1. Inleiding
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zet zich in voor werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Iedereen moet de kans krijgen om mee te doen en zich te ontwikkelen, als het tegenzit is er een vangnet, werk is eerlijk, gezond en veilig en dient pensioen zich aan dan is er inkomen. Het jaar 2024 was een overgangsjaar. De begroting voor dat jaar is opgesteld door het toen demissionaire kabinet Rutte IV. Op 2 juli trad het kabinet Schoof aan. Dit kabinet presenteerde op 13 september zijn regeerprogramma, met onder meer voorgenomen maatregelen op de terreinen bestaanszekerheid, koopkracht, arbeidsmigratie en arbeidsmarktkrapte. Met uitvoeringsorganisaties en andere betrokkenen werkt SZW samen om de ambities te verwezenlijken.
In dit jaarverslag blikken we terug op zowel de beleidsprioriteiten uit de begroting 2024 als die uit het regeerprogramma. We gaan achtereenvolgens in op bestaanszekerheid (paragraaf 2), de arbeidsmarkt (paragraaf 3), meedoen en aan het werk in de samenleving (paragraaf 4), arbeidsmigratie (paragraaf 5), integratie en sociale samenhang (paragraaf 6), en kinderopvang en het verlofstelsel (paragraaf 7). En tot slot gaan we in op het programma Werk aan Uitvoering, internationale zaken en het vervolg op de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.
2. Bestaanszekerheid
Het kabinet heeft in 2024 € 2 miljard ingezet om de koopkracht van huishoudens structureel te versterken en om de koopkracht voor mensen met een laag middeninkomen en gezinnen te verbeteren. Door de hoge inflatie in de achterliggende periode stond de bestaanszekerheid van gezinnen onder druk. Om de positie van gezinnen te versterken is het kindgebonden budget verhoogd, met een extra verhoging voor oudere kinderen zoals geadviseerd door de Commissie sociaal minimum. Daarnaast zijn ook de huurtoeslag, arbeidskorting en de kinderbijslag verhoogd. Om mensen met een hoge energierekening te ondersteunen heeft het Rijk een bijdrage geleverd van € 56 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie. Voor Caribisch Nederland heeft het kabinet een belangrijke extra impuls gegeven aan bestaanszekerheid.
Een eenvoudiger stelsel van inkomensondersteuning is noodzakelijk voor de bestaanszekerheid van mensen. Het stelsel van inkomensondersteuning is erg complex geworden voor veel mensen die ervan afhankelijk zijn. De complexiteit kan bij mensen voor onzekerheid zorgen over rechten, plichten, het inkomen en de ondersteuning. Door vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning wil het kabinet zorgen voor meer bestaanszekerheid voor mensen. Het kost tijd om een nieuw stelsel in te voeren. Het kabinet heeft de eerste stappen hiervoor gezet met het opstellen van een hervormingsagenda inkomensondersteuning. De hervormingsagenda kent drie doelen: inkomensondersteuning moet bestaanszekerheid bieden, deze moet makkelijker te begrijpen zijn en (meer) werken moet lonen. Voor een groot deel van de regelingen binnen de sociale zekerheid kan of moet de complexiteit worden opgelost door de regelingen te vereenvoudigen (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 792). Hieronder gaan we verder in op de vereenvoudiging van regelingen.
Het kabinet wil de Participatiewet meer laten aansluiten op wat mensen nodig hebben. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans is naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel bevat meer dan 20 maatregelen om de regels en ondersteuning van de Participatiewet beter te laten aansluiten op wat mensen nodig hebben (Spoor 1) (Kamerstukken II 2023/24, 36 582, nr. 3). Daarnaast werkt het kabinet verder aan een fundamentele herziening van de Participatiewet (Spoor 2). Hierbij staan vertrouwen, menselijke maat en eenvoud centraal. Een belangrijke gerealiseerde eerste stap is de probleemanalyse, gebaseerd op signalen uit de praktijk en extern onafhankelijk onderzoek. Deze probleemanalyse is eind 2024 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2024/25, 34 352, nr. 330). Gelijktijdig ondersteunt het kabinet gemeenten bij het meer inrichten van de uitvoering vanuit vertrouwen, menselijke maat en eenvoud zodat inwoners zich gehoord, begrepen en geholpen voelen (Spoor 3).
Met het programma Simpel Switchen wil het kabinet belemmeringen wegnemen zodat mensen makkelijker en veiliger tussen uitkering en werk en tussen dagbesteding – beschut werk – banenafspraak – regulier werk kunnen wisselen. Er zijn volgende stappen gezet in het programma Simpel Switchen. In maart 2024 is het meerjaren Programmaplan Simpel Switchen 2024-2027 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 312). Concreet is er een aantal subsidies verleend om, op meerdere plekken in het land in de lokale uitvoering, te werken aan het verlagen van drempels die mensen tegenkomen bij switchen van bijvoorbeeld uitkering naar (beschut) werk. Deze opbrengsten en ervaringen zullen landelijk worden gedeeld om zo meer mensen te kunnen begeleiden bij overgangen.
Het kabinet wil niet-gebruik van regelingen in de sociale zekerheid tegengaan. Het is wenselijk dat mensen gebruik maken van de uitkering waar zij recht op hebben. Met het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening SZW dat begin 2025 voor advies aan de Raad van State is verzonden zet het kabinet hierin de eerste stappen.
Het kabinet ziet in de adviezen van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas) grote urgentie om het arbeidsongeschiktheidsstelsel te vereenvoudigen en te verbeteren. Hier is de Tweede Kamer begin 2025 nader over geïnformeerd. De noodzaak om het arbeidsongeschiktheidsstelsel te vereenvoudigen, wordt onderstreept door foutieve vaststelling van WIA-uitkeringen die in 2024 aan het licht kwam. Veel mensen hebben hierdoor een te hoge of juist een te lage uitkering ontvangen. Het kabinet en UWV betreuren dit zeer en vinden het belangrijk om de mensen die het betreft op zowel een snelle als zorgvuldige manier herstel te bieden. Hiervoor is een verbeteraanpak opgesteld (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 793). Ook het verbeteren van de tijdigheid van WIA-beoordelingen is hier onderdeel van, zodat mensen sneller zekerheid krijgen over hun inkomen.
Het kabinet heeft verder gewerkt aan overige opties om de regelingen binnen de sociale zekerheid te vereenvoudigen en is gestart met een aantal verkenningen. Er is gewerkt aan domein overstijgende knelpunten en aan harmonisatie van begrippen in de inkomensondersteuning. Hierop wordt de komende jaren voortgebouwd. Daarnaast heeft het kabinet het afgelopen jaar een aantal verkenningen gestart. Zo worden voor de AOW de mogelijkheden verkend van vereenvoudiging van de leefvormen. Dit kan de uitvoering van de AOW beter uitlegbaar maken voor mensen. Samen met UWV worden vereenvoudigingsopties voor de Toeslagenwet verkend. Ook verkent het kabinet vereenvoudiging van de Werkloosheidswet.
Een fout moet mensen niet in de problemen brengen. In lijn met de conclusies uit het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening (PEFD) heeft het kabinet stappen gezet om het handhavingsinstrumentarium menselijker te maken. Hierom werkt het kabinet een wetsvoorstel met het ‘vergisrecht’ uit. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht om een aantal wijzigingen door te voeren op het gebied van terugvordering en kwijtschelding. Het kabinet beoogt met het wetsvoorstel het handhavings- en sanctioneringsstelsel gebalanceerd vorm te geven met daarbij vertrouwen als uitgangspunt (Kamerstukken II 2024/25, 17 050, nr. 609).
Het kabinet vindt het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen gezond kunnen genieten van hun pensioen. Voor mensen met zwaar werk vraagt dit extra aandacht. Het afgelopen jaar heeft het kabinet met vakbonden en werkgeversorganisaties hierover het akkoord ‘gezond naar het pensioen’ bereikt. Samen met sociale partners gaat het kabinet aan de slag met een duurzame inzetbaarheidsagenda om gezond langer doorwerken te bevorderen. De RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel en gerichter voortgezet met ijkmomenten. Daarmee blijft het kabinet sociale partners ruimte bieden voor afspraken over eerder uittreden voor die werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd.
Bovendien heeft het kabinet zich ingezet voor de invoering van de Wet toekomst pensioenen met daarbij oog voor knelpunten en verbeteringen. De wet kent drie doelen: een aanvullend pensioen dat sneller stijgt, een persoonlijkere en duidelijkere pensioenopbouw, en een pensioenstelsel dat beter aansluit bij dat mensen niet meer veertig jaar bij één baas werken. In de pensioensector wordt hard gewerkt aan de voorbereidingen op de transitie. Drie pensioenfondsen hebben eind 2024 alle voorbereidingen afgerond met het oog op hun overgang naar het nieuwe stelsel per 1 januari 2025. De arbeidsvoorwaardelijke fase van de transitie is op deze datum tot een einde gekomen, en de implementatiefase is van start gegaan.
De transitie wordt uitgebreid gemonitord langs drie stromen; de transitiemonitor, de doelstellingenmonitor en de deelnemerservaringen. De voortgangsrapportage monitoring, waarin de drie stromen samen komen, wordt twee keer per jaar met de Tweede en Eerste Kamer gedeeld. Ook is er een Regeringscommissaris transitie pensioenen benoemd. De regeringscommissaris geeft gevraagd en ongevraagd, maar in ieder geval twee keer per jaar, advies over de haalbaarheid van de transitie. Via het platform Werkenaanonspensioen.nl ondersteunt SZW de professionals in de sector, met onder meer een landelijk congres. Via Pensioenduidelijkheid.nl is het publiek geïnformeerd, onder andere door middel van een meerjarige publiekscampagne. Al deze werkzaamheden zijn in nauwe samenwerking met de sector uitgevoerd.
In 2024 heeft het kabinet een gebaar van erkenning aan ouderen van Surinaamse herkomst gemaakt vanwege het ervaren leed en onrecht van deze groep. Een groot deel van de Surinaamse Nederlanders die voorafgaand aan de onafhankelijkheid in 1975 naar Nederland kwam, heeft een eenmalig bedrag van € 5.000 gekregen. Dit gebaar ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van een groep Surinaamse Nederlanders. Het gaat daarbij om de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op behoud van rechten en plichten.
Het kabinet zet zich onverminderd in voor oplossingen van de alleenverdienersproblematiek. Een groep alleenverdienende huishoudens heeft door een samenloop van sociale zekerheid, toeslagen en fiscaliteit een lager besteedbaar inkomen dan het sociaal bestaansminimum. Het kabinet vindt dit schrijnend en onwenselijk. Het afgelopen jaar is samengewerkt met de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en het Inlichtingenbureau, zodat gemeenten de betrokken huishoudens proactief kunnen benaderen voor ondersteuning met bijzondere bijstand. Voor 2025, 2026 en 2027 heeft het kabinet, met hulp van de gemeenten, in afwachting van de structurele oplossing via de inkomstenbelasting, een tijdelijke regeling ingevoerd om de betrokken huishoudens zoveel mogelijk ambtshalve een vaste tegemoetkoming te geven (Stb. 2024, 407).
Minder mensen met problematische schulden blijft van belang omdat problematische schulden zowel voor de mensen zelf als voor de samenleving grote impact kunnen hebben. Hiertoe heeft het kabinet het Nationaal programma Armoede en Schulden aangekondigd. In 2024 heeft het kabinet in reactie op het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) problematische schulden aangekondigd in te zetten op een breed palet aan samenhangende maatregelen (Kamerstukken II 2024/25, 24 515, nr. 770). Ook is de contourenschets civiele invordering met de Tweede Kamer gedeeld, waarin denkrichtingen zijn opgenomen die kunnen bijdragen aan een beter functionerend invorderingsstelsel (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 767).
Om meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening te bieden hebben in maart 2024 Divosa, de NVVK, de VNG en het kabinet bestuurlijke afspraken over de basisdienstverlening schuldhulpverlening ondertekend. Hiermee committeren de partijen zich om hun leden te stimuleren de basisdienstverlening in te voeren. Naast het doel om meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening te bieden, is het doel dat gemeenten in dat kader de dienstverlening gelijktrekken. Ook is het actieplan basisdienstverlening gepubliceerd. Dit plan kunnen gemeenten gebruiken om de basisdienstverlening in eigen gemeenten te implementeren.
Voor de aanpak van problematische schulden van mensen heeft het kabinet het afgelopen jaar geld gereserveerd. Voor 2025 is € 24 miljoen gereserveerd, oplopend naar € 100 miljoen in de periode 2028 tot en met 2030 en structureel € 75 miljoen vanaf 2031. Daarnaast heeft het kabinet in 2024 € 18,7 miljoen beschikbaar gesteld voor het openstellen van een tweede tijdvak van de subsidieregeling Financiële educatie voor het voortgezet onderwijs. Met deze subsidieregeling stimuleert het kabinet de financiële educatie om jongeren voor te bereiden op een financieel gezonde toekomst. De Nationale Ombudsman heeft in 2024 een rapport uitgebracht over vroegsignalering van betalingsachterstanden door gemeenten. Daarop heeft het kabinet een verbeterplan vroegsignalering aangekondigd voor 2025. In 2024 is gestart met het experiment voor betalingsachterstanden bij de eigen bijdrage Wmo en Wlz en is de consultatie gestart voor het experiment van betalingsachterstanden bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen.
Zo’n 110.000 huishoudens met een lager inkomen en hoge energierekening hebben via het Tijdelijk Noodfonds Energie hulp gehad bij het betalen van de energierekening. Aan dit fonds heeft het kabinet een subsidie verstrekt. De totale omvang van het Tijdelijk Noodfonds Energie bedroeg € 84 miljoen, waarvan € 56 miljoen is bijgedragen door het Rijk. Dit Noodfonds is gerealiseerd door publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers.
Het kabinet heeft zich in 2024 ingezet voor het terugdringen van (kinder)armoede. Het kabinet heeft geïnvesteerd in een koopkrachtpakket om huishoudens te ondersteunen. Enkele maatregelen daarbinnen komen specifiek ten goede aan gezinnen met kinderen in armoede, zoals de verhoging van het kindgebonden budget en de verhoging van de kinderbijslag. In 2024 heeft SZW € 52,5 miljoen bijgedragen om samen met OCW en VWS schoolmaaltijden aan te bieden op scholen in kwetsbare wijken. Het kabinet heeft bovendien besloten het programma schoolmaaltijden structureel voort te zetten. Ook wil het kabinet via subsidie aan Divosa eerder mensen met geldzorgen op het spoor komen via mensen betrokken bij geboortezorg, scholen en sleutelfiguren. Daarnaast heeft het kabinet de vijf landelijke armoedefondsen ondersteund met subsidie voor het ondersteunen van kinderen met hulp in natura.
Het kabinet heeft geïnvesteerd in het verbeteren van de koopkracht en het bestrijden van armoede in Caribisch Nederland. In de begroting is € 30 miljoen voor 2024 (en € 32 miljoen structureel vanaf 2025) vrijgemaakt voor Caribisch Nederland. In lijn met de adviezen van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft het kabinet deze middelen onder meer ingezet om het minimumloon in twee stappen flink te verhogen: per 1 januari en 1 juli 2024. De tweede verhoging is mogelijk gemaakt door het bij de begrotingsbehandeling van SZW aangenomen amendement Ceder/Wuite (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 25). Ook zijn uitkeringen op grond van het besluit onderstand BES, de Wet Algemene ouderdomsverzekering BES en de Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES, en kinderbijslag verhoogd. Om werkgevers voor een deel tegemoet te komen in de gestegen loonkosten, zijn de werkgeverspremies in 2024 verlaagd met 1,5%. Op 1 januari 2025 zijn deze premies verder verlaagd met 1,6%. Met bovengenoemde Prinsjesdagmiddelen is in 2024 eveneens de energietoelage voor minimahuishoudens op Caribisch Nederland gecontinueerd en is er € 1 miljoen beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het lokale armoedebeleid van de openbare lichamen. In 2025 wordt deze rijksbijdrage aan het lokale armoedebeleid structureel.
Het kabinet zet zich in voor het verbeteren van de kwaliteit en financiële toegankelijkheid van de kinderopvang op Caribisch Nederland. In juni 2024 is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd (Stb. 2024, 140). In de wet zijn onder andere eisen opgenomen over de kwaliteit, de financiering en het toezicht op de kinderopvang.
3. Arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt werd geleidelijk iets minder krap. Met 108 vacatures per 100 werklozen is de spanning op de arbeidsmarkt echter nog steeds hoog. Het kabinet heeft eind 2024 in een brief plannen uitgewerkt om de krapte te verminderen (Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260). Het aantal vacatures daalt nu al ruim twee jaar bijna onafgebroken, echter is er in het laatste kwartaal van 2024 weer een lichte toename te zien. De meeste vacatures zijn in de handel, de zorg en de zakelijke dienstverlening. Gezamenlijk zijn deze drie bedrijfstakken goed voor de helft van alle openstaande vacatures. De werkloosheid is gelijk gebleven. Er zijn momenteel rond de 370 duizend werklozen in Nederland. In combinatie met de daling van het aantal vacatures zorgt de gelijkblijvende werkloosheid voor een lichte daling van de spanning op de arbeidsmarkt.
Na een jarenlange groei is de omvang van de werkzame beroepsbevolking ongeveer gelijk gebleven. De werkzame beroepsbevolking bestaat uit iets meer dan 9,8 miljoen personen. Door de jarenlange groei van de werkzame beroepsbevolking is de netto arbeidsparticipatie op een historisch hoog niveau. De netto arbeidsparticipatie is het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de gehele bevolking. Binnen de werkzame beroepsbevolking is het aandeel van werknemers met een vaste arbeidsrelatie licht gegroeid, hetzelfde geldt voor het aandeel zelfstandigen. Het aandeel van werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is daarentegen gedaald.
De stijging van de cao-lonen die in 2023 was begonnen heeft zich doorgezet. De cao-lonen (per uur en inclusief bijzondere beloningen) zijn tussen de 6,3% en 7% gestegen ten opzichte van dezelfde maanden een jaar eerder. De hogere cao-lonen zijn het gevolg van de compensatie voor de hoge inflatie vanaf 2022 en de sterke onderhandelingspositie van werknemers vanwege de krappe arbeidsmarkt.

Een goed functionerende arbeidsmarkt die werkzekerheid biedt is van groot belang. Werkenden, werkgevers, onze samenleving, onze economie: iedereen heeft baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Dat gaat niet vanzelf. Te veel mensen zijn onzeker over hun werk of inkomen. Ook zijn bedrijven niet altijd wendbaar genoeg. De commissie Borstlap wees daar al op. Dit kabinet gaat daarom door met het hervormen van de arbeidsmarkt en werkt aan een aantal verschillende wetsvoorstellen. We richten ons op meer werkzekerheid, meer duidelijkheid en meer wendbaarheid.
Het kabinet heeft gewerkt aan een wetsvoorstel dat meer werkzekerheid biedt aan flexwerkers. Via dit wetsvoorstel worden nulurencontracten vervangen door een bandbreedtecontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. Ook verkorten we de meest onzekere fases van uitzendwerk en voorkomen we draaideurconstructies van tijdelijke contracten. In 2024 heeft de Raad van State hierover op hoofdlijnen positief geadviseerd.
Werkgevers willen wendbaar zijn zodat zij kunnen anticiperen op veranderende omstandigheden. Daarom geldt per 1 januari 2025 het lagere WW-tarief bij overwerk voor werknemers met een vast contract van gemiddeld meer dan 30 uur per week. Hierdoor krijgen werkgevers meer mogelijkheden om werknemers met een groot vast contract flexibeler in te zetten tegen de lage WW-premie. Daarnaast heeft het kabinet gewerkt aan het vergroten van de wendbaarheid van kleine en middelgrote ondernemers bij re-integratieverplichtingen. Het wetsvoorstel re-integratie tweede spoor dat hierin voorziet is in 2024 voorbereid. Ook heeft het kabinet verder gewerkt aan de uitwerking van het Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis (Wpc). Dit wetsvoorstel beoogt bedrijven te ondersteunen in het behouden van banen van werknemers in een crisis die buiten het reguliere ondernemersrisico ligt.
Het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen is niet altijd duidelijk waardoor schijnzelfstandigheid en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen werkenden ontstaat. Het kabinet is daarom doorgegaan met het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Daarnaast introduceert het kabinet in het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van uurtarief. Op dit wetsvoorstel is advies van de Raad van State ontvangen. Dit advies was op hoofdlijnen positief. Verder is het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 opgeheven. Daarmee wordt bijgedragen aan het voorkomen van schijnzelfstandigheid. Wel worden er over het kalenderjaar 2025 nog geen boetes opgelegd. Dit geldt voor zowel verzuim- als vergrijpboetes. Met deze maatregelen geeft de Belastingdienst uitvoering aan het verzoek van de Tweede Kamer voor een zachte landing bij de handhaving op schijnzelfstandigheid.
In het regeerprogramma staat opgenomen dat er voor zelfstandigen, net als werknemers, een verplichte (budgetneutrale) arbeidsongeschiktheidsverzekering komt. Daarom heeft het kabinet het afgelopen jaar verder gewerkt aan het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (Baz). Zelfstandigen worden hierdoor beter beschermd tegen verlies van inkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarnaast zorgt de verzekering voor een gelijker speelveld op de arbeidsmarkt en wordt het gebruik van socialezekerheidsregelingen beperkt. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de uitkomsten van de internetconsultatie van dit wetsvoorstel en over de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen en adviezen (Kamerstukken II 2024/25, 31 311, nr. 278).
Goede arbeidsomstandigheden zijn van groot belang voor een gezonde samenleving. Het kabinet is daarom het afgelopen jaar aan de slag gegaan met de Arbovisie 2040. Hierbij is ingezet op de eerste vier thema’s: de introductie van financiële prikkels om preventie door werkgevers te verbeteren, het verbeteren van beschikbaarheid en kwaliteit van risico-inventarisaties en -evaluaties, onderzoek naar de mogelijkheden om Arboregelgeving makkelijker en duidelijker te maken, en onderzoek naar het borgen van ketenverantwoordelijkheid voor opdrachtgevers en betere bescherming van kwetsbare werkenden in de Arboregelgeving.
Het kabinet werkt aan verbeteringen van de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). Sinds 2023 kunnen slachtoffers van drie beroepsziekten een aanvraag doen voor een TSB. Vanwege een lager aantal aanvragen en toekenningen dan was voorzien heeft het kabinet samen met de uitvoerders van de regeling verbeteringen binnen de regeling ontwikkeld en deels ook al voltooid. Met dit plan wil het kabinet het gebruik van de TSB door mensen waarvoor deze bedoeld is vergroten (Kamerstukken II 2024/25, 25 883, nr. 518).
4. Meedoen en aan het werk in de samenleving
Het kabinet stimuleert meer uren werken. Het programma Meer uren werkt! richt zich op uitbreiding van het aantal gewerkte uren van mensen die in deeltijd werken en die meer kunnen en willen werken. Hiervoor heeft het programma budget ontvangen van het Nationaal Groeifonds. Het programma loopt van 2024 tot en met 2033 en heeft tot doel:
– betere kwaliteit van maatschappelijke dienstverlening (met name in sectoren als zorg en welzijn, kinderopvang en onderwijs);
– toename van het aandeel economisch zelfstandige burgers;
– hoger arbeidsaanbod in uren in Nederland als basis voor een hoger bbp en een grotere brede welvaart.
Voor de eerste fase (2024 tot 2029) is voor de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en opschaling van interventies gericht op het werken van meer uren een bedrag van € 30 miljoen beschikbaar gesteld. Via de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd (regeling Meer uren werkt), gepubliceerd op 13 november 2024, is daarvan € 6,6 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van zeven interventies. De Universiteit Utrecht onderzoekt de interventies op effectiviteit, waarna bewezen effectieve interventies worden opgeschaald naar de gehele arbeidsmarkt.
Met hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wil het kabinet de arbeidsmarktdienstverlening structureel verbeteren. Het is belangrijk dat mensen en bedrijven weten waar ze hulp kunnen krijgen bij de zoektocht naar een baan of personeel, zeker gezien de personeelstekorten op de arbeidsmarkt. De hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur bouwt voort op de lessen geleerd uit de regionale mobiliteitsteams. De hervorming bestaat uit: het creëren van één regionaal loket ‘het Werkcentrum’, het versterken van het van-werk-naar-werk-stelsel, het meer centraal zetten van de ondersteuningsbehoefte en het structureel borgen van een gezamenlijk publiek-private governance. De maatregelen in de Kamerbrief over Hervorming Arbeidsmarktinfrastructuur van 29 april 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 33 566, nr. 109) zijn uitgewerkt in een Werkagenda waarop wordt samengewerkt met UWV, VNG, gemeenten, SBB, onderwijspartijen, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties. Tegelijkertijd ondersteunen we de regio’s bij het implementeren van het Werkcentrum. In 10 van de 35 arbeidsmarktregio’s is in 2024 een fysiek en digitaal Werkcentrum geopend.
Nog steeds staan te veel mensen met een beperking aan de zijlijn van de arbeidsmarkt. Het kabinet zet daarom in op verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Met de VNG zijn bestuurlijke afspraken gemaakt om de achterstanden op beschut werk in te lopen en het budget voor beschut werk is per 2024 met circa € 65 miljoen per jaar verhoogd. Daarnaast wordt gewerkt aan een verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Naast een specifiek onderzoek naar het versimpelen van het beoordelingsproces, hebben diverse sessies plaatsgevonden met professionals van gemeenten, UWV, sociaal ontwikkelbedrijven en VSO-PRO-scholen om hun ervaringen en ideeën op te halen. Op basis van het onderzoek en de opgehaalde input wordt een verbeteragenda opgesteld met concrete opties om beschut werk te verbeteren.
Ook zet het kabinet in op verdere verbetering van de verdeling van plekken en middelen voor beschut werk. Gemeenten ervaren een mismatch tussen de huidige verdeling van (de financiering van) werkplekken en de actuele vraag naar beschut werk. Om die reden wordt gewerkt aan een betere verdeling van de plekken en middelen voor beschut werk. Daarnaast heeft het kabinet in 2024 diverse maatregelen aangekondigd om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven te versterken. Vanaf 2025 is er een impulsbudget beschikbaar en een structurele basisfinanciering voor de bedrijfskosten van sociaal ontwikkelbedrijven. Verder is een ondersteuningsprogramma voorbereid dat in 2025 van start gaat. Dit programma bestaat uit handreikingen, een ondersteuningsteam en een lerend netwerk.
Voor werkzekerheid en de noodzakelijke productiviteitsgroei is het van belang dat werkenden zich blijven ontwikkelen. De SLIM-regeling is na een positieve evaluatie voor een periode van vijf jaar verlengd. Met deze regeling wil het kabinet leren en ontwikkelen in het midden- en kleinbedrijf vanzelfsprekend maken. Daarnaast heeft het kabinet het afgelopen jaar gewerkt aan de uitwerking van een scholingsfaciliteit binnen de SLIM-regeling. Deze is in maart 2025 opengesteld. Met deze subsidie is het mogelijk om (delen van) arbeidsmarktrelevante opleidingen te volgen die zijn gericht op in- en doorstroom in maatschappelijk cruciale sectoren. Het gaat om scholing die is opgenomen in de sectorale Ontwikkelpaden voor deze sectoren.
5. Arbeidsmigratie
Het kabinet wil komen tot een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid en zet zich onverminderd in om misstanden tegen te gaan. Er zijn belangrijke stappen gezet in het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Zo is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend om de strafbepaling van mensenhandel te moderniseren en verruimen (wetsvoorstel Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel, Kamerstukken II 2023/24, 36 547, nr. 2). Met dit wetsvoorstel regelen we dat we arbeidsuitbuiting effectiever kunnen aanpakken. Met het project Work in NL is en wordt gewerkt aan de verbetering van de ondersteuning aan arbeidsmigranten, onder andere door het opzetten van fysieke en mobiele informatiepunten. De jaarrapportage arbeidsmigranten 2024 biedt een gedetailleerder inzicht in de voortgang van de maatregelen en de geboekte resultaten (Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 29 861, nr. 150).
Veel misstanden met arbeidsmigranten komen door malafide uitzendbureaus en hun inleners. Een van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten is het opzetten van een toelatingsstelsel voor bestaande en startende uitzendbureaus. Hiertoe is in oktober 2023 het wetsvoorstel Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) ingediend bij de Tweede Kamer. Omdat de besluitvorming over de uitvoerder langer duurt dan verwacht, bleek in 2024 dat het beoogde tijdpad van inwerkingtreding niet langer haalbaar was (Kamerstukken II 2024/25, 36 446, nr. 15). In januari 2025 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het vervolg dat aan de uitvoering van het toelatingsstelsel wordt gegeven (Kamerstukken II 2024/25, 36 446, nr. 29). Naar verwachting wordt een nieuw tijdpad van inwerkingtreding voor de zomer gecommuniceerd met de Tweede Kamer. Het kabinet verkent of het mogelijk is om op sectoraal niveau het inlenen van arbeidskrachten te verbieden of een verplichting op te nemen om een minimaal percentage arbeidskrachten in eigen dienst te nemen (Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 500). Bij de beslissing of deze bestaande bevoegdheid in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) daadwerkelijk wordt ingezet, zal de sectorale impact worden meegewogen evenals de verwachte effectiviteit en proportionaliteit. Ook wordt ingezet om flexwerkers meer werk- en inkomenszekerheid te bieden conform het arbeidsmarktpakket. Daarnaast stelt het kabinet maatregelen voor om de tijdelijkheid van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten bij dezelfde inlener te waarborgen.
Demografische ontwikkelingen zijn bepalend voor de toekomst van ons land. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 heeft op 15 januari 2024 haar adviesrapport «Gematigde groei» uitgebracht. In het rapport schetst de staatscommissie wat de effecten zijn van demografische ontwikkelingen (toenemende bevolkingsgroei, vergrijzing en diversiteit) op verschillende beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, wonen, economie, arbeidsmarkt, sociale cohesie en publieke voorzieningen zoals zorg en onderwijs. Hierbij adviseert de staatscommissie ook ten aanzien van beleidsopties en handelingsperspectief. De kabinetsreactie op dit rapport is op 24 mei 2024 aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2024/25, 29 861, nr. 150). Naar aanleiding van het adviesrapport heeft er een plenair debat plaatsgevonden met de Tweede Kamer (eerste termijn in december 2024 en tweede termijn in januari 2025). Naar aanleiding van de aanbeveling van de staatscommissie voor een meerjarige overkoepelende programmatische aanpak op demografie, is ABDTOPConsult gevraagd te adviseren over hoe een dergelijke aanpak en governance er Rijksbreed uit zou kunnen zien.
Op 4 juli 2024 heeft de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen Caribisch Nederland haar adviesrapport «Gerichte groei» uitgebracht. BZK coördineert de voorbereiding van de kabinetsreactie op dit rapport.
6. Integratie en sociale samenhang
Voor het samenleven met elkaar in Nederland, is een goede integratie van nieuwkomers essentieel. Als onderdeel van het monitoring- en evaluatieplan zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de ervaringen van gemeenten, taalscholen en inburgeraars met de Wet inburgering 2021 (Wi2021). Uit deze onderzoeken blijkt dat gemeenten een dekkend inburgeringsaanbod hebben gerealiseerd en er binnen een complexe context in geslaagd zijn om alle onderdelen uit de eerste fase van de wet te implementeren. Verder zijn inburgeraars over het algemeen positief over de wet. Er zijn nog diverse uitdagingen in de uitvoering. Samen met gemeenten en andere partijen is SZW aan de slag gegaan om de knelpunten op te lossen of te mitigeren. Het lerend stelsel van de Wi2021 werpt zo zijn vruchten af (Kamerstukken II 2024/25, 32 824, nr. 446). Vanaf 2 juli 2024 is de politieke verantwoordelijkheid over Inburgering overgeheveld naar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De bijbehorende middelen zijn vanaf 1 januari 2025 te zien op de begroting van Justitie en Veiligheid.
Het kabinet zet in op verbetering van de arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders. Hiervoor is het actieplan Statushouders aan het Werk opgesteld (Kamerstukken II 2023/24, 32 824, nr. 381). Zo is onder meer de subsidieregeling ‘Ondersteuning werkgevers inzet statushouders’ gepubliceerd (Stcrt. 2024, 19739). Deze subsidieregeling biedt werkgevers een financiële tegemoetkoming voor de extra begeleiding van statushouders op de werkvloer, gericht op het verkleinen van de taal- en cultuurverschillen. Voor werkgevers is een handreiking ontwikkeld, met praktische aanbevelingen en voorbeelden over hoe werkgevers de begeleiding van statushouders op de werkvloer effectief kunnen vormgeven. Ten slotte is gewerkt aan een Kamerbrief over de Actieagenda Integratie met maatregelen die worden verkend en onder andere toezien op het vergroten van arbeidsdeelname van mensen met een migratieachtergrond en het creëren van gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt en die kunnen bijdragen aan een open en vrije samenleving.
Het kabinet vindt dat ontheemden uit Oekraïne tijdens hun verblijf in Nederland onderdeel moeten kunnen zijn van de Nederlandse samenleving en zet daarom in op participatie en zelfredzaamheid van deze groep. Werk staat hierbij centraal. Meer dan de helft van de ontheemden uit Oekraïne in Nederland werkt. Het gaat hierbij merendeels om een tijdelijke baan, die vaak onder het eigen opleidings- en kwalificatieniveau ligt. Het kabinet heeft een actieplan opgesteld, dat zich richt op het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie en het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van Oekraïense ontheemden (Kamerstukken II 2023/24, 36 045, nr. 187). Ook is de Wet kinderopvang gewijzigd waardoor Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag (Stb. 2024, 390). Door kinderopvang toegankelijker te maken voor ouders uit Oekraïne en ouders met een partner buiten de EU kunnen zij (meer) werken.
7. Kinderopvang en verlofstelsel
Een goed en toegankelijk kinderopvangstelsel is van groot belang om ouders te kunnen laten werken. In 2024 heeft het kabinet verder gewerkt aan de plannen voor de afschaffing van de kinderopvangtoeslag en de invoering van een nieuw financieringsstelsel in de kinderopvang. Dit nieuwe stelsel is eenvoudiger en zekerder voor ouders en kent geen grote voorschotten en terugvorderingen bij ouders meer. Ook gaat de vergoeding voor kinderopvang door het nieuwe stelsel voor veel ouders sterk omhoog. In november zijn de contouren van het nieuwe financieringsstelsel met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 547). Dit stelselontwerp is een doorontwikkeling van het plan van het vorige kabinet (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 490) en is het afgelopen jaar samen met de kinderopvangsector en de betrokken uitvoerders uitgewerkt. Komend jaar start een ‘verkennende’ fase waarin het theoretisch stelselontwerp met de Dienst Toeslagen als verantwoordelijk uitvoerder wordt uitgewerkt tot daadwerkelijk uitvoerbaar financieringsstelsel. In deze fase wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat rond de zomer van 2025 wordt gepubliceerd voor internetconsultatie. Tegelijkertijd betreft het nieuwe stelsel een grote opgave, waarvan de implicaties voor de Dienst Toeslagen op dit moment nog niet volledig in beeld zijn. Na afloop van deze fase volgt daarom een weegmoment, waarop expliciet besloten wordt over de verdere voortgang. Dit weegmoment zal plaatsvinden in 2025. Op dat moment wordt ook gekeken wanneer het wetvoorstel kan worden ingevoerd.
Daarnaast heeft het kabinet, samen met Dienst Toeslagen en brancheorganisaties, doorgewerkt aan verbeteringen binnen het huidige stelsel. Samen met de sector zijn maatregelen genomen om de personeelstekorten in de kinderopvang te verminderen. Zo is het Ontwikkelpad kinderopvang gepubliceerd, om laagdrempelige instroom en stapsgewijze doorgroei van werknemers in de sector te stimuleren. Ondersteunend hieraan is in 2024 een subsidieregeling opengesteld, waarmee kinderopvangorganisaties subsidie kunnen aanvragen voor het aannemen en scholen van groepshulpen. Verder heeft de Tweede Kamer op 1 oktober ingestemd met het wetsvoorstel om de kwaliteit van de gastouderopvang te verbeteren. Met dit wetsvoorstel worden eisen aangescherpt, om gastouders verder te professionaliseren en de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau te versterken. Een uitgebreidere toelichting op wat er de afgelopen jaren met het kinderopvangbeleid al bereikt is, is opgenomen in de beleidsagenda kinderopvang (Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 548).
Met het stelsel van verlofregelingen uit de Wet arbeid en zorg (Wazo) draagt de overheid bij aan een goede balans tussen werk en zorg voor kinderen of andere naasten. Eerder is gebleken dat dit stelsel op onderdelen complex en onoverzichtelijk is geworden. In 2024 heeft het voorgaande kabinet met behulp van scenario’s de Tweede Kamer geïnformeerd over de vereenvoudigingsmogelijkheden (Kamerstukken II 2023/24, 32 855, nr. 39).
8. Programma Werk aan Uitvoering
Met het programma Werk aan Uitvoering is in 2024 een start gemaakt met een viertal versnellingstrajecten om de publieke dienstverlening duurzaam te verbeteren. In 2024 is het programma Werk aan Uitvoering herijkt om een nieuwe focus aan te brengen op een viertal versnellingsthema’s (Kamerstukken II 2023/24, 29 362, nr. 350). Dit zijn: 1) vereenvoudiging van beleid en wetgeving, 2) gegevensdeling, 3) grip krijgen op schaarste in de uitvoering en 4) samenwerking tussen beleid, uitvoering en de politiek. Het kabinet blijft zich inzetten om overheidsbreed op deze thema’s stappen te zetten. Daarnaast ondersteunt Werk aan Uitvoering organisaties in het verder verbeteren van hun dienstverlening, en het delen van kennis en goede voorbeelden daarvan. Werk aan Uitvoering stimuleert partijen om op basis van gelijkwaardigheid hierin samen te werken. Het kabinet informeert de Tweede Kamer jaarlijks over de voortgang van het programma middels de Voortgangsrapportage WaU (Kamerstukken II 2023/24, 29 362, nr. 350).
9. Internationale zaken
Ook na het aantreden van de nieuwe Europese Commissie 2024-2029 zet het kabinet de beïnvloeding van de Europese beleidsagenda onverminderd voort. De Nederlandse EU-prioriteiten op SZW-terrein (arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, digitalisering in het arbeidsrecht, de toekomst van sociale zekerheidscoördinatie, gezond en veilig werken, inburgering en integratie, en de ontwikkeling van vaardigheden) vinden goeddeels hun weerklank in het werkprogramma van de Commissie en de Nederlandse bi- en multilaterale contacten. Op diverse (sub-)thema’s wordt gewerkt aan verdere concretisering.
10. Vervolg parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POC KOT)
Het kabinet heeft zich het afgelopen jaar onverminderd ingezet om vervolg te geven aan het rapport 'Ongekend onrecht'. Het kabinet heeft aangekondigd te rapporteren over het vervolg op het rapport ‘Ongekend onrecht’ via de departementale jaarverslagen (Kamerstukken II 2022/23, 35 510, nr. 135). Hier volgen ontwikkelingen op een aantal toezeggingen uit de kabinetsreactie op dat rapport (Kamerstukken II 2021/22, 35 510, nr. 4).
De afgelopen jaren heeft het kabinet gewerkt aan de herziening van de kinderopvangtoeslag. In het regeerprogramma is dit jaar directe financiering aan kinderopvang opgenomen. Hiermee wordt een concrete stap gezet naar het einde van de kinderopvangtoeslag. Op de korte termijn zouden ook al een aantal stappen in de toeslagen worden genomen in het kader van de motie Lodders en Van Weyenberg. Een van deze maatregelen, een oplossing in het partnerbegrip voor onvrijwillig elders verblijvende partners, is in 2024 in het regeerprogramma opgenomen.
In 2024 is naast een rijksbrede handreiking ook een specifieke handreiking invoeringstoets opgesteld in samenwerking tussen SZW, SVB en UWV. Daarnaast zijn diverse invoeringstoetsen van SZW naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarbij gaat het om de Vereenvoudiging Wajong, Betaald Ouderschapsverlof, Recht op kinderopvangtoeslag bij Wlz-indicatie. De invoeringstoets is een nieuw instrument dat is aangekondigd in de kabinetsreactie POC KOT.
Daarnaast is Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek (PMM) afgelopen jaar structureel in de organisatie ingebed. PMM vormt 1 ingang bij het Rijk voor professionals (gemeenten en publieke dienstverleners in sociaal domein) bij vastgelopen domein overstijgende multiproblematiek van inwoners. PMM is een samenwerking van 6 ministeries (SZW, VWS, OCW, J&V, BZK, toegevoegd is FIN/Toeslagen), 17 uitvoeringsorganisaties en 64 bestuurlijk aangesloten gemeenten. Daarnaast zijn de grootste zorgverzekeraars aangesloten en mogen alle gemeenten gebruik maken van PMM. Inmiddels zijn er 440 professionals verder geholpen door het PMM-loket en daarmee inwoners. De geleerde lessen worden gedeeld met de Tweede Kamer (april 2025) en hebben inmiddels geleid tot onder andere aanpassingen van wetgeving, ICT-systemen, informatie op websites en procedures. Voor enkelvoudige problematiek kunnen burgers zelf terecht bij de SZW-maatwerkplaats, die afgelopen jaar ook de Minister van SZW en Kamerleden hebben betrokken bij casuïstiek.
Ook is verder gewerkt aan het inrichten van de loketfunctie. Wat betreft het inrichten van de loketfunctie zijn vorig jaar uitvoeringstoetsen of impactanalyses gedaan door de diverse uitvoeringsorganisaties die zijn aangesloten bij het BZK-programma inrichten overheidsbrede loketten. Dit houdt in de eerste stap in dat een groeiende groep gemeenten wordt aangesloten op interne professionallijnen bij bijvoorbeeld UWV en SVB.
Op 10 juni overhandigde de Staatscommissie rechtsstaat haar adviesrapport. Na het verschijnen van de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ was een motie aangenomen om een staatscommissie in te stellen die onderzoek zou doen naar de rechtsstaat. Het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat wordt voor de zomer 2025 van een kabinetsreactie voorzien.
Tot slot is er een parlementaire enquête geweest naar fraudebeleid en dienstverlening (PEFD). Naar aanleiding van de kabinetsreactie (5 december 2024) en het hierop volgende debat (15 januari 2025) is er twee keer een jaarlijkse rapportage over de voortgang op aanbevelingen toegezegd. Eind 2025 en eind 2026 zullen deze voortgangsrapportages verschijnen.
Kerncijfers
Handhaving UWV, SVB en gemeenten
Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld het opleggen van boetes).
In de tabellen 1, 2 en 3 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, de SVB en gemeenten. De kerncijfers laten over de hele linie een daling zien van het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling, het benadelingsbedrag en het aantal opgelegde boetes. Met name bij UWV is de daling fors te noemen aangezien er 38% minder overtredingen geconstateerd zijn en het benadelingsbedrag met 30% is gedaald. De oorzaak kan mogelijk liggen in de eveneens forse daling van het aantal onderzoekswaardige signalen. Daarnaast zijn eventueel verklarende factoren de toegenomen inzet op preventie, het meer hanteren van de menselijke maat en de benodigde capaciteit op de herstelacties. Ook bij de SVB is sprake van een daling van 26% van het aantal geconstateerde overtredingen. Het grootste deel van deze daling is te verklaren door een daling van het aantal geconstateerde overtredingen bij de wet Algemene Kinderbijslag. Dit is een wet met weinig verplichtingen. Het totale benadelingsbedrag en het aantal opgelegde boetes is wel consistent gebleven. Bij gemeenten ten slotte zijn ten opzichte van het 3e kwartaal van 2023 het aantal geconstateerde overtredingen en het benadelingsbedrag met respectievelijk 22% en 19% gedaald. Hier is niet direct een verklaring voor te geven. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door extra inspanningen op preventie waardoor er minder overtredingen geconstateerd worden. De incassoratio is bij alle uitvoerders stabiel.
Aantal boetes (x 1.000) | Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln.) | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2022 | 2023 | 2024 | 2022 | 2023 | 2024 | 2022 | 2023 | 2024 | |
UWV1 | 1,7 | 1,1 | 0,6 | 2,0 | 1,2 | 0,7 | 7,1 | 4,4 | 2,5 |
SVB2 | 0,9 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 1,1 | 1,1 | 4,0 | 4,0 | 3,3 |
Gemeenten3 | 5,8 | 4,3 | 2,74 | 3,7 | 2,9 | 1,74 | 4,2 | 5,2 | |
Totaal | 8 | 6 | ‒6 | 7 | 5 | ‒6 | 15 | 14 | ‒6 |
Re-integratie
Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking met hulp van UWV aan het werk zijn gegaan.
Hoewel de vraag naar arbeid is toegenomen, heeft dat voor Wajongers relatief weinig extra banen opgeleverd. In 2024 heeft UWV iets minder Wajongers aan werk geholpen dan in 2023. Daarmee is de doelstelling van 8.000 plaatsingen wederom niet gerealiseerd. Het wordt steeds moeilijker om voor de Wajongers die (nog) niet werken een plaatsing te realiseren. Dit komt mede doordat er sinds 2015 geen nieuwe jonggehandicapten met arbeidsvermogen meer in de Wajong kunnen instromen, waardoor de gemiddelde leeftijd van Wajongers stijgt. Daarnaast slaagt UWV er steeds beter in om Wajongers aan het werk te houden en heeft UWV in 2024 8.335 contractverlengingen voor Wajongers gerealiseerd. Omdat het aan het werk houden van de Wajongers steeds belangrijker wordt, is vanaf 2025 de prestatie indicatie gewijzigd. Waarbij UWV zich verantwoordt over het totaal aantal plaatsingen en contractverlengingen voor mensen met een Wajonguitkering (norm is 15.000).
UWV heeft in 2024 4.500 mensen met een WIA/WGA-uitkering aan het werk geholpen, die daarmee hun volledige restverdiencapaciteit benutten. Daarnaast hebben in 2024 nog 8.100 mensen met een WIA/WGA-uitkering gedeeltelijk het werk hervat. UWV heeft daarmee ruimschoots de voor het eerst in 2024 vastgestelde doelstelling van 3.000 plaatsingen gerealiseerd.
Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | Begroting 2024 | Verschil 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 150 | 150 | 150 | 100 | 100 | ‒2 | ‒ |
Mensen met recht op Ziektewetuitkering | 400 | 450 | 500 | 350 | 400 | ‒2 | ‒ |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 3.000 | 3.000 | 4.200 | 4.500 | 4.500 | 3.000 | 1.500 |
Mensen met recht op Wajong | 6.700 | 7.100 | 7.700 | 7.100 | 6.100 | 8.000 | ‒ 1.900 |
Totaal | 10.250 | 10.650 | 12.600 | 12.050 | 11.100 | ‒ | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.