Base description which applies to whole site

Bijlage 4: Kengetallen en indicatoren

Inleiding

Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Met ingang van dit begrotingsjaar zijn deze gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie begroting XIV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en F Diergezondheidsfonds Rijksbegroting 2022 bijlage 5). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recent afgeronde evaluatieonderzoeken staan opgenomen in bijlage 3 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.

Doelstelling: Versterken concurrentiekracht duurzame agroketens

Tabel 1 Export van agrarische producten uit Nederland

Land

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022 (raming)

Bron:

Duitsland

20.711

21.836

22.905

22.688

23.579

24.496

26.100

29.600

Bron: WUR en CBS

België

8.581

9.119

10.099

10.254

10.779

10.708

12.300

14.500

Bron: WUR en CBS

Frankrijk

6.714

7.001

7.747

7.665

7.726

7.571

8.700

10.400

Bron: WUR en CBS

Verenigd Koninkrijk

8.269

8.321

8.576

8.591

8.658

8.524

8.400

9.500

Bron: WUR en CBS

Italië

3.183

3.320

3.378

3.427

3.562

3.311

4.000

4.700

Bron: WUR en CBS

Overige landen

33.926

35.202

37.357

37.771

40.319

41.129

44,9

53,6

Bron: WUR en CBS

Totaal landen

81.384

84.800

90.062

90.396

94.623

95.739

104.400

122.300

Bron: WUR en CBS

Toelichting

1. Export van agrarische producten uit Nederland

Bovenstaande tabel toont de belangrijkste exportlanden (in waarde) van Nederland met betrekking tot agrarische producten en de totale (agrarische) exportwaarde van Nederland.

Doelstelling: Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit

Tabel 2 Voldoen controlevereisten HACCP

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2021

Realisatie 2021

Raming 2022

Realisatie 2022

Streefwaarde

Planning

Bron

Nalevingsniveau HACCP-verplichting

80%

apr-09

92%

94%

92%

93%

94% te bereiken in 2023

2021

NVWA

Tabel 3 Mate van vertrouwen consumenten in veiligheid voedsel

Kengetal

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

Bron

Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Geen meting

Geen meting

3.2

3.2

Geen Meting

3.34

Geen meting

2021

NVWA Consumenten-monitor

Toelichting

1. Voldoen controlevereisten HACCP

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Voor de berekening van het nalevingspercentage HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) is uitgegaan van de resultaten die tijdens volledige audits bij slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en koel- vrieshuizen, zijn beoordeeld door auditoren van de NVWA. Voor 2022 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 92,8%

Het nalevingspercentage in 2021 was uitzonderlijk hoog terwijl dit percentage voor 2022 meer in lijn ligt met de voorgaande jaren. Hoewel er wel schommelingen zijn is er over de afgelopen 10 jaar wel een verbetering van het nalevingspercentage waar te nemen. Voor de komende jaren verwachten wij dan ook dat het nalevingspercentage zich verder zal verbeteren.

2. Vertrouwen consument in veiligheid voedsel

De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats. Voor de volgende monitor in 2023 wordt nagegaan of de vragenlijst en de berekening van het kengetal geactualiseerd moeten worden. Daarbij zal rekening gehouden worden met het feit dat de trend over de jaren heen gevolgd moet blijven kunnen worden.

De waarde van het kengetal van 2021 is aangepast en bijgesteld op basis van een herberekening. Vanaf 2019 representeert het kengetal namelijk niet het gemiddelde van een aantal vragen maar het antwoord op 1 algemene vraag: ‘Ik maak mij zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen.’ Dit is een negatief gestelde vraag. Het kengetal wordt berekend door de schaal = 6 – 2,66 [gemiddelde score op deze vraag].

Het kengetal 2021 geeft aan dat er een kleine stijging is van het vertrouwen (statistisch niet significant) ten opzichte van 2019. Consumentenmonitor voedselveiligheid 2021 | Rapport | NVWA

Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

Tabel 4 Voedselverspilling (kiloton)

Kengetal

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

Bron

Voedselverspilling (kiloton)

min: 1.781 max: 2.466

min: 1.814 max: 2.509

min: 1.649 max: 2.568

min: 1.514 max: 2380

Geen meting

Geen meting

Geen meting

2019

Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2019, WFBR, 2022

Tabel 5 Afgeleide voedselverpilling
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

Streefwaarde

Bron

Afgeleide voedselverspilling in kiloton(absoluut)

2.124

2.162

2.109

1.947

Geen meting

Geen meting

Geen meting

2.019

1081 (2030)

Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2019, WFBR, 2022

Afgeleide voedselverspilling in %(relatief)

98

100

98

90

Geen meting

Geen meting

Geen meting

2019

50

Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2019, WFBR, 2022

Tabel 6 Duurzaam voedsel
 

2018

2019

2020

2021

Bron:

Totale consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel (x€1.000.000.0000)

4,9

7,6

8,5

9,5

Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research

Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel

11%

14%

17%

19%

Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research

Toename bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar (groene tekst is toegevoegd, omdat anders de interpretatie van de cijfers onduidelijk is)

7%

18%

7%

12%

Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research

Toelichting

1. Voedselverspilling (kiloton)

Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedsel verspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. De bestemmingen veevoer tot en met storten/lozen worden beschouwd als voedselverspilling. Per hoofd van de bevolking bedroeg de voedselverspilling in 2018 tussen de 96 en 149 kilogram, in totaal 1.649-2.568 kiloton. Een exact getal voor de hoeveelheid voedselverspilling binnen deze bandbreedte is niet te geven, omdat gegevens over afvalstromen per ketenschakel vooralsnog incompleet zijn en vaak niet bekend is welk aandeel voedsel heeft in een afvalstroom. Voor de monitor wordt gebruik gemaakt van cijfers uit geaggregeerde landelijke statistieken, waardoor de oorsprong en herkomst van reststromen niet altijd te achterhalen zijn. De experts hebben daarom aannames gedaan over de minimale en maximale hoeveelheid voedsel per afvalstroom.

2. Afgeleid voedselverspilling in kiloton

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling wordt de omvang van de voedsel verspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Hoewel het niet correct is om te stellen dat het ‘midden’ van de bandbreedte de hoeveelheid voedselverspilling aangeeft, is deze afgeleide voedselverspilling wel een indicatie van de ontwikkeling.

3. Duurzaam voedsel

De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend. In de cijfers t/m 2018 was het mogelijk 70% van de uitgaven in supermarkten mee te nemen. Vanaf 2019 heeft er een aanpassing in de methodiek plaats gevonden, waardoor 100% van de uitgaven in supermarkten wordt meegenomen. Voor de cijfers over 2021 zijn ook de cijfers over 2020 opnieuw berekend. Het betreft aanpassingen door correcties of aanvullingen op de brondata.

Doelstelling: Verduurzaming productie en consumptie (d.m.v. kringlooplandbouw)

Tabel 7 Productie van dierlijke mest (miljoen kg stikstof)
 

Plafond

2017

2018

2019

2020

2021

2022 (voorlopig)

Bron

Landelijk

504,4 miljoen kg

512

503,5

490

489,4

471,0

465,5

CBS

Melkvee

281,8 miljoen kg

303,5

289,9

280

286,5

273,0

269,9

CBS

Varkens

99,1 miljoen kg

97,4

96,8

93,7

91,8

88,9

87,4

CBS

Pluimvee

60,3 miljoen kg

58,9

56,7

56

54,7

54,3

53,5

CBS

Tabel 8 Productie dierlijke mest (miljoen kg fosfaat)
 

Plafond

2017

2018

2019

2020

2021

2022 (voorlopig)

Bron

Landelijk

172,9 miljoen kg

169

162

156

150,7

148

148,2

CBS

Melkvee

84,9 miljoen kg

86,6

78,7

75,5

73,6

74,2

75,5

CBS

Varkens

39,7 miljoen kg

37,5

37,7

36,8

36,7

34,5

33,9

CBS

Pluimvee

27,4 miljoen kg

27,5

25,9

25,1

24,1

23,2

22,8

CBS

Tabel 9 Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Bodemsoort

2012-2015

2016-2019

2020

2021

Streefwaarde

Bron

Löss

68

63

95*

74

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid

Zand

55

50

67

70

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid

Klei

23

30

45

42

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid

Veen

8

7

11

14

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid

* Gecorrigeerd t.o.v. vorigjaarverslag op basis vandatabase actualisatie

      
Tabel 10 Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI)

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2020

Raming 2020

Streefwaarde

Planning

Bron

Energie efficiency index VGI

100

2005

76,1

73,9

70

2020

RVO

Tabel 11 Totale CO2-emissie glastuinbouw

Indicator

2013

2017

2018

2019

2020

Meest recente jaar

Streefwaarde 2030

Bron

Totale CO2-emissie glastuinbouw

7,5 Mton

5,7 Mton

5,7 Mton

5,9 Mton

6,1 Mton

2020

4,3 ‒ 4,8 Mton2

energiemonitor glastuinbouw WEcR

Tabel 12 Indicator soja-import Nederland (in 1000 ton)

Oogst-seizoenen

Kalenderjaren

Canada & VS

Zuid Amerika

Overig

Bron

2017/2018

2017

2.010

5.136

284

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2018/2019

2018

3.081

4.071

302

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2019/2020

2019

1.997

4.985

270

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2020/2021

2020

1.963

4.629

615

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2021/2022

2021

1.545

4.477

690

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

Tabel 13 Wereldproductie soja (in 1000 ton)

Oogst-seizoenen

Kalenderjaren

Canada & VS

Zuid Amerika

Overig

Bron

2017/2018

2017

127.782

173.140

42.453

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2018/2019

2018

127.932

189.745

43.180

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2019/2020

2019

102.838

191.071

42.968

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2020/2021

2020

121.107

186.566

47.697

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

2021/2022

2021

126.979

196.847

47.868

Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

Toelichting

1. en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Sinds 2006 geldt er voor stikstof een nationaal plafond van 504,4 miljoen kilogram en voor fosfaat een nationaal plafond van 172,9 miljoen kilogram. Beide nationale plafonds zijn vertaald naar een sectoraal productieplafond voor melkvee, varkens, pluimvee, die sinds 1 januari 2020 zijn opgenomen in de Meststoffenwet. Voor de ‘overige’ dieren zijn geen aparte plafonds vastgesteld, maar het totaal moet onder de landelijke plafonds blijven. (Kamerstuk 33 037 nr. 370) De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieu technische grenzen die gesteld zijn. De excretie voor 2022 is voorlopig vastgesteld op basis van de monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, vierde kwartaal 2022.

3. Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Het mestbeleid is de implementatie van de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van grond en oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn liep tot 2022. Effecten van actiepro gramma’s zijn eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kader richtlijn Water van chemisch schoon en ecologisch gezond water.

4. Energie-efficiency VGI

Het MJA3-convenant voor VGI sectoren liep in 2020 af. De Energie efficiency index Voedings- en genotmiddelenindustrie geeft aan hoeveel energie bedrijven in een bepaald jaar bespaard hebben ten opzichte van het peiljaar, 2005. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen procesefficiëntie, ketene fficiëntie en duurzame energie. Dit betreft de definitieve vaststelling van de cijfers van 2020.

5. CO2 emissie glastuinbouw

In de jaarlijkse Energiemonitor Glastuinbouw van Wageningen Economic Research (WEcR) wordt o.a. de CO2-emissie van de glastuinbouw gepubliceerd. Dit geeft een overzicht van de ontwikkeling van de CO2-emissie van de sector. Cijfers over 2021 zijn nog niet beschikbaar. In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 627 nr. 39) is opgenomen dat de inzet is om in 2030 indicatief tussen de 0,5 ‒ 1,0 Mton CO2-equivalenten (CO2 en methaan) extra te reduceren ten opzichte van de afspraken uit het Coalitieakkoord en Miljoenennota 2021. Het voorlopige restemissiedoelstelling voor de glastuinbouw in 2030 een bandbreedte kent van 4,3 tot 4,8 Mton CO2-equivalenten. Op basis van een nadere uitwerking van het instrumentarium uit het samenhangend pakket dat in de Kamerbrief wordt beschreven, wordt het restemissiedoel voor 2030, bij de Klimaatnota 2022 nader ingevuld. Hierbij is het uitgangspunt om te zorgen voor een balans tussen het restemissiedoel en het normerende, beprijzende en stimulerende instrumentarium. 

Overeenkomstig het Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw 2013 ‒ 2020 worden CO2-emissie cijfers van de Energiemonitor glastuinbouw van WEcR gebruikt. In de toekomst zullen de cijfers van de KEV worden gebruikt.

6. Indicator soja import Nederland

Indicatoren voor sojaverbruik NL (import/export) en specifiek die voor het aandeel duurzame soja daarbinnen kunnen betrouwbaar afgeleid worden van de monitor duurzame agrogrondstoffen, uitgevoerd door het CBS. De laatste agromonitor met gegevens over soja is van 2017 met gegevens over 2016. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een opdracht aan het CBS om deze monitor te updaten voor soja, palmolie en (tropisch) hout met gegevens over 2020 en zo mogelijk aangevuld met 2018 om ook eventuele trends te kunnen vaststellen.

Doelstelling: Bevorderen plantgezondheid

Tabel 14 Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Raming 2022

Realisatie 2022

10 projecten

18 projecten

Toelichting

1. Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer producti viteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het "PVP Development Program» (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implemen teren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd. Jaarlijks komen via o.a. landbouwattache’s voorstellen voor projecten binnen. Deze worden door een internationale stuurgroep beoordeeld en geprioriteerd.

Doelstelling: bevorderen diergezondheid

Tabel 15 Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Streefwaarde

Planning

Bron

Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij

Antibiotica verkoop in 2009

2009

70,80%

Volgt in Sda rapportage 2023

70% reductie (ten opzichte van 2009)

Is nog niet bepaald

Sda rapportage 2022

Toelichting

1. Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij

De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2022 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoel stellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2021 was 70,8%.

Doelstelling: Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit

Tabel 16 Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

62.116 ha

69.989 ha

76.943 ha

83.968 ha

88.795 ha

90.168 ha

Toelichting

1. Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Via het integreren van natuur in het landbouwbedrijf verbetert de kwaliteit van het ecosysteem, neemt de druk op het milieu af en ontstaan meer foerageer- en schuilplekken voor specifieke soorten. Om deze ontwikkeling te stimuleren, zet LNV een scala aan instrumenten in, waaronder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De oppervlakte ANLB beheerd landbouwareaal is in 2022 toegenomen van 88.795 ha in 2021 naar 90.168 ha in 2022. De komende GLB-periode (2023-2027) wordt het ANLB versterkt en uitgebreid. Met de extra inzet is de doelstelling dat het ANLb groeit van ruim 100.000 ha naar 130.000 ha. Het budget zal hierdoor stapsgewijs groeien van € 100 mln. in 2023 naar € 120 mln. in 2025.

Via dit instrument sluiten provincies beheerpakketten af met collectieven van boeren voor op natuurwaarden gericht landbouwbeheer in (potentiële) leefgebieden van de betreffende soorten. Deze liggen buiten de bestaande natuurgebieden. Het kengetal »oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal» illustreert de ontwikkeling van het areaal agrarisch gebied waarin natuur en landbouw met elkaar verbonden worden.

Het kengetal geeft weer op hoeveel areaal de ecologische randvoorwaarden worden verbeterd voor (dier)soorten van internationaal belang. Of de populaties van die soorten daadwerkelijk toenemen, hangt van meer factoren af.

2. Uitbreiding bossen in Nederland

In 2021 bedroeg de oppervlakte bos3 363.801 hectare. Daarmee bestaat het landoppervlak van Nederland voor 11% uit bos. De oppervlakte bos in 2021 is beperkt gedaald ten opzichte van het bosareaal in 2017, ten tijden van de laatste inventarisatie. In 2017 bedroeg de oppervlakte bos nog 365.726 hectare. Net als in de voorgaande periode is het areaal bos teruggelopen doordat bos verdwenen is voor andere natuurtypen en er tijdelijke bossen op agrarische grond zijn teruggezet naar landbouwareaal. Voor het jaar 2022 zijn vooralsnog geen nieuwe cijfers beschikbaar. Vanaf 2021 wordt via de Bossenstrategie werk gemaakt van een stevige stijging van het bosareaal, waardoor in 2030 er 37.400 hectare bos bij moet zijn gekomen.

Figuur 1

3. Condities VHR-doelbereik landnatuur

Om de effecten van beleid te kunnen voorspellen gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) het VHR-doelbereik, waarin modelmatig berekend wordt welk effect de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) hebben op de staat van instandhouding.

Het getal van afgerond 56% voor 2020 betekent dat met de huidige condities er voor ongeveer 56% van de soorten een duurzame instandhouding kan worden bereikt. Deze indicator werd ook gebruikt in de eerste evaluatie van het Natuurpact (Kamerstuk 33 576, nr. 118).

In deze modelberekening zijn (meet)gegevens van provincies en het RIVM gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities zijn nog niet beschikbaar.

Figuur 2

4. Fauna in natuurgebieden op land en in agrarisch gebied

Kenmerkende soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders van natuurgebieden op land zijn sinds 1990 gemiddeld afgenomen. Er is een groot verschil tussen de ontwikkelingen in bossen en die in open natuur gebieden. In de bossen is de trend sinds 1990 stabiel, maar de laatste 12 jaar is een matige toename waar te nemen. In de open natuurgebieden is juist sprake van een afname van 50 procent.

Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af.

Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.

De figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied.

Figuur 3

Figuur 4

Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector

Tabel 17 Mate van duurzame bevissing

Omschrijving

Basis- of Referentie- waarde en jaar

Huidige waarde en jaar

Streefwaarde en jaar

Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden.

Basiswaarde 2020 per vlootsegment: Pelagisch: 0,95 Grootschalige boomkor: 0,99

De laatst bekende waarde is 2020

1 (of lager)

Toelichting

1. Mate van duurzame bevissing

Voor het beoordelen of de Nederlandse vissersvloot afhankelijk is van overbeviste visbestanden en/of een biologisch risico vormt voor uitgeputte visbestanden wordt gebruik gemaakt van de duurzame oogst indicator. Indien deze indicator onder of gelijk is aan 1 is de oogst van het bestand in balans.

Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

Tabel 18 Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2021

Realisatie 2021

 

Raming 2022

Realisatie 2022

Streefwaarde

Planning

Bron

Klanttevredenheid

8,6

2020

8,5

8,9

 

8,5

8,7

8

2020

Wageningen Research

Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

93%

2020

95%

99%

 

>90%

93%

>80%

2020

Wageningen Research

Tabel 19 Percentage innoverende agrarische bedrijven

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Huidige schatting 2021

Streefwaarde

Planning

Bron

Percentage innoverende agrarische bedrijven

8%

2017

9%

Nog niet bekend

n.v.t.

Nog niet bekend

10%

2025

WEcR

Tabel 20 Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Huidige schatting 2021

Streefwaarde

Planning

Bron

Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport.

9.5%

2019

9,10%

9,30%

9,80%

9,3%  (geraamd)

12%

2021

WEcR & CBS

Tabel 21 Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2021

Realisatie 2021

 

Raming 2022

Realisatie 2022

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen

0

2020

4.200

4.200

 

4160

4160

14.460

2023

RVO

Tabel 22 Verhouding duurzame / totale investeringen

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Huidige schatting 2021

Streefwaarde

Planning

Bron

Verhouding duurzame / totale investeringen

25%

2017

18%

Nog niet bekend

n.v.t.

15-17%

30%

2025

WEcR

Toelichting

1. Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR

In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klant tevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert.

3. Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

4. Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport

Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.

5. Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen

Deze indicator toont het aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders over bedrijfsspecifieke vragen en behoeften gericht op aandachtsgebieden binnen de kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om te komen tot bedrijfsaan passingen in de eigen landbouwpraktijk. Voorbeelden van aandachtsge bieden zijn ondermeer stikstofreductie, precisielandbouw, weerbare teelten, duurzaam bodembeheer, biodiversiteit, persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer en de verduurzaming van zijn bedrijf, Boeren en tuinders die een voucher hebben toegekend gekregen ontvangen een bedrijfsadvies op maat door een onafhankelijke erkende bedrijfsadviseur.

6. Verhouding duurzame / totale investeringen

Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.

7. Impact Missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel

Voor monitoring en evaluatie van missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel geldt een groeimodel. In de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water Voedsel (KIA LWV) ligt de focus op de registratie van core-kpi’s van de publiek-private samenwerkingsprojecten (PPS-projecten), zoals type partners (grootbedrijf, mkb), hun financiële inbreng, de verhouding tussen publieke en private financiering en de mate waarin ze bijdragen aan de maatschappelijke opgaven of de verdere ontwikkeling van sleutel technologieën.

Eind 2023 vindt een eindrapportage plaats aan de Tweede Kamer van de huidige KIA LWV (2020-2023). Daarbij zal meer worden ingegaan op de output van de KIA, zoals succesvol afgeronde projecten, publicaties, nieuwe producten en diensten. Daarbij zal in kwalitatieve zin ook de inhoudelijke voortgang op de missiedoelen worden gerapporteerd. De Theories of Change die voor elk Meerjarig Maatschappelijk Innovatie Programma (MMIP) zijn opgesteld bieden hiervoor goede handvatten.

Inmiddels wordt ook gewerkt aan een monitoringsstrategie voor de nieuwe KIA LWV 2024-27. Daarbij nemen we niet alleen de PPS-projecten mee maar ook andere typen projecten aan de publieke kant, zoals beleidsondersteunend onderzoek, NWO-projecten, EU-projecten en projecten gericht op kennisvalorisatie. Naast de core-kpi’s zoals hierboven genoemd, zullen we de inhoudelijke voortgang op de missiedoelen monitoren aan de hand van de activiteitenverslagen per MMIP.

Ten slotte wordt bij de beoordeling van projectvoorstellen dit jaar voor het eerst ervaring opgedaan met de Impact Plan benadering naar het voorbeeld van NWO https://www.nwo.nl/impact-plan-benadering. Daarbij kan de bijdrage van een project aan de MMIP-doelen nog scherper worden bepaald.

3

De definitie van bos wordt in de 7e Nederlandse Bosinventarisatie verder toegelicht.

Licence