Inleiding
Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en was in 2024 als baten- lastenagentschap onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Dit is het laatste jaar waarin de verantwoording van het Rijksvastgoedbedrijf onderdeel is van de verantwoording van BZK. Vanaf 2025 is het Rijksvastgoedbedrijf onderdeel van de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).
Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en de instandhouding van het vastgoed van de Nederlandse staat. Het Rijksvastgoedbedrijf voert dit uit aan de hand van deze hoofdtaken: het realiseren van huisvesting voor het Rijk en Defensie, het ondersteunen van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving en de maatschappelijke opgaven en het zorgen voor het privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken van de Staat.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het afgelopen jaar onder andere gewerkt aan drie grote vastgoedopgaven: de transformatie van het vastgoed van Defensie, de revitaliseringsopgave voor Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) en de woningbouwopgave. Deze grote vastgoedopgaven leiden, tezamen met de reeds hoge vraag omtrent de reguliere productie, het wegwerken van achterstanden en het voldoen aan de duurzaamheidseisen, tot een fors toenemende werkvoorraad.
De urgentie om het vastgoed van Defensie versneld te moderniseren en uit te breiden is nog groter geworden door internationale ontwikkelingen. In het afgelopen jaar hebben Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf deze verscherpte focus verder uitgewerkt, waarbij de productie van het Rijksvastgoedbedrijf de komende jaren fors moet worden opgeschroefd.
Met het programma Revitalisering vastgoed DJI is een start gemaakt met de renovatie van het vastgoed van DJI. Hierbij worden tot en met 2050 de penitentiaire inrichtingen, voornamelijk gebouwd in de jaren 90, gerevitaliseerd op het vlak van technische en functionele eisen waar dat noodzakelijk is. Investeringen in dit vastgoed zijn ook nodig om de stijging van onderhoudskosten tegen te gaan.
Voor de maatschappelijke opgave met betrekking tot de woningbouw is middels de kamerbrief Maatschappelijke inzet Rijksvastgoed en -gronden voor woningbouw (Kamerstukken II 2023/24, 32 847, nr. 1196) inzichtelijk gemaakt wat de bijdrage van het Rijksvastgoed op de woningmarkt is en welk potentieel er nog ligt. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft verschillende manieren om Rijksvastgoed in te zetten voor de maatschappelijke opgaven, namelijk: herbestemmen overtollig Rijksvastgoed, inzetten van de grondenportefeuille voor grootschalige woningbouwprojecten en beschikbaar stellen van vastgoed voor opvang en huisvesting van verschillende doelgroepen. In 2024 zijn de eerste aankopen van compensatiegronden gedaan, met als mijlpaal de getekende samenwerkingsovereenkomst voor de gebiedsontwikkeling Zuiderhage in Lelystad.
Het Rijksvastgoedbedrijf zet zich al enkele jaren in om toe te werken naar een meer data-gedreven werkende organisatie. Dit vraagt om meerjarige investeringen. Met de I-strategie hebben wij in 2024 de informatievoorziening verder in onze primaire processen geïntegreerd. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om efficiënter en effectiever te werken, door gebruik te maken van slimme technologie.
Niet alleen het aantal projecten neemt toe, ook de complexiteit groeit. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2024 een meerjarige strategie ontwikkeld om de komende vijf tot tien jaar flexibel in te spelen op de noodzakelijke veranderingen. Het Rijksvastgoedbedrijf zet samen met de opdrachtgevers in op aanzienlijke productieverhoging en versnelling door standaardisatie, innovatie en het inzetten van de markt.
In 2024 heeft het Rijksvastgoedbedrijf in totaal voor circa € 3,1 mld. aan productie geleverd. Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2024 uitgekomen op € 4,6 mln. negatief.
De onderhoudskosten zijn gestegen als gevolg van het gebrek aan financiële ruimte bij opdrachtgevers om voldoende financiële dekking te kunnen bieden voor de benodigde investeringen in vastgoed. Daarnaast was in de tarieven van het Rijksvastgoedbedrijf voor 2024 nog geen verhoging toegepast voor de stijging van de cao-lonen per 1 juli 2024. Deze stijging was nog niet bekend toen in 2023 de tarieven voor 2024 werden vastgesteld. Deze loonstijging is in de tarieven voor 2025 opgenomen.
Staat van baten en lasten
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | 2023 (4) | |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
- Omzet | 1.430.266 | 1.514.187 | 83.921 | 1.428.994 |
waarvan omzet moederdepartement | 207.555 | 223.177 | 15.622 | 205.203 |
waarvan omzet overige departementen | 1.146.567 | 1.190.386 | 43.819 | 1.112.720 |
waarvan omzet derden | 76.144 | 100.624 | 24.480 | 111.071 |
Rentebaten | 0 | 8.858 | 8.858 | 9.914 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 847 | 847 | 62 |
Bijzondere baten | 161.613 | 171.265 | 9.652 | 93.853 |
Totaal baten | 1.591.879 | 1.695.157 | 103.278 | 1.532.823 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 425.510 | 442.701 | 17.191 | 379.613 |
- Personele kosten | 338.736 | 367.529 | 28.793 | 310.939 |
waarvan eigen personeel | 283.436 | 300.428 | 16.992 | 254.165 |
waarvan inhuur externen | 55.300 | 65.648 | 10.348 | 55.350 |
waarvan overige personele kosten | 0 | 1.453 | 1.453 | 1.424 |
- Materiële kosten | 86.774 | 75.172 | ‒ 11.602 | 68.674 |
waarvan apparaat ICT | 14.390 | 14.864 | 474 | 10.275 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 47.761 | 46.618 | ‒ 1.143 | 45.720 |
waarvan overige materiële kosten | 24.623 | 13.690 | ‒ 10.933 | 12.679 |
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten | 0 | 8.850 | 8.850 | 8.087 |
Rentelasten | 88.192 | 77.425 | ‒ 10.767 | 79.586 |
Afschrijvingskosten | 457.712 | 408.639 | ‒ 49.073 | 390.781 |
- Materieel | 457.712 | 408.639 | ‒ 49.073 | 390.781 |
waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 457.712 | 408.639 | ‒ 49.073 | 390.781 |
- Immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 620.465 | 762.016 | 141.551 | 659.476 |
waarvan dotaties voorzieningen | 0 | 4.038 | 4.038 | 0 |
waarvan bijzondere lasten | 620.465 | 757.978 | 137.513 | 659.476 |
Totaal lasten | 1.591.879 | 1.699.631 | 107.752 | 1.517.543 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | ‒ 4.474 | ‒ 4.474 | 15.280 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 100 | 100 | 20 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 4.574 | ‒ 4.574 | 15.260 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2024 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Deze middelen zijn onder andere beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van (nieuwe) beleidsopgaven die in 2024 zijn gestart. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.
Omzet overige departementen
Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Ook valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.
Omzet derden
Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De omzet derden is hoger dan begroot. Zie hiervoor de toelichting bij de doelmatigheidsindicator ‘Omzet per product’.
Omzet per productgroep
Zie hiervoor de toelichting bij de doelmatigheidsindicator ‘Omzet per product’.
Rentebaten
Dit betreft de creditrente van de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding.
Vrijval voorzieningen
In 2024 is € 0,8 mln. vrijgevallen van de voorziening asbestverontreiniging.
Bijzondere baten
Omschrijving | Realisatie 2024 | Realisatie 2023 |
---|---|---|
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen | 0 | 3.667 |
Overige baten | 171.265 | 90.186 |
Totaal | 171.265 | 93.853 |
Overige baten
Deze post bestaat uit de mutatie onderhanden werk (€ 13,8 mln.), de mutatie onderhanden projecten (€ 59,7 mln.), het geactiveerde honorarium (€ 91,9 mln.), projectresultaten (€ 2,5 mln.) en overige bijzondere baten (€ 3,4 mln.).
De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt. Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.
Lasten
Personele kosten
Eigen personeel
De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 234,4 mln. lonen, € 28,3 mln. sociale lasten, € 30,4 mln. pensioenlasten en € 7,3 mln. aan personele exploitatie. De kosten zijn hoger dan begroot, vanwege de hoger dan geraamde stijging van de salarissen door de nieuw afgesloten CAO Rijk 2024 ‒ 2025.
Externe inhuur
De kosten van externe inhuur zijn hoger dan begroot doordat er meer personeel is ingehuurd (2024: 338 FTE gemiddeld, 2023: 299 FTE gemiddeld). Dit komt door de toegenomen vraag naar producten en diensten van het RVB. Daarnaast zijn de uurtarieven gestegen door een krappe arbeidsmarkt voor technische- en ICT-specialistische functies.
Materiële kosten
Overige materiële kosten
In de begroting van deze post zijn de kosten opgenomen voor uitbesteed werk, de realisatie van deze uitbesteding wordt echter verantwoord onder de post ‘Kosten uitbesteed werk en andere kosten’ (conform een wijziging in de Rijksbegrotingsvoorschriften). De som van de realisatie van de Overige materiële kosten en de Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten ligt in lijn met de begroting van de Overige materiële kosten.
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten
Zie toelichting ‘Overige materiële kosten’.
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan voor € 37,5 mln. uit rente van leningen van het ministerie van Financiën en voor € 39,9 mln. uit rente van ‘design, build, finance, maintain and operate (DBFMO)-contracten'.
De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De lagere realisatie dan begroot wordt veroorzaakt doordat een aantal leningen later in het jaar zijn afgesloten dan waarop in de begroting werd geanticipeerd.
Afschrijvingskosten
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. De lagere realisatie ten opzichte van de begroting is het gevolg van nieuwe opleveringen, met name (bijzondere) specialties, die naar achteren geschoven zijn.
Overige lasten
Dotaties voorzieningen
In 2024 zijn is € 2,2 mln. gedoteerd aan de voorziening asbestverontreiniging en € 1,8 mln. aan de voorziening geschillen en rechtsgedingen.
Bijzondere lasten
Omschrijving | Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2023 (4) |
---|---|---|---|---|
Markthuren | 150.631 | 134.553 | ‒ 16.078 | 142.596 |
DBFMO-lasten | 119.353 | 127.439 | 8.086 | 112.575 |
Onderhoud Rijkshuisvesting | 125.123 | 141.994 | 16.871 | 132.743 |
Belastingen en heffingen | 28.328 | 28.764 | 436 | 26.744 |
Energielasten | 48.440 | 39.100 | ‒ 9.340 | 67.488 |
Ontwikkeling en verkoop OG | 6.000 | 9.784 | 3.784 | 9.080 |
Onderhoud DVO's | 25.578 | 30.684 | 5.106 | 27.934 |
Servicekosten inhuurpanden | 26.989 | 28.535 | 1.546 | 32.519 |
Facilitaire kosten leegstand | 10.236 | 7.759 | ‒ 2.477 | 6.927 |
Direct verrekenen | 19.204 | 2.190 | ‒ 17.014 | 41.006 |
Overige bijzondere lasten | 60.583 | 207.176 | 146.593 | 59.864 |
Totaal | 620.465 | 757.978 | 137.513 | 659.476 |
Markthuren
Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt. De realisatie is lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door lagere huurlasten van een aantal panden.
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, na aftrek van de rente- en afschrijvingskosten.
Onderhoud Rijkshuisvesting
Onder deze post valt onder andere het preventief, curatief en planmatig onderhoud voor de Rijkshuisvesting (exclusief de Dienstverleningsovereenkomsten), het beheer van bijzondere objecten en het onderhoud van de overgenomen pachtboerderijen. De realisatie is hoger dan begroot. Dit komt met name door hoger dan geraamde prijsstijgingen, uitbreidingen van onderhoudscontracten en een toename van het aantal storingen en curatief onderhoud gevolg van een verouderde vastgoedportefeuille.
Belastingen en heffingen
Het betreft hier de kosten van met name onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.
Energielasten
Deze post betreft de energiekosten van de kantorenvoorraad. De lagere energielasten worden voornamelijk veroorzaakt door het doorbelasten van nagekomen facturen over voorgaande verbruiksjaren aan gebruikers in het specialtystelsel, positieve exploitatieresultaten van het nieuw in gebruik genomen windturbinepark en minder gasverbruik als gevolg van de relatief hoge temperaturen.
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. De realisatie is hoger dan begroot. Dit komt door een uitgestelde verkoopopbrengst uit 2023 die in 2024 is gerealiseerd.
Onderhoud DVO’s
Onder deze post valt het onderhoud van overgenomen bedrijfsinstallaties waarvoor DVO’s (dienstverleningsovereenkomsten) zijn opgesteld.
De realisatie is hoger dan begroot door een stijging van de onderhoudskosten binnen een aantal portefeuilles. Dit komt met name door hoger uitgevallen prijsstijgingen dan eerder geraamd en een toename van het curatief onderhoud als gevolg van een verouderde vastgoedportefeuille. De hogere kosten worden doorbelast aan de klant.
Servicekosten inhuurpanden
Dit betreffen de servicekosten voor de aangehuurde panden.
Facilitaire kosten leegstand
Deze kosten hebben betrekking op de facilitaire kosten voor panden die niet in gebruik zijn. De realisatie is lager dan begroot, dit komt met name doordat er over het vorige verslagjaar minder is afgerekend door diverse dienstverleners dan was ingeschat.
Direct verrekenen
Deze post heeft betrekking op kleine investeringen die direct worden gefactureerd aan de klant. Vanaf 2024 worden deze investeringen afgerekend via onderhanden projecten. De realisatie op deze post is daarmee grotendeels verschoven naar de bijzondere baten en specifiek de mutatie onderhanden projecten.
Overige bijzondere lasten
Deze post betreft met name projectkosten regiotarief (€ 20,9 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (€ 162,1 mln.), bijzondere waardeverminderingsverliezen (€ 3,5 mln.) en overige lasten (€ 16,7 mln.).
De laatste 2 posten zijn niet begroot. Daarnaast zijn er dit jaar fors meer investeringen gedaan in onderhanden projecten, zie hiervoor ook de toelichting bij de post ‘Direct verrekenen’.
In de overige lasten is de afwaardering op het onderhoudsmanagementsysteem opgenomen (€ 10,5 mln.). Zie hiervoor de toelichting bij de ‘Immateriële vaste activa’.
Balans
2024 | 2023 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 8.832.533 | 8.434.553 |
Immateriële vaste activa | 0 | 10.490 |
Materiële vaste activa | 8.832.533 | 8.424.063 |
waarvan grond en gebouwen | 5.787.806 | 5.887.996 |
waarvan machines en installaties | 1.061.793 | 1.042.183 |
waarvan andere vaste bedrijfsmiddelen | 190.607 | 165.746 |
waarvan vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering en vooruitbetaald op materiële vaste activa | 1.792.327 | 1.328.138 |
waarvan niet aan de bedrijfsuitvoering dienstbaar | 0 | 0 |
Vlottende activa | 969.910 | 1.012.083 |
Voorraden | 320.479 | 315.961 |
waarvan grond- en hulpstoffen | 0 | 0 |
waarvan onderhanden werk | 260.179 | 244.355 |
waarvan voorraad te verkopen onroerend goed | 60.300 | 71.606 |
waarvan vooruitbetaald op voorraaden | 0 | 0 |
Onderhanden projecten | 139.007 | 79.206 |
Vorderingen | 146.787 | 130.025 |
waarvan debiteuren | 73.959 | 62.036 |
waarvan overige vorderingen | 0 | 0 |
waarvan overlopende activa | 72.828 | 67.989 |
Liquide middelen | 363.637 | 486.891 |
Totaal activa: | 9.802.443 | 9.446.636 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 61.632 | 78.007 |
Bestemmingsfonds(en) | 0 | 0 |
Pok / Wau reserve | 0 | 0 |
Exploitatiereserve | 66.206 | 62.747 |
Onverdeeld resultaat | ‒ 4.574 | 15.260 |
Voorzieningen | 23.557 | 23.037 |
Langlopende schulden | 8.863.463 | 8.482.663 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 8.128.180 | 7.700.553 |
Overige schulden | 735.283 | 782.110 |
Kortlopende schulden | 853.791 | 862.929 |
Crediteuren | 77.596 | 69.160 |
Belastingen en premies sociale lasten | 1.093 | 10.745 |
Kortlopend deel leningen | 432.611 | 395.418 |
Overige schulden | 0 | 0 |
Onderhanden projecten | 21.906 | 21.774 |
Overlopende passiva | 320.585 | 365.832 |
Totaal passiva | 9.802.443 | 9.446.636 |
Toelichting
Activa
Vaste activa
Immateriële vaste activa
Onder deze post zijn de investeringen in softwareontwikkeling van een nieuw onderhoudsmanagementsysteem opgenomen. Recent is het besluit genomen tot uitstel van de livegang. Gezien het nu nog onvoldoende kunnen kwantificeren van de economische voordelen voldoet deze post niet meer aan de voorwaarden voor activering en is het immaterieel vast actief afgewaardeerd.
Materiële vaste activa
– Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2024 € 81,0 mln.
– Van de boekwaarde per 31 december 2024 heeft € 776,8 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.
– Van de boekwaarde per 31 december 2024 heeft € 2.985,4 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een Rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. De specialty houdende organisaties bepalen als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie, om deze reden dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.
– In het verslagjaar is € 0,0 mln. aan rente geactiveerd.
– Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 79,0 mln.
– Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. Via de overige waardeverminderingen is daarom € 16,4 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is ook in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.
– In de investeringen zijn voor € 96,5 mln. aan aankopen opgenomen.
– De investeringen zijn met € 32,8 mln. gecorrigeerd voor in voorgaande jaren onder investeringen opgenomen projecten waarvan in 2024 is besloten dat deze op andere wijze worden gefinancierd dan via de leenfaciliteit. De daadwerkelijke investeringen in 2024 bedragen € 837,2 mln.
– In de Projecten in uitvoering is een bedrag van € 75,0 mln. aan opgeleverde projecten opgenomen die nog niet kunnen worden toegewezen aan de juiste activa-categorieën.
– In de ingebruiknemingen van 2024 zit een bedrag van € 165,3 mln. aan deelopleveringen van vaste bedrijfsmiddelen. Over deze deelopleveringen wordt ook afgeschreven. Definitieve oplevering zal in een later stadium plaatsvinden.
Vlottende activa
Voorraden
Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.
Onderhanden werk
Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Voor het grondexploitatieproject Valkenburg heeft het ministerie van Financiën een garantiestelling afgegeven via het ministerie van BZK.
Met de brief van de ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Tweede Kamer, 2008-2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Tweede Kamer, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van de projecten om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop.
Als gevolg van de gewijzigde economische omstandigheden blijkt uit de meest recente waardebepaling een afname van het negatief resultaat. Als gevolg hiervan is een eerdere afwaardering van het onderhanden werk van € 30,0 mln. met € 9,5 mln. bijgesteld naar € 20,5 mln.
Bij deze afwaardering is sprake van aannames met een inherente onzekerheid vanwege onzekerheden op de vastgoedmarkt. Deze bijstelling van de afwaardering is verwerkt in de vordering op het moederdepartement, conform de methodiek zoals opgenomen in het Financieel Kader Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf/Directie Ontwikkeling (RVOB/DO), vastgesteld d.d. 6 november 2009.
Voorraad te verkopen onroerend goed
De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2024 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.
De voorraad te verkopen KORV-objecten is toegenomen. Voor een nadere toelichting over KORV, verwijzen wij naar de toelichting in de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
De onder deze balanspost opgenomen categorie niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.
Onderhanden projecten
De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd. Onderhanden projecten met een creditstand worden gepresenteerd onder de kortlopende schulden.
Debiteuren
Van het debiteurensaldo betreft € 10,9 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 26,1 mln. op overige departementen en € 37,0 mln. op derden.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 2,2 mln. bij BZK.
Een bedrag van € 9,1 mln. aan vorderingen op derden is ouder dan een jaar en onder handen voor invordering. Het is niet in alle gevallen zeker of en voor welk deel deze vorderingen geïnd kunnen worden. Beoordeling van deze vorderingen heeft niet geleid tot een voorziening voor oninbaarheid.
Overlopende activa
Van de overlopende activa betreft € 23,8 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 42,7 mln. vorderingen op overige departementen, € 2,7 mln. vorderingen op derden en € 3,6 mln. vooruitbetalingen aan derden.
De vordering op het moederdepartement betreft voor € 20,5 mln. een afwaardering van het onderhanden werk, conform de methodiek zoals opgenomen in het Financieel Kader Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf/Directie Ontwikkeling (RVOB/DO), vastgesteld d.d. 6 november 2009.
Passiva
Eigen vermogen
2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari | 73.616 | 65.170 | 78.007 |
Saldo van baten en lasten | 4.178 | 15.260 | ‒ 4.574 |
Directe mutaties in het eigen vermogen | |||
Uitkering aan het moederdepartement | ‒ 12.624 | ‒ 2.423 | ‒ 11.801 |
Bijdrage door het moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
Overige mutaties | 0 | 0 | 0 |
Saldo per 31 december | 65.170 | 78.007 | 61.632 |
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 70,3 mln. worden aangehouden. Dit maximum is in 2024 niet bereikt.
Het saldo van de baten en lasten van € 4,6 mln. negatief is als onverdeeld resultaat gepresenteerd binnen het eigen vermogen. Deze wordt in mindering gebracht op de exploitatiereserve.
Voorzieningen
Omschrijving | 1-1-2024 | Onttrekking | Dotatie | Vrijval | 31-12-2024 |
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging | 18.278 | ‒ 1.927 | 2.192 | ‒ 847 | 17.696 |
Geschillen en rechtsgedingen | 4.759 | ‒ 744 | 1.846 | 0 | 5.861 |
Totaal | 23.037 | ‒ 2.671 | 4.038 | ‒ 847 | 23.557 |
Asbestverontreiniging
De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover bekend bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Het grootste deel van deze posten zal naar verwachting binnen één tot vijf jaar worden afgewikkeld.
Geschillen en rechtsgedingen
De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. Het grootste deel van deze posten zal naar verwachting binnen één tot vijf jaar worden afgewikkeld.
Langlopende schulden
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Dit betreffen leningen die bij het ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.
Het ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:
– te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.
– te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.
– de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.
De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 1,25%. Van de leningen heeft € 6.425,7 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Overige schulden
Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 2,69% en 7,13%. Van de overige schulden heeft € 483,8 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.
Crediteuren
Van het crediteurensaldo betreft € 2,0 mln. schulden aan het moederdepartement, € 0,9 mln. aan overige departementen en € 74,7 mln. aan derden.
Belastingen en premies sociale lasten
Deze post bestaat uit het saldo van de nog te betalen VPB over 2023 en 2024 (€ 0,2 mln.) en de nog af te dragen BTW over de periode december 2024 (€ 0,9 mln.).
Kortlopend deel leningen
Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het ministerie van Financiën (€ 385,8 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 46,8 mln.).
Onderhanden projecten
Zie toelichting bij de vlottende activa.
Overlopende passiva
Van de overlopende passiva betreft € 124,0 mln. schulden aan het moederdepartement, € 110,4 mln. aan overige departementen en € 86,2 mln. aan derden.
Kasstroomoverzicht
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen | 363.162 | 486.891 | 123.729 |
totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 2.470.509 | 2.853.416 | 382.907 | |
totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 2.062.444 | ‒ 2.628.601 | ‒ 566.157 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 408.066 | 224.815 | ‒ 183.251 |
totaal investeringen (-/-) | ‒ 802.562 | ‒ 811.143 | ‒ 8.581 | |
totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 12.104 | 12.104 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 802.562 | ‒ 799.039 | 3.523 |
eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 11.801 | ‒ 11.801 | |
eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 410.885 | ‒ 347.651 | 63.234 | |
beroep op leenfaciliteit (+) | 802.562 | 810.422 | 7.860 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 391.677 | 450.970 | 59.293 |
5. | Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 360.343 | 363.637 | 3.294 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele Kasstroom
De uitgaven en ontvangsten zijn hoger dan begroot. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de niet geraamde verkoopopbrengsten van flexwoningen, de hogere opbrengsten van de veiling van huurrechten van benzinestations en de verrekening van beide posten met BZK. Daarnaast is er meer productie geleverd voor en verrekend met Defensie en zijn er hogere opbrengsten en verrekeningen vanuit verkopen en externe ingebruikgevingen voor andere materieel beheerders.
Financieringskasstroom
In 2024 is het surplus eigen vermogen van € 11,8 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2023 en was bij het indienen van de ontwerpbegroting 2024 in het jaar 2023 nog niet bekend en daarom niet begroot.
Doelmatigheidsindicatoren
Realisatie | Vastgestelde begroting | ||||
---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2024 | |
Omschrijving Generiek Deel | |||||
Fte-totaal (excl. Externe inhuur) | 2.271 | 2.362 | 2.540 | 2.700 | 2.682 |
Apparaat-omzetindicator | 24,60% | 26,60% | 27,10% | 29,2% | 29,80% |
Saldo baten en lasten | 13.687 | 4.178 | 15.260 | ‒ 4.574 | 0 |
Saldo van baten en lasten (%) | 1,00% | 0,30% | 1,00% | ‒ 0,3% | 0,00% |
Omzet per product (bedragen x € 1.000) | |||||
Ingebruikgeving | 1.002.654 | 901.690 | 1.011.840 | 1.024.792 | 1.074.528 |
Waarvan extern | 21.442 | 16.908 | 22.443 | 19.906 | 16.584 |
In stand houden vastgoed | 71.074 | 199.400 | 208.915 | 236.192 | 197.499 |
Waarvan andere eigenaar | 45.453 | 44.546 | 52.370 | 57.786 | 46.797 |
Projectrealisatie | 129.927 | 115.675 | 132.878 | 168.830 | 80.179 |
Waarvan andere eigenaar | 50.669 | 48.563 | 49.262 | 64.163 | 60.974 |
Verkoop | 19.001 | 8.707 | 15.333 | 15.722 | 15.274 |
Expertise en advies | 44.407 | 48.531 | 60.028 | 68.651 | 62.787 |
Omschrijving specifiek deel | |||||
Rijkshuisvestingsvoorraad x 1.000m² BVO | 5.680 | 5.652 | 5.426 | 5.311 | 5.120 |
Waarvan verhuurd | 4.957 | 4.993 | 4.943 | 4.969 | 4.683 |
Waarvan leeg frictie | 41 | 57 | 45 | 51 | 82 |
Waarvan leeg renovatie | 367 | 257 | 279 | 212 | 256 |
Waarvan leeg afstoot | 315 | 345 | 159 | 79 | 89 |
Waarvan derden | NNB | NNB | NNB | NNB | 10 |
Waarvan eigendom | 4.671 | 4.659 | 4.633 | 4.559 | 4.254 |
Waarvan huur | 1.009 | 993 | 793 | 752 | 866 |
Indicator technische kwaliteit rijkshuisvesting | 2,23 | 2,07 | 2,12 | 2,16 | 2,1-2,8 |
Voorraad beheerde Defensieobjecten | |||||
Gebouwen x 1.000 m² BVO | 6.046 | 6.005 | 6.005 | 5.996 | 5.950 |
Terreinen x 1.000 m² | 342.396 | 342.094 | 341.696 | 341.812 | 341.604 |
Doelmatigheid verkoop vastgoed | ‒ 4.586 | ‒ 4.112 | 878 | ‒ 2.748 | > 0 |
Projecten binnen budget gerealiseerd | 80% | 84% | 90% | 88% | 85% |
Projecten tijdig gerealiseerd | 69% | 83% | 84% | 89% | 85% |
Productiviteit | 1.052 | 1.020 | 998 | 981 | 1.025 |
Prijsontwikkeling kantoren | |||||
Regiotarief | |||||
Gemiddeld kostprijstarief | 270 | 278 | 321 | 321 | 318 |
Waarvan normatieve tarief- componenten per m2 eigendom* | |||||
Apparaatskosten: ontwikkeling volgt CPI** | 20,62 | 21,12 | 23,6 | 24,37 | 23,64 |
Onderhoud kantoren aangepast aan prijsontwikkelingen markt | 21,62 | 22,35 | 26,8 | 28,53 | 28,92 |
Energielasten aangepast aan prijsontwikkeling markt | 18,26 | 18,7 | 46,4 | 36,17 | 37,99 |
Heffingen aangepast aan prijsontwikkeling markt | 5,36 | 5,49 | 6,5 | 6,84 | 6,49 |
Uurtarieven** | 127 | 123 | 140 | 144 | NTB |
* Bij huurpanden gelden andere opslagen en inflatie wordt afgetopt | |||||
** CPI is normaal gesproken de gebruikte inflatiecorrectie |
Toelichting
Generiek deel
Fte-totaal
Het RVB is een vraag gestuurde dienst en groeit/krimpt mee naar gelang de werkvoorraad. Het RVB is een vraag gestuurde dienst en groeit/krimpt mee naar gelang de werkvoorraad. Deze werkvoorraad is de afgelopen jaren fors toegenomen, waardoor de benodigde bezetting ook stijgt. De ambtelijke bezetting ultimo 2024 is met 18 FTE hoger uitgekomen dan begroot. Ten opzichte van 2023 is sprake van een stijging van 160 FTE.
Apparaat-omzetindicator
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Saldo van baten en lasten
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Omzet per product
De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:
– Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.
– In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het ministerie van Defensie.
– Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het ministerie van Defensie.
– Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.
– Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.
Ingebruikgeving
De totale omzet van Ingebruikgeving ligt in lijn met de begroting.
De omzet Externe Ingebruikgeving is hoger dan begroot.
Dit wordt verklaard door een hogere indexatie van de contractprijzen dan begroot alsmede door een onvoorziene uitbreiding van contracten gedurende het jaar.
In stand houden vastgoed
De omzet van In stand houden vastgoed is hoger dan begroot. Met name omdat er meer kosten zijn doorbelast. Zie hiervoor de toelichting bij de post Onderhoud Rijkshuisvesting onder de bijzondere lasten.
De omzet In stand houden vastgoed andere eigenaar betreft de doorbelaste uren aan Defensie. Deze vallen hoger uit dan begroot doordat de uurtarieven harder zijn gestegen dan waar rekening mee werd gehouden in de begroting. Dit komt door de nieuw afgesloten CAO Rijk 2024 ‒ 2025.
Projectrealisatie
De omzet van ‘Projectrealisatie’ is hoger dan begroot. Er is meer omzet op onderhanden projecten gerealiseerd dan in eerste instantie was geraamd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt doordat meer kleine investeringen direct zijn gefactureerd, met name voor (bijzondere) specialties.
Specifiek deel
Rijkshuisvestingvoorraad
De omvang van de Rijksportefeuille is afgenomen door verkoop en sloop van een tweetal eigendomspanden en de afstoot van een aantal huurpanden.
Indicator Technische Kwaliteit rijkshuisvesting
De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft de score weer van de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille op een vastgesteld tijdstip. De score loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een rekenmethode waarbij men de conditie van een select aantal elementen aggregeert naar een hoger abstractieniveau. Het RVB heeft in haar beleid vastgelegd dat hiervoor alleen elementen worden gebruikt, die een genormeerde levensduur van minder dan 40 jaar hebben. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van inspectiedata, die niet ouder zijn dan maximaal 5 jaar. Daarmee is de ITK een gewogen gemiddelde van door inspecties vastgestelde technische condities. De ITK-score voor 2024 is uitgekomen op 2,16.
Voorraad beheerde Defensieobjecten
Het ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het RVB beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij.
Doelmatigheid verkoop vastgoed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, afgezet tegen de verkoopopbrengsten van deze objecten.
De verkopen van op de balans van het RVB opgenomen vastgoed hebben in 2024 tot een negatief resultaat geleid. Het negatieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door één verkoop. Hierbij waren de verkoopkosten hoog, als gevolg van de lange doorlooptijd van deze verkoop, terwijl de verkoopopbrengst gelijk was aan de marktwaardetaxatie.
Projecten binnen budget gerealiseerd
In 2024 is 88% van de projecten binnen budget afgerond. Dit ligt boven de gestelde norm van 85%.
Projecten tijdig gerealiseerd
In 2024 is 89% van de projecten tijdig afgerond. Dit ligt boven de gestelde norm van 85%.
Productiviteit
De productiviteit van het gehele RVB, dus inclusief niet-schrijvende medewerkers (indirecte medewerkers en medewerkers die direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2024 op 981 uren. Dit ligt onder de norm van 1.025 uren per medewerker per jaar.
Prijsontwikkeling kantoren
Regiotarief, inclusief normatieve tariefcomponenten:
Voor de kantoorhuisvesting worden jaarlijks drie regiotarieven vastgesteld: voor Den Haag, voor de rest van de Randstad en voor overig Nederland. In 2023 zijn, ten behoeve van de tarieven 2024, de normatieve tariefcomponenten per m2 op basis van analyses van voorafgaande jaren, opnieuw berekend, waarbij tevens rekening is gehouden met de inflatie en de cao-stijging.
Uurtarieven:
Voor alle producten uit de Producten Diensten Catalogus waarvoor het RVB de dienstverlening levert, geldt een uurtarief. Het gemiddelde uurtarief van het RVB voor 2024 is in lijn met de begroting (conform CPI augustus).