Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2023 (4) | |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 1.045.220 | 1.223.907 | 178.687 | 1.123.754 |
waarvan omzet moederdepartement | 498.286 | 597.906 | 99.620 | 573.458 |
waarvan omzet overige departementen | 489.635 | 569.732 | 80.097 | 504.834 |
waarvan omzet derden | 36.967 | 31.107 | ‒ 5.860 | 26.262 |
waarvan bijdrage WaU en POK/Woo | 20.332 | 25.162 | 4.830 | 19.200 |
Rentebaten | 7.000 | 8.027 | 1.027 | 7.439 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 228 | 228 | 69 |
Bijzondere baten | 0 | 3 | 3 | 4 |
Totaal baten | 1.052.220 | 1.232.165 | 179.945 | 1.131.266 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 1.040.120 | 1.036.446 | ‒ 3.674 | 957.183 |
Personele kosten | 647.425 | 760.752 | 113.327 | 691.356 |
waarvan eigen personeel | 439.756 | 539.975 | 100.219 | 477.149 |
waarvan externe inhuur | 186.268 | 190.720 | 4.452 | 186.302 |
waarvan overige personele kosten | 21.401 | 30.057 | 8.656 | 27.905 |
Materiële kosten | 392.695 | 275.694 | ‒ 117.001 | 265.827 |
waarvan apparaat ICT | 3.360 | 8.516 | 5.156 | 1.939 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 203.930 | 209.402 | 5.472 | 203.971 |
waarvan overige materiële kosten | 185.405 | 57.776 | ‒ 127.629 | 59.917 |
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten | 0 | 127.958 | 127.958 | 127.184 |
Rentelasten | 0 | 1.813 | 1.813 | 716 |
Afschrijvingskosten | 12.100 | 17.991 | 5.891 | 15.895 |
Immaterieel | 12.000 | 17.978 | 5.978 | 15.858 |
Materieel | 100 | 13 | ‒ 87 | 37 |
waarvan apparaat ICT1 | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overig | 100 | 13 | ‒ 87 | 37 |
Overige lasten | 0 | 16.939 | 16.939 | 20.881 |
waarvan dotaties voorzieningen | 0 | 16.910 | 16.910 | 12.886 |
waarvan bijzondere lasten | 0 | 29 | 29 | 7.995 |
Totaal lasten | 1.052.220 | 1.201.147 | 148.927 | 1.121.859 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 31.018 | 31.018 | 9.407 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten volgens RBV model 3.33 | 0 | 31.018 | 31.018 | 9.407 |
Toelichting op de baten
Algemeen
De baten zijn ten opzichte van de begroting met 17,1% gestegen. Dit is deels te verklaren door een grotere kostenstijging dan was begroot. Met als gevolg een hoger tarief en hogere omzet. Hieronder wordt de stijging van de omzet ten opzichte van de ontwerpbegroting nader verklaard op inhoudelijke wijzigingen in de opdrachten.
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024 | Realisatie 2024 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie 2023 | |
---|---|---|---|---|
DG Bedrijfsleven en Innovatie | 165.942 | 178.969 | 13.027 | 175.290 |
DG Klimaat en Energie | 112.000 | 118.682 | 6.682 | 109.447 |
DG Economie en Digitalisering | 21.748 | 25.077 | 3.329 | 21.692 |
DG Groningen en Ondergrond | 177.978 | 256.715 | 78.737 | 245.343 |
DG Groningen en Ondergrond kosten commissie | 5.000 | 1.248 | ‒ 3.752 | 1.872 |
Overig | 15.618 | 17.215 | 1.597 | 19.814 |
Totaal | 498.286 | 597.906 | 99.620 | 573.458 |
Omzet moederdepartement
De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 20,0% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een grotere opdracht van het DG Groningen Ondergronds.
De omzet voor DG B&I is voor 2024 uitgekomen op € 179,0 mln. Dit is per saldo € 13,0 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Deze stijging is veroorzaakt door tussentijdse ophogingen van de opdrachten middels veegbrieven. De grootste nieuwe opdrachten zijn de Tegemoetkoming Vaste Lasten (€ 2,3 mln), Nationaal Groeifonds (€ 1 mln), Homogene Groep Internationale Samenwerking gelden (€ 3,5 mln) en de Tegemoetkoming Energie Kosten (€ 5,2 mln).
De omzet vanuit het DG Klimaat en Energie (K&E) is € 118,7 mln, € 6,7 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename is te verklaren door intensivering bij stimuleringsregelingen voor duurzame energie, Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie, Bureau Energieprojecten en Gebiedsgerichte Aanpak Energie.
De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen en Ondergrond is uitgekomen op € 256,7 mln. Dat is € 78,7 mln hoger dan wat er in de ontwerpbegroting is begroot. De stijging van de omzet wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de opdracht wat heeft geresulteerd in meerwerk op verscheidene regelingen, onder anderen Waardedaling, Immateriële schade, Vaste Eenmalige Schadevergoeding Regeling, Maatwerk, Aanvullende vaste vergoeding en Duurzaam Herstel.
Voor het DG Economie en Digitalisering (E&D) is de omzet voor 2024 uitgekomen op € 25,1 mln. Dit is € 3,3 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. De stijging bestaat voornamelijk uit aanvullende opdrachten vanuit het groeifonds.
De omzet Overig is € 1,6 mln hoger dan begroot. Deze omzet bestaat voornamelijk uit de opdracht voor het Inkoop Uitvoeringscentrum en de opdracht Unit omgevingskennis en Concordaat/END.
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024 | Realisatie 2024 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie 2023 | |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 300.765 | 324.571 | 23.806 | 301.651 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 103.993 | 134.693 | 30.700 | 112.719 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 38.146 | 46.047 | 7.901 | 37.239 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | 33.818 | 48.269 | 14.451 | 38.048 |
Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur | 6.693 | 6.939 | 246 | 5.776 |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 904 | 694 | ‒ 210 | 701 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | 1.472 | 1.393 | ‒ 79 | 2.273 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 3.306 | 5.490 | 2.184 | 5.529 |
Overig | 538 | 1.635 | 1.097 | 898 |
Totaal | 489.635 | 569.732 | 80.097 | 504.834 |
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 57,0 % afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).
De omzet vanuit het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) is € 324,6 mln en is € 23,8 mln hoger dan begroot. Het werkpakket van LVVN is toegenomen doordat gedurende het uitvoeringsjaar meerwerk is verstrekt aan RVO van € 20,0 mln. Voorbeelden van materiele opdrachten hierbij zijn Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (€ 11,5 mln.), New Delivery Model (€ 2,5 mln.) en Nationaal Strategisch Plan Veenweide (€ 2,2 mln.).
De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) is in 2024 € 134,7 mln, € 30,7 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Dit verschil is voor € 11,0 mln. toe te wijzen aan de DG Buitenlandse Economische Betrekkingen opdracht en € 19,7 mln. aan de DG Internationale Samenwerking opdracht. De verklaring hiervoor betreft, naast de tariefstijging, de grote aanvullende opdrachten, waaronder de Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Combinatie-aanpak (€ 5,0 mln), de Oekraïne faciliteit (€ 3,1 mln) en het Social Sustainability Fund (€ 1,4 mln).
De omzet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is € 46,0 mln, wat € 7,9 mln hoger is dan begroot. Naast de tariefstijging, komt dit verschil door enkele inhoudelijke aanpassingen van opdrachten en meerwerk.
De omzet voor het opdrachtenpakket van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) inclusief Partners voor Water bedraagt € 48,3 mln. Dit is € 14,5 mln hoger ten opzichte van de ontwerpbegroting. Bij de ontwerpbegroting was geen rekening gehouden met de opdrachten Omschakeling plasticverwerkers en Plastic norm en Hub (€ 1,3 mln). De omvang van opdrachtenpakket bij DG Mobiliteit is gestegen met € 3,6 mln. in 2024, waarvan het grootste deel bij de opdrachten gericht op Elektrisch Vervoer en Verduurzaming in Logistiek. Verder is het opdrachtenpakket van DG Luchtvaart en Maritiem ook met € 1,4 mln toegenomen, waarvan de grootste stijging bij de opdrachten maritieme sector en walstroom regeling t.b.v. stikstopgave. Tot slot is in 2024 circa € 1,5 mln aan meerwerk ontvangen op diverse andere regelingen.
De omzet van het opdrachtenpakket van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bedraagt € 6,9 mln, € 0,2 mln hoger dan begroot.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) is € 0,2 mln lager dan begroot en komt uit op een realisatie van € 0,7 mln.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) is € 0,1 mln lager uitgevallen dan begroot en komt uit op een realisatie van € 1,4 mln.
Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is € 2,2 mln. hoger dan begroot en komt uit op een realisatie van € 5,5 mln. Dit verschil wordt verklaard door diverse meerwerk opdrachten, waaronder de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (€ 1,3 mln.) en Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging (€ 0,5 mln.).
De omzet Overig is in 2024 uitgekomen op € 1,6 mln en is daarmee € 1,1 mln hoger dan begroot. Onder Overig valt onder andere Rijkswaterstaat (RWS). In 2023 heeft RWS de opdracht ontvangen om het aantal projecten binnen het Opwek van Energie op Rijksvastgoed RWS programma op te schalen, wat heeft geleid tot een ophoging van de opdracht naar € 1,0 mln.
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024 | Realisatie 2024 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie 2023 | |
---|---|---|---|---|
Europese Unie | 5.155 | 2.508 | ‒ 2.647 | 3.128 |
Provincies | 30.053 | 26.966 | ‒ 3.087 | 21.503 |
Overig | 1.759 | 1.633 | ‒ 126 | 1.631 |
Totaal | 36.967 | 31.107 | ‒ 5.860 | 26.262 |
Omzet derden
De omzet Derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Provincies en Europese Unie.
Bij Provincies is de realisatie € 3,1 mln lager uitgevallen dan begroot en komt uit op een realisatie van € 27,0 mln. Dit komt vooral doordat de NSP later is gestart dan initieel was bedoeld.
De omzet van de Europese Unie is € 2,6 mln lager dan de ontwerpbegroting en komt uit op € 2,6 mln. Dit verschil is voornamelijk een gevolg van cofinanciering door een nationale opdrachtgever. Deze omzet is onderdeel van de omzet van de ministeries die hierin participeren.
Toelichting op de lasten
Algemeen
De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 14,2% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.
Personele kosten
De personele kosten vallen € 113,3 mln. hoger uit dan begroot, wat neerkomt op een stijging van 17,5%. De kosten voor ambtelijk personeel zijn gestegen door de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Daarnaast stegen de inhuurtarieven voor extern personeel. Verder is het opdrachtvolume toegenomen, zoals hierboven toegelicht. Dit vraagt om een hogere inzet van personeel.
De kosten voor eigen personeel zijn € 100,2 mln. hoger dan begroot als gevolg van de nieuwe CAO en een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn door CAO afspraken gestegen van € 92.124 naar € 97.381. De kosten van externe inhuur zijn € 4,5 mln. hoger dan begroot. De gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van € 177.380 naar € 197.637 per jaar. Doelbewust is ingezet op verambtelijking van het personeel, omdat de kosten voor ambtelijk personeel lager liggen dan van extern personeel. Het aandeel externe inhuur van de totale bezetting is lager in 2024 ten opzichte van 2023.
De begrote ambtelijke bezetting voor 2024 is 5.400 fte. De gemiddelde bezetting was in 2024 6.510 fte, waarvan 5.545 fte in ambtelijke dienst en 965 fte externe inhuur. Ultimo december 2024 was de bezetting 6.711 fte, waarvan 5.677 fte in ambtelijke dienst en 1.034 fte externe inhuur.
Materiële kosten
In de materiële kosten is een modelwijziging verwerkt ten opzichte van de begroting. Een deel van de materiële kosten uit de begroting is opgenomen onder de nieuwe categorie Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten. Dit betreft een verschuiving van € 128,0 mln. De kosten apparaat ICT en bijdrage aan SSO’s zijn beiden hoger dan begroot.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn € 5,9 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit ligt in lijn met de relatief hogere investeringen van voorgaande jaren.
Dotaties voorzieningen
De dotaties voorzieningen bedragen in 2024 € 16,9 mln. Dit heeft betrekking op voorziening verlof en voorziening dubieuze debiteuren.
Bijzondere lasten
Betreft de aanslagen Vennootschapsbelasting 2020 en 2021.
Saldo van baten en lasten
Het onverdeeld resultaat over het boekjaar bedraagt € 31,0 mln positief. Van dit bedrag zal het surplus eigen vermogen ad € 7,2 mln worden uitgekeerd aan het moederdepartement EZ. Na vaststelling van de jaarrekening ligt het besluit bij het moederdepartement EZ of het resterende bedrag van het onverdeeld resultaat over het boekjaar wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve, respectievelijk ook wordt teruggestort naar het moederdepartement.
Balans 2024 | Balans 2023 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 67.610 | 64.930 |
Immateriële vaste activa | 67.600 | 64.909 |
Materiële vaste activa | 10 | 21 |
waarvan grond en gebouwen | 1 | 10 |
waarvan installaties en inventarissen | 9 | 11 |
waarvan projecten in uitvoering | ‒ | ‒ |
waarvan overige materiële vaste activa | ‒ | ‒ |
Vlottende activa | 314.800 | 189.573 |
Voorraden en onderhanden projecten | ‒ | ‒ |
Debiteuren | 6.263 | 3.022 |
Overige vorderingen | 36.252 | 34.084 |
Overlopende activa | 7.821 | 1.391 |
Liquide middelen | 264.465 | 151.076 |
Totaal activa | 382.411 | 254.503 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 62.969 | 31.940 |
Bestemmingsreserve | ‒ | ‒ |
Exploitatiereserve | 31.951 | 22.533 |
Onverdeeld resultaat | 31.018 | 9.407 |
Voorzieningen | 61.422 | 40.352 |
Langlopende schulden | 44.440 | 45.920 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 44.440 | 45.920 |
Kortlopende schulden | 213.580 | 136.291 |
Crediteuren | 10.627 | 6.061 |
Belastingen en premies sociale lasten | 820 | 815 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 21.480 | 18.600 |
Overige schulden | 137.389 | 69.393 |
Overlopende passiva | 43.264 | 41.422 |
Totaal passiva | 382.411 | 254.503 |
Toelichting op de balans
Debiteuren en nog te ontvangen bedragen
Onder de debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn ontvangsten van het moederdeaprtement, overige departementen en derden opgenomen.
Eigen vermogen
Het Eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat na resultaatsbestemming) over het boekjaar. Het eigen vermogen is 5,7% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, waar maximaal 5% is toegestaan.
Het eigen vermogen is € 7,2 mln. hoger dan het maximaal toegestaan eigen vermogen (€ 55,7 mln.). Dit surplus zal worden uitgekeerd aan het moederdepartement EZ. Uiterlijk bij de eerstvolgende suppletoire wet zal worden aangegeven hoe dit hersteld is bij besluit van het moederdepartement EZ.
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
1. Eigen vermogen per 1/1 | 55.594 | 48.309 | 22.135 | 31.940 |
2. Saldo van baten en lasten | 22.776 | ‒ 19.638 | 9.407 | 31.018 |
3. Directe mutaties in het eigen vermogen | ||||
‒ 3a uitkering aan moederdepartement | ‒ 30.223 | ‒ 6.600 | 0 | 0 |
‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen | 162 | 64 | 398 | 11 |
‒ 3c overige mutaties | 0 | 0 | 0 | |
4. Eigen vermogen per 31/12 | 48.309 | 22.135 | 31.940 | 62.969 |
Verloop en stand van de voorzieningen (bedragen x € 1.000)
De Verlofvoorziening van € 61,4 mln. is het resterende tegoed aan Individueel Keuzebudget (IKB)-spaarverlof. Hiermee is per werknemer de waarde van de nog niet benutte IKB-spaarverlof berekend, vermeerderd met sociale lasten. De toename van € 21,1 mln. is grotendeels het gevolg van de stijging van het aantal ambtelijke medewerkers, de jaarlijkse salarisverhoging, zoals vastgelegd in de CAO Rijk en een hoger saldo IKB-spaarverlof uren.
De verlofvoorziening heeft een overwegend langlopend karakter.
Crediteuren en nog te betalen bedragen
Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden opgenomen.
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2023 + stand depositorekeningen | 181.948 | 151.076 | ‒ 30.872 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 1.052.220 | 1.220.098 | 167.878 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 1.040.120 | ‒ 1.087.449 | ‒ 47.329 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 12.100 | 132.649 | 120.549 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 27.800 | ‒ 20.671 | 7.129 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 27.800 | ‒ 20.671 | 7.129 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 11 | 11 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 19.620 | ‒ 36.760 | ‒ 17.140 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 27.800 | 38.160 | 10.360 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 8.180 | 1.411 | ‒ 6.769 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2023 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 174.428 | 264.465 | 90.037 |
Toelichting kasstroomoverzicht
De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht worden gevormd door de rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de operationele kasstroom.
De gerealiseerde operationele kasstroom is per saldo € 120,5 mln. hoger dan begroot. Als gevolg van het resultaat en hogere voorschotten.
De gerealiseerde investeringskasstroom is € 7,1 mln. hoger dan begroot. In 2024 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 17,1 mln.) en activa in aanbouw (€ 20,7 mln.). In materiële activa is niet geïnvesteerd.
Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde financieringsstroom van € 6,8 mln. betreft met name een lager beroep op de leenfaciliteit als gevolg van lagere investeringen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | ||||
---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2024 | |
Omschrijving generiek deel | |||||
Inputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Verhouding direct/indirect personeel | 83% | 81% | 80% | 88% | 83% |
Outputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Tariefindex in reële termen | 102,4% | 97,3% | 100,7% | 102,6% | 100,0% |
Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur | 4.574 | 5.022 | 5.436 | 5.677 | 5.400 |
Saldo baten en lasten | 2,4% | ‒ 2,7% | 0,7% | 2,6% | 0,0% |
Kwaliteitsindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Klanttevredenheid | 7,7 | 7,5 | 7,6 | 7,7 | 7,7 |
Gehonoreerde bezwaarschriften | 44% | 35% | 40% | 27% | 25% |
Toelichting
Inputindicatoren
De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (88%/12%) wijkt 5 procentpunten af ten opzichte van de begroting (83%/17%). Deze afwijking is te verklaren door een wijziging in de systematiek van het kostprijsmodel van RVO in 2024. Dit heeft geresulteerd in een scherpere definiëring van directe en indirecte inzet.
Outputindicatoren
Het aantal ambtelijke fte ultimo 2024 is 5.677 fte, dit is 277 fte hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO. Daarnaast is er ingezet op verambtelijking van het personeel.
Kwaliteitsindicatoren
De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten onder de klanten van RVO. De klanten van RVO zijn de burgers en bedrijven die gebruikmaken van de dienstverlening van RVO. De score dit jaar (7,7) is gelijk aan de streefwaarde en in lijn met vorige jaren.
Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is lager dan vorig jaar (27%). In 2024 zijn er in totaal 7.347 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 1.960 bezwaren gegrond zijn verklaard.
De impact van de TVL van vorig jaar, met een zeer hoog aantal bezwaren, waarvan er ook een hoog percentage gegrond waren (48%), is duidelijk minder. De staart van de afhandeling dit jaar heeft desondanks nog wel de op een na hoogste invloed op het gemiddelde percentage gegrond van 27%; 519 afgehandelde bezwaren waarvan 53% gegrond. Dit hoge percentage wordt net als vorig jaar veroorzaakt door de ruimte die het College van Beroep voor bedrijfsleven heeft geboden bij de beoordeling van bijzondere situaties, en het feit dat er in de bezwaarfase meer maatwerk geleverd kan worden dan tijdens de piekperiode van de afhandeling van de aanvragen in primo. De regelingen met de meeste afgehandelde bezwaren zijn:
– ISDE met 899 afgehandelde bezwaren, waarvan 41% gegrond. Een groot deel van de gegronde bezwaren was het gevolg van het alsnog in bezwaar aanleveren van de juiste informatie.
– GGB ( Grond Gebonden Betalingen) in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) met 801 afgehandelde bezwaren, waarvan 33% gegrond. Bij de GGB gaat het vooral om betwiste percelen, eventueel met dubbelclaims, waarbij relatie in relatief veel gevallen in het gelijk wordt gesteld.
– Verder zagen we de nodige bezwaren voorbij komen tegen het afwijzen van subsidie, omdat er al eerder subsidie is verstrekt. In veel gevallen konden we deze aanvragen samenvoegen met een eerdere aanvraag zodat we alsnog voor de volledig uitgevoerde maatregel subsidie konden verstrekken.