Vanaf 2011 geldt als norm voor externe inhuur 10% van de personele uitgaven (motie Roemer). In onderstaande tabel staan de totale uitgaven voor externe inhuur van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Programma- en apparaatskosten1 | |
---|---|
1. Interim-management | 8.288 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 9.743 |
3. Beleidsadvies | 20.496 |
4. Communicatieadvisering | 5.320 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 43.846 |
5. Juridisch Advies | 5.065 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 40.795 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 6.071 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) | 51.931 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)2 | 263.321 |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 263.321 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 359.099 |
Realisaties van Agentschappen zijn o.b.v. kosten en de realisaties van de Bestuurskern zijn o.b.v. werkelijke uitgaven.
Deze categorie bestaat uit drie posten. (1) De uitzendkrachten van het ministerie (€7,8 miljoen); (2) de uitgaven externe inhuur ten behoeve van het primaire proces van de uitvoeringsorganisatie RWS, die niet of niet gemakkelijk zijn onder te brengen onder de acht door BZK onderscheiden categorieën externe inhuur (€77,9 miljoen); (3) Inhuurcontracten voor dienstverlening die niet tot de kernactiviteiten van RWS behoren en naar aard van de activiteit de aanschaf van een product betreffen, maar onder de definitie van externe inhuur vallen (€177,6 miljoen).
Toelichting op het inhuurpercentage 2024
In 2024 gaf het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat €359 miljoen aan externe inhuur uit. Het deel dat betrekking heeft op de kerntaken, gefinancierd uit de apparaatsmiddelen van IenW bedroeg €181 miljoen. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen €1.802 miljoen. Samen zijn de uitgaven €1.984 miljoen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, komt in 2024 op een inhuurpercentage van totaal 9,1% en binnen de norm van 10%.
Bij enkele onderdelen van IenW ligt het inhuurpercentage boven de 10%. Er was noodzaak voor extra inhuur van capaciteit bij het KNMI en de Inspectie vooral voor expertise op terrein van automatisering. Bij de bedrijfsvoering gaat het om automatisering en inkoop. Bij de beleidskern betreft de extra inhuur voornamelijk tijdelijke (specialistische) inzet op programma’s voor het klimaatakkoord, de vrachtwagenheffing, de luchtruimherziening en Schiphol.
Naast de inzet van externe inhuur gefinancierd uit apparaat middelen vindt er bij Rijkswaterstaat (RWS) inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt (de niet-kerntaken), welke wordt gefinancierd uit de programmamiddelen. Rekening houdend met de inhuur op niet-kerntaken bij RWS ter hoogte van €178 miljoen, zou het inhuurpercentage uitkomen op 16,6%, waarmee de norm van 10%, wel wordt overschreden. Inhuur op niet-kerntaken is noodzakelijk om de hoge productieopgave van RWS te kunnen realiseren.
Uitgangspunt bij exploitatie-, onderhoud-, ontwikkeling- en vernieuwingsprojecten is om optimaal gebruik te maken van de markt. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name verantwoord op de post externe productkosten in de agentschapsverantwoording en de artikelonderdelen ontwikkeling en vernieuwing in de verantwoordingen van het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds.
2024 | |
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief | 0 |
Toelichting op inhuur externen buiten raamovereenkomsten 2024
In 2024 zijn geen externen ingehuurd buiten de raamovereenkomsten die het maximumtarief van € 225 per uur (exclusief btw) overschreden.