weg is zijn maatschappelijke doelen te bereiken. De organisatie staat er zowel financieel als organisatorisch goed voor. De aansturingsrelatie met het Ministerie van LNV verloopt naar wens. Ook het Convenant blijkt in de praktijk goed te werken. Ecorys komt met dertien aanbevelingen, onder andere op het gebied van de balans tussen beter beschermen, meer beleven en duurzaam benutten en de monitoring van biodiversiteit in de gebieden van Staatsbosbeheer. De Minister heeft in haar brief aan de Kamer laten weten in te stemmen met de conclusies en aanbevelingen uit het rapport. Ook Staatsbosbeheer heeft laten weten hiermee goed uit de voeten te kunnen.

Programma naar een rijke Waddenzee

Het programma is geëvalueerd op doelbereik, doeltreffendheid, doelmatigheid en het bereik van het streefbeeld 2030. Het evaluatierapport geeft aan dat het programma haar doelen 2015–2018 heeft bereikt. Eind 2018 komt te vroeg om zonder aanjaagfunctie van het programma invulling te geven aan de realisatie van het streefbeeld 2030. De gekozen interventiestrategie van het programma heeft toegevoegde waarde. Het beschikbare budget en capaciteit is voldoende geweest voor de uitvoering van het programmaplan. Om het streefbeeld daadwerkelijk in 2030 te bereiken is de volle inzet van betrokkenen nodig.

Op 2 november 2018 is overeenstemming bereikt over het Programma Naar een Rijke Waddenzee 2019–2022. Het nieuwe programmaplan en de uitgevoerde evaluatie zijn op 13 december 2018 aan de Tweede Kamer toegestuurd. De gezamenlijke opdrachtgevers hebben aangegeven te willen investeren in een Rijke Waddenzee. Er zijn, op basis van het vierjarige programmaplan, financiële afspraken gemaakt voor 2019 en 2020 (omvang ca. 2 mln euro per jaar, waarvan LNV ca. 8 ton per jaar). In het najaar van 2019 zal LNV opnieuw met haar medeopdrachtgevers om tafel gaan om afspraken te maken voor 2021 en 2022. Dit in het licht van de lopende verkenning naar een Beheerautoriteit Waddenzee en de verkiezingen van de Provinciale Staten.

Evaluatie subsidie voor Communicatie en Educatie in Nationale Parken aan IVN (Burgereducatie/IVN)

In opdracht van LNV heeft Berenschot een evaluatie uitgevoerd van de subsidie van € 1 mln die LNV jaarlijks verstrekt aan het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN) voor de coördinatie- en communicatieactiviteiten in de nationale parken. Doel van de subsidie is het creëren van grotere betrokkenheid bij en draagvlak voor natuurbeheer en -behoud in het algemeen en in het bijzonder bij nationale parken. Berenschot heeft vooral gekeken naar doeltreffendheid, efficiency en kosteneffectiviteit. De onderzoekers concluderen dat de subsidie van € 1 mln per jaar ten dele doeltreffend is. In sommige parken is de inzet van IVN cruciaal voor het park, in sommige andere parken komt de inzet van IVN onvoldoende tot zijn recht vanwege beschikbare capaciteit of minder soepel lopende governance op parkniveau. De doeltreffendheid zal toenemen met meer vraagsturing vanuit de parken. Het vergt ander type onderzoek om vast te stellen welke effecten met de subsidie optreden. De onderzoekers concluderen dat het aandeel indirecte kosten aan de hoge kant is. In algemene zin wordt de subsidie onvoldoende doelmatig ingezet, aldus de onderzoekers. Dit heeft o.a. te maken met de historisch gegroeide verdeelsleutel die IVN hanteert voor de subsidie. De aanbeveling om de subsidieverdeling afhankelijk te maken van objectieve criteria gericht op het borgen van een doeltreffende en doelmatige inzet van middelen wordt overgenomen.

In Beslag genomen Goederen (IBG)

Het evaluatierapport «NA HET BESLAG. Een onderzoek naar door RVO inbeslaggenomen voorwerpen onderdeel Natuur en de afhandeling daarvan», waarbij het gaat om in beslag genomen CITES-soorten, laat met name het volgende zien:

  • Dieren die niet kunnen worden herplaatst, kunnen soms jarenlang in opvang blijven zitten, met navenante kosten.

  • Er kan met de beschikbare middelen meer opvang worden gerealiseerd (of met minder middelen eenzelfde opvang). Kostenreductie kan worden gerealiseerd door dieren zo snel mogelijk terug te sturen naar het land van herkomst dan wel – eenmaal opgevangen – zo snel mogelijk te herplaatsen.

  • Met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt bezien op welke wijze we uitvoering kunnen geven aan de aanbevelingen uit het evaluatierapport.

Balans van de leefomgeving 2018

In de Balans van de Leefomgeving brengt het PBL tweejaarlijks in beeld hoe de leefomgeving er in Nederland voor staat.

Eindrapportage Groot project Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De vaste Kamercommissie voor LNV heeft op 24 januari 2018 aan LNV verzocht een eindrapportage op te stellen van het Groot Project Ecologische Hoofdstructuur. Doelstelling van de Tweede Kamer is te bezien of de Groot-Projectstatus van de EHS kan worden beëindigd, nu het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies.

De eindevaluatie geeft een overzicht van het rijksbeleid voor de EHS en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) sinds 1990, de voortgang van de realisatie van de EHS/NNN, de kwaliteit van het NNN, de planologische bescherming en de uitgaven, die het Rijk ten behoeve van de EHS/NNN heeft gedaan.

De belangrijkste conclusies van de eindevaluatie zijn:

  • Provincies liggen goed op schema voor het volledig realiseren van de ontwikkelopgave natuur van 80.000 ha in 2027.

  • Er is goede voortgang geboekt bij de realisatie van de diverse opgaven voor natuur en de verbetering van de waterkwaliteit in de Grote Wateren.

  • Met het voorgenomen beleid van de provincies, waaronder de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, wordt een verhoging van het VHR-doelbereik mogelijk van 55% in 2015 naar 65% in 2027.

Vierde Voortgangsrapportage Natuurpact (2018)

Sinds 2014 rapporteren de provincies jaarlijks over de uitvoering van het natuurbeleid op land, waarvoor de provincies verantwoordelijk zijn. In 2018 is voor het eerst door provincies en Rijk gezamenlijk gerapporteerd over de uitvoering van het natuurbeleid, waardoor ook is gerapporteerd over de Grote Wateren en Caribisch Nederland waarvoor het Rijk verantwoordelijk is (Kamerstuk 33 576, nr. 140). De belangrijkste conclusie van deze vierde voortgangsrapportage is dat de provincies goed op schema liggen voor het volledig realiseren van de ontwikkelopgave natuur van 80.000 ha in 2027, al ligt het tempo van de inrichting (1.400 ha) lager dan de voorgaande jaren. In totaal is nu 35.700 ha van de ontwikkelopgave gerealiseerd. Verder laat de rapportage onder meer zien dat er goede voortgang is geboekt bij de realisatie van diverse opgaven voor natuur en de verbetering van de waterkwaliteit in de Grote Wateren.

Overzicht afgeronde evaluaties en overige onderzoeken EZK/LNV 2014–2016

Voorgaande overzichten betreffen de afgeronde onderzoeken in 2017 en 2018. Voor afgeronde evaluaties en overige onderzoeken in de periode 2014–2016 wordt verwezen naar de publicaties via www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties:

2014: http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2014/evaluatie-en-overig-onderzoek/xiii-economische-zaken

2015: http://www.rijksbegroting.nl/2015/verantwoording/jaarverslag,kst221658_37.html

2016: http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2016/evaluatie-en-overig-onderzoek/xiii-economische-zaken-en-diergezondheidsfonds

39

De Groeifaciliteit, Seed Capital en DVI zijn gezamenlijk geëvalueerd en worden gebundeld in één evaluatie, omdat zij alle drie tot doel hebben om de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.

40

De Groeifaciliteit, Seed Capital en DVI zijn gezamenlijk geëvalueerd en worden gebundeld in één evaluatie, omdat zij alle drie tot doel hebben om de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.

41

De Groeifaciliteit, Seed Capital en DVI zijn gezamenlijk geëvalueerd en worden gebundeld in één evaluatie, omdat zij alle drie tot doel hebben om de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.

Licence