Base description which applies to whole site

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Tabel 50 Verantwoording van het baten-lastenagentschap RVO.nl voor het jaar 2024(bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2023 (4)

Baten

    

Omzet

1.045.220

1.223.907

178.687

1.123.754

waarvan omzet moederdepartement

498.286

597.906

99.620

573.458

waarvan omzet overige departementen

489.635

569.732

80.097

504.834

waarvan omzet derden

36.967

31.107

‒ 5.860

26.262

waarvan bijdrage WaU en POK/Woo

20.332

25.162

4.830

19.200

Rentebaten

7.000

8.027

1.027

7.439

Vrijval voorzieningen

0

228

228

69

Bijzondere baten

0

3

3

4

Totaal baten

1.052.220

1.232.165

179.945

1.131.266

     

Lasten

    

Apparaatskosten

1.040.120

1.036.446

‒ 3.674

957.183

Personele kosten

647.425

760.752

113.327

691.356

waarvan eigen personeel

439.756

539.975

100.219

477.149

waarvan externe inhuur

186.268

190.720

4.452

186.302

waarvan overige personele kosten

21.401

30.057

8.656

27.905

Materiële kosten

392.695

275.694

‒ 117.001

265.827

waarvan apparaat ICT

3.360

8.516

5.156

1.939

waarvan bijdrage aan SSO's

203.930

209.402

5.472

203.971

waarvan overige materiële kosten

185.405

57.776

‒ 127.629

59.917

Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten

0

127.958

127.958

127.184

Rentelasten

0

1.813

1.813

716

Afschrijvingskosten

12.100

17.991

5.891

15.895

Immaterieel

12.000

17.978

5.978

15.858

Materieel

100

13

‒ 87

37

waarvan apparaat ICT1

0

0

0

0

waarvan overig

100

13

‒ 87

37

Overige lasten

0

16.939

16.939

20.881

waarvan dotaties voorzieningen

0

16.910

16.910

12.886

waarvan bijzondere lasten

0

29

29

7.995

Totaal lasten

1.052.220

1.201.147

148.927

1.121.859

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

31.018

31.018

9.407

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten volgens RBV model 3.33

0

31.018

31.018

9.407

Toelichting op de baten

Algemeen

De baten zijn ten opzichte van de begroting met 17,1% gestegen. Dit is deels te verklaren door een grotere kostenstijging dan was begroot. Met als gevolg een hoger tarief en hogere omzet. Hieronder wordt de stijging van de omzet ten opzichte van de ontwerpbegroting nader verklaard op inhoudelijke wijzigingen in de opdrachten.

Tabel 51 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024

Realisatie 2024

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2023

DG Bedrijfsleven en Innovatie

165.942

178.969

13.027

175.290

DG Klimaat en Energie

112.000

118.682

6.682

109.447

DG Economie en Digitalisering

21.748

25.077

3.329

21.692

DG Groningen en Ondergrond

177.978

256.715

78.737

245.343

DG Groningen en Ondergrond kosten commissie

5.000

1.248

‒ 3.752

1.872

Overig

15.618

17.215

1.597

19.814

Totaal

498.286

597.906

99.620

573.458

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 20,0% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een grotere opdracht van het DG Groningen Ondergronds.

De omzet voor DG B&I is voor 2024 uitgekomen op € 179,0 mln. Dit is per saldo € 13,0 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Deze stijging is veroorzaakt door tussentijdse ophogingen van de opdrachten middels veegbrieven. De grootste nieuwe opdrachten zijn de Tegemoetkoming Vaste Lasten (€ 2,3 mln), Nationaal Groeifonds (€ 1 mln),  Homogene Groep Internationale Samenwerking gelden (€ 3,5 mln) en de Tegemoetkoming Energie Kosten (€ 5,2 mln).

De omzet vanuit het DG Klimaat en Energie (K&E) is € 118,7 mln, € 6,7 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename is te verklaren door intensivering bij stimuleringsregelingen voor duurzame energie, Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie, Bureau Energieprojecten en Gebiedsgerichte Aanpak Energie.

De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen en Ondergrond is uitgekomen op € 256,7 mln. Dat is € 78,7 mln hoger dan wat er in de ontwerpbegroting is begroot. De stijging van de omzet wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de opdracht wat heeft geresulteerd in meerwerk op verscheidene regelingen, onder anderen Waardedaling, Immateriële schade, Vaste Eenmalige Schadevergoeding Regeling, Maatwerk, Aanvullende vaste vergoeding en Duurzaam Herstel.

Voor het DG Economie en Digitalisering (E&D) is de omzet voor 2024 uitgekomen op € 25,1 mln. Dit is € 3,3 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. De stijging bestaat voornamelijk uit aanvullende opdrachten vanuit het groeifonds.

De omzet Overig is € 1,6 mln hoger dan begroot. Deze omzet bestaat voornamelijk uit de opdracht voor het Inkoop Uitvoeringscentrum en de opdracht Unit omgevingskennis en Concordaat/END.

Tabel 52 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024

Realisatie 2024

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2023

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

300.765

324.571

23.806

301.651

Ministerie van Buitenlandse Zaken

103.993

134.693

30.700

112.719

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

38.146

46.047

7.901

37.239

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

33.818

48.269

14.451

38.048

Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur

6.693

6.939

246

5.776

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

904

694

‒ 210

701

Ministerie van Justitie en Veiligheid

1.472

1.393

‒ 79

2.273

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

3.306

5.490

2.184

5.529

Overig

538

1.635

1.097

898

Totaal

489.635

569.732

80.097

504.834

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 57,0 % afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).

De omzet vanuit het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) is € 324,6 mln en is € 23,8 mln hoger dan begroot. Het werkpakket van LVVN is toegenomen doordat gedurende het uitvoeringsjaar meerwerk is verstrekt aan RVO van € 20,0 mln. Voorbeelden van materiele opdrachten hierbij zijn Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (€ 11,5 mln.), New Delivery Model (€ 2,5 mln.) en Nationaal Strategisch Plan Veenweide (€ 2,2 mln.).

De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) is in 2024 € 134,7 mln, € 30,7 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Dit verschil is voor € 11,0 mln. toe te wijzen aan de DG Buitenlandse Economische Betrekkingen opdracht en  € 19,7 mln. aan de DG Internationale Samenwerking opdracht. De verklaring hiervoor betreft, naast de tariefstijging, de grote aanvullende opdrachten, waaronder de Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Combinatie-aanpak (€ 5,0 mln), de Oekraïne faciliteit (€ 3,1 mln) en het Social Sustainability Fund (€ 1,4 mln).

De omzet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is € 46,0 mln, wat € 7,9 mln hoger is dan begroot. Naast de tariefstijging, komt dit verschil door enkele inhoudelijke aanpassingen van opdrachten en meerwerk.

De omzet voor het opdrachtenpakket van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) inclusief Partners voor Water bedraagt € 48,3 mln. Dit is € 14,5 mln hoger ten opzichte van de ontwerpbegroting. Bij de ontwerpbegroting was geen rekening gehouden met de opdrachten Omschakeling plasticverwerkers en Plastic norm en Hub (€ 1,3 mln). De omvang van opdrachtenpakket bij DG Mobiliteit is gestegen met € 3,6 mln. in 2024, waarvan het grootste deel bij de opdrachten gericht op Elektrisch Vervoer en Verduurzaming in Logistiek. Verder is het opdrachtenpakket van DG Luchtvaart en Maritiem ook met € 1,4 mln toegenomen, waarvan de grootste stijging bij de opdrachten maritieme sector en walstroom regeling t.b.v. stikstopgave. Tot slot is in 2024 circa € 1,5 mln aan meerwerk ontvangen op diverse andere regelingen.

De omzet van het opdrachtenpakket van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bedraagt € 6,9 mln, € 0,2 mln hoger dan begroot.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) is € 0,2 mln lager dan begroot en komt uit op een realisatie van € 0,7 mln.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) is € 0,1 mln lager uitgevallen dan begroot en komt uit op een realisatie van € 1,4 mln.

Het opdrachtenpakket van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is € 2,2 mln. hoger dan begroot en komt uit op een realisatie van € 5,5 mln. Dit verschil wordt verklaard door diverse meerwerk opdrachten, waaronder de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (€ 1,3 mln.) en Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging (€ 0,5 mln.).

De omzet Overig is in 2024 uitgekomen op € 1,6 mln en is daarmee € 1,1 mln hoger dan begroot. Onder Overig valt onder andere Rijkswaterstaat (RWS). In 2023 heeft RWS de opdracht ontvangen om het aantal projecten binnen het Opwek van Energie op Rijksvastgoed RWS programma op te schalen, wat heeft geleid tot een ophoging van de opdracht naar € 1,0 mln.

Tabel 53 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024

Realisatie 2024

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2023

Europese Unie

5.155

2.508

‒ 2.647

3.128

Provincies

30.053

26.966

‒ 3.087

21.503

Overig

1.759

1.633

‒ 126

1.631

Totaal

36.967

31.107

‒ 5.860

26.262

Omzet derden

De omzet Derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Provincies en Europese Unie.

Bij Provincies is de realisatie € 3,1 mln lager uitgevallen dan begroot en komt uit op een realisatie van € 27,0 mln. Dit komt vooral doordat de NSP later is gestart dan initieel was bedoeld.

De omzet van de Europese Unie is € 2,6 mln lager dan de ontwerpbegroting en komt uit op € 2,6 mln. Dit verschil is voornamelijk een gevolg van cofinanciering door een nationale opdrachtgever. Deze omzet is onderdeel van de omzet van de ministeries die hierin participeren.

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 14,2% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.

Personele kosten

De personele kosten vallen € 113,3 mln. hoger uit dan begroot, wat neerkomt op een stijging van 17,5%. De kosten voor ambtelijk personeel zijn gestegen door de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Daarnaast stegen de inhuurtarieven voor extern personeel. Verder is het opdrachtvolume toegenomen, zoals hierboven toegelicht. Dit vraagt om een hogere inzet van personeel.

De kosten voor eigen personeel zijn € 100,2 mln. hoger dan begroot als gevolg van de nieuwe CAO en een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn door CAO afspraken gestegen van € 92.124 naar € 97.381. De kosten van externe inhuur zijn € 4,5 mln. hoger dan begroot. De gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van € 177.380 naar € 197.637 per jaar. Doelbewust is ingezet op verambtelijking van het personeel, omdat de kosten voor ambtelijk personeel lager liggen dan van extern personeel. Het aandeel externe inhuur van de totale bezetting is lager in 2024 ten opzichte van 2023.

De begrote ambtelijke bezetting voor 2024 is 5.400 fte. De gemiddelde bezetting was in 2024 6.510 fte, waarvan 5.545 fte in ambtelijke dienst en 965 fte externe inhuur. Ultimo december 2024 was de bezetting 6.711 fte, waarvan 5.677 fte in ambtelijke dienst en 1.034 fte externe inhuur.

Materiële kosten

In de materiële kosten is een modelwijziging verwerkt ten opzichte van de begroting. Een deel van de materiële kosten uit de begroting is opgenomen onder de nieuwe categorie Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten. Dit betreft een verschuiving van € 128,0 mln. De kosten apparaat ICT en bijdrage aan SSO’s zijn beiden hoger dan begroot.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn € 5,9 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit ligt in lijn met de relatief hogere investeringen van voorgaande jaren.

Dotaties voorzieningen

De dotaties voorzieningen bedragen in 2024 € 16,9 mln. Dit heeft betrekking op voorziening verlof en voorziening dubieuze debiteuren.

Bijzondere lasten

Betreft de aanslagen Vennootschapsbelasting 2020 en 2021.

Saldo van baten en lasten

Het onverdeeld resultaat over het boekjaar bedraagt € 31,0 mln positief. Van dit bedrag zal het surplus eigen vermogen ad € 7,2 mln worden uitgekeerd aan het moederdepartement EZ. Na vaststelling van de jaarrekening ligt het besluit bij het moederdepartement EZ of het resterende bedrag van het onverdeeld resultaat over het boekjaar wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve, respectievelijk ook wordt teruggestort naar het moederdepartement.

Tabel 54 Balans per 31 december 2024 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2024

Balans 2023

Activa

  

Vaste activa

67.610

64.930

Immateriële vaste activa

67.600

64.909

Materiële vaste activa

10

21

waarvan grond en gebouwen

1

10

waarvan installaties en inventarissen

9

11

waarvan projecten in uitvoering

waarvan overige materiële vaste activa

Vlottende activa

314.800

189.573

Voorraden en onderhanden projecten

Debiteuren

6.263

3.022

Overige vorderingen

36.252

34.084

Overlopende activa

7.821

1.391

Liquide middelen

264.465

151.076

Totaal activa

382.411

254.503

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

62.969

31.940

Bestemmingsreserve

Exploitatiereserve

31.951

22.533

Onverdeeld resultaat

31.018

9.407

Voorzieningen

61.422

40.352

Langlopende schulden

44.440

45.920

Leningen bij het Ministerie van Financiën

44.440

45.920

Kortlopende schulden

213.580

136.291

Crediteuren

10.627

6.061

Belastingen en premies sociale lasten

820

815

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

21.480

18.600

Overige schulden

137.389

69.393

Overlopende passiva

43.264

41.422

Totaal passiva

382.411

254.503

Toelichting op de balans

Debiteuren en nog te ontvangen bedragen

Onder de debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn ontvangsten van het moederdeaprtement, overige departementen en derden opgenomen.

Eigen vermogen

Het Eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat na resultaatsbestemming) over het boekjaar. Het eigen vermogen is 5,7% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, waar maximaal 5% is toegestaan.

Het eigen vermogen is € 7,2 mln. hoger dan het maximaal toegestaan eigen vermogen (€ 55,7 mln.). Dit surplus zal worden uitgekeerd aan het moederdepartement EZ. Uiterlijk bij de eerstvolgende suppletoire wet zal worden aangegeven hoe dit hersteld is bij besluit van het moederdepartement EZ.

Tabel 55 Vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

1. Eigen vermogen per 1/1

55.594

48.309

22.135

31.940

2. Saldo van baten en lasten

22.776

‒ 19.638

9.407

31.018

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

    

‒ 3a uitkering aan moederdepartement

‒ 30.223

‒ 6.600

0

0

‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen

162

64

398

11

‒ 3c overige mutaties

0

0

0

 

4. Eigen vermogen per 31/12

48.309

22.135

31.940

62.969

Verloop en stand van de voorzieningen (bedragen x € 1.000)

De Verlofvoorziening van € 61,4 mln. is het resterende tegoed aan Individueel Keuzebudget (IKB)-spaarverlof. Hiermee is per werknemer de waarde van de nog niet benutte IKB-spaarverlof berekend, vermeerderd met sociale lasten. De toename van € 21,1 mln. is grotendeels het gevolg van de stijging van het aantal ambtelijke medewerkers, de jaarlijkse salarisverhoging, zoals vastgelegd in de CAO Rijk en een hoger saldo IKB-spaarverlof uren.

De verlofvoorziening heeft een overwegend langlopend karakter.

Crediteuren en nog te betalen bedragen

Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden opgenomen.

Tabel 56 Kasstroomoverzicht over het jaar 2024 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2023 + stand depositorekeningen

181.948

151.076

‒ 30.872

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.052.220

1.220.098

167.878

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 1.040.120

‒ 1.087.449

‒ 47.329

2.

Totaal operationele kasstroom

12.100

132.649

120.549

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 27.800

‒ 20.671

7.129

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 27.800

‒ 20.671

7.129

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

11

11

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 19.620

‒ 36.760

‒ 17.140

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

27.800

38.160

10.360

4.

Totaal financieringskasstroom

8.180

1.411

‒ 6.769

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2023 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4)

174.428

264.465

90.037

Toelichting kasstroomoverzicht

De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht worden gevormd door de rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de operationele kasstroom.

De gerealiseerde operationele kasstroom is per saldo € 120,5 mln. hoger dan begroot. Als gevolg van het resultaat en hogere voorschotten.

De gerealiseerde investeringskasstroom is € 7,1 mln. hoger dan begroot. In 2024 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 17,1 mln.) en activa in aanbouw (€ 20,7 mln.). In materiële activa is niet geïnvesteerd.

Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde financieringsstroom van € 6,8 mln. betreft met name een lager beroep op de leenfaciliteit als gevolg van lagere investeringen.

Tabel 57 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2024
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2021

2022

2023

2024

2024

Omschrijving generiek deel

     

Inputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Verhouding direct/indirect personeel

83%

81%

80%

88%

83%

      

Outputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Tariefindex in reële termen

102,4%

97,3%

100,7%

102,6%

100,0%

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

4.574

5.022

5.436

5.677

5.400

Saldo baten en lasten

2,4%

‒ 2,7%

0,7%

2,6%

0,0%

      

Kwaliteitsindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Klanttevredenheid

7,7

7,5

7,6

7,7

7,7

Gehonoreerde bezwaarschriften

44%

35%

40%

27%

25%

Toelichting

Inputindicatoren

De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (88%/12%) wijkt 5 procentpunten af ten opzichte van de begroting (83%/17%). Deze afwijking is te verklaren door een wijziging in de systematiek van het kostprijsmodel van RVO in 2024. Dit heeft geresulteerd in een scherpere definiëring van directe en indirecte inzet.

Outputindicatoren

Het aantal ambtelijke fte ultimo 2024 is 5.677 fte, dit is 277 fte hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO. Daarnaast is er ingezet op verambtelijking van het personeel.

Kwaliteitsindicatoren

De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten onder de klanten van RVO. De klanten van RVO zijn de burgers en bedrijven die gebruikmaken van de dienstverlening van RVO. De score dit jaar (7,7) is gelijk aan de streefwaarde en in lijn met vorige jaren.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is lager dan vorig jaar (27%). In 2024 zijn er in totaal 7.347 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 1.960 bezwaren gegrond zijn verklaard.

De impact van de TVL van vorig jaar, met een zeer hoog aantal bezwaren, waarvan er ook een hoog percentage gegrond waren (48%), is duidelijk minder. De staart van de afhandeling dit jaar heeft desondanks nog wel de op een na hoogste invloed op het gemiddelde percentage gegrond van 27%; 519 afgehandelde bezwaren waarvan 53% gegrond. Dit hoge percentage wordt net als vorig jaar veroorzaakt door de ruimte die het College van Beroep voor bedrijfsleven heeft geboden bij de beoordeling van bijzondere situaties, en het feit dat er in de bezwaarfase meer maatwerk geleverd kan worden dan tijdens de piekperiode van de afhandeling van de aanvragen in primo. De regelingen met de meeste afgehandelde bezwaren zijn:

  • ISDE met 899 afgehandelde bezwaren, waarvan 41% gegrond. Een groot deel van de gegronde bezwaren was het gevolg van het alsnog in bezwaar aanleveren van de juiste informatie.

  • GGB ( Grond Gebonden Betalingen) in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) met 801 afgehandelde bezwaren, waarvan 33% gegrond. Bij de GGB gaat het vooral om betwiste percelen, eventueel met dubbelclaims, waarbij relatie in relatief veel gevallen in het gelijk wordt gesteld.

  • Verder zagen we de nodige bezwaren voorbij komen tegen het afwijzen van subsidie, omdat er al eerder subsidie is verstrekt. In veel gevallen konden we deze aanvragen samenvoegen met een eerdere aanvraag zodat we alsnog voor de volledig uitgevoerde maatregel subsidie konden verstrekken.

Licence