1. School en omgeving
De onderuitputting op de subsidieregeling school en omgeving wordt voornamelijk veroorzaakt door minder aanvragen dan voorzien. Met name vanwege de complexiteit van de regeling en de beperkte doelgroep waarvoor de regeling werd opengesteld. Naar verwachting hebben deze complexiteit en hoge verantwoordingslasten van de regeling gezorgd voor terughoudendheid bij scholen in het aanvragen van subsidie.
2. Overige subsidies en opdrachten (Artikel 1 Primair onderwijs en artikel 3 Voortgezet onderwijs)
In 2024 bleven aanvragen achter bij het beschikbare budget op veel regelingen. Dit maakte het lastiger om deze middelen effectief in te zetten, waardoor een deel van deze middelen resteerde. Een deel van deze budgetten voor overige subsidies en opdrachten op artikel 1 (primair onderwijs) en artikel 3 (voortgezet onderwijs) is vanaf 2025 ingezet voor de invulling van de subsidietaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord.
3. Nationaal Groeifonds (NFG) Nationale LLO-katalysator en Npuls (digitaliseringsimpuls)
Op de NGF projecten LLO-Katalysator en Npuls wordt in totaal € 107,5 miljoen aan uitgaven niet in 2024 gerealiseerd en conform voorwaarden van de 100% eindejaarsmarge op NGF-projecten is het voornemen om deze middelen bij Eerste Suppletoire Begroting weer aan de begroting 2025 toe te voegen. Voor de geplande subsidies die hier tegenover staan worden de betalingen pas in 2025 verwacht.
4. Schoolmaaltijden
Op het budget voor de subsidieregeling schoolmaaltijden waren er minder scholen die subsidie hebben aangevraagd. Daarnaast is door de scholen die deelnemen aan het programma Schoolmaaltijden in 2024 minder budget per leerling aangevraagd dan maximaal beschikbaar was. Daardoor is onderuitputting op dit budget ontstaan.
5. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB)
Er heeft een meevaller plaatsgevonden op het ontvangstenbudget van primair onderwijs ter hoogte van € 69 miljoen. Dit komt doordat dit deel van de GOAB-middelen over de periode 2019-2022 wordt teruggevorderd, op basis van de door hen aangeleverde verantwoording.
6. Studiefinanciering
Deze onderuitputting wordt veroorzaakt door een lager aantal gebruikers van de studiefinanciering. Hier liggen verschillende oorzaken aan ten grondslag.
7. Maatschappelijke Diensttijd
De uitgaven voor de maatschappelijke diensttijd zijn lager dan beoogd. De oorzaak hiervan is deels te vinden in het ingroeipad van de oplopende hoofdsubsidie. Het ritme waarin het budget beschikbaar is versus het uitbetaalritme en de onzekerheid over de toekomst van het programma. Er was in 2024 voor circa € 330 miljoen aangevraagd bij een subsidieplafond van € 150 miljoen, maar het ophogen van het subsidieplafond was niet mogelijk. Omdat het plafond van de regeling overschreden was moesten alle aanvragen met 10% per aanvraag gekort worden.
8. Apparaatskosten
De onderuitputting op de apparaatskosten komt met name door een meevaller op het budget van het personeel, deze wordt naast incidentele meevallers ook veroorzaakt door overschotten bij onderdelen van het Ministerie van OCW, deels veroorzaakt doordat vacatures moeilijk of niet te vervullen zijn.
9. Kasritme referentieraming po
Een onjuiste doorrekening van de leerlingenraming in 2023 heeft geleid tot onjuiste budgetten in de jaren 2024-2029. Bij de doorrekening waren de verkeerde leerlingaantallen gebruikt. In de zomer van 2024 zijn deze standen middels een budgetcorrectie hersteld. In de jaren 2024 ‒ 2026 stond teveel budget (totaal € 134,6 miljoen) en in 2027 ‒ 2029 stond te weinig budget (totaal € 113,7 miljoen). Hierdoor kon de budgetcorrectie grotendeels budgetneutraal worden verwerkt voor de jaren 2024-2029 op €20,9 miljoen na. Er is daarom € 20,9 miljoen afgeboekt in 2024. Daarmee zijn de budgetten voor de gehele periode 2024-2029 hersteld: de geraamde leerlingaantallen sluiten nu weer aan bij de budgetten.
10. Bekostiging (po en vo nieuwkomers)
Er is sprake van een meevaller van € 38,7 miljoen, voornamelijk op de bekostiging primair onderwijs. De onderuitputting op de bekostiging wordt met name veroorzaakt door een meevaller op het nieuwkomersbudget primair onderwijs. In 2024 zijn er circa 6% minder nieuwkomers (1600 leerlingen) gerealiseerd dan vooraf werd ingeschat. De nieuwkomersbekostiging in po en vo is een open einde regeling, het aantal leerlingen dat hiervoor in aanmerking komt bepaalt de daadwerkelijke realisatie.
11. Zij-instroom
Op het budget van de subsidieregeling zij-instroom was rekening gehouden met een stijging van het aantal zij-instromers ten opzichte van 2023. Deze stijging heeft niet plaatsgevonden in 2024, waardoor er budget resteerde.
12. NGF Ontwikkelkracht
De uitgaven voor het NGF project Ontwikkelkracht zijn later gematerialiseerd dan oorspronkelijk gepland, waardoor nog niet alle middelen uit 2022, 2023 en 2024 tot uitgave zijn gekomen. Het voornemen is om dit resterende NGF-budget conform voorwaarden van de 100% Eindejaarsmarge toe te voegen aan OCW-begroting 2025 en in de Eerste Suppletoire Begroting in het juiste ritme te zetten.
13. NGF Innovatieprogramma onderwijshuisvesting
De uitgaven voor het NGF project Innovatieprogramma onderwijshuisvesting starten een jaar later dan voorzien. Hierdoor vallen de uitgaven lager uit dan voorzien. Het voornemen is om dit resterende NGF-budget conform voorwaarden van de 100% eindejaarsmarge toe te voegen aan OCW-begroting 2025 en in de Eerste Suppletoire Begroting in het juiste ritme te zetten
14. Lumpsum hoger onderwijs
De onderbesteding op artikel 6 (hoger beroepsonderwijs) en 7 (wetenschappelijk onderwijs) is voornamelijk het gevolg van het schrappen van uitgaven in het kader van bindend studieadvies, macrodoelmatigheid en de imamopleiding. Deze middelen zijn niet toegekend en worden nu afgeboekt. Vanaf 2025 zijn deze middelen structureel afgeboekt als invulling van de subsidietaakstelling in het Hoofdlijnenakkoord.
15. Lerarenbeurs
In 2024 zijn er minder aanvragen voor de lerarenbeurs ingediend dan vooraf was begroot. Daarnaast zijn een aantal aanvragen ingetrokken, waardoor er budget resteerde.
16 en 17. Overige onderuitputting inclusief NGF projecten
Het overige saldo meevallers bestaat uit kleinere meevallers en aansluiting bij de realisatie met name op de instrumenten subsidies en opdrachten.
Art | x € 1.000 | % vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1 | School en omgeving | 1,3 | ‒ 185.054 | ‒ 0,3% |
2 | Overige subsidies en opdrachten | 1,3 | ‒ 134.750 | ‒ 0,2% |
3 | NGF Nationale LLO katalysator en Npuls (digitaliseringsimpuls) | 6 | ‒ 107.523 | ‒ 0,2% |
4 | Schoolmaaltijden | 1,3 | ‒ 92.161 | ‒ 0,2% |
5 | Gemeentelijk onderwijsachterstanden beleid | ‒ 68.997 | ‒ 0,1% | |
6 | Studiefinanciering | 11 | ‒ 62.311 | ‒ 0,1% |
7 | MDT | 3 | ‒ 31.411 | ‒ 0,1% |
8 | APK | 95 | ‒ 21.753 | 0,0% |
9 | Kasritme referentieraming po | 1 | ‒ 20.884 | 0,0% |
10 | Bekostiging (ao nieuwkomers) | 1,3 | ‒ 18.705 | 0,0% |
11 | Zij-instroom | 9 | ‒ 17.260 | 0,0% |
12 | NGF Ontwikkelkracht | 3 | ‒ 13.404 | 0,0% |
13 | NGF Innovatieprogramma onderwijshuisvesting | 3 | ‒ 12.752 | 0,0% |
14 | Ho lumpsum | 6,7 | ‒ 12.430 | 0,0% |
15 | Lerarenbeurs | 9 | ‒ 10.907 | 0,0% |
16 | Overige onderuitputting | diverse | ‒ 81.579 | ‒ 0,1% |
17 | NGF overige projecten | diverse | ‒ 16.006 | 0,0% |
Totaal onderuitputting | ‒ 907.887 | ‒ 1,6% |
Focusonderwerp: Inzet van capaciteit en prioriteren van beleid
Binnen de OCW-begroting is er € 908 miljoen aan onderuitputting over het jaar 2024, oftewel 1,6% van de totale OCW-begroting. De onderuitputting vindt hoofdzakelijk plaats op subsidiebudgetten, voornamelijk binnen het funderend onderwijs met de grootste meevallers op de regelingen School en Omgeving, Schoolmaaltijden en Maatschappelijke Diensttijd. Daarnaast is er veel onderuitputting op middelen voor het Nationaal Groeifonds en is er een per saldo meevaller ten opzichte van de raming van de uitgaven aan studiefinanciering.
Voor OCW is voldoende en goed geschoold personeel een belangrijk aandachtsgebied, zeker gezien de tekorten. Daar is goed zicht op middels de jaarlijkse Trendrapportage die zowel de huidige tekorten als de verwachtingen op lange termijn in kaart brengt, ook op regionaal niveau. Mede op basis daarvan is er een lerarenstrategie waarbij met de onderwijsregio’s, zij-instroom, lerarenbeurs en NAPL ingezet wordt op het aantrekken van meer leraren en zorgen voor voldoende scholing. Bij het verstrekken van middelen aan scholen proberen we vaker duidelijkheid te geven op een moment passend bij het opstellen van formatieplannen van scholen. Dit moet scholen helpen om voor het nieuwe schooljaar de formatie rond te krijgen passend bij de middelen die vanuit het Rijk worden verstrekt. Bij andere beleidstrajecten wordt, indien van toepassing, bij de raming bezien of de aannames rondom werving realistisch zijn.
Echter is over het algemeen de onderuitputting niet gekoppeld aan de arbeidsmarktkrapte. Een voorbeeld waar wel een koppeling te maken valt met arbeidsmarktkrapte is bij de regeling zij-instroom. Door de krapte op de arbeidsmarkt zijn er voor werknemers veel baankansen in veel verschillende sectoren. Dit kan tot het gevolg hebben dat minder mensen de keuze hebben gemaakt om middels een zij-instroomtraject in het onderwijs te gaan werken. Ook de lerarenbeurs zou eventueel last kunnen hebben van arbeidsmarktkrapte. Door de tekorten in het onderwijs is het mogelijk lastiger voor leraren om studieverlof te krijgen voor het volgen van een extra bachelor of master. Bij andere regelingen kan er een indirect effect zijn, bijvoorbeeld doordat leraren het al te druk hebben gezien het tekort en daardoor extra taken er niet bij kunnen doen.
Daarnaast vindt er ook onderuitputting plaats op de apparaatskosten van het departement zelf. Deze wordt naast incidentele meevallers ook veroorzaakt door overschotten bij onderdelen van het Ministerie van OCW, deels veroorzaakt doordat vacatures moeilijk of niet te vervullen zijn.